Landgenoten Lente 2007

Page 1

+ Dossier Mest in de bodem:

praktijktips om het nitraatresidu te beheersen

Magazine voor boer en buiten | Lente 2007

6 Wetterse boomkwekers

Boer en jeugdbeweging

“Onze coöperatie zorgt voor meer afzetzekerheid”

Over speelweides, kampplaatsen en platgetrapte maïs

Tv-kok ontdekt het mooiste beroep ter wereld

Frank Fol: “Meer groenten

op het menu van de toekomst” www.vilt.be



in dit nummer

Beste Landgenoten,

D

4 Samen het Kanaal over

21 Column

Boweco: zes boomkwekers uit Wetteren die samenwerken rond afzet, export en promotie.

Over het altaar van de massaconsumptie en het onder de mat vegen van haalbare dossiers.

7 Oude Koeien / Houtkanten

22 Buitenlander / Frank Fol

Van groene naden met economisch nut tot tijdrovende grondverspilling en terug?

8 De Biechtstoel / Natuurpunt

e lentelucht is zwanger van nieuw leven. Op het ritme van de seizoenen weet een boer beter dan wie ook dat het aardse bestaan een verhaal van eeuwig herbeginnen is. Van zaaibed tot oogstfeest, en na map2bis komt… Neen, minister Peeters wil het woord map3 niet meer horen. Mestdecreet, zo heet simpelweg de verzameling nieuwe normen en bepalingen die de veehouderij eindelijk weer groeikansen moet geven. De term klinkt zelfs een beetje banaal, alsof de gevolgen van het herwerkte mestbeleid op het terrein in een handomdraai verteerd zijn.

In het nieuwe mestdecreet volstaat het niet langer om zonder meer de bemestingsnormen te volgen. Wie perfect volgens de voorgeschreven normen bemest, kan toch het toegelaten nitraatresidu van 90 kg­ n per hectare overschrijden. Bij de Bodemkundige Dienst klopten we aan met de vraag hoe we het n-residu voor verschillende teelten kunnen beperken. De natuurlijke bemesting op begraasde weides wordt vaak onderschat, luidt het daar. Maar is het wel een goeie zaak om onze koeien voortaan in september weer de stal in te jagen?

13 Vakwerk / Mest in de bodem

Onze strenge biechtvader praat met Jos Gysels over bebossing, de verweving landbouw-natuur en zeldzame keversoorten.

10 Prettig platteland / Jeugdbewegingen

Werken boeren en jeugdbewegingen voldoende samen? Op de koffie bij de Vlaamse scouts en Chiro.

Praktijklessen van de Universiteit Gent en de Bodemkundige Dienst om het nitraatresidu beter te beheersen.

24 Uit de provincie / Antwerpse plattelandsinnovatie

Varkenshouder Neel Gorssen vraagt uitleg aan Roland De Paepe en Dirk Struyf van de Mestbank.

Kaviaar tussen de koeien: een grensoverschrijdend project stemt producten en markt op elkaar af.

26 Hallo Brussel / Administraties bekroond

Minder papier voor de boer, een Spitsprijs voor de eenmalige perceelsregistratie en het e-loket.

28 Uitgepraat / Investeren in onderzoek

18 Reporter te velde / Boervriendelijke Mestbank?

De gepatenteerde groentekok ontdekt de landbouwpraktijk bij Jos en Monique Abts uit Bierbeek.

Is het clubsysteem een goede manier om als land- of tuinbouwer in onderzoek te investeren?

En hoe zal de Mestbank zijn hertekende rol vervullen? Varkenshouder Neel Gorssen ging uitvissen hoe boervriendelijk de gevreesde mestpolitie geworden is. Dat leverde mooie intentieverklaringen op: ‘We zijn blij dat begeleiding en advies voortaan prioritair zijn’, en ‘vooral sensibilisatie en advies kunnen tot de oplossing leiden’. Maar de Mestbank steekt ook een waarschuwende vinger op: ‘Landbouwers moeten goed beseffen dat de bemestingsnormen maxima zijn: je moet geven wat je gewas nodig heeft, en in heel wat situaties is dat minder dan de norm’.

I

n dit nummer blijkt dat boeren en tuinders graag geziene gasten zijn: de deur van de provinciale afdelingen van de Mestbank staat wijd open, de fruitwereld zoekt telers om toe te treden tot zijn clubs, en de jeugdbewegingen nodigen de boeren uit op hun lokale pannenkoekenfestijnen om er misschien wel een contractje voor een kampeerplaats los te weken. Misschien wordt het voor sommige landbouwers in de toekomst dan ook interessanter om ‘nieuw groen’ te creëren? Vanuit onze biechtstoel stelt Jos Gysels van Natuurpunt u gerust: ‘Nieuwe realisaties moeten voor ons niet altijd definitief zijn’. Laat de lente maar beginnen… Griet Lemaire, hoofdredacteur

4 Samenwerken in de boom­ kwekerij

13 Mest in de Bodem

22 Buitenlander

Landgenoten wordt u aangeboden door VILT. Het Vlaams Informatiecentrum over Land- en Tuinbouw informeert een breed publiek over de hedendaagse land- en tuinbouw. Daarvoor krijgt het middelen van privé-organisaties en de overheid.


Samenwerking

Wetterse boomkwekers s In de streek rond Wetteren hebben zes boomkwekers de handen in elkaar geslagen om de Engelse markt te bestormen. Met hun coöperatie willen ze de afzet van de eigen producten bevorderen, maar ook de volgende generatie vlot laten instromen.

B

oweco, Boomkwekers Wetteren Coöperatie, bestaat sinds juli 2006. De zes boomtelers die er deel van uitmaken kennen elkaar al jaren, onder meer als bestuursleden van de studiekring van Wetterse boomtelers. Toen Jan Van Herreweghe om gezondheidsredenen het kwekerijgedeelte van zijn bedrijf besloot af te bouwen, bleek dat nieuwe mogelijkheden te bieden. ‘Een aantal boomtelers uit de streek zocht al jaren een manier om samen te werken rond afzet. Toen ik besliste om me meer op export en handel te concentreren, ontstond het idee voor Boweco.’

Win-winsituatie. Boweco richt zich in eerste instantie op de Engelse markt. De kwekerij van Jan heeft al meer dan 60 jaar klanten in Engeland. ‘Ik verkocht eigen kweek en wat ik zelf niet had, ging

ik zoeken waar het goedkoop was, vaak in Nederland. Tegelijk zag ik dat de telers hier vaak met hun stock bleven zitten. Met Boweco willen we meer eigen materiaal, van goede kwaliteit, verkopen in Engeland.’ Van de andere partners handelde nog niemand over het Kanaal, zodat ze er alleen bij konden winnen. Bovendien staan de Britten erom bekend te houden van variatie in tuinplanten. De zes – die samen een areaal van 55 ha hebben – bezorgen om de zes weken aan de (potentiële) klanten een voorraadlijst met alle planten die ze aanbieden. ‘We hadden elk al een vrij groot aanbod, zodat ons assortiment nu heel ruim is: fruitbomen, sierbomen, heesters, rozen, coniferen. Er worden nog altijd dingen besteld die niet op de lijst staan, maar toch zijn wij nu zekerder van de afzet van onze stock.’ Constante kwaliteit. Boweco wil de komende jaren een cliënteel aantrekken dat kiest voor de constante kwaliteit van de Wetteraars. ‘Zo profileren we ons ook op beurzen: een breed gamma uit eigen kweek met een constante kwaliteit. Als je bij ons een bepaalde boom of heester bestelt, en zes maanden later bestel je diezelfde boom of heester opnieuw, dan heeft die niet alleen dezelfde afmeting, maar ook dezelfde vorm, dezelfde dikte, dezelfde kluit, enzovoort. Als je met twee verschillende kwekers werkt, zit daar onvermijdelijk een verschil op. Voor bepaalde klanten, zoals bijvoorbeeld tuincentra, is een dergelijke constante kwaliteit een pluspunt.’ Vijf van de zes telers ‘We zijn nu zeker­ hebben voorts een vmsder van de afzet a-label, en vier ervan maken deel uit van bestvan onze stock.’

Select, een samenwerkingsverband tussen een ruime groep boomkwekers en het ilvo dat nieuwe cultivars maakt en op de markt introduceert. Onbeperkte aansprakelijkheid. Voor de structuur van Boweco kozen de zes voor een cvoa, een coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid. ‘We wilden met zo weinig mogelijk ‘De onbeperkte kosten de zaak doen draai- aansprakelijk­ en. De oprichting kost bij- heid vangen na niks, maar je bent wel we op met een onbeperkt aansprakelijk. kredietverze­ Dat vangen we op met een kering.’ goeie kredietverzekering. Eens de omzet stijgt, kunnen we altijd nog overgaan op een andere vennootschapsvorm.’ Boweco maakt ook aanspraak op de vlif-steun voor coöperaties. ‘Met een coöperatie die zich bezighoudt met afzet, export en promotie, hadden ze bij het vlif nog geen ervaring, maar we gaan ervan uit dat ons dossier in orde komt.’ De zes telers verkopen telkens hun planten aan Boweco en Boweco verkoopt de planten met een marge aan de klanten. ‘Vorig jaar heb ik al een heel jaar het logo van Boweco in de communicatie met mijn klanten gebruikt, om voor een geleidelijke overgang te zorgen. Nu is het logo van mijn eigen bedrijf weggevallen. De klanten merken weinig verschil, de contactpersoon blijft dezelfde en mijn relatie tot de klant blijft gelijk, al ben ik nu in dienst van Boweco.’ De zes maken ook teelt- en andere afspraken. ‘We proberen zo weinig mogelijk overlappend te pro-

Jan Van Herreweghe: ‘We willen de komende jaren een cliënteel aantrekken dat bewust kiest voor de constante kwaliteit die Boweco biedt.’

Landgenoten Lente 2007


steken het Kanaal over

De boomkwekers van Boweco: v.l.n.r Jan Van Herreweghe, Paul Weymeersch, Erik Dooghe, Werner Beeckman, Peter Rimbaut, Hans De Neve en Freddy Rimbaut.

duceren. Een paar keer per jaar steken ‘Met de coöperatie we de koppen bij el- kunnen we de juiste kaar om te bespre- mensen op de juiste ken waar er vraag plaats zetten.’ naar is, wie wat zal telen en op welke grond. De grond die ik niet meer gebruik doordat ik heb afgebouwd, wordt nu immers gebruikt voor Boweco.’ Toekomstkansen voor jongeren. Naast de voordelen op het vlak van afzet, omzet en klantenvertrouwen, hebben de telers met Boweco nog een ander doel voor ogen. ‘Het is ook een manier om onze bedrijven langer dan een generatie mee te laten gaan. Jongeren die vandaag het ouderlijke bedrijf overnemen, erven vaak een vastgeroest geheel. Het is moeilijk om er iets van jezelf van te maken. En daar komen dan nog de enorme financiële las-

ten bovenop. Met de coöperatie kunnen we de juiste mensen op de juiste plaats zetten. Onze kinderen kunnen later in Boweco stappen door aandelen te kopen en hun tijd nemen om zich in te werken in het bedrijf. Met Boweco overstijgen we het familieverband en geven we de jongeren toekomstkansen, op voorwaarde natuurlijk dat we kiezen voor een solidere bedrijfsvorm zoals een bvba, cv of nv.’ Jan doet het allemaal zo eenvoudig klinken. Maar is het echt zo simpel? ‘We hebben natuurlijk hard gewerkt om goede afspraken op papier te zetten. En we zijn er nog niet. Het helpt wel dat we al jaren goede vrienden zijn. Het vertrouwen was er al en we zitten allemaal op dezelfde golflengte. Het idee hebben is niet moeilijk, maar je moet gelijk- ‘Het helpt dat we gestemden vinden om het al jaren goede mee uit te voeren.’ D >>> vrienden zijn.’


Samenwerking

Floréac verkoopt meer dan planten Als het gaat over sierteelt en marketing is de aanpak van Floréac het bekijken waard. Floréac is het grootste bedrijf uit de Vlaamse sierteeltsector. Het is actief in de productie van jongplanten en potplanten, en in de handel en distributie van sierteeltproduc-

Vandaag de dag mag je niet langer denken vanuit je product. Je moet denken vanuit de eindklant. Wat wil die eindklant? Waar is hij op dit moment mee bezig? Waarom wil hij deze week een plant in huis halen, en hoeveel wil hij eraan besteden? Om die eind-

ten. Het bedrijf telt een tiental vestigingen in België, Nederland en Portugal en er zijn 400 werknemers aan de slag. Drie jaar geleden werd daar een nieuwe marketingkoers gekozen, die vandaag zijn vruchten afwerpt. ‘We stellen al jaren voor elke klantengroep – groothandels, tuincentra, enzovoort – een compleet assortiment samen,’ zegt marketing manager Bart Ravelingien. ‘Wij nemen als het ware de inkoop over van onze klanten, zodat zij zich volledig op de verkoop kunnen concentreren.’ Zo’n assortiment bevat de basisproducten, maar ook creatieve en innovatieve zaken, bijvoorbeeld nieuwe variëteiten of nieuwe combinaties met overpotten.

klant zo goed mogelijk aan te spreken, maakt Floréac een jaarkalender waar een hele reeks thema’s of specials op worden uitgezet.

Robuuste plant uit Afrika Totaaloplossingen Drie jaar geleden werd die commerciële aanpak verder verdiept. ‘Klanten willen meer dan een assortiment. Ze willen ook weten hoe ze hun eigen klanten het best kunnen bereiken.’ Floréac biedt hen nu totaaloplossingen aan: een uitgekiend assortiment rond een bepaald thema, compleet met vlaggen en ander decoratiemateriaal voor op het winkelpunt, in een kant-en-klaar pakket.

Klassiek zijn de specials rond feestdagen, maar Floréac gaat een stap verder, met bijvoorbeeld specials rond productgroepen. ‘Zo is er een geweest rond Clivia’s. We bouwen daar een verhaal rond – de robuuste plant uit Afrika – en laten bijvoorbeeld ook speciale overpotten ontwerpen. Een ander thema was fluweel, met allerlei zachte planten. Maar ook gebruiksgemak, wit-zwart, geometrie, hout, enzovoort zijn al de revue gepasseerd. We maken ook specials rond kleuren en er komt een lijn rond lifestyle, met assortimenten die aansluiten bij bepaalde interieurs.’ De Floréac-klanten ontvangen rond elk thema een folder, en in de gloednieuwe bedrijfsgebouwen in Lochristi wordt voor elk thema een opstelling gemaakt. De specials vertegenwoordigen momenteel een eerder beperkt percentage van de omzet, maar ze ondersteunen wel het imago van Floréac en ze zorgen voor een constante vernieuwing van het assortiment. ‘Het is echter vooral een manier om ons te differentiëren, en zo uit de negatieve prijsspiraal te komen. Doordat we ons onderscheiden van de rest, zijn onze klanten ook bereid iets meer te betalen. Want zelf kunnen ze op de producten ook meer marge maken. Je kunt dat moeilijk in omzet of winst meten, maar we geloven in elk geval dat het Floréac aantrekkelijker maakt als leverancier.’ D

Landgenoten Lente 2007


Oude Koeien

Houtkanten

Perceelsgrens met meeropbrengst? Windscherm, beschutting voor het vee, afsluiting van percelen, natuurlijke waterpomp, houtleverancier. Tot voor de Eerste Wereldoorlog waren houtkanten praktisch onmisbaar voor de landbouw in Vlaanderen. Ook vandaag hebben deze groene naden weer economisch nut.

I

In de 19de en in het begin van de 20ste eeuw waren houtkanten in het grootste deel van Vlaanderen alomtegenwoordig. Het landschap was één lappendeken met groene naden, die begroeid waren met bomen, struiken en kruiden. Bijna nergens anders in Europa bestond er zo’n dicht netwerk van houtkanten. In het Vlaamse binnenland stonden naar schatting wel dertig bomen per hectare.

Meeropbrengst. Vooral om ecologische redenen ontstond er vanaf de jaren ’70 een tegenbeweging. Op vele plaatsen in Vlaanderen vormen houtkanten immers de enige min of meer natuurlijke milieus binnen het landschap. Vandaag stimuleert de Vlaamse overheid houtkanten door middel van beheersovereenkomsten. Ze subsidieert op dit moment jaarlijks 14 euro per are houtkant.

Contraproductief? Na de Eerste Wereldoorlog verdwenen houtkanten echter grotendeels uit het landschap. De steeds grotere landbouwmachines en percelen, en het toenemend aantal woonwijken en industriegebieden, deden het aantal perceelsgrenzen zeer sterk afnemen. De percelen werden via ruilverkavelingen gegroepeerd, houtkanten behouden stond daarbij gelijk aan schaarse grond verliezen. Natte gronden werden gedraineerd, toegangswegen verbreed en verhard. Bomen of struiken werden als verkeersobstakels gezien en gerooid.

Ook economisch hebben houtkanten in de 21ste eeuw nog heel wat te bieden: ze zijn nog steeds een belangrijke bron van brandhout, en vooral als windscherm zouden ze voor een aanzienlijke meeropbrengst in de akker- en veeteelt zorgen. Veel wind zorgt ervoor dat gewassen sneller uitdrogen of plat gaan liggen, teelten misvormen, en fruit vroegtijdig afvalt. De beperking van het waterverlies door verdamping draagt bij tot een verhoogde groei. Boven-

Daarnaast kwamen er steeds meer vervangingsproducten voor hout, zoals alternatieve brandstoffen en betonnen afrasteringpalen. Perceelsgrenzen werden niet langer door houtkanten, maar door prikkeldraad afgebakend. Houtkanten veroor- Steeds gro­ zaakten opbrengstverlies, tere landbouw­ dacht men: ze overschamachines en duwden de gewassen aan de rand van het perceel, percelen waardoor die minder snel verdrukten de groeiden. houtkanten.

dien beschermen houtkanten de bodem ook tegen wind- en watererosie. D (Bronnen: onder meer de brochure ‘Hagen, houtkanten en houtwallen’, die je kunt bestellen bij het Agentschap voor Natuur en Bos)


De Biechtstoel

‘Nood aan duidelijkheid en ru Dit keer neemt Jos Gysels, chef Beleid van Natuurpunt, plaats in onze Biechtstoel. vilt-voorzitter Dirk Lips confronteerde hem met vragen over gesubsidieerde bebossing, de verweving landbouw-natuur en het belang van zeldzame keversoorten. Bestempelen jullie de landbouw nog altijd als een moeilijke leerling? Natuur en landbouw hebben altijd een haat-liefdeverhouding gehad met elkaar. In lokale milieuraden werken we nauwer samen met de landbouw dan met welke andere socio-economische groep ook. Beide partijen hebben de voorbije jaren een degelijk contact met elkaar uitgebouwd. We vinden elkaar en onze relatie is zakelijker geworden. Alleen ontbreekt het de jongste tijd langs beide kanten aan sereniteit en rust. Op het Boerenbondcongres zie ik een sector die sterk in beweging is. En ook wij veranderen volop. De fusie tussen verschillende natuurverenigingen is nog maar 5 jaar achter de rug en we krijgen er jaarlijks 8 à 9 procent leden bij. Kunt u aan onze sector uitleggen waarom jullie met overheidsgeld grond mogen kopen, terwijl boeren die daar zelf voor betalen toch eisen opgelegd krij­ gen van buitenaf? Dat is een mythe die we misschien ook eens in een boek zouden moeten ontkrachten, zoals Yves Leterme dat voor de landbouw doet. Aan ons worden ook tal van regels opgelegd, onder meer dat we maximaal 10 procent in landbouw‘Onze relatie gebied mogen aankopen. In de is zakelijker praktijk komen we daar lang niet aan en gaat het maar om 6 geworden.’ à 7 procent van 700 hectare, of een paar tientallen hectare per jaar. In vergelijking met de plaatsen waar we goed samenwerken met de landbouw, verdwijnt dat helemaal in het niets. Bovendien kopen wij op de vrije markt en hebben we nog niemand tot verkoop gedwongen.

Landgenoten Lente 2007

Hoe reageren jullie op de nieuwe Boerenbond-doel­ stelling die pleit voor een maximale scheiding tussen landbouw en natuur? We kunnen elkaar in die zin vinden dat iedereen nood heeft aan een duidelijke scheiding en de bijhorende planologische rust. Wij willen ook ‘Nieuwe dat er zo snel mogelijk realisaties 750.000 ha landbouw- hoeven niet altijd gebied en 125.000 ha definitief te zijn.’ natuur worden afgebakend. Pas als de bakens zijn uitgezet, kun je in overleg met elkaar proberen om maximaal nevendoelstellingen te verwezenlijken. Waarom hoort er volgens jullie geen inheems vlees­ vee in natuurgebieden? Dat is voor ons geen dogma en dat zie je ook in de praktijk. Intern bestaat er discussie over de vraag in welke mate, of met het oog waarop, wij zelf kuddes moeten houden. We hebben ooit geprobeerd om de begrazingsmogelijkheden te inventariseren en daarbij bleek dat er niet zo veel kansen onbenut worden gelaten, behalve waar er geen boeren meer zijn. Ik vraag me wel af of we in de toekomst nog veel geïnteresseerde boeren zullen vinden als ik zie hoe het Boerenbond-congres de kaart van grotere bedrijven trekt. Maar misschien zullen een aantal bedrijven zich wel in die niche specialiseren. Kan ik als boer met natuuronderhoud mijn gezin onderhouden? Daar durf ik me niet over uit te spreken. Ik ken weinig voorbeelden, maar ik ken te weinig van landbouweconomie om in te schatten of het, eventu-

eel in combinatie met hoevetoerisme of iets anders, op korte of langere termijn rendabel is. Er ontstaan wel coöperaties om het landschapsonderhoud en dergelijke beter te organiseren. Ik vermoed alleszins dat de sector dat zelf wel zal ontdekken. Kan de landbouw meer natuur realiseren zonder opbrengstverlies? Op het vlak van landschapsbeheer zijn er nog wel mogelijkheden. Maar om betere biotopen te creëren, heb je grotere grondoppervlaktes nodig, wat niet evident is. We zijn alleszins tevreden dat de beheersovereenkomsten in de landbouwsector als een nieuwe kans gezien worden. Dat verhaal is nog relatief jong, en kan zeker nog groeien. Aangezien verbreding alsmaar belangrijker wordt in de landbouw, wordt de aantrekkingskracht van het landbouwlandschap alleen maar belangrijker. Werkt het principe ‘nieuw groen is blijvend groen’ niet contraproductief? Ook op dat vlak zijn we pragmatisch: nieuwe realisaties moeten voor ons niet altijd definitief zijn. We hebben ons nooit verzet tegen de tijdelijke bebossing van land‘Er zit nog groei bouwgronden. En ook in het verhaal van met de havens hebben beheerovereen­ we overeenkomsten om 5 procent natuur te reakomsten.’ liseren, die binnen hun gebied wel van plaats kan verhuizen. We hebben er alle begrip voor dat boeren hun bedrijf zo efficiënt mogelijk willen uitbaten. Als de overheid daarvoor sommige voorwaarden van beheerovereenkomsten wil aanpassen, willen we dat zeker bekijken. bekijken. Ik geef dus gerust toe dat de slogan ‘nieuw groen is blijvend groei’ wat ongelukkig gekozen was. Maar onze boodschap blijft wel dat vergoedingen zeker niet vrijblijvend mogen zijn. Waarom is er eigenlijk 125.000 hectare natuur nodig? Mag ik eerst opmerken dat 125.000 in vergelijking


ust’ met 750.000 hectare landbouwgrond een peulschil is? Beide partijen kunnen die oppervlaktes vinden zonder met elkaar in conflict te komen. De moeilijkheid is vooral hoe je ‘Er is alsmaar meer de zonevreemde stukjes van de puzzel kunt interesse voor verplaatsen. Dat minnatuurgebieden.’ der landbouwgrond tot honger zou leiden, is ook al een mythe. Het klopt niet op wereldvlak. Zelfs in onze regio kunnen we de landbouwgrond nog veel efficiënter benutten. Landbouw en natuur zouden beter samenwerken om de druk van de industrie en woningbouw op te vangen.

Heeft de Vlaming niet meer aan een mooi landbouw­ landschap dan aan het in stand houden van een zeldzame keversoort? Het gaat niet om die keversoort maar om de biotoop, de omgeving, waarin die kever leeft. Aan de basis van een ruimtelijke ordening ligt de vraag hoe we onze Vlaamse samenleving willen inrichten om in de schaarse gebieden een maximale meerwaarde te creëren. Het is niet of landbouw of natuur, maar én landbouw én natuur. Iedereen zoekt zijn meerwaarde in iets anders. Naast het landbouwlandschap is er zeker nood aan gespecialiseerd natuurgebied. Alsmaar meer Vlamingen blijken daar interesse voor te hebben. Natuur levert ook een economische return op het vlak van recreatie en toerisme, die tegelijk kansen biedt voor verbrede landbouw. Volgens Jos Gysels, chef Beleid van Natuurpunt, krijgt zijn vereniging er jaarlijks 8 à 9 procent leden bij.

Zouden we niet sterker moeten samenwerken om streekeigen landbouwproducten te ondersteunen? Wij zitten zeker op die piste. Misschien zouden we wat meer aan de kar kunnen trekken, maar dat komt doordat wij niet willen zeggen welke richting de landbouw uit moet. We hebben ook nooit gezegd dat de intensieve veehouderij moet verdwijnen, alleen dat jullie milieudoelstellingen moeten halen. Jullie moeten zelf bepalen hoe je dat aan-

pakt. We hebben al vaak gepleit voor bio en korteketenverkoop. En onze leden houden daar zeker rekening mee. Maar als jullie vanuit de sector met voorstellen komen, kunnen we zeker be‘De landbouw moet kijken wat we samen zelf bepalen welke kunnen doen. D

richting hij uit wil.’


PRETTIG PLATTELAND

An Leroy (Vlaamse scouts en gidsen) en Els Lenaerts (Chirojeugd Vlaanderen).

De jeugdbewegingen willen samen met de vzw Trage Wegen en in overleg met de boer meer veldwegen openstellen.

‘Extra speelruimte is altijd welkom’

Jeugdbewegingen en boeren, ze komen vaak in elkaars vaarwater terecht, maar kennen elkaar niet echt. Wij vroegen aan de Chiro en scouts op welke manier beide partijen meer voor elkaar kunnen betekenen.

D

e boer is een partner waar we geregeld een beroep op doen, maar die we eigenlijk niet goed genoeg kennen,’ zegt An Leroy, adjunct-verbondscommissaris van de Vlaamse Scouts en Gidsen, de grootste scoutsfederatie in Vlaanderen. Samen met nationaal voorzitter van Chirojeugd Vlaanderen, Els Lenaerts, ging ze daarom graag in op onze vraag om te overlopen op wel-

10

Landgenoten Lente 2007

ke manieren jeugdbewegingen en landbouwers beter met elkaar kunnen samenwerken.

Groene Ruimte. Maar vreemd genoeg zijn boeren en tuinders daar niet in opgenomen. An: ‘Bij mijn weten is dat ook nooit overwogen. Het platform is ontstaan vanuit praktijkcontacten van het Steunpunt Jeugd en de jeugdsector met natuurbeheerders. Op onze bijeenkomsten praten we ook al eens over onderwerpen die boeren zure oprispingen zouden kunnen bezorgen, zoals bosuitbreiding. Maar met de landbouwsector erbij zouden we in het platform even goed ook andere zaken kunnen bespreken.’

Platform en speelweiden. Op dit moment bestaat er geen enkel overlegorgaan waar landbouwers en jeugdbewegingen van gedachten kunnen wisselen. De jeugdbewegingen en de bos- en milieusector treffen elkaar wel in het overlegplatform

Bij samenwerking met boeren denken beide vrouwen op de eerste plaats aan nieuwe speelruimte. ‘Jeugdbewegingen hebben een chronisch tekort aan speelbossen, speelweides en schuren,’ zegt Els. ‘Sommige lokale groepen vinden geen enke-


Jongeren houden vaak een heel positief beeld over aan van het contact met een kampboer.

le geschikte locatie, in andere gemeenten mogen er gerust nog enkele mooie speelweides bijkomen. Velden waar op dit moment geen gewassen op staan, zijn misschien wel mogelijke locaties.’ Al blijkt meteen dat de jeugdbewegingen maar weinig middelen hebben om boeren die hun weide of schuur openstellen te vergoeden.

‘In het platform Groene Ruimte zouden we ook met de landbouw kunnen praten.’

Vergoeding? ‘Je kunt als boer proberen om een overeenkomst af te sluiten met een lokale groep. Maar voor de speelbossen die we gebruiken, hoeven we normaal niet te betalen,’ zegt An. Dat doet de Vlaamse overheid namelijk voor hen. Eigenaars die hun privébos openstellen voor het publiek, krijgen een vergoeding voor de extra onderhoudskosten. Ze ontvangen daarvoor twee euro per meter opengestelde bosweg, met een maximum van 50 euro per hectare opengesteld bos per jaar. Voor een speelzone kan daar zelfs nog een extra subsidie bovenop komen van 100 euro per hectare. Geld blijkt wel vaker een probleem voor verdere samenwerking tussen boer en jeugdbeweging. ‘Hoevetoerisme bijvoorbeeld, is veel te duur voor de gemiddelde jongerengroep,’ zegt An. ‘Zeker als je weet dat een overnachting van meer dan zes euro voor ons al veel geld is. Tel daarbij nog het budget voor eten en vervoer, en voor een weekend ben je al gauw twintig euro kwijt. Meer kunnen we echt

niet vragen aan de ouders. Maar als wij tijdens een tweedaagse op een hooizolder overnachten, verwachten we natuurlijk ook geen grote luxe.’ Kampplaats te huur. Ook plattelandsklassen, boerderijweekends en -bezoeken zijn volgens An en Els niet meteen op jeugdbewegingen afgestemd. ‘Dat is meer voor scholen,’ zegt An. ‘Het is onze corebusiness om zelf activiteiten te verzinnen. Als iemand anders dat voor ons heeft gedaan, is het grootste deel van de pret er al af. Al lijkt het me wel leuk om zelf eens een activiteit te organiseren op een boerderij.’ Mocht je als boer een schuur of speelweide ter beschikking willen stellen, dan meld je dat volgens de dames het best aan de jeugddienst van je gemeente of aan de Speelbossen Jeugdraad, waarin alle krijgen subsidies, lokale afdelingen van jeugdbewegingen een waarom zitje hebben. Het besspeelweides niet? te kanaal om een weide te verhuren, is via het Steunpunt Jeugd, dat de website www.kampterrein.be beheert, of via de websites van de scouts en de Chiro. Daarnaast geeft het Centrum voor Jeugdtoerisme (cjt) jaarlijks een brochure uit met alle kampeergebouwen. Gemiddeld blijken de jeugdbewegingen 400 euro over te hebben voor een verblijf van tien dagen op een goed kampeerterrein. Al mag het op een idyllische plek langs een rivier of midden in het bos best wat meer kosten.

Fermweb en meldpunt. Dat zowel jeugdbewegingen als landbouwers wel varen bij meer samenwerking, bewijst een initiatief als Fermweb.be vandaag al. Sinds een jaar kunnen jeugdbewe- De gemiddelde gingen op die websi- prijs voor een te nagaan waar ze de kampweide is hoeveproducenten in 400 euro per week. hun (kampeer)streek kunnen vinden, en wat die producenten hen te bieden hebben. De zoekmachine werd uitgewerkt door kvlv-Agra, in nauw overleg met het cjt en het Steunpunt Jeugd. Els en An geven toe dat de website nog niet bekend genoeg is onder de jongeren, en dat hun verenigingen daar gerust wat meer aandacht voor zouden mogen hebben. Jeugdbeweging en boer zijn natuurlijk niet altijd de beste vrienden. De jongerengroep die het spannend vindt om tijdens een trektocht door een maïsveld te lopen in plaats van er rond, maar daarbij de gewassen beschadigt, is een echte klassieker. ‘Het is heel moeilijk om dat te voorkomen,’ zegt An. ‘Al doen we zeker ons best. In dat kader pleiten we er samen met de vzw Trage Wegen voor om in overleg met boeren zo veel mogelijk weggetjes bij te maken. En we geloven dat meer contact tussen jongeren en de landbouw ook het respect tussen beide partijen kan stimuleren.’ Als een boer een klacht heeft, moet hij daar ergens mee terechtkunnen. ‘Op dit moment is dat doorgaans bij het nationaal secretariaat van >>>

11


Jeugdbewegingen zouden voor activiteiten die ze in hun eigen gemeente organiseren nog veel meer met boeren kunnen samenwerken.

de jeugdbeweging,’ zegt An. ‘Wij doen ons best om die klachten op te volgen, maar gemakkelijk is dat niet. Vaak weet de boer niet meer dan dat de daders een das en korte broek droegen.’ Eventueel kun je ook bij de jeugdraad van je gemeente aankloppen. ‘En ook het Steunpunt Jeugd houdt een inventaris bij van dergelijke klachten. Zo kunnen we vaak vaststellen of het daadwerkelijk om een probleem gaat, of slechts om perceptie.’

‘Sommige weides worden niet per ongeluk dubbel geboekt.’

Van hun kant hebben ook jeugdbewegingen wel eens reden tot klagen. ‘Elk jaar komt het toch een paar keer voor dat een afdeling op de geboekte kampplaats arriveert, en daar een andere jeugdbeweging treft die haar tenten er twee dagen eer-

12

Landgenoten Lente 2007

der heeft opgeslagen. De boer blijkt zijn weide dan dubbel geboekt te hebben, en dat gebeurt niet altijd per ongeluk,’ zegt An. ‘Omgekeerd komt het ook wel eens voor dat een boer ons belt om te vragen waar de groep blijft die zijn weide heeft gereserveerd. In beide gevallen staan de benadeelden vaak machteloos, omdat er over contractbreuk niets in het contract staat. Er is dus duidelijk nood aan goede standaardcontracten. Die bestaan al, maar worden nog te weinig gebruikt.’ Dubbel imago. Al bij al heeft de boer bij de jeugdbewegingen een dubbel imago. ‘Op kamp hebben jongeren vaak een heel positief beeld van de boer,’ zegt Els. ‘Ik denk aan de boer die een praatje komt slaan wanneer hij een volle watertank komt afzetten, of die zijn tractor leent om hout te vervoeren.’ Maar op trektochten ligt dat volgens Els en An anders: ‘Dan overheerst toch het gevoel van we mo-

gen hier niets verkeerd doen of we krijgen die boer achter ons aan.’ Onbekend is onbemind, daar komt het uiteindelijk grotendeels op neer. Els: ‘Veel jeugdbewegingen kennen de boeren in hun gemeente niet. Een unieke kans ligt hier bij de activiteiten die jeugdbewegin‘Meer contact kan gen organiseren ook het respect voor in hun eigen gemeente. Ik denk elkaar vergroten.’ dan bijvoorbeeld aan het jaarlijkse pannenkoekenfestijn of de kaas- en wijnavond van de plaatselijke jeugdbeweging. Vaak maken die afdelingen er een traditie van om hun eieren of kazen ieder jaar bij dezelfde boer te gaan halen. Voor een boer is dat de ideale gelegenheid om zichzelf en zijn bedrijf te tonen, en om zijn imago op te vijzelen.’ D


Vakwerk – mest in de bodem In iedere Landgenoten zetten we rond één thema nuttige vakkennis in de kijker. Dit keer verdiepen we ons in de afbraak van mest in de bodem.

‘Bemestingsadvies blijft een moeilijke oefening’ Het wordt almaar belangrijker om de stikstofvrijstelling in de bodem zo correct mogelijk te begroten. Maar hoe doe je dat? Professor Georges Hofman van de Universiteit Gent, eminence grise inzake nutriëntenbeheer, licht het Vlaamse mestgebruik door.

Wat moet elke landbouwer volgens u weten over de afbraak van mest in de bodem? Als akkerbouwer zou ik mest enkel en alleen aanvaarden onder drie voorwaarden: 1. als hij geleverd wordt op het moment dat ik hem nodig heb, 2. als ik minstens een idee heb van de samenstelling, en 3. als ik er een kleine vergoeding voor krijg, is dat mooi meegenomen. Die vergoeding kan inhouden dat de mest op mijn land wordt uitgereden, al dan niet gecombineerd met een financieel surplus, dat afhangt van het marktevenwicht en dus voor een groot deel van een mogelijke uitbreiding van de mestverwerkingscapaciteit. Uit mijn ervaring weet ik dat vooral het belang van voorwaarde twee nogal eens uit het oog wordt verloren. Maar weet je dat mest van dezelfde diersoort bij de ene boer dubbel zo veel stikstof kan bevatten als bij de andere? Almaar meer boeren gebruiken de tabellen van de Bodemkundige Dienst, maar welke garanties bieden die? Het is enorm belangrijk dat je alleen bemest als dat nodig is. De tabellen geven naargelang het soort mest mooi aan hoeveel stikstof er gemiddeld zal worden vrijgesteld, afhankelijk van het

tijdstip van toediening. Maar zonder chemische analyse van de samenstelling bekomen we alleen een ruwe schatting. Daarnaast wordt er ook stikstof vrijgesteld door de afbraak van organische stof. Het is dikwijls die hoeveelheid die voor moeilijkheden zorgt, doordat ze vaak wordt onderschat. Terwijl ze kan oplopen tot meer dan 50 procent van de totale stikstofbehoefte van het gewas. In regio’s waar de bodem de voorbije jaren sterk bemest is met organisch materiaal, zoals de streek van SintKatelijne-Waver en West-Vlaanderen, kan er zo op jaarbasis meer dan 150 kg stikstof per hectare ter beschikking van het gewas komen. Kan daar geen rekening mee worden gehouden bij de berekening van het bemestingsadvies? In een wetenschappelijk onderbouwd bemestingsadvies wordt er wel rekening mee gehouden, maar soms onvoldoende omdat relatief jonge orga‘Mest van nische stof sterker blijkt 1 diersoort bevat te mineraliseren dan oubij de ene boer dere. Het bemestingsdubbel zo veel advies blijft altijd een stikstof als bij schatting, die we verder moeten verfijnen. In de de andere.’

Professor Georges Hofman

praktijk maakt de Bodemkundige Dienst gebruik van de n-indexmethode, die wel rekening houdt met het percentage organische koolstof, maar geen onderscheid maakt tussen jonge en oudere verbindingen. Ook de stikstofbalansmethode die onze vakgroep gebruikt, houdt daar onvoldoende rekening mee. Daarom bewandelen we verschillende pistes om daar een mouw aan te passen, >>>

13


‘Groenbemesters kunnen helpen om de reststikstof in het najaar laag te houden, maar alleen als die nauwelijks bemest worden.’

maar die mogelijkheden staan nog in hun kinderschoenen. Via zogenaamde fractionering van de organische stof moet het wel mogelijk zijn, maar er is nog onderzoek nodig om die methode vertaald te krijgen naar een betaalbare test voor de praktijk. Welke andere factoren spelen een rol naast die orga­ nische stikstof? Het nieuwe mestdecreet maakt een onderscheid tussen dierlijke mest en andere meststoffen. Onder de eerste categorie verstaat men alles van dierlijke oorsprong: mengmest, stalmest, maar ook effluenten, die trouwens geen problemen veroorzaken als je het zoutgehalte van je bodem geregeld controleert. De tweede categorie bestaat uit alles wat niet-dierlijk is, zoals ‘De n-indexmethode oogstresten of reststromen van de vermaakt nog geen werkende industrie. onderscheid Over de oogstresten tussen jonge en van groenten weoudere organische ten we onder meer verbindingen.’ dankzij twee recente doctoraten vrij goed hoeveel beschikbare stikstof ze kunnen opleveren. Maar er zijn ook nog een aantal reststromen van de verwerkende industrie, waarvan we nog niet precies weten wat er juist in zit en aan welke snelheid alles precies vrijkomt. Welke impact zullen de nieuwe bemestingsnormen hebben op de praktijk? Voor de boer komt het er nog meer dan vroeger op aan om optimaal te produceren, binnen de nor-

14

Landgenoten Lente 2007

‘Suikerbieten, graan en maïs mogen geen problemen opleveren.’

men van het mestdecreet, met een minimale belas-

ting voor het milieu. Dat zal voor het ene gewas moeilijker zijn dan voor het andere. Binnen de stuurgroep van de Mestbank heb ik daarom altijd voor een zekere differentiatie van de stikstofresidunormen gepleit, per gewasgroep en per grondsoort. Maar men vreesde, niet helemaal ten onrechte, dat die opsplitsing de regelgeving te ingewikkeld zou maken. Onder druk van Europa is er nu wel een aanzet gegeven om de maximaal toegelaten stikstofhoeveelheid te differentiëren tussen zand- en niet-zandbodems.

Voor welke gewassen wordt het moeilijk? Hierbij moeten we een onderscheid maken tussen de aangepaste bemestingsnormen en het halen van de stikstofresidunormen in het najaar. Over de akkerbouwgewassen zijn we goed op de hoogte, maar voor een aantal tuinbouwgewassen is nog meer onderzoek vereist. Vast staat dat suikerbieten geen problemen mogen geven, zowel naar optimalisatie van de productie als naar een aanvaardbaar stikstofresidu. Ook graan krijgt het niet echt moeilijk, al moet je daarbij wel de periode tussen de oogst en het najaar in de gaten houden. Groenbemesters kunnen helpen om de reststikstof in het najaar laag te houden, maar dan mag men voor die groenbemesters hoogstens een erg beperkte bemesting toelaten. Hetzelfde geldt voor maïs: dat is een teelt waarmee je gerust binnen de normen kunt blijven, zolang je louter naar de noden van de plant kijkt.

‘Iedereen die mest uitrijdt, zou minstens een idee moeten hebben van de samenstelling ervan.’

Welke sectoren krijgen het dan wel moeilijk? Wat productie betreft zijn de aangescherpte normen voor grasland in een aantal gevallen op de limiet. Wat de stikstofresidu’s betreft, blijven er problemen voor een aantal gewassen. Voor aardappelen blijft het moeilijk om de landbouwers te overtuigen om minder te bemesten omdat een hogere bemesting, zelfs hoger dan het advies, kan samengaan met hogere opbrengsten. Maar het gevolg van die hogere bemesting is wel een iets hoger mineraal stikstofresidu in het najaar. Bovendien is de aardappelplant gevoelig voor droogte, waardoor er bij droog weer nog meer nitraatstikstof in de bodem dreigt achter te blijven. Voor groenten moet je met drie factoren rekening houden: 1. de opnamecapaciteit van de plant, die afhangt van de bewortelingsdiepte en de wortelspreiding, 2. het oogsttijdstip, omdat een plant die zoals een aantal bladgewassen in volle groei geoogst wordt tot op het einde veel stikstof nodig heeft, en 3. het achterblijven van oogstresten. Dit maakt het moeilijk om voor een aantal vollegrondsgroenten in alle omstandigheden de grens van 90 kg n per ha te halen. Bloemkoolresten bijvoorbeeld kunnen op korte termijn tot 100 kg nitraat per hectare vrijgeven. In het lab hebben we goede resultaten behaald door die resten met stro te mengen, maar in de praktijk bleven de resultaten onder de verwachtingen. Een pasklare oplossing is er niet, maar als er hoge ‘Bloemkoolresten residu’s verwacht worden, kun je altijd de kunnen tot oogstresten afvoeren 100 kg stikstof en deze in het voorjaar per ha vrijgeven.’


Vakwerk – mest in de bodem

Nieuw: coördinator mestonderzoek Omdat de kennis over mest alsmaar belangrijker wordt, werft het ilvo binnenkort een coördinator voor mestonderzoek aan. Die moet over alle deelsectoren heen de kennis opvolgen die verspreid zit bij verschillende universiteiten, praktijkcentra, en andere spelers zoals de Bodemkundige Dienst of het Vlaams Coör-

als gecomposteerd materiaal terugbrengen, al kost dat natuurlijk tijd en geld. Ziet u tot slot nieuwe mogelijkheden om het bodem­ beheer effectiever te sturen, bijvoorbeeld via microorganismen? De afbraak en opbouw van organische stof is in essentie een microbieel proces, waarmee we dus al rekening houden. Ik geloof wel dat we op het vlak van algemene bodemkwaliteit nog kunnen ‘We willen bijleren. In Nederland meer aandacht is men zowel in het we- besteden tenschappelijk onderaan integrale zoek als in de praktijk bodemkwaliteit.’ vertrouwder met het begrip van bodemkwaliteit in de brede zin van het woord. Onze vakgroep is in dat verband een nieuwe onderzoekslijn aan het uitbouwen, die meer te weten wil komen over de enzymatische activiteit in de bodem en hoe we die beter kunnen sturen met het oog op het efficiënter omgaan met nutriënten in de bodem. ’ D Meer weten? Lees meer over de nieuwste onderzoeken op www.soilman.ugent.be Of neem contact op met professor Hofman: tel. 09 264.60.54 of Georges.Hofman@UGent.be

dinatiecentrum voor Mestverwerking. De functie werd gecreëerd bij de eenheid Plant, in het onderzoeksdomein Teelt en Omgeving. In overleg met het Departement Landbouw en Visserij zal de nieuwe attaché zowel coördinatiewerk als studiewerk en praktijkonderzoek verrichten in samenwerking met de andere spelers op het terrein. Meer weten? www.ilvo.vlaanderen.be of 09 272 25 00

3 x goede landbouwpraktijken nutriënten Wie meer wil weten over duurzaam bemesten, kan eigenlijk niet om de drie Codes van goede landbouwpraktijken – Nutriënten van het Departement Landbouw en Visserij heen. De drie codes zijn respectievelijk toegespitst op Akkerbouw, op Grasland en voedergewassen, en op Vollegrondsgroenten en fruitteelt Daarnaast worden in elke code een aantal algemene principes uitgelegd in verband met bemesting, groenbedekking en erosie. Je kunt de brochures gratis bestellen via tel. 02 552 78 70, via carine.van.eeckhoudt @lv.vlaanderen.be, of ze downloaden op www.vlaanderen.be/landbouw.

Nieuw Mestbank-onderzoek naar nitraatresidu De Mestbank onderzoekt de stikstofopname van een aantal vollegrondsteelten tussen 1 oktober en 15 november. De wetenschappelijke studie werd in opdracht van Vlaams minister van Leefmilieu Kris Peeters (cd&v) opgestart in februari en zal één jaar duren. Concreet worden 5000 bodemstalen uit de periode tussen 1 oktober en 15 november geanalyseerd. Door die gegevens te combineren met de resultaten van een enquête bij een 800-tal telers wil de Mestbank een aantal aanbevelingen formuleren over beïnvloedingsfactoren waarmee telers rekening kunnen houden. Daarnaast denkt minister Peeters aan een eventueel uitstel van het staalnametijdstip tot 1 november, of aan een mogelijke differentiatie van de grenswaarde naargelang van de teelt of teelt­eigenschappen.

15


Gino Coppens en Jan Bries voor hun archiefkast.

‘Hoeveel meststof geef je bij en in welke vorm?’

van de Bodemkundige Dienst. ‘Op dit ogenblik analyseren we maar een 5000-tal meststalen per jaar. De meeste landbouwers baseren zich op de gemiddelde waarden van de Mestbank. Terwijl we we-

ten uit onze ervaring dat het stikstofgehalte zelfs voor dezelfde diersoort enorme verschillen vertoont. Bovendien spelen ook andere elementen zoals het fosfor- of kaliumgehalte een niet onbelangrijke rol.’

De kunst van het bemesten

‘Noden

nog scherper inschatten’

De Bodemkundige Dienst is in Vlaanderen veruit de grootste speler op het vlak van bodemonderzoek en advisering. We vroegen aan de al in 1946 opgerichte spin-off van de KULeuven wat de impact van het nieuwe mestdecreet wordt op de praktijk. En vooral: hoe we het n-residu voor verschillende teelten kunnen beperken.

E

en van de belangrijkste wijzigingen in het nieuwe mestdecreet is dat het niet langer volstaat om zonder meer de bemestingsnormen te volgen. Ook met een mestgift conform de normen, kan het nitraatresidu namelijk de 90 kg n per hectare overschrijden. Volgens Jan Bries, directielid van de Bodemkundige Dienst, komt het er als land- of tuinbouwer meer dan ooit op aan om de noden van je percelen in te schatten. ‘Als boer moet je straks veel nauwkeuriger gaan bepalen wat een bepaald gewas – op dat ene perceel en volgens zijn groeicurve – nodig heeft. Op basis daarvan moeten

16

Landgenoten Lente 2007

De analyses die de voorbije jaren het meeste ingang vonden in de land- en tuinbouwsector, waren de standaard bodemontledingen en de bemonsteringen voor de n-index. Volgens cijfers van de Bo-

dan keuzes worden gemaakt zoals hoeveel meststof je bijgeeft en in welke vorm: organisch of mineraal.’ 5000 stalen per jaar. Het nitraatresidu wordt beïnvloed door tal van factoren (zie schema hiernaast), waarvan de input van organische en vooral van minerale bemesting het makkelijkst bij te sturen is. Voor organische mest lijkt het dan ook meer dan ooit aangewezen om geregeld de samenstelling te laten analyseren. ‘Het belang van mestanalyses zal zeker toenemen,’ zegt Gino Coppens, adviseur

demkundige Dienst leveren die analyses makkelijk een financiële meeropbrengst op voor de landbouwer, en door het nieuwe decreet zal het belang van de n-index alleen maar toenemen. Gino: ‘Wie ontdekt dat hij minder meststoffen nodig heeft, bespaart op grote arealen toch al snel een redelijke som. In combinatie met de vergoedingen uit be-


Vakwerk – mest in de bodem

heerovereenkomsten maakt dat voor teelten als graan echt wel een verschil. Onze bodemanalyses geven ook een beeld van de algemene gezondheid van de bodem, waardoor je bijvoorbeeld de zuurtegraad kunt bijsturen om een aantal zogenaamde gebreksziekten te voorkomen.’ Voorzorg en nazorg. Een van de strategieën om nitraatuitspoeling te beperken, is ervoor te zorgen dat je stikstofvoorraad op het juiste moment beschikbaar is voor je planten. Zeker voor teelten die voor de opbrengst sterk afhankelijk zijn van de stikstofgift, bijvoorbeeld aardappelen, wordt het belangrijk om de input strikt te doseren. De Bodemkundige Dienst heeft daarom samen met het Proefcentrum voor Aard‘Onze analyses appelteelt een demonstratieproject opgezet, waarleiden tot een bij wordt nagegaan hoe je financiele tijdens het aardappelseimeeropbrengst.’ zoen de bemesting kunt bijsturen na een voorzichtig begin in het voorjaar, zonder dat je opbrengst daaronder lijdt. Ook wat er na de oogst gebeurt, oefent een grote invloed uit op het nitraatresidu van je perceel. ‘Zeker bij granen is het nuttig om een groenbemester in te zaaien,’ zegt Jan Bries. ‘Want zelfs zonder n-overschot op het moment van de oogst, is de kans groot dat je perceel door de mineralisatie tussen augustus en oktober een te hoge n-waarde laat optekenen.’ Voorts blijkt uit cijfers van de Bodemkundige Dienst dat oogstresten die ondergewerkt worden het nitraatresidu in het najaar verhogen. No-tillgrondbewerking in de plaats van ploegen in ‘De natuurlijke het vroege najaar kan bemesting op dan weer een positieve grasland wordt invloed uitoefenen op vaak onderschat.’ het nitraatresidu, doordat je minder lucht in de bodem brengt en dus het nitraatvormingsproces niet extra aanwakkert.

Koeien in de stal? Onder meer uit de bodemstalen van de Mestbank blijkt dat de kans op een hoog residu bij de ene teelt veel groter is dan bij andere. Zo

juni is dat bijvoorbeeld vaak niet meer nodig. Daarnaast wordt het voor iedereen nog belangrijker om alleen mest uit te rijden als die meteen door de bodem kan worden opgenomen, dus als er geen aanhoudende droogte voorspeld is.’

zijn er weinig problemen met suikerbieten en met spruitkolen omdat die gewassen heel efficiënt stikstof opnemen, waardoor het niet in de bodem achterblijft. Dat is een totaal andere situatie dan bij veel groentesoorten. Voor gewassen als bleekselder of sla, waarvan de kwaliteit daalt als de plant

Organische stof. Binnen het nieuwe mestdecreet wordt het tot slot ook niet makkelijk om het al afgenomen gehalte aan organische stof in de Vlaamse bodem niet verder te laten dalen. Jan Bries: ‘Onlangs bleek uit analyse van onze stalen dat het koolstofgehalte de voorbije jaren opvallend is afge-

‘Het belang van mestanalyses wordt zeker groter.’

organische bemesting

minerale bemesting

N-opname door gewas

N-opname door groenbemester

vervluchting en denitrificatie organische bemesting nitraatvoorraad voorjaar

nitraatresidu (1.10 – 15.11)

oogst

N-uitspoeling

N-mineralisatie voorjaar

N-vrijstelling uit oogstresten

N-uitspoeling en denitrificatie

N-mineralisatie najaar

over onvoldoende stikstof beschikt, heeft de Bodemkundige Dienst daarom samen met de universiteit van Gent een onderzoek opgestart naar de impact van rijbemesting, volgteelten en andere technieken. Ook op grasland blijkt het niet evident om onder de nitraatnorm te blijven. ‘De natuurlijke bemesting op begraasde weides wordt vaak onderschat,’ zegt Gino. ‘Wie zijn koeien bijvoedert, voegt nutriënten toe, terwijl de nutriëntenafvoer via melk niet zo groot is. Met het nieuwe decreet zullen boeren daar bewuster mee moeten omgaan, en bijvoorbeeld vanaf september de koeien binnenhouden. Het kan ook nuttig zijn om in het vroege najaar nog een grassnede binnen te halen. Al zou ik op de eerste plaats sneller stoppen met bijbemesting. Na

nomen. Dat is niet dramatisch, maar op een termijn van tien tot twaalf jaar is bezorgdheid wel op zijn plaats. Het koolstofgehalte kun je niet van vandaag op morgen herstellen. Er komen wel uitvoeringsbesluiten waardoor je eenmalig een bepaalde dosis compost mag gebruiken. Maar aangezien je nitraatresidu ook in dat geval onder de norm moet blijven, kun je maar beter je teeltplan aanpassen of oogstresten inwerken op het gepaste moment om dat uitzonderingsscenario te vermijden.’ D

‘Op een termijn van 10 tot 12 jaar is bezorgdheid op zijn plaats.’

Meer weten? www.bdb.be of 016 31 09 22, info@bdb.be

17


reporter te velde

‘Is er bij de Mestbank genoeg boerengevoe Welke veehouder droomt er niet van om persoonlijk bij de Mestbank op tafel te gaan kloppen? Met het nieuwe mestdecreet op zak vuurde de Limburgse varkenshouder Neel Gorssen zijn vragen af op Roland De Paepe, gedelegeerd bestuurder van de Vlaamse Landmaatschappij, en op Dirk Struyf, hoofd van de Mestbank. Gorssen: In het mestdecreet lees ik in de taakbe­ schrijving van de Mestbank woorden als klantvriendelijk en oplossingsgericht, voorlichten en begeleiden, advies, bemiddelen en zo meer. Is de Mestbank daar gelukkig mee? De Paepe: Ja. Die rol was volgens ons altijd al voor de Mestbank weggelegd. Ook nu is de Mestbank al zeer toegankelijk: in de provinciale afdelingen kan een landbouwer elke voormiddag zonder afspraak terecht. Wij zijn vooral blij dat de verschillende taken nu duidelijk afgescheiden zijn en dat begeleiding en advies eerst worden genoemd, vóór handhaving. Volgens ons kunnen vooral sensibilisatie en advies tot de oplossing leiden. Is de Mestbank wel klaar voor die begeleidende taak? De Paepe: We zijn vorig jaar al gestart met ons intern te reorganiseren. Zo wordt er in elke provinciale afdeling een dienst bas – begeleiding, advisering, sensibilisering – opgericht. Het personeel wordt bijgeschoold, en de minister heeft ook nieuwe aanwervingen mogelijk gemaakt.

18

Landgenoten Lente 2007

Varkenshouder Neel Gorssen (rechts) in gesprek met Dirk Struyf (links), hoofd van de Mestbank, en Roland De Paepe, gedelegeerd bestuurder van de Vlaamse Landmaatschappij, waar de Mestbank een onderdeel van is.

Veel boeren ervaren de Mestbank als zeer bureau­ cratisch. Je moet maar één cijfertje vergeten in te vullen, en je bent voor jaren vertrokken. Terwijl het vaak gaat om dingen die met wat gezond verstand zo op te lossen zijn. Is er bij de Mestbank genoeg boerengevoel? Struyf: Als administratie moeten wij de regelgeving volgen. Die maken we ook niet zelf. De marges die we hadden binnen de wetgeving, hebben we altijd proberen te gebruiken, denk maar aan de manier waarop we in de praktijk omgaan met de stikstofverliezen. De Paepe: Al van bij het begin rekruteren wij heel sterk in landbouwmiddens. Er werken hier heel veel landbouwingenieurs en mensen met een graduaat landbouw, en heel veel medewerkers zijn af‘Wij krijgen uit komstig uit landbouwersgroene hoek de families. Wij krijgen uit opmerking dat groene hoek trouwens de we te dicht bij de opmerking dat we veel te boeren staan.’ dicht bij de boeren staan.

Een andere taak is wetenschappelijk onderzoek: wordt de sector daarbij betrokken? Wie brengt bij­ voorbeeld de onderwerpen aan? Struyf: Ook dat is geen nieuwe taak. Sommige onderzoeken zijn wettelijk vastgelegd, andere komen er op vraag van de landbouwsector of op ons eigen initiatief. Zo is er recent een onderzoek gestart naar het bemestingsgedrag van landbouwers. Dat gebeurt op vraag van de stuurgroep mestproblematiek, waarin ook de sector vertegenwoordigd is. Het is echter altijd de minister die beslist welk onderzoek wordt uitgevoerd. Bovendien richten we voor elk onderzoek een begeleidingsgroep op waarin de sector ruim vertegenwoordigd is. Komt er ook onderzoek rond mineralisatie en de bepaling van het nitraatresidu? Dat blijft een pijn­ punt. Vorige zomer heeft de enorme droogte de maïs parten gespeeld, met slechte uitslagen tot gevolg, ook op percelen die zeker niet overbemest waren. Mineralisatie kun je blijkbaar toch echt niet in wis­ kunde vatten?


el?’ Struyf: Een residubepaling is vooral een signaal aan een landbouwer: die reststikstof hoeft daar niet te zitten. Milieukundig gezien zijn er bij een residu tussen 50 en 110 kg

‘Landbouwers moeten goed beseffen dat de bemestings­ normen maxima zijn.’

n/ha meestal weinig problemen voor de waterkwaliteit. Juist omdat het geen exacte wiskunde is, wordt er pas bij 150 kg n/ha een rode kaart getrokken. Er is dus nog een waarschuwingszone ingebouwd. Landbouwers moeten goed beseffen dat de bemestingsnormen maxima zijn: je moet geven wat je gewas nodig heeft, en in heel wat situaties is dat minder dan de norm. Dat is de boodschap die het nitraatresidu brengt. Okee, soms kun je er als boer echt niets aan doen, maar even goed gebeuren er nog zaken die niet door de beugel kunnen. Dat het water zuiver moet, weten we. Maar anderzijds moet de sector toch ook nog voldoende kansen krijgen? Als je ecologie en economie wil samenbrengen, zou een oplossingsgerichte Mestbank toch voor maximale spreiding moeten pleiten? Struyf: We mogen echt niet langer bemesten in functie van het overschot. Als we de normen maximaal blijven invullen, blijven we problemen hebben met onze waterkwaliteit, en kunnen we bijvoorbeeld in de toekomst onze derogatie verliezen.

Daarvoor moet je wel voldoende opslag hebben. Moet de Mestbank daar niet meer inspanningen voor doen? Op tafel kloppen bij vergunningsaanvragen? Gemeenten overtuigen om gemeenschappelijke mestopslag toe te laten? Struyf: Daarin heb je gelijk. Mestopslag blijft een

wer die net boven een grondwatermeetpunt zit. Als een watervoerende laag een slecht resultaat geeft, zoeken we het probleem bij alle landbouwers die op die laag een mogelijke invloed hebben. Maar die vervuiling komt meestal niet van heel ver. Bij slechte resultaten bakenen we een regio af waar we on-

probleem. De mest zou in de winter naar de akkerbouwgebieden moeten worden gebracht. We hebben heel veel nagedacht over gemeenschappelijke mestopslag, maar ook daar gelden regels voor. En de gemeenten hebben het laatste woord: zij moeten de vergunning geven. We hebben in het verleden wel al opslagplaatsen in afzetgebieden geprefinancierd. Er loopt nu ook een onderzoek om het bemestingsgedrag in kaart te brengen. Er zijn nog altijd landbouwers die een groter aandeel dierlijke mest zouden kunnen inzetten. Wij willen te weten komen hoe we hen kunnen motiveren. De enquête zal aan enkele duizenden boeren worden bezorgd, en is een goed voorbeeld van een onderzoek dat we samen met de sector tot stand brengen.

der meer via het nitraatresidu perceelsgewijs de problemen opsporen. Het decreet vermeldt ook de mogelijke oprichting van waterkwaliteitsgroepen, waarin boeren onder begeleiding van de Mestbank samenwerken aan een betere waterkwaliteit. Ook die kunnen een belangrijke rol spelen. Het is eerder al gebleken dat sociale controle vaak verbazend goed werkt. D

Hoe kijkt onze reporter te velde achteraf zelf terug op het gesprek? Heeft hij een antwoord gekregen op zijn vragen?

‘’

Dan is er ook de kwestie van het grondwater. De kwaliteit daarvan heb je als boer op een bovenlig­ ‘De mest moet in gend perceel toch niet in de winter naar de hand? de akkerbouw­ Struyf: Er is geen enkele regel die met de vinger gebieden worden wijst naar de landbou- gebracht.’

‘Ik ben nog niet overtuigd van de boeren­ wil van de Mestbank, al heb ik tijdens het gesprek gemerkt dat de ene persoon daar meer meedenkt met de boeren dan de an­ dere. Verder blijf ik vinden dat ze de eco­ nomische afweging meer zouden moeten maken, en dat ze ons niet verantwoorde­ lijk kunnen houden voor de historische vervuiling van het grondwater. Ik behoud dus mijn reserves, maar ik vond het zeker geen verloren tijd. Het was goed om die mensen het eens zelf te horen zeggen.’

Neel Gorssen: ‘Naast het milieu en de waterkwaliteit, moet toch ook de sector nog voldoende kansen krijgen?’

19


20

Landgenoten Lente 2007


COLUMN

Ons dagelijks brood De bioscoopdocumentaire Our Daily Bread van de Oostenrijkse cineast Nikolaus Geyrhalter sprokkelde puike krantencommentaren. Een kleine bloemlezing: ‘Een fascinerende, verontrustende, bij momenten schokkende maar hoe dan ook bijzonder leerrijke documentaire’ (De Tijd). ‘Ga kijken en uw eten zal u nooit meer zo smaken als voorheen’ (De Standaard). ‘De bewondering voor zoveel menselijk vernuft wordt afgewisseld met een stijgend gevoel van onbehagen door de vervreemdende manier waarop onze voedselketen in elkaar steekt’ (De Morgen). Deze citaten scheppen een verwachtingspatroon dat in de cinemazaal niet helemaal wordt ingelost bij kijkers die dagelijks actief zijn in de voedselketen. Daarvoor zijn de camera­standpunten te afstandelijk, de montage te traag, en vooral: de beelden zijn te familiair, ook al tonen nogal wat sequenties een industriële grootschaligheid die twee maatjes boven de overwegend familiale voedselproductie in onze regio staat. Wat voor mensen in de voedingssector een ordinaire pikdorser is, wordt in de kwaliteitskranten omschreven als een science fiction-achtige verschijning. Kolossen van koeien laten zich in het slachthuis als weerloze schaapjes naar de slachtbank leiden om vervolgens aan een zwaar gemechaniseerde slachtlijn versneden te worden. Voor een vleesverwerker dagelijkse routine, voor buitenstaanders is het even (niet) slikken bij zo’n indringende relativering van het aardse bestaan. Volautomatische scharen, elektronische messen en branders zou je eerder verwachten bij Volkswagen Vorst of Sidmar Gent, zo luiden de krantencommentaren. Als de consument vervreemd is geraakt van

herhaald worden, maar laten we ze niet gebruiken als dekmantel om

de landbouw, dan geldt dit nog veel meer voor de voedingsindustrie.

haalbare dossiers onder de mat te vegen. Mocht de varkenssector bin-

Maar laten we elkaar geen Liesbeth noemen: er zijn evengoed een

nen enkele jaren nog steeds onverdoofd castreren, dan neigt dit door

aantal praktijken die je niet of nauwelijks ontzenuwt door meer en

de diverse alternatieven die binnen handbereik liggen naar schuldig

beter te communiceren. Denk aan de biggencastratie of de systema-

verzuim en te weinig respect voor onze eigen kostwinning, our daily

tische keizersneden bij witblauwe runderen. De miljoenen mannelij-

bread.

ke kuikens die iedere dag van de productieband verdwijnen, worden doodgezwegen op het altaar van de zo geliefde massaconsumptie. Niet alleen door de kippenindustrie, maar evengoed door hardwerkende gezinnen die elke week hun best doen om de inhoud van het winkelkarretje niet te laten aanzwellen boven honderd euro. Nikolaus Geyrhalter onthoudt zich in zijn documentaire van commentaar bij de beelden. Dat is handig, want niet op alle paradoxen bestaan kant-en-klare antwoorden. Nooit eerder was ons voedsel zo veilig én zo goedkoop. Nooit eerder is de mensheid er in geslaagd om zoveel monden te voeden als vandaag. Die argumenten kunnen niet genoeg

SNEL OP WEG MET HET RIJBEWIJS G Wil u veilig op weg geholpen worden bij de voor­ bereiding op het officiële theorie-examen voor het rijbewijs g? Met zijn handboeken stoomt Wees Wegwijs al meer dan dertig jaar kandidaat-bestuur­ ders klaar. Nu is ook het handboek voor het rijbewijs g beschikbaar. Het boek legt in mensentaal moeilij­ ke begrippen uit en geeft tips om veilig aan het ver­ keer deel te nemen. Na elk hoofdstuk volgt een reeks oefenvragen.De 30 landbouwers die het snelst via het e-mailadres info@weeswegwijs.be een handboek aanvragen, krijgen een gratis exemplaar toegestuurd. Verwijs naar Landgenoten en vermeld uw contactgegevens.

21


‘Bijna

verslaafd aan witloof’

Groenten kennen geen geheimen voor Frank Fol, de ex-kok van het sterrenrestaurant Sire Pynnock. Maar hoe vertrouwd is de groentekok van programma’s op één en Vitaya met de landbouw? We namen hem mee naar het akkerbouw- en witloofbedrijf van Jos en Monique Abts-Goovaerts uit Bierbeek.

22

Landgenoten Lente 2007

A

ls Jos bij de eerste kennismaking de teelten op zijn bedrijf overloopt – grondwitloof, aardappelen, suikerbieten, wintertarwe, gerst, cichorei en aardbeiplantgoed – is Frank Fol meteen in zijn sas. ‘Mmm, ik eet zo graag grondwitloof dat ik er bijna verslaafd aan ben. Ik heb altijd iets met sterke smaken gehad. Als kind at ik zelfs rauwe uien zoals je een appel opeet.’ De kok blijkt zijn jeugdherinneringen van de boerenbuiten sterk te koesteren, en vindt dat die periode zijn culinaire smaak voor een aanzienlijk deel mee heeft vormgegeven. Minder werk, minder verdienste. In de witloofloods doet Jos vol vuur alle details van het teeltproces van grondwitloof uit de doeken. Kok Frank Fol trekt de wenkbrauwen wel erg hoog op wanneer Jos opmerkt dat er voor zeven are grondwitloof meer manuren nodig zijn dan voor zijn zestig hectare akkerbouw.


Buitenlander

‘Onze machines zijn de voorbije jaren alsmaar gesofisticeerder geworden,’ zegt Jos. ‘Dat lijkt

‘Met de werkuren daalde ook de verdienste voor de boer.’

een mooie evolutie, maar samen met de werkuren is ook de verdienste voor de boer gedaald. In dat opzicht blijft grondwitloof een interessante teelt. Want sinds er een apart circuit is voor ambachtelijk en voor hydrowitloof, krijgen wij wel redelijke prijzen.’ Ook Frank Fol is erg opgetogen dat grondwitloof net als andere minder bekende groenten opnieuw meer aandacht krijgt. ‘Het zou toch zonde zijn mocht het Vlaamse culinaire erfgoed verloren gaan? Ik vind het prach‘Tegenwoordig tig dat een supermarkt als Delhaize het verschil tuskun je van sen grond- en hydrowitloof grondwitloof uitlegt. Ook initiatieven goed leven.’ zoals het Fine Fleur-project waarmee de veilingen vergeten groenten promoten, moeten meer navolging krijgen. Door afspraken te maken met verschillende spelers uit de keten kunnen we op dat vlak nog een forse groei realiseren.’ Groenten in de lift. Volgens de zakenman in Frank Fol is er wel meer communicatie nodig om specialiteiten te promoten. De man heeft dan ook niet alleen een bedrijf waarmee hij groentebereidingen zoals zijn legumaise verkoopt, om zijn verhaal te ondersteunen richtte hij ook een bedrijf op dat kookboeken uitbrengt, evenementen organiseert enzovoort. ‘De verkoop van groenten zit al een tijdje in de lift en dat is goed nieuws voor alle spelers,’ zegt Frank. ‘Ik denk dat we vooral door in groentebereidingen en specialere groentesoorten en -rassen te investeren, nog veel meer groenten op het menu van de toekomst kunnen krijgen.’ Monique knikt instemmend, maar wijst erop dat het als landbouwer niet makkelijk is om je bij-

‘Als kind at ik rauwe uien zoals je een appel opeet.’

voorbeeld op oude rassen toe te leggen. ‘Je kunt je bedrijf moeilijk omgooien zolang je geen afzetzekerheid hebt. En supermarkten eisen een bepaald volume vooraleer ze iets promoten. Ik vrees dat het grondwitloof daardoor ooit in de problemen gaat komen. De vzw Grondwitloof telt nog een 300-tal leden, maar wij zijn bijna de jongste leden. Nochtans kun je van de grondwitloofteelt goed leven en heb je er als jonge starter niet veel grond en investeringsmiddelen voor nodig. De enige voorwaarde is dat je niet vies bent van het nodige handwerk.’ Met of zonder truffel. We zetten de rondleiding keuvelend voort en komen bij de voorraad bintjes die Jos en Monique voor thuisverkoop telen. Wanneer de twee op de belabberde aardappeloogst van het voorbije jaar terugkijken, knikt Frank Fol begripvol. ‘Dit is nog altijd ‘Maar ja, zonder slechte seizoenen springen de goeie de plezantste job er ook niet uit,’ filosofeert Jos. ‘In plaats van te klagen, ter wereld.’ geniet ik liever van wat nog altijd de plezantste job ter wereld is.’ Waarop Monique fier aanvult dat ook hun twee zonen dat vinden, en respectievelijk voor bio-ingenieur en voor geaggregeerde in de agroen biotechniek studeren. Terwijl Jos als afronding van het bezoek een paar fikse porties witloof bijeenraapt, heeft zijn vrouw nog één prangende vraag voor de sterrenkok: wat nu eigenlijk zijn meest favoriete witloofrecept aller tijden is. ‘Wel, dat is bijzonder eenvoudig,’ glimlacht Frank Fol. ‘Ik hou het meeste van gewoon gebakken witloof, zonder iets erbij. Dat smaakt voor mij al lekker genoeg. Maar als je iets specialers wilt, raad ik je aan om zeker de combinatie van witloof met legumaise op basis van truffel eens te proberen.’ D

Historische groenten en fruit Eind maart verschijnt een nieuw, tweedelig kookboek van Frank Fol: Smaken van het land. In het eerste deel beschrijft de kok het verhaal van een aantal historische groenten en fruit, zoals pastinaak of aardpeer. Het tweede deel is een bundeling van de favoriete recepten met die groenten. Het boek kost 39,50 euro en is uitgegeven bij Uitgeverij Davidsfonds. www.degroentekok.com

23


Belevingsarrangementen in Antwerpen

Kaviaar tussen de koeien Verbreding in de land- en tuinbouw kan vele vormen aannemen. Zo start een aantal bedrijven in de provincie Antwerpen met arrangementen voor bedrijfsuitstappen. Een spelletje boerengolf, kaviaar tussen de koeien, schapen drijven of wijn proeven: telkens een originele combinatie van activiteit en appetijt.

B

innen het project Innoverende Plattelandseconomie zocht de vzw Rurant, die voor de provincie Antwerpen rond plattelandsontwikkeling werkt, land- en tuinbouwers die een aanbod wilden verzorgen gericht op bedrijven. ‘Heel wat bedrijven houden jaarlijks een bedrijfsuitstap voor hun personeel, en op die markt is de land- en tuinbouw in onze provincie nog niet echt actief,’ zegt Claire Baetens van Rurant. ‘In plaats van de zoveelste uitstap naar de kust of de Ardennen willen we bedrijven het platteland laten verkennen vanop een actief land- of tuinbouwbedrijf.’

Extra cachet. Intussen zijn vier Antwerpse bedrijven klaar met hun arrangement. Zeven andere zitten nog in de pijplijn. Een van de aanbieders is de Ponyhoeve in Turnhout. De familie Kooremans heeft er al twintig jaar ervaring met plattelandsklassen en ponykampen. Als startpunt van het bekroonde Boerenfluiterspad en met heel wat enthousiaste boeren in de buurt, boden zich tal van mogelijkheden aan om iets uit te werken. ‘Als aanbod voor bedrijven wilden we een arrangement met een extra cachet,’ zegt dochter Diane ‘We willen de Kooremans. ‘Zo kwamen burger dichter we bij onze bij de landbouw

brengen.’

24

Landgenoten Lente 2007 Herfst 2006

vriend Flor Joosen terecht.’ Het Turnhoutse mengvoederbedrijf Joosen-Luyckx oogst sinds enkele jaren succes met kaviaar van Belgische

Je kunt ook golfen tussen de koeienvlaaien of schapen drijven.

bodem. Het kaviaararrangement was geboren. Wonderlijke steuren. Bij Joosen-Luyckx kwamen in 1990, na de val van het IJzeren Gordijn en het begin van de handel met Oost-Europa, de eerste steurlarven aan. Het bedrijf, dat voluit de kaart trekt van nichemarkten en diversificatie, wist een hele schare wetenschappers aan te trekken, en bracht uiteindelijk in 2001 de eerste en enige Belgische kaviaar op de markt. De Royal Belgian Caviar verkoopt sindsdien als zoete broodjes, en natuurlijk wil ook iedereen de steuren, wonderlijke prehistorische dieren, komen bekijken. ‘We krijgen elke week aanvragen voor bedrijfsbezoeken,’ zegt Flor Joosen. ‘Maar we kunnen daar onmogelijk mee beginnen. Zeker als we iedereen moeten laten proeven, hebben we op het einde van het jaar geen kaviaar meer over.’ Het kaviaararrangement op de Ponyhoeve is dus ook een manier om die interesse van het publiek te kanaliseren. ‘Ik vind het in het algemeen erg belangrijk dat we de burger terug dich-


uit de provincie Bedrijven kunnen bij de Ponyhoeve kiezen uit een interactieve wandeling op het Boerenfluiterspad, een rondleiding op een melkveebedrijf en een kaviaardegustatie.

ter bij de landbouw brengen,’ zegt Flor Joosen. ‘Iedereen met een hart voor de landbouw zou daaraan moeten meewerken.’ Bedrijven hebben op de Ponyhoeve de keuze uit drie modules, met een maximum van twee op een dag: een interactieve wandeling op het Boerenfluiterspad, op verkenning op een melkveebedrijf en natuurlijk de kaviaardegustatie, met Flor als spreker, een informatieve film en een proeverij met bijpassende wijnen. Golfen tussen de vlaaien. Op elk bedrijf uit het project wordt een ander accent gelegd. Zo kun je op de Bouwhoeve golfen tussen de koeienvlaaien, schapen drijven op schapenboerderij 15 Inn en bij de wijnmakers van Ten Kapittelberg kun je onder meer de wijngaard bezoeken. Telkens zijn er uitgebreide mogelijkheden op het vlak van eten en drinken, en kunnen er arrangementen op maat worden gemaakt. Rurant ondersteunt de land- en tuinbouwers met advies en vorming en met een marketingcampagne. Zo werden de arrange‘Iedereen wil menten via een mailing voorgesteld aan 900 kleine terug naar de buiten, naar het en middelgrote bedrijven ambachtelijke.’ uit de provincie. Er komt ook een website. Claire: ‘Uit het marktonderzoek dat we vooraf hebben gedaan, bleek dat er ruimte was voor iets nieuws. De bedrijfsmensen die dergelijke uitstappen moeten

organiseren, zijn zeker vragende partij. Bovendien is het dichtbij, en toch in het groen en de natuur. Het sluit ook aan bij een bestaande trend: iedereen wil terug naar de buiten, naar het ambachtelijke, het oorspronkelijke. Als iemand daarop kan inspelen, zijn het onze landbouwers wel.’ D

Innoveren op het platteland Het Antwerpse project rond teambuil­ ding op het platteland is een onderdeel van het Interreg-project Innoverende Plattelandseconomie (ipe). Binnen dat project wil men de moderne consument allerlei be­ levenissen voorschotelen op het platteland, met als uiteindelijke doel de economische structuur van het platteland te versterken. Via allerlei deelprojecten worden nieuwe activiteiten op het platteland ontwikkeld, professioneel omkaderd en uitgetest. Zo zijn er bijvoorbeeld netwerken uitgebouwd rond hoeveproducten en dagrecreatie. Ook de innoverende product-markt-combinaties, waarbij er producten worden uitgedacht voor markten zoals het bedrijfsleven, de zorgsector of jongeren, passen in die visie. Het project vindt plaats in de Vlaamse provincies Antwerpen en Limburg, in een deel van Vlaams-Brabant (arrondissement Leuven) en in de Nederlandse provincies Noord-Brabant en Limburg, samen de Euregio Benelux Middengebied. Achttien partners werken erin samen, onder meer de betrokken provinciebesturen, maar ook landbouwers­ organisaties en organisaties zoals de vzw Plattelandsklassen of Landelijke Gilden. Meer informatie: www.plattelandsinnovatie.be

25


Hallo Brussel

Administratieve vereenvoudiging bekroond

‘Een uitzonderlijk samenwerkingsproject’ Enkele maanden na de lancering van haar e-loket Landbouw en Visserij start het Agentschap samen met de Vlaamse Landmaatschappij nu de eenmalige perceelsregistratie op. Twee veelbelovende projecten op een rij, waarmee de landbouwadministratie en de vlm alvast een Innovatieprijs van de Vlaamse overheid in de wacht sleepten.

H

et Agentschap voor Landbouw en Visserij (alv) en de Vlaamse Landmaatschappij (vlm) zijn in de prijzen gevallen voor de oprichting van het e-loket door het agentschap en voor de gezamenlijke uitwerking van de eenmalige perceelsregistratie. Ze ontvingen midden februari een van de drie Spitsprijzen waarmee Vlaams minister van Bestuurszaken Geert Bourgeois (nva) voortaan de meest innovatieve projecten van de Vlaamse overheidsdiensten lauwert. Ingrijpende verbetering. Sinds vorig jaar kunnen land- en tuinbouwers dankzij het e-loket hun meest recente producent- en bedrijfsgegevens online raadplegen en allerlei aanvragen elektronisch indienen. Dit voorjaar komt daar de nieuwe een-

malige perceelsregistratie bij die de aparte perceelsregistratie bij vlm overbodig maakt. In het nieuwe systeem volstaat het om je verzamelaanvraag, al dan niet online, in te vullen. Alv beheert alle gegevens in een nieuwe centrale alv-databank, die erop voorzien is dat alv de gemeenschappelijke gegevens gemakkelijk onderling kan uitwisselen met vlm. De nieuwe technologie is het resultaat van een proefproject dat al in 2003 werd opgestart, nadat ook Landbouw een Vlaamse bevoegdheid was geworden. Het project heeft heel wat voeten in de aarde gehad. Maar nog maar zelden werkten twee entiteiten, in dit geval Landbouw en Leefmilieu, zo nauw samen. Uit de pilootprojecten blijkt alleszins dat er voor de eindgebruiker een echt ingrijpende verbetering is gerealiseerd. Als landbouwer zou je tot zeventig procent minder gegevens moeten invoeren. Mogelijkheden voor de toekomst. De nieuwe online perceelsregistratie is voor de administratie trouwens geen eindpunt. Vanaf volgend jaar zou de landbouwer op het e-loket ook online perceelsgrenzen moeten kunnen aanpassen. Daarnaast wordt eraan gedacht om de database in de toekomst uit te breiden met de niet-aangifteplichtige percelen. Daardoor kan de kennisbank uitgroeien tot een volledig landbouwkadaster, waarin je continu ziet wie welke teelten waar heeft staan. Bijvoorbeeld om plagen beter te beheren, kan dat ook voor de landbouwer heel interessant zijn. D

26

Landgenoten Lente 2007

Meer weten? Zie www.vlaanderen.be/landbouw of www.landbouwvlaanderen.be Of neem contact op met je buitendienst Markt- en Inkomensbeheer: Vlaams-Brabant: 02 552 73 00 Antwerpen: 03 641 80 90 Limburg: 011 74 26 50 Oost-Vlaanderen: 09 272 22 00 West-Vlaanderen: 050 20 76 20

Landbouwdiensten verhuizen In de loop van 2007 nemen verschil­ lende entiteiten van het Beleidsdomein Landbouw en Visserij hun intrek in een nieuw kantoorgebouw. Hieronder vindt u de nieuwe adressen en telefoon­ nummers: – VILT: Koning Albert II-laan 35 bus 57, 1030 Brussel, 02 552 81 91 – VLAM: Koning Albert II-laan 35 bus 50, 1030 Brussel, 02 552 80 11 – Departement Landbouw & Visserij: Koning Albert II-laan 35 bus 40, 1030 Brussel, 02 552 77 70 – Agentschap voor Landbouw & Visserij: Koning Albert II-laan 35 bus 41, 1030 Brussel, 02 552 77 70


27


uitgepraat

Investeren in onderzoek via het clubsysteem? In de hardfruitteelt worden nieuwe rassen op dit moment vooral ontwikkeld via het clubsysteem, waarin ook de vermarkting heel sterk wordt gestuurd. Telers die in zo’n club stappen, dragen in de praktijk bij aan het broodnodige onderzoek in de sector. Of zijn er goede redenen om dat juist niet te doen?

Louis Geerdens, fruitteler, Diepenbeek ‘De sector heeft nood aan vernieuwing, dat is zeker. Ik vind dat we als telers zelf het onderzoek moeten sturen, vanuit onze praktijkervaring, in plaats van het over te laten aan de wetenschappelijke wereld. En daar wil ik als teler best in investeren.’ ‘Een van de manieren waarop het nu gebeurt, is via de clubrassen. De sector moet daar zoveel mogelijk zijn zeg in proberen te hebben. Vooral omdat ook de grote distributieketens en warenhuizen op die nieuwe rassen azen. Ik wil niet in de situatie komen waarin een grootwarenhuis mij een teeltcontract voorschotelt dat te nemen of te laten is. In de klassieke landbouw hebben we gezien dat dergelijke contractteelt vaak geen goede zaak is.’ ‘In het clubsysteem van Better3Fruit (Kanzi, Greenstar) is de ontwikkeling van de nieuwe rassen eigenlijk geprefinancierd met privékapitaal. Het wordt terugverdiend via de verkoop van de bomen. In het systeem van Inova Fruit (Rubens, Junami, Wellant) is het een samenwerkingsverband van afzetorganisaties, beroepsorganisaties, onderzoeksinstellingen enzovoort dat de rassen ontwikkelt. De ontwikkelingskost wordt eerder teruggewonnen via de inkomsten van de veilingen. Om het even hoe het gebeurt, het is volgens mij een manier om als sector het voortouw te nemen. Zolang we maar medezeggenschap blijven hebben over wat er met die appelrassen gebeurt.’

Rudi Timmermans, fruitteler, Kortessem ‘Natuurlijk zijn onderzoek en ontwikkeling van levensbelang van de sector. Daar kun en mag je niet tegen zijn. Onze proeftuinen en opzoekingsstations hebben vroeger al bewezen dat je een kennisvoorsprong moet uitbouwen om de Europese concurrentie voor te blijven. Maar de resultaten van het onderzoek moeten voor iedere teler even toegankelijk zijn, en dat is met het huidige clubsysteem niet het geval. Dat is per definitie een gesloten systeem.’ ‘Ik kan als teler wel toetreden tot de club, net als elke Belgische teler. Maar één bepaalde veiling heeft de touwtjes in handen, en dat is voor de meeste telers van andere veilingen een drempel. De telersverenigingen die niet met clubs werken, hebben indertijd gekozen voor een ander concept dan het clubconcept. Daardoor is het er voor hun leden niet eenvoudiger op geworden om tot de clubs toe te treden eens die trein vertrokken was.’ ‘Ik had als teler liever gezien dat een organisatie over de veilingen heen het clubgebeuren zou coördineren, met een hoofdzetel en vertakkingen in alle veilingen. Volgens mij zou het dan een kleinere stap zijn voor een teler om tot zo’n club toe te treden. Zijn aanspreekpunt zit dan immers in de vertrouwde omgeving van zijn telersvereniging. Misschien is dat ook wel de reden waarom we in oppervlakte achterblijven ten opzichte van de buurlanden, zodat België wel eens de kleinste speler in het clubgebeuren zou kunnen worden.’ D

p509285 Afgiftekantoor Gent X Landgenoten 9 Tijdschrift-kwartaalblad Kwartaal 1, 2007

België-Belgique 9099 Gent X bc 10292

V. u. Dirk Lips – p.a. Vilt Koning Albert ii-laan – 1030 Brussel


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.