Jaargang 71 10x per jaar m 6,–
# 10 I oktober 2019
ons
Modern Amsterdam Gefilmd door Joris Ivens Herman Stok: Nederlands eerste ĂŠn beroemdste dj
BP
Centraal abattoir vervangt alle 285 slachterijen
MAATWERK KASTEN EN WANDMEUBELS VOLGENS EIGEN ONTWERP Kom eens sfeer proeven in onze uitgebreide showroom Showroom
Jar mu iden 47 1046 AE Amsterdam 0 2 0 61 3 47 75
www.degraafamsterdam.nl
| AFVALVERWERKING | IN BEELD | TEKST: KOEN KLEIJN | BEELD: STADSARCHIEF AMSTERDAM
‘Administratie van ’t Vuilnis’ der Aa kon de laatste zes jaar alleen met gemeentesubsidie een faillissement voorkomen. In 1848 ging de licentie om “alle de haardasch, vuilnis, poortaarde, rioolspeciën en afval der vilderij, vallende binnen de stad Amsterdam en derzelve jurisdictie” op te halen naar de Maatschappij voor Landbouw en Landontginning van de arts Samuel Sarphati. De straten werden geveegd door arme lieden van de Maatschappij tot Verbeetering van den Werkenden Stand. Lang duurde dat niet, want de gemeente nam het heft weer zelf in handen. Op 1 oktober 1877 kwam de eigen Dienst der Stadsreiniging tot stand. De bevolking groeide en het vuil hoopte zich op. Reden voor directeur J. D. de l’Epinasse om in 1904 voor te stellen het Naardermeer ermee te dempen, maar natuurbeschermers staken daar een stokje voor. Onder zijn opvolger Adri-
aan de Groot (1905-1928) werd daarom voor het eerst voorgesteld het vuilnis te verbranden. De vrijkomende energie kon worden benut en resterende slakken waren mooi bouwmateriaal. In 1919 kwam de Amsterdamsche Verbrandingsinstallatie (AVI) aan de Papaverweg in bedrijf – en draaide daar een halve eeuw. De nieuwe stadsreiniging functioneerde goed: eigen wagens, eigen schuiten, eigen uniformen, men was er trots op. Om de stad te laten zien dat de vuilnisophaal net als de brandweer een nuttige dienst was, richtte men een eigen fanfarekorps (Luctor et Emergo) en een zangkoor (Harmonie) op. En hoe nu, in 2019, verder met de AEB? Trots vervliegt. Afvalcrises komen en gaan. Goede kans dat de gemeente de afvalverwerking afstoot, om het over een paar jaar weer in eigen hand te nemen. Enzovoort. ●
3
Niets nieuws onder de zon. Amsterdam heeft zijn afvalverwerking door de eeuwen heen altijd uitbesteed, om die vervolgens weer in eigen hand te nemen en daarna weer uit te besteden, enzovoort. In 1556 gunden de burgemeesters ophaal en verwerking van het stadsvuil aan de regenten van het Burgerweeshuis, in 1583 deed de stad dat weer zelf, in 1620 werd het opnieuw aan particulieren verpacht. In 1673 ging de “administratie van ’t Vuilnis” over naar de regenten van het armlastige Aalmoezeniersweeshuis. Het weeshuis kon het werk nauwelijks aan: vuil bleef liggen, bewoners klaagden, tekorten liepen op, reorganisaties volgden. Maar pas in 1804 besloot het stadsbestuur de vuilnisdienst weer aan anderen te gunnen. Veertig jaar lang kregen Nicolaus Sieburgh en Martinus van der Aa het werk in pacht, maar Van
oktober 2019 ONS AMSTERDAM
Afval is allang niet meer een vervelende bijzaak van het stadsleven: afval is een puike grondstof voor de recycling van bruikbare materialen en voor ‘schone’ energieopwekking. Er kan winst mee worden gemaakt. In Amsterdam is de Gemeentelijke Dienst Afvalverwerking in 2003 omgedoopt tot Afval Energie Bedrijf (AEB), dat in 2014 is verzelfstandigd om zich te kunnen ontwikkelen tot “dé producent van duurzame energie in Amsterdam”. De AEB breidde uit, opende nieuwe ovens en begon zelfs afval uit het buitenland te importeren; een zesde deel van al het Nederlandse afval werd in Amsterdam verwerkt. Inmiddels ligt het bedrijf voor een derde stil. Een stevige landelijke afvalcrisis is een feit. De gemeente, enig aandeelhouder, onderzoekt of de AEB te verkopen valt; de verantwoordelijke wethouder, Udo Kock, trad af.
| INHOUD | OKTOBER 2019 | #10
I
BEELD: PIETER DUPONT / RIJKSMUSEUM AMSTERDAM | GERRIT VERMEER | COLLECTIE HERMAN STOK
Wilt u o digita nze nieuw le ontva sbrief ngen?
8
www.onsamsterdam.nl
Inhoud
8
16
20
26
4
ONS AMSTERDAM oktober 2019
36
Stad krijgt Centraal Abattoir Bloederig water, stinkend bloed, doodskreten van stervende dieren. De 285 slachterijen zorgden in 1872 voor een enorme overlast in de stad. Dicht ermee, vond een commissie van drie artsen en een apotheker, open een centraal abattoir. Zo geschiedde. De ‘gruwel’ van het slachten verhuisde naar de Rietlanden.
Schoenenpaleizen in de Kalverstraat Er gebeurt iets moois in de Kalverstraat: schoenenpaleis Salamander keert terug. Althans, de schitterende winkelpui uit 1931. Zo gaat het lang niet altijd. De spectaculaire gevel van de schoenenfirma Presburg in dezelfde straat bestaat alleen nog op foto’s.
Stamppot ‘zo dun als water’ Een restje schoolvoeding uit 1935 in een envelopje. Andijviestamppot. Meer heeft Annemieke Houben niet nodig om ons mee te nemen naar Noord in de jaren dertig. Er is schaarste en werkloosheid. Vrouwen roeren zich in een strijdcomité. Het eten op school deugt niet. Dunne stamppot. ‘Moeders, vecht voor je kinderen!’
Amsterdam in de film Amsterdamser kan het bijna niet. Een zee van paraplu’s op de Dam. Het Damrak sprookjesachtig verlicht bij avond. Beelden uit Regen van Joris Ivens en Zeemansvrouwen van Henk Kleinman. Harry Hosman zag de films opnieuw. Hij neemt een voorproefje op de grote tentoonstelling in het Stadsarchief over foto en film in het interbellum.
Herman Stok: de eerste dj Iedereen boven een zekere leeftijd kent Herman Stok. Nederlands eerste én beroemdste deejay op tv en radio met programma’s als Top of flop en Tijd voor teenagers. Hij reed in een mooie sportwagen en was gelukkig met Kees van Maasdam, ook presentator. Ze leefden zeventig jaar samen, tot Kees voorjaar 2019 overleed.
En verder 04 In beeld 5 Column Felix Rottenberg 6 Stadsnieuws 14 50 & 25 jaar geleden 24 ‘Kritiese’ leraar ontslagen 32 Dolly Bellefleur 30 jaar 34 Dieren bij de notaris
40 Tinus van de Nieuwmarkt 43 Column Guus Luijters 45 Verschenen 45 Komt dat zien 46 Puntjes op de i 46 Colofon
Omslag: Filmmaker Joris in 1931 met een Parvo- camera Model L van het Frans merk Debrie. COLLECTIE EYE FILMMUSEUM / FOTOGRAAF MARK KOLTHOFF.
16
| COLUMN | FELIX ROTTENBERG |
V
20
FOTO: HENK THOMAS
Valeriusstraat 55
26
oktober 2019 ONS AMSTERDAM
36
5
Valeriusstraat 55 onttrekt zich aan ‘het tijdperk der Valeriusstraten’, het wijkje, de chique buurt, tussen Koninginnenweg en De Lairessestraat. De burgermanshuizen werden gebouwd het eind van de 19de eeuw en de opkomst van de Amsterdamse School. De gevel van nummer 55 wijkt af van alle andere huizen in de straat. Jaren geleden viel het me op toen ik er voorbijfietste: dit was toch een ontwerp uit begin jaren dertig, functioneel bouwen of nieuwe zakelijkheid? Eerder noteerde ik in deze kroniek mijn lagereschoolherinneringen aan de Eerste Openluchtschool voor het Gezonde Kind in de Cliostraat van Jan Duiker en aan de Wolkenkrabber van Jan Frederik Staal aan het Victorieplein, waar ik bijna tien jaar op de achtste etage woonde. De tijd die ik in deze gebouwen doorbracht, leerde mij dat functionalisten ruim dachten en veel aandacht besteedden aan de lichtval, wat blijkt uit de vele ramen. Maar hoe kon het dat de gemeentelijke schoonheidscommissie in 1935 toestemming gaf om de oude voorzijde te vervangen door deze moderne gevel, hier in de Valeriusstraat? Vergelijk het met de Openluchtschool: het hoofdgebouw mocht van dezelfde schoonheidscommissie in 1930 niet pontificaal aan de Cliostraat staan, maar moest achter een lagere gevelgebouw verborgen worden aan de achterkant van het schoolplein. Uit een plastic mapje vis ik een knipsel uit Het Parool van 5 november 2010, waarin architectuurkenner en oprichter van Architectuurcentrum Amsterdam (Arcam), Maarten Kloos, schrijft over de gevel van Valeriusstraat 55. “Een gevel die de straat verdeelt in een Valeriusstraat ervóór en een Valieriusstraat erná.” Dat is mooi getypeerd. “Als beeld iets dat menigeen geneigd zal zijn te groeten in het voorbijgaan”, voegt hij eraan toe. Maar Kloos onthult niet hoe en waarom die moderne gevel er is gekomen. Was het gebouw ingestort na een brand eind jaren twintig, klopte de fundering niet, of…? We weten dat de bekende naoorlogse architect Leon Waterman de ontwerper is. Als architect was hij nauw verbonden met de naoorlogse Joodse gemeenschap. Hij ontwierp het schitterende monument voor de Holocaust in de Hollandse Schouwburg aan de Plantage Middenlaan. Valeriusstraat 55 heeft nog een andere betekenis. Hier had Kho Liang Ie tussen 1965 en 1975 zijn kantoor, een industrieel vormgever die in denken en ontwerpen zijn tijd ver vooruit was. Hij werd de poëet onder de functionalisten genoemd. Zijn inrichting van het nieuwe Schiphol in de jaren zestig was een huzarenstukje, waarvoor hij internationaal lof ontving. Momenteel ondergaat Valeriusstraat 55 een verbouwing. Een ideaal moment om een steen in de stoep te leggen met een tekst die aan hem herinnert. ●
| STADSNIEUWS | TEKST: REDACTIE | BEELD: THEATER INSTITUUT NEDERLAND | STADSARCHIEF AMSTERDAM | HISTORISCH MUSEUM SINT EUSTATIUS | J. M. ARSATH RO’IS | PIET SPIJKER
4 vragen over... de Gouden Eeuw Het Amsterdam Museum zal de term Gouden Eeuw niet meer gebruiken. Het museum wil staan voor “een ‘neutralere’ visie op het verleden, niet gekleurd door een wel heel erg positieve kwalificatie”.
REDT DE NIJVERHEIDSSCHOOL Stadsdeel Zuid wil de voormalige R.K. Nijverheidsschool Gaasterlandstraat 5 laten aanwijzen tot gemeentelijk monument. De school is gebouwd in 1971-1973 en kenmerkend voor de functionalistische architectuur van de jaren zeventig in de 20ste eeuw. Het gebouw – nu tijdelijk in gebruik als de broedplaats Old School – ligt in het gebied Kop Zuidas (onder de Zuidelijke Wandelweg) en staat op de nominatie te worden gesloopt wegens nieuwbouw.
Waar komt dat ‘goud’ eigenlijk vandaan? De term is ontstaan in de 17de eeuw, toen de Republiek zich losmaakte van Spanje. Schrijvers als Pieter Cornelisz. Hooft en Joost van den Vondel meenden dat ze in een tijd van grote welvaart en culturele bloei leefden, een paradijselijke ‘gouden eeuw’, zoals de Griekse dichter Hesiodos die ooit had beschreven. Ontneemt die kennelijk “heel erg positieve kwalificatie” het zicht op de negatieve kanten? Vroeger was dat zeker zo, toen straten nog overal naar Piet Hein en Jan Pietersz. Coen werden vernoemd, maar de donkere kanten van die periode staan inmiddels uitgebreid in het licht, ook in Ons Amsterdam. De welvaart van die Gouden Eeuw werd mede gedragen door een agressieve vorm van kapitalisme die leidde tot gewelddadige veroveringen, onderdrukking en slavernij. Weinigen zien de ‘VOC-mentaliteit’ nog als iets positiefs. Hoe zouden we die eeuw dan moeten noemen? In 1941 schreef de historicus Johan Huizinga: “Het is de naam Gouden Eeuw zelf, die niet deugt. […] Als ons bloeitijdperk een naam moet hebben, laat het dan zijn naar hout en staal, pik en teer, verf en inkt, durf en vroomheid, geest en fantazie.” Daar zit wel iets tussen. “De eeuw van geest en fantazie” dan maar? Of de eeuw van “verf en inkt”, waarom niet? De filosoof Descartes kon in de Republiek zonder vrees voor vervolging werken, schrijven én publiceren. “In welk ander land kan men genieten van een zo totale vrijheid?”, vroeg hij. In die zin was de 17de eeuw werkelijk uitzonderlijk. Of je dat per se met goud moet bekronen, is eigenlijk bijzaak.
6
ONS AMSTERDAM oktober 2019
ONS AMSTERDAM NOVEMBER In november beschrijven we de geschiedenis van twee curieuze gebouwen in de binnenstad. De enorme groene ‘wolkenkrabber’ aan het Damrak, die in 1904 werd gebouwd voor Verzekeringsmaatschappij De Utrecht (en vol zit met bavianen en kameleons) en het gebouw Flesseman op de Nieuwmarkt. Wie was I.L. Flesseman eigenlijk? Verder: in 1949 werd in de Watergraafsmeer de eerste Nederlandse ‘atoomcentrale’ in gebruik genomen, de Philips Cyclotron. En in 1920 deed zich in het Rijksmuseum een metoo-affaire voor: drie dames van de huishoudelijke dienst in de jaren twintig werden lastiggevallen door onder-conciërge Koning. Ze deden hun beklag, de directie greep in. Een van de vrouwen verloor daarna haar hart aan een beruchte oplichter. Ook: een portret van Bruin Kok, de onlangs overleden Volendamse palingventer. En in 1775 stond half Amsterdam onder water.
~MEIJERS BROODJE HALFOM De legendarische koosjere broodjeszaak Sal Meyer beleeft dit najaar een heropening in een moderne versie. Begin dit jaar moest de zaak in Buitenveldert sluiten. Ooit begon Sal Meijer (toen nog met een lange ij) in de Jodenbreestraat, via de Nieuwmarkt (foto: 11 maart 1982) en de Scheldestraat belandde hij op de Buitenveldertselaan. De koosjere kroket maakt nu plaats voor hippere Sefardische en Asjkenazische gerechten, maar de broodjes halfom, ossenworst en pekelvlees blijven. Een controleur (sjoumer) ziet erop toe dat alle gerechten koosjer worden bereid en geserveerd.
|ANTIKOLONIALE STRAATNAMEN Zevenentwintig straten op het Centrumeiland in aanbouw krijgen namen van strijders tegen kolonialisme en slavernij. Onder hen Maria Ulfah Santoso, de eerste vrouwelijke minister in Indonesië, en de Antilliaanse schrijver, arts en politicus Nicolaas (Cola) Debrot. De Van Gamerenstraat is genoemd naar Virginie van Gameren, een slavin op Curaçao die door de dochter van haar eigenaar meegenomen werd naar Nederland. Toen zij daarna zou worden teruggestuurd, stapte ze naar de rechter en won: door haar verblijf in Nederland was ze vrij. (Foto: slavenhandboeien, Sint Eustatius, 1848.)
|LEESTAFEL TERUG IN AMERICAIN De “oudste leestafel van Amsterdam” (sinds 1928, in 2011 gedoopt tot ‘Harry Mulisch Tafel’) keert terug in Café Americain. De leestafel is een speelbal van steeds veranderende horecainzichten. Anderhalf jaar geleden moest-ie weg, nu is hij weer “een stuk cultureel erfgoed”. Ook met het Hotel American gebeurt van alles. In april 2020 krijgt het hotel “de kenmerkende Hard Rock-sfeer” van de Amerikaanse keten Hard Rock Cafes, die wereldwijd 185 cafés, 25 hotels en twaalf casino’s uitbaat.
n OVERLEDEN AMSTERDAMMERS STEVE SAWYER (63) † 31 juli. Activist. Strateeg van Greenpeace. Was bemanningslid van de Rainbow Warrior, toen dit schip in 1985 tot zinken werd gebracht in Auckland. Bracht het hoofdkantoor van Greenpeace naar Amsterdam.
ALBERTINE HOLSCHER (92) † 16 augustus. Chirurg, hoogleraar. Eerste vrouwelijke hoogleraar in de algemene heelkunde, gespecialiseerd in traumatologie. Pleitte in 1975 al voor de komst van traumahelikopters. HARRY COHEN (99) † 29 augustus. Boekhouder, verzetsman. Was met zijn vrouw Sieny Kattenburg-Cohen betrokken bij het redden van honderden Joodse kinderen uit de crèche
JACOB GELT DEKKER (71) † 1 september. Ondernemer, filantroop. Begon als tandarts, werd rijk met Budget Rent a Car, KwikFit en One Hour Super Photowinkels. Investeerde ruim € 50 miljoen in de renovatie van Otrobanda, een verlopen stadswijk op Curaçao. WIM VROOM (89) † 4 september. Cultuurhistoricus. Conservator bij het Stadsarchief Amsterdam en daarna directeur van de afdeling Nederlandse Geschiedenis van het Rijksmuseum. Initiator van de Foto-opdracht, waarmee het Rijksmuseum een beeldarchief van de ontwikkelingen in Nederland vormde.
l BEDRIJVEN NAAR ADM-TERREIN Bergingsbedrijf Koole Maritiem, scheepsbouwer Damen Shipyards. Het zijn niet de minste bedrijven die hun oog laten vallen op het terrein van de voormalige Amsterdamse Droogdok Maatschappij in het Westelijk Havengebied. Na twintig jaar krakersbewoning is het gebied dit voorjaar ontruimd. Bij de verkoop van het terrein in 1997 is bedongen dat er alleen nautische industrie en machinebouw mocht komen. Maar wat de gemeente betreft is ook E2M Technologies – dat onderstellen van vluchtsimulators en attracties maakt – welkom.
l RAI TEGEN VERSPILLING Congrescentrum RAI gaat – voor het eerst – materiaal dat overblijft na een evenement (voedsel, planten, meubels, elektronica, kantoorspullen) ter beschikking stellen van liefdadige instellingen als Het Leger des Heils, de Voedselbank, Cordaan en Humanitas. Van overgebleven maaltijden in de RAI werden al wekelijks vijftig gratis lunches bereid voor klanten van het Leger des Heils.
l HERINNERINGSPLAQUETTE CS In de Oosttunnel van het Centraal Station is op initiatief van Moshé Zwarts een plaquette aangebracht die herinnert aan de thuiskomst van de overlevenden van de concentratiekampen. Bij aankomst werden zij in de catacomben van het station opgevangen, onder troosteloze en onbarmhartige omstandigheden. Zwarts was een van hen. Hij was zeven toen hij van BergenBelsen terugkeerde.
l BEZEMS VOOR DE BINNENSTAD Zien vegen doet vegen, dacht binnenstadbewoner Michel van Wijk. Deel 3000 bezems gratis uit aan de inwoners en na een poosje liggen de straten er een stuk schoner bij. Hij deed zijn voorstel op het platform voor burgerinitiatief ‘De Stem van Centrum’. Vier maanden later stelde het stadsdeel geld beschikbaar, maar voor niet meer dan duizend bezems en alleen te besteden bij de “vaste bezemleverancier”. Die was twee keer zo duur als Van Wijk in z’n hoofd had, met een levertijd van twee maanden. Teleurgesteld trok hij zich terug.
7
ANDRÉ KÖBBEN (94) † 13 augustus. Antropoloog. Vanaf 1955 hoogleraar culturele antropologie aan de Universiteit van Amsterdam. Adviseerde in
LAURA MAASKANT (25) † 15 augustus. Jurist, schrijver. Studente kunstgeschiedenis en rechten. Schreef het boek Leef! over haar leven met kanker.
tegenover de Hollandsche Schouwburg. Sieny overleed in februari dit jaar.
Bijna de helft van de zeventig bomen die de gemeente in het Vondelpark had willen kappen, blijft toch staan. Het kapplan vloeide voort uit onderzoek naar de ruim 100.000 bomen in de stad onder beheer van de gemeente. De uitkomst was dat er in totaal 1796 bomen een veiligheidsrisico vormen. Ze staan min of meer op omvallen. De Vereniging Vrienden van het Vondelpark maakte met succes bezwaar tegen de kap van bomen in het park die van belang zijn voor insecten, vogels en amfibieën.
oktober 2019 ONS AMSTERDAM
TOM VAN DEEL (74) † 12 augustus. Docent, criticus en dichter. Docent Moderne Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam tussen 1971 en 2006. Recensent, medeoprichter van het tijdschrift De Revisor en jurylid. Kreeg in 1987 de Jan Campertprijs voor Achter de waterval.
de jaren zeventig premier Joop Den Uyl (zijn zwager) over de problematiek rondom Molukkers.
l BOMENKAP IN PARK GEHALVEERD
| VERHAAL | HET ABATTOIR
8
ONS AMSTERDAM oktober 2019
TEKST: JENNA THE | BEELD: RIJKSMUSEUM AMSTERDAM
Bloederig water en gistend bloed Particuliere slachtplaatsen zorgden voor enorme overlast
Herrie, stank en smerigheid waren voor 19de-eeuwse Amsterdammers de dagelijkse realiteit. Een belangrijke bron van al die overlast waren de vele slachterijen midden in de binnenstad. Begin jaren 1870 besloot de gemeente dat het dringend tijd was voor verandering: het was tijd voor een abattoir.
I Stank
Het slachthuis, geschilderd door Willem Bastiaan Tholen (1860-1931) in 1889.
>
9
De vier heren rapporteerden dat er 285 slachterijen in de stad waren: 154 ‘vleeschhouwerijen’, 129 varkensslachterijen en twee paardenslachterijen. Aan deze slachterijen zat een hele industrie vast. Er waren natuurlijk de vleeshandels, de vetsmelterijen en de leerlooierijen. Een bijzonder metier was dat van de
oktober 2019 ONS AMSTERDAM
In de nazomer van 1872 trok er een commissie bestaande uit de heren Cornelis Heynsius, Abraham Israëls, Gerard Allebé en Derk Pas door de binnenstad van Amsterdam. Drie artsen en een apotheker. Bij Looiersgracht 420 hielden ze halt. Het adres van ‘slachter en bloedbereider’ J.C. Mann. Sinds jaar en dag hield hij zich hier bezig met “een belangrijken handel in bloed”. Klachten van buurtbewoners hadden de commissie ertoe gebracht om de praktijk met eigen ogen te aanschouwen. Het bleef niet bij ‘kijken’ alleen. De gang naar de bloedbewaarplaats was bevuild met allerlei smerigheden en zo duister dat de commissieleden op de tast hun weg moesten vinden. Eenmaal in de bergplaats aangekomen werden zij verwelkomd door een “walgelijken bloedstank” afkomstig van de “steenen vloer met bloederig water er tusschen” en “een vat met gistend bloed”. De slachter erkende het bloed “’s winters 6 of 7 weken te bewaren, des zomers uiterlijk 14 dagen”. In een hoekje lagen bloedaders van een week oud te rotten. Een commissielid merkte op dat “overblijvend bloedwater door ’t riool in de gracht” afliep. Slachten gebeurde in het 19de-eeuwse Amsterdam nog volgens de eeuwenoude praktijk: op straat of in het huis van een slachter. De overlast was groot. De Amsterdamse Gezondheidscommissie gaf op 4 juli 1872 de Geneeskundige Raad der Provincie NoordHolland de opdracht enkele slachterijen en bloedbereid- en bloedbewaarplaatsen te onderzoeken en hun bevindingen vast te leggen in een verslag. Deze raad stelde een commissie aan om de slachtplaatsen te keuren.
| VERHAAL | HET ABATTOIR BEELD: RIJKSMUSEUM AMSTERDAM | STADSARCHIEF AMSTERDAM
10
ONS AMSTERDAM oktober 2019
Het rundvee en zijn nut (1874): van vlees en leer tot lijm en zeep. Uit een prentenserie van De Ruyter & Meijer, Amsterdam.
bloedbereiders: zij zuiverden runderbloed voor de suikerindustrie om suiker mee te raffineren. Een eerste probleem was de zichtbaarheid van het slachten. De Koningin Sophia-Vereeniging tot Bescherming van Dieren had daar ook al over geklaagd. De dierenbeschermers spraken over “den gruwel” van het slachten “dat bijna zonder uitzondering in het midden van onze dichtbevolkte steden, als ’t ware op de openbare straat” plaatsvond, waardoor “de hartstochten der jeugdige toeschouwers slechts al te zeer worden opgewekt”. Ook “het onaangename geloei
van hongerend vee en gekreun of gegil van stervende dieren”, dat tot ver in de omtrek te horen was, gaf reden tot beklag. Dan de slachtplaatsen zelf. Het was er vaak maar een vieze boel. De bloedbereider en -handelaar J.R. Nagel in de Laurierstraat bracht het er bijvoorbeeld niet beter vanaf dan zijn collega Mann aan de Looiersgracht. “’t Bloed blijft uiterlijk eene maand in de bewaarplaats”, gaf hij aan. Volgens de commissie zorgde dat voor “bloedstank en onzindelijkheid èn in de bergplaats èn in de werkplaats”. Veel slachterijen hadden
Het terrein met veemarkt en abattoir in 1937, ingeklemd tussen (onder) de Nieuwe Vaart, het Zeeburgerpad en het Lozingskanaal en (boven) de Entrepothaven.
een houten vloer, waar het bloed makkelijk in kon trekken. Hierdoor werd “ook buiten bereidingstijd, de eigenaardig walgelijke reuk van bloed bespeurd”. De slachterij van P.H. Huffnagel in de Tuinstraat spande de kroon als “een der slechtst beheerde bloedbereidplaatsen alhier”: uitwerpselen en slijk bleven er gewoon op de vloer liggen. Het gevolg was een vuile, glibberige vloer in een ruimte die vreselijk stonk. Bloed dat niet verder bruikbaar was, ruimden de slachters niet op, maar lieten ze vrijelijk over de vloer stromen. In het Algemeen Handelsblad beklaagde zich iemand: “In de Vijzelstraat tusschen de Heeren-
‘De slachtplaats [...] bestaat uit twee bijna ontoegankelijke, zeer duistere kelders’
Ventilatie
De commissie kon slechts één conclusie trekken: de slachterijen en bloedbereid- en bloedbewaarplaatsen in de binnenstad van Amsterdam moesten zo snel mogelijk verdwijnen. Een direct gevaar voor de volksgezondheid vormde de ‘zintuigelijke’ overlast van de slachthuizen niet. Maar de stank, het lawaai en de onappetijtelijke aanblik van het werk maakten een abattoir toch wel noodzakelijk: een grote, centrale en door de gemeente beheerde ruimte aan de rand van de stad, waar in optimale omstandigheden kon worden geslacht. De gemeenteraad nam de aanbeveling over. Een gemeentelijke slachterij zou een afdoende middel zijn “tot wering van het zedenkwetsend schouwspel, hetwelk de in zoovele bevolkte gedeelten der Stad verspreide slagterijen aanhoudend opleveren”. Het centraal abattoir stond er niet meteen. Boosdoener was een Koninklijk Besluit uit 1824: alleen de regering kon beslissingen nemen over inrichtingen die gevaar, schade of hinder veroorzaakten voor de openbare orde, zedelijkheid of volksgezondheid. Slachthuizen vielen onder dat besluit. De gemeente mocht de slachters dus niet verplichten in een centraal abattoir te slachten en kon evenmin het slachten in de binnenstad verbieden. Met de Hinderwet van 2 juni 1875 werd het Koninklijk Besluit van 1824 vervangen. De gemeente kon nu plekken aanwijzen waar geslacht mocht worden en ook een slachtvergunning weigeren als het bedrijf hinder veroorzaakte door “het verspreiden van vuil of van walgelijke uitdampingen”. In 1877 besloot de raad tot de bouw van een abattoir, zes jaar later startte de
>
11
Wat ook niet hielp, was dat de slachtruimtes vaak klein, duister, bedompt en slecht geventileerd waren. Zo had J.A. Bakels in de Dirk van Hasseltsteeg zijn vleeshouwerij in een “alleszins ongeschikt lokaal” gevestigd. “De slachtplaats [...] bestaat uit twee bijna ontoegankelijke, zeer duistere kelders waarin geen volwassen mensch rechtop kan staan, en waarin men eenig daglicht kan doen doordringen door de zoldering gedeeltelijk weg te nemen.” En de slachterij van
Abattoir
oktober 2019 ONS AMSTERDAM
en Keizersgracht woont een slager, die de loffelijke gewoonte heeft, het bloed en verdere onbruikbare bestanddelen zijner geslachte dieren, door zijn riool in de Keizersgracht te laten uitloopen, met het voor den gezondheidstoestand ongunstig gevolg, dat vooral des morgens en des avonds een ondragelijke stank de atmosfeer in die buurten verpest en het openen der ramen letterlijk onmogelijk maakt.”
W.F. Hauber was een “duister lokaal, waarin alleen bij kunstlicht gewerkt kan worden”. J.C. Mann scoorde in dit opzicht beter omdat hij “een luchtkoker en vensters” had – al hadden die er evengoed niet kunnen zijn, want de commissie stelde vast dat ze “nooit geopend” werden. Het geval wilde dat de dierenbeschermingsverenigingen vanwege de aanblik van de slacht juist pleitten voor dichte deuren en ramen. De oplossing was een ventilatiekoker, eenvoudigweg enkele luchtgaten kon ook. In principe hadden de meeste slachthuizen dit redelijk goed voor elkaar, blijkt uit het commissierapport. Sommige slachterijen waren gevestigd in een nauwe gang, zoals de slachterij en bloedbereidplaats van A.D. Clos, de weduwe Spieker, in de Rozendwarsstraat. “Bekrompene lokaliteit, ter zijde uitkomende in een nauwe, bewoonde gang naar de Rozengracht. ’t Beheer laat, wat zindelijkheid betreft, zeer veel te wenschen over. Klachten zijn bij herhaling – en niet ten onrechte – door buren ingediend”, noteerde de commissie. En dat bleef zo: “Bij een tweede bezoek was de stank in de afdeeling van Wed. Spieker niet minder hinderlijk dan bij het eerste. Of de aders, zoo als Wed. Spieker opgeeft, geregeld tweemaal ’s weeks worden verwijderd, is zeer te betwijfelen.”
Na zoveel jaar is uw matras wel heel erg moe geworden... U slaapt veel beter op een nieuwe. Het Westen heeft een uitgebreide collectie en een goed advies voor elk type slaper.
De slaapvoorlichter voor Groot Amsterdam - Sinds 1934 Bilderdijkstraat 183-189 Amsterdam | Tel.: 020-616 98 13 | www.hetwesten.nl |
BESTEL NU KAARTEN
HET ZONDAGOCHTEND 2019-2020 CONCERT
Volg Ons Amsterdam op Facebook
www.facebook.com/onsamsterdam
Op de Facebookpagina van Ons Amsterdam vindt u het laatste Amsterdams nieuws én het nieuws van 50 jaar geleden, nieuwe boeken & tentoonstellingen en winacties.
Snel liken dus.
| VERHAAL | HET ABATTOIR
bouw in de Stadsrietlanden, naast de in 1873 gegraven Nieuwe Vaart, ver van de Amsterdamse binnenstad. Op 4 juli 1887 werd het abattoir feestelijk geopend.
Ramen Tijdgenoten waren onder de indruk van de “geheele uitgestrektheid” van het gebied – “ongeveer 10 hectaren groot” – meer dan genoeg om het bedrijf alle ruimte te geven. De veemarkt kon twee keer zoveel vee huisvesten en in het abattoir was plek voor zestig slachtplaatsen. Er waren genoeg ramen en deuren die het personeel open kon zetten en hoog in de muren tussen de slachtkamers waren openingen, waardoor “de lucht, in alle stallen, een vrijen weg vindt”. In de ‘broeihal’ van het varkensslachthuis was zelfs een luchtkap voor de evacuatie van warmwaterdampen. Voor de ramen van het abattoir was gekozen voor ruw plaatglas. Hierdoor kwam er minder warmte binnen maar viel nog wel voldoende licht de slachtlokalen in. Vetsmelters, bloedbereiders en ‘huidenzouters’ mochten hun nevenproducten niet langer dan een dag bewaren en moesten bepaalde stoffen aan het bloed toevoegen om gisten te voorkomen. Op elke overtreding van de regels stond een boete van f 1,- tot f 5,-. De slachters moesten de slachtruimte en het gebruikte materiaal na het slachten altijd schoonmaken, het materiaal netjes terughangen en het vuil in bakken deponeren. Er was voldoende watertoevoer om alles goed schoon te spoelen. Het feit dat dit soort regels opgesteld moesten worden, laat zien dat veel slachters dat van huis uit niet gewend waren.
Spoelwater
VEEMARKTTERREIN Met de opening van het abattoir kwam er een einde aan de overlast van de slachterijen in de Amsterdamse binnenstad. In de jaren daarop werd het abattoirterrein uitgebreid met allerlei gebouwen en bedrijfjes. Nieuwe inzichten op het gebied van techniek en hygiëne, de slechte staat van het gebouw en de concurrentie van particuliere slachthuizen bracht B&W in 1976 ertoe een werkgroep in te stellen die zich over de toekomst van het gemeentelijk abattoir moest buigen. In 1985 sloot het abattoir definitief zijn deuren. Vandaag de dag staan alleen het kantinegebouw, het politiebureau en de woningen van onder meer de waagmeester en de marktmeester nog overeind. Het abattoirterrein kreeg een nieuwe bestemming als plek voor socialehuurwoningen en bedrijven.
stof, die geen bloed noch ander vocht doorlaat”. De gemeente stelde wagens beschikbaar voor dit vervoer: helemaal afgesloten, alleen in de zijwanden waren drie met gaas afgedekte ventilatieopeningen aangebracht. Het vervoer mocht ook uitsluitend plaatsvinden binnen bepaalde tijdsperiodes. De hoofdkeurmeester, de keurmeesters tweede klasse en de slachthuisopzichter waren belast met de zorg voor het vleesvervoer. Wie de regels overtrad, kon een boete van f 1,- tot f 3,- verwachten.
Argument Opvallend is dat de gemeente bij de aanleg van het abattoir de ‘zintuigelijke’ misstanden in de slachterijen amper noemde, maar zich vooral bekommerde om hygiëne, volksgezondheid en morele gevaren. De vier deskundigen hadden in hun rapport “over den bloedbereid- en bewaarplaatsen in Amsterdam” juist benadrukt dat het zien, ruiken en horen van het slachten zo storend was, evenals de aanblik van geslacht vee. De jeugd werd door de slachtpraktijken ‘verpest’. Maar blijkbaar was de zintuigelijke ervaring voor de gemeente niet genoeg om een abattoir te stichten. Volksgezondheid legde als argument nu eenmaal meer gewicht in de schaal ● JENNA THE STUDEERT GESCHIEDENIS AAN DE RADBOUD UNIVERSITEIT IN NIJMEGEN. DIT ARTIKEL
oktober 2019 ONS AMSTERDAM
IS GEBASEERD OP HAAR BACHELORPAPER VAN VLEES EN BLOED. DE INVLOED VAN DE ZINTUIGEN GEUR, ZICHT EN GELUID OP DE OPRICHTING, INRICHTING EN LOCATIE VAN EEN CENTRAAL ABATTOIR BUITEN DE BINNENSTAD VAN AMSTERDAM IN 1887.
13
De locatie van het abattoir bood veel voordelen. Het Algemeen Handelsblad: “Het terrein is gebracht tot 1,5 M. + A.P. en de deelen, waarop geen gebouwen staan, zijn behoorlijk afwaterend bestraat. In de lengteas van het geheele terrein is een groot hoofdriool gelegd, waarop de riolen der slachthuizen, stallen, woningen enz. uitloozen. Dit hoofdriool gaat met een zinker door de Nieuwe Vaart en mondt uit in het loozingskanaal, zoodat al het spoelwater naar zee wordt afgevoerd.” Om te zorgen dat het afvalwater ook daadwerkelijk in dit kanaal terechtkwam, had elke slachtkamer een zinkput die het vervuilde water naar het riool leidde. De nieuwe plek bood bovendien een goede aansluiting met grote (water)wegen, waardoor het slachtvee niet langer door de binnenstad vervoerd hoefde te worden. Na de slacht moest het vlees natuurlijk naar de slagers in de binnenstad toe. Om te voorkomen dat Amsterdammers toch nog met onsmakelijke beelden van dode dieren zouden worden geconfronteerd, besloot de gemeente het vleesvervoer zelf te organiseren. Verboden werd om “meer dan 10 kilogram versch vleesch te vervoeren, zonder dat het, op de door Burgemeester en Wethouders vastgestelde wijze, aan het oog van het publiek is onttrokken” (Artikel 17 van de Algemene Politie-Verordening). De ‘vastgestelde wijze’ om het vlees te vervoeren was “in gesloten of overdekte vervoer- of draagmiddelen, of wel in open vervoer- of draagmiddelen, mits gewikkeld in eene
De Veemarkt met de ingang naar het abattoir in 1930, prentbriefkaart uitgeverij J. Sleding.
6 9 | 50 JAAR GELEDEN |
TEKST: PETER DE BROCK | BEELD: STADSARCHIEF AMSTERDAM | RIJKSDIENST VOOR CULTUREEL ERFGOED
Woensdag 1 oktober Strijd om American Hotel Het American Hotel staat in de verkoop – en vastgoedtycoon Maup Caransa heeft interesse, zo wil het gerucht. De hoteldirectie zou in gesprek zijn met zijn huisbank, het Amsterdamse bankiershuis Vermeer & Co. Eerder bemiddelde die bank bij Caransa’s aankoop van het Amstel Hotel. Niets van waar, zegt American-directeur Th. Van Egerschot. “Hij heeft een bezoek gebracht aan ons café-restaurant. Maar ik heb hem niet gesproken.” Ook de namen van het olieconcern Gulf en vliegmaatschappij Pan Am vallen. De geruchtenstroom pompt de aandelenkoers van het verliesgevende hotel fors omhoog. De grond is duur, sloop kan lucratief zijn. Caransa bezit al een derde van de aandelen. Hij speelt die troefkaart uit: “Ik kan bijna zeker zeggen dat het American zal blijven bestaan.” En bluft: “Ik pieker er niet over om tegen hogere koersen te kopen.” Uiteindelijk doet hij een succesvol bod van 665% op alle uitstaande aandelen.
14
ONS AMSTERDAM oktober 2019
Oktober 1969 woensdag 1 De tekorten van Artis zijn opgelopen tot f 2,2 miljoen. Wethouder Roelof de Wit hoopt dat het Rijk bijspringt. “Wij financieren de exploitatietekorten omdat wij het voortbestaan van Artis als een culturele verplichting zien. Maar het water staat ons financieel aan de lippen.” zaterdag 4 De moordenaar Gerard Schutte (45) ontsnapt uit het Huis van Bewaring aan het Kleine Gartmanplantsoen, na het bedreigen van drie cipiers met een pistool. Hij bracht in 1956 caféhoudster Tante Betje om het leven en staat bekend als zeer gewelddadig.
Bij een botsing op de kruising Van Woustraat en Ceintuurbaan tussen twee tramstellen van lijn 4 raken 28 passagiers gewond. Het nieuwe nationale luchtvaartmuseum Aviodome wordt op Schiphol geopend, in een koepelgebouw ontworpen door de Amerikaanse futurist en architect Richard Buckminster Fuller. dinsdag 7 Athenaeum Nieuwscentrum op het Spui opent vandaag zijn deuren. Oprichter is Ko van Leest, boekverkoper sinds 1946. donderdag 9 Duizenden Amsterdammers, dagjesmensen en toeristen juichen de drie Amerikaanse maanreizigers
Buzz Aldrin, Neil Armstrong en Michael Collins toe op hun tocht door de stad. Na een ontvangst in het Koninklijk Paleis, een rondvaart en een huldiging in het Concertgebouwen openen de drie de tentoonstelling Maanvaart 69 in de RAI. Op de Keizersgracht wordt uit een auto van Slavenburg’s Bank een tas met f 285.000,gestolen, net op het moment dat twee bankemployees een lekke band verwisselen. De recherche vermoedt dat de rovers de lekke band hebben veroorzaakt. maandag 13 Kapper Tonny Nietvelt aan de Leidsegracht schenkt sherry, om te vieren
dat zijn dochter Jessica (19) als eerste vrouw in Nederland is geslaagd voor het patroonsexamen herenkappen. dinsdag 14 De ontsnapte moordenaar Gerard Schutte wordt aangehouden. vrijdag 17 De Dienst Omroepbijdragen van de PTT heeft bij een controle in Oost, Oud-West en de havenbuurten 2206 niet-geregistreerde tv-toestellen opgespoord. donderdag 23 De 37-jarige cipier L.J. bekent dat hij de celdeur van Gerard Schutte zo had bewerkt dat de man kon ontsnappen. Ook heeft hij een pakje kleren in de cel gesmokkeld, waar mogelijk een pistool in verstopt zat.
9 4 | 25 JAAR GELEDEN |
Zondag 9 oktober Rembrandthuis opnieuw beroofd Het Rembrandthuis is voor de tweede keer binnen enkele maanden de dupe van een schilderijenroof. Toen gealarmeerde agenten polshoogte kwamen nemen, was de insluiper er al vandoor met Man met baard uit 1647, van de hand van een onbekende leerling van de meester. Museumdirecteur Ed de Heer blijft volharden dat het pand ‘optimaal’ is beveiligd: het stille alarm werkte, aan de elektronische beveiliging mankeert niets. De dader forceerde een houten luik en sloeg met een voorhamer een ruit in. Man met baard hing in dezelfde kamer als de twee in juni gestolen schilderijen van Pieter Lastman. Bij die roof ramden de inbrekers de pui met een gestolen bestelbusje. Het Rembrandthuis moet laveren tussen het behoud van het historische karakter van het pand en de beveiliging, maar houten luiken en oude glas-in-loodramen zijn nu eenmaal niet bestand tegen “het mokersgeweld van een inbreker”, stelt Het Parool vast.
Oktober 1994
dinsdag 11 De dienst Parkeerbeheer moet klantvriendelijker zijn, vindt de gemeente. Ombudsvrouw Nora Salomons wordt overstelpt met klachten van foutparkeerders over onheuse bejegeningen door dienstmedewerkers. zaterdag 15 Vierduizend Turken demonstreren voor toestemming om een moskee op het Riva-terrein aan de Baarsjesweg te bouwen. De vereniging Aya Sofya en stadsdeel de Baarsjes ruziën daar al geruime tijd over. maandag 17 In leerbars in de Warmoesstraat is bij vier bezoekers open tuberculose vastgesteld. zondag 23 Bij een gasexplosie
in dierenspeciaalzaak S en S aan de Osdorper Ban raken vier winkels zwaar beschadigd. woensdag 26 Het GVB wil een groot aantal tramhaltes opheffen vanwege bezuinigingen door het Rijk. donderdag 27 De politie boekt succes in de strijd tegen de narcotica. Het nieuwe Interregionale Recherche Team onderschept 600 kilo cocaïne, met een straatwaarde van f 40 miljoen. vrijdag 28 De gemeente zit in haar maag met 59.000 schilderijen, tekeningen en beeldhouwwerken, een erfenis van de Beeldende Kunstenaars Regeling. Kunstwethouder Ernst Bakker wil er vanaf ●
15
nister Els Borst van Volksgezondheid toestemming geeft voor het op medische gronden verstrekken van heroïne aan verslaafde prostitués op de nieuwe tippelzone aan de Theemsweg in het Westelijk Havengebied. maandag 10 Het “erg lelijke” beeld De Kruisraket van beeldhouwer Slavomir Miletic moet weg van het Museumplein, vinden filmregisseur Theo van Gogh en journalist Max Pam. Ze hebben net de persprijs van de Bond Heemschut gewonnen voor hun AT5-programma De Woestijn Leeft en stellen het prijzengeld voor dat doel beschikbaar.
oktober 2019 ONS AMSTERDAM
maandag 3 Ook al is de criminaliteit gedaald, de bewoners van de Bijlmerflats Kruitberg, Kleiburg en Florijn voelen zich nog steeds onveilig, blijkt uit onderzoek. Donderdag 6 Het aantal vernielingen van schoolruiten, telefooncellen en lantaarnpalen is sterk gedaald, meldt het Bureau voor Onderzoek en Statistiek. vrijdag 7 Ruimere winkeltijden, zoals de gemeente wil? Het Amsterdamse Ondernemers Verbond is er fel tegen. Vooral de kleine winkeliers zijn de dupe, vreest de organisatie. zaterdag 8 Burgemeester Schelto Patijn hoopt dat mi-
| VERHAAL | SCHOENENPALEIZEN | TEKST: GERRIT VERMEER | BEELD: STADSARCHIEF AMSTERDAM / COLLECTIE JAN VAN DIJK
‘C’est fantastique’ De schoenenpaleizen van Gerard Loogman in de Kalverstraat Bijna niets in het straatbeeld is zo vergankelijk als een winkelpui. In Amsterdam verdwenen er al vele zonder een spoor achter te laten. Zo verging het twee fameuze schoenenwinkels in de Kalverstraat. Magazijn Salamander uit 1931 krijgt nu weer zijn oude gedaante terug, maar van Presburg (1927) zijn er alleen nog enkele foto’s. Beide zaken waren ontworpen door de weinig bekende architect Gerard Loogman.
16
ONS AMSTERDAM oktober 2019
I
In een album dat architect Gerard Loogman bijhield over zijn loopbaan zit een krantenknipsel waar zijn naam niet eens in voorkomt. Een stukje uit het Algemeen Handelsblad van 30 maart 1932 over een informeel bezoek aan Amsterdam van twee hooggeplaatste Parijzenaren, te weten politieprefect Jean Chiappe en préfet de la Seine Édouard Renard. Ze bezochten het Rijksmuseum en het Stedelijk Museum en zelfs maakten zij een uitstapje naar Haarlem. Tot genoegen van de verslaggever, die de heren op de voet volgde, lieten zij zich vriendelijk uit over de Amsterdamse politie. Voor mooi Amsterdam toonden ze weinig belangstelling, totdat tijdens een avondwandeling een gebouw in het bijzonder hun aandacht trok: “[…] lang bleven ze bijvoorbeeld in de Kalverstraat staan voor den vreemden modernen gevel van een schoenenmagazijn: ‘C’est fantastique’, merkte prefect Chiappe tot zijn reisgenoot op.” In 1932 kwam er in de Kalverstraat maar één winkel in aanmerking om hun aandacht te trekken. De schoenenwinkel
in kwestie moet de kleurige en helder verlichte zaak van de Amsterdamse firma Presburg zijn geweest op Kalverstraat 167-169. De door Loogman ontworpen winkel was daar met enig rumoer geopend in april 1927.
Lege dozen Gerard Loogman (1892-1976) begon net als zijn vader als timmerman, maar door jarenlang avondlessen te volgen werkte hij zich langzaam op, om zich bij Karel Tholens (hij ontwierp onder meer de Chassékerk in de Baarsjes) verder te
Tot de eerste klanten van de katholieke architect behoorde het Joodse schoenenbedrijf Presburg, opgericht door winkelier Salomon Presburg (1864-?) uit de Uilenburgerstraat in Amsterdam. Volgens de kaarten van de burgerlijke stand was hij aanvankelijk melkslijter. Zijn eerste schoenenwinkel onder eigen naam opende hij in 1909 op Oude Doelenstraat 6. Later vertelde hij dat hij in die tijd met ‘figuranten’ werkte: om de beperkte voorraad voor het winkelende publiek te maskeren, vulde hij de lege schappen op met lege dozen. Zijn zonen
Als een kleurige lampion verlichtte de winkel de omgeving bekwamen tot architect. Loogman had het vak dus in de praktijk geleerd, maar beschouwde zichzelf zeker ook als een kunstenaar. Zijn bouwwerken – waaronder een groot aantal winkels – zijn tot op heden grotendeels onbekend gebleven.
Abraham (geboren in 1892) en Joseph (1897) werkten bij hem in de zaak, net als de man van zijn dochter Schoontje, Haskel (Henry) Swaab. Al gauw opende hij in de Eerste Oosterparkstraat op nummer 184 een tweede winkel. De zaak
‘Het schoenenpaleis van de firma Presburg’ uit 1927, Kalverstraat 167-169. Foto: Jan van Dijk.
oktober 2019 ONS AMSTERDAM
17
| VERHAAL | SCHOENENPALEIZEN | TEKST: GERRIT VERMEER | BEELD: STADSARCHIEF AMSTERDAM / COLLECTIE DOLF TOUSSAINT | FAMILIEARCHIEF LOOGMAN
De damesafdeling van Presburg in de Kalverstraat, 1960-1965.
Architect Gerard Loogman achter zijn tekentafel.
18
ONS AMSTERDAM oktober 2019
Advertentie opening winkel Presburg in de Ferdinand Bolstraat in 1923; van 1938 tot 2015 heeft rijwielhandel Cito hier gezeten.
beweerde Presburg in advertenties dat in de eigen schoenfabriek meer dan 300 arbeiders werkten. presenteerde zich als een “ongeregelden Schoenwinkel” die “HALF VOOR NIET” verkocht, en adverteerde vooral met “reuzenuitverkopen”. De firma Presburg ging prat op een eigen fabriek in Waalwijk, een belangrijk centrum van de schoenindustrie. Salomon
sloot in 1917 inderdaad een overeenkomst met schoenfabrikant Adrianus Pulles te Waalwijk om onder de naam A. Pulles van Gerwen & Co schoenen te fabriceren en in de handel te brengen. De samenwerking bleef bestaan tot de Tweede Wereldoorlog. In de jaren twintig
220 gloeilampen Het oudst bekende ontwerp van Loogman voor Presburg betreft de winkel Ferdinand Bolstraat 36 (inmiddels de zevende) die opende in 1923. De pui in art deco is grotendeels bewaard gebleven
Schoenenpaleis Salamander, Kalverstraat 116-118.
Kindersprookjes
wand. De herenafdeling was bereikbaar via een open stalen trap of met een lift. Beneden viel het daglicht binnen, bij de heren bepaalde glas-in-lood de sfeer met voorstellingen van de handel, de scheepvaart, de nijverheid, de landbouw en de wetenschap. De kinderafdeling werd opgefleurd met beelden van bekende kindersprookjes, zoals Roodkapje en Klein Duimpje. Het album van Loogman bevat ook nog een foto van de winkel uit het Vakblad voor de Schoenmakerij en den Schoenhandel met een handgeschreven aantekening: “Toen deze foto genomen werd, waren de lichtreclame en bekroning nog niet aangebracht.” Bij een ingrijpende verbouwing in 1959 verdween de bijzon-
dere gevel geruisloos uit het straatbeeld, al bleef de winkel nog lange tijd bestaan. Het schoenenrijk van Presburg maakte een snelle groei door: twaalf filialen in 1926 (negen in Amsterdam), vijftien in 1929 en bij het 25-jarig bestaan in 1935 maar liefst 21, onder de hoede van Abraham en Joseph Presburg, Henry Swaab en Hartog Melkman. Melkman kwam in 1944 om het leven in concentratiekamp Stutthof bij Gdansk. De overlevenden zetten de zaak voort, maar zonder het vroegere elan. Uiteindelijk werd de keten in de jaren zeventig overgenomen door Van Woensel Schoenen ●
GERRIT VERMEER IS ARCHITECTUURHISTORICUS.
19
De damesafdeling was beneden. Om schoenen te passen kon de clientèle neerstrijken op een lange rij comfortabele en kleurige rug-aan-rug-zitbanken. De stellingen waren weggewerkt in de
SCHOENENPALEIS SALAMANDER Er staat nog een tweede winkel van Gerard Loogman in de Kalverstraat: het schoenenpaleis Salamander, nummer 116-118. De Salamander Schoenen Maatschappij was een filiaal van een Duitse schoenenketen opgericht in 1904, met 36 eigen zaken in Berlijn. Zij wilde op de plek van twee historische panden in de Kalverstraat een nieuwe vestiging neerzetten. De sloop leverde de nodige commotie op: de twee panden hadden 18de-eeuwse geveltoppen. Ze stonden ook op de in 1928 uitgebrachte Voorlopige lijst der Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst, maar een wettelijke bescherming ontbrak. De eigen Amsterdamse monumentenverordening had juist weer geen lijst – de Schoonheidscommissie greep niet in. Loogman liet de zandstenen gevelornamenten aftakelen en gaf die in bewaring bij het Stedelijk Museum. (Het bovenstuk van Kalverstraat 116 werd in 1936-1937 herplaatst op Anjelierstraat 23 en de top van 118 kreeg ongeveer tegelijkertijd een nieuwe plek op Lindengracht 276.) Het magazijn van schoenketen Salamander opende in 1931, met een onderpui van glas en daarboven bronzen frames met ramen en koperplaten, een ‘vliesgevel’. Boven de twee etalages stond in grote lichtletters het woord SALAMANDER en midden in de gevel nog een keer over twee verdiepingen hoog met het logo erbij. Decennia later was er weinig meer van te zien, maar in 2018 bleken er nog resten van de vroegere pui aanwezig te zijn. De gevel wordt in ere hersteld, met lichtbak en al.
oktober 2019 ONS AMSTERDAM
(tegenwoordig verkoopt Ramen Kitchen hier slurpnoedels). Half april 1927 verscheen er een enthousiaste bespreking van weer een nieuwe zaak, nu in de Kalverstraat, in het Centraal Blad voor Israeliëten. De Kalverstraat was destijds een belangrijke winkelstraat. Presburg wilde gunstig voor de dag komen en koos voor een spectaculair ontwerp. De kop van het artikel weerspiegelt Salomons ambitie: ‘Het schoenenpaleis van de firma Presburg’, en de bespreking is vol superlatieven: “Veel zagen we reeds op het gebied van winkelarchitectuur, maar wat de firma S.A. Presburg ons toont in het dezer dagen te openen filiaal harer schoenenzaken aan de Kalverstraat, grenst aan het ongelooflijke. Van een paleis te spreken, is wellicht nog te bescheiden. Een gebouw van zeldzame schoonheid, waarbij binnen- en buitenarchitectuur getuigen van een in bijzondere mate ontwikkeld kunstgevoel. [...] De bewonderenswaardige, en een eigen cachet dragende architectuur, de heerlijke kleurenharmonie, de kostbare en van een hooge opvatting getuigende inrichting der zaak zullen ongetwijfeld eenieder versteld doen staan.” Een week later pakte het blad nog een keer uit, met veel informatie over het pand. De spectaculaire voorgevel bestond uit een wand met tien ribben van gekleurd glas-in-lood, die van de daklijst naar beneden liepen en vlak boven de begane grond naar achteren bogen om ruimte te laten voor de vitrines. Het glas zat ingeklemd tussen imposante granieten wanden en de daklijst was versierd met loden ornamenten. Achter het glas zat een tweede wand van glas-in-lood en daartussen waren maar liefst 220 gloeilampen aangebracht. Als de avond viel, verlichtte de winkel als een kleurige lampion de omgeving, wat een prachtig gezicht moet zijn geweest.
| VERHAAL | VROUWENSTRIJDCOMITÉS | TEKST: ANNEMIEKE HOUBEN | BEELD: STADSARCHIEF AMSTERDAM
Stamppot ‘zo dun als water’ 1935: Vrouwenstrijdcomité roert zich in Noord Een envelopje met een niet opgegeten hapje schoolvoeding uit 1935. Andijviestamppot-mét. De vondst in het Stadsarchief neemt ons mee naar het Noord van de jaren dertig. Er is schaarste en werkloosheid. Communisten, fascisten en socialisten proberen de ontevreden arbeiders voor zich te winnen. Vrouwen zijn actief in ‘vrouwenstrijdcomités’: ‘Moeders, arbeidersvrouwen, kent je taak, vecht voor je kinderen!’
V
Vanaf 1932 richtte de Communistische Partij Holland (CPH) werklozenstrijdcomités (wsc’s) op in arbeidersbuurten door het hele land. Ze kwamen in actie tegen misstanden die werkloze arbeiders na aan het hart (en aan de portemonnee) lagen, zoals bezuiniging op de steungelden, slecht betalende werkgevers en hoge gasen elektratarieven. De comités werden ge-
presenteerd alsof ze spontaan ontsproten waren aan de onvrede van de werkende klasse. In werkelijkheid had de CPH de regie vrij strak in handen. Deelname aan deze laagdrempelige buurtcomités moest werkloze arbeiders dichter bij het lidmaatschap van de partij brengen. Hoewel er zich relatief weinigen aansloten, bleken de comités niet tandeloos. Het Jordaan-
oproer (1934) ontstond bijvoorbeeld na een wsc-bijeenkomst op de Rozengracht. Om arbeidersvrouwen te activeren koos de partij een vergelijkbare, decentrale aanpak. Speciale vrouwenstrijdcomités (vsc’s) richtten zich in Amsterdamse buurten op kwesties die de leefomgeving van de vrouwen raakten. Onder andere de huisvesting, de kwaliteit van kinderschoeisel en schoolmaaltijden en de wachtrijen bij badhuizen. Ook de opdringerige colportage van NSB-krantjes kreeg veel aandacht. Begin 1935, bijvoorbeeld, voerden de nationaalsocialisten felle colportagecampagnes in Tuindorp Buiksloot (het Blauwe Zand), waar het geregeld tot aanvaringen met antifascisten kwam.
20
ONS AMSTERDAM oktober 2019
Buurtkrantjes Voor communistische vrouwen was hier een taak weggelegd. Ze werden aangemoedigd om op het goede moment ‘per ongeluk’ kopjes water naar buiten te werpen en ze moesten ook de straat op: “Vrouwen in het Noorden van onze stad, zorg dat je gereed bent als de fascisten komen met lectuur. Ga ze achterna! Bel aan de huizen en vraag de moord-lectuur terug.” |De envelop met stamppotresten uit het Stadsarchief die in 1935 op het bureau van de onderwijswethouder was beland.
De Vrouwenstrijdkrant van 22 februari 1935, met het schoolmenu.
traden op bij grotere bijeenkomsten. Leden van de vsc’s organiseerden ook jongerendagen, met voorstellingen van de kindertoneelgroep De Vrolijke Brigade van Ida Last (de echtgenote van schrijver Jef Last) en het balletgezelschap Dynamo van Ulco Kooistra en Maja Magoby.
Schoolmaaltijden
Enquête Begin 1935 stond de kwaliteit van de schoolmaaltijden op de agenda. Voor de communistes was dit onderwerp prijsschieten, want het stadsbestuur had er net flinke bezuinigingen op doorgevoerd. In het communistische dagblad De Tribune was al flink over de kwaliteit van het eten geklaagd. De NSB sloeg munt uit de situatie door bij scholen
>
21
eis aan dictator Mussolini om onmiddellijk uit Abessinië (Keizerrijk Ethiopië) te vertrekken. Een antwoord hierop is niet bewaard gebleven. Midden jaren dertig waren er vrouwenstrijdcomités in ieder geval actief in Noord, de Indische buurt, de Kinkerbuurt, de Oosterparkbuurt, de Haarlemmerpleinbuurt en de Jordaan. De groepen kwamen nadrukkelijk alleen bij elkaar voor werk (het moesten geen theekransjes worden!), maar bij speciale gelegenheden was er ook vertier. Communistisch gezinde artiesten als harmoniegezelschap Avanti, agitproptroep Komsomol, zangeres Lien van Assen, Louis Contran en het antifascistische ballet van Florrie Rodrigo
oktober 2019 ONS AMSTERDAM
De vrouwen trokken de wijken in en probeerden met directe actie snelle resultaten te boeken. Als er weer eens een onterecht gekorte steuntrekker geholpen was door een heldhaftig optreden van een vrouwenstrijdcomité, werd dat breed uitgemeten in buurtkrantjes, die de activistes zelf verspreidden. Om de lezeressen te betrekken bij de grotere communistische gedachte, werd er regelmatig bericht over internationale onderwerpen, zoals asielpolitiek, het welvaren van de SovjetUnie en de behandeling van antifascistische gevangenen in Duitsland. Het ijverige strijdcomité in Noord aarzelde zelfs niet om in 1935 de Italiaanse consul in Amsterdam een brief te sturen met de
De gestencilde krantjes van de buurtcomités droegen slagvaardige titels als De vrouwenstrijdkrant tegen oorlog en fascisme of De vrouw in de strijd. De oplages zullen veelal in de honderden hebben gelopen, maar er zijn slechts weinig krantjes die de weg naar een archief hebben gevonden. Het lukte meestal niet de blaadjes voor een derde met feiten- en cijfermateriaal te vullen om in discussies te kunnen gebruiken, wat de partij graag wilde. Opruiend proza in communistisch strijdjargon domineerde de pagina’s. Zo luidde de conclusie van een artikel over de slechte behandeling van een jonge arbeider in Veenhuizen: “Arbeidersvrouwen, moeders, als wij bovenstaande aanklacht lezen, gloeit er dan niet een gloeiende haat tegen de onderdrukkers en hun verrot systeem, dat de bloesem van ons leven vergiftigt? Laat die aanklacht niet tevergeefs zijn. Het antwoord van ons moeders is onverzoenlijke klassehaat tegen die onderdrukkers met hun klassejustitie.” Het is niet verwonderlijk dat de comités en enkele actieve medewerksters in geheime rapporten van de nationale Centrale Inlichtingendienst figureren. Het comité in Noord had het meest in z’n mars. De vrouwen brachten diverse onderwerpen aan in de gemeenteraad, zoals het voorstel om een ziekenhuis in Noord te bouwen. De ambulances moesten immers met de pont het IJ oversteken om de hulpbehoevenden te bereiken, wat voor de nodige problemen zorgde.
Deze aanbieding geldt zo lang de voorraad strekt. Is een cadeau uitverkocht, dan krijgt u een vervangend cadeau toegestuurd.
Voor iedereen die van Amsterdam houdt!
Daarom word je abonnee van Ons Amsterdam Ons Amsterdam is hét tijdschrift voor iedereen die van Amsterdam houdt. U ontdekt ieder nummer meer over de fascinerende geschiedenis van uw stad. En u wordt op de hoogte gehouden van het belangrijkste stadsnieuws. Ons Amsterdam verschijnt 10 keer per jaar. Je cadeaus ✔ Een City Canal Cruise door de Amsterdamse grachten voor 2 personen (t.w.v. € 32,-) verzorgd door Rederij P. Kooij! ✔ De 3-dvd De Amsterdamse Canon (t.w.v. € 29,95) ✔ Gratis entreebewijzen voor het Amsterdam Museum, het Stadsarchief Amsterdam, de Hortus Botanicus én het Verzetsmuseum! (t.w.v. € 35,50)
www.onsamsterdam.nl/aanbieding
| VERHAAL | VROUWENSTRIJDCOMITÉS |
De vrouwenstrijdcomités organiseerden ook jongerendagen, met onder meer voorstellingen van het balletgezelschap Dynamo van Ulco Kooistra en Maja Magoby. Foto: Cornelis van Angelbeek, 11 september 1935.
ogen aanzien hoe de naar huis lopende kinderen enveloppen in de hand geduwd kregen.
Elastiekjes Twee schooldirecteuren stuurden het krantje door naar de wethouder van onderwijs. Moest er actie worden ondernomen? In het weekmenu zijn de drie vermelde rijstgerechten gemarkeerd met een streep. Rijst, nota bene! Een van de hoofdingrediënten voor het Aardappeloproer van 1917 en in 1935 nog altijd geen geliefde arbeiderspot. Een nieuw voedseloproer was in deze barre economische tijden niet denkbeeldig. Arbeidersvrou-
Floraschool (aan de gelijknamige weg). Het bewijs ging met stamppotresten en al linea recta naar de wethouder. Een spoedonderzoekje onder de leidsters van de eetlokalen in Noord moest helderheid verschaffen. Er bleken eigenlijk nauwelijks klachten binnen te komen over de kwaliteit van het eten. De meegegeven enquêteformulieren hadden ook slechts minimaal effect gehad op de moeders of de kinderen: alleen de leidster van de lagere school in de Ribesstraat bespeurde iets meer onrust dan normaal. Er werd besloten geen verdere actie te ondernemen. Terwijl in een lade van het stadhuis de klomp elastiekjes en stamppot
‘Kinderen krijgen bij de schoolvoeding hun buik niet vol’ langzaam uithardde, bleef de revolutie uit – ook op de scholen in Noord. In het najaar van 1936 werd het stil rondom de vrouwenstrijdcomités. Ze verdwenen uit de kolommen van De Tribune en lieten ook geen sporen meer na in de lokale politiek. Waren ze niet succesvol genoeg? Heeft de partij ze een stille dood laten sterven? Met onder andere een speciale vrouwenrubriek in de partijkrant bleven de communisten vrouwen aansporen om zich in te zetten voor de goede zaak ● ANNEMIEKE HOUBEN IS HISTORISCH LETTERKUNDIGE.
23
wen mokten al tijden over de tekorten in hun keukens. Volgens De Tribune liet de ‘bourgeoisie’ gewassen massaal vernietigen om de prijzen kunstmatig op te drijven. Bovendien was kameraad Bertha de Vries – een van de aanvoersters van het Aardappeloproer – een veelgevraagd spreekster voor de vrouwencomités. De ambtenaren moeten, met het Jordaanoproer nog vers in het geheugen, nattigheid gevoeld hebben. Alsof de situatie nog niet zorgwekkend genoeg was, werden er op 7 maart ook nog elastiekjes gevonden in de andijviestamppot van de
oktober 2019 ONS AMSTERDAM
gratis snert uit te delen. Het was de hoogste tijd voor een linkse aanval op de slechte schoolvoeding: “Moeders, arbeidersvrouwen, kent je taak, vecht voor je kinderen!” Op 22 februari verscheen in de Vrouwenstrijdkrant in Noord een ophitsend artikeltje met de titel ‘Kinderen krijgen bij de schoolvoeding hun buik niet vol’. Leerlingen zouden maar liefst drie keer per week rijst moeten eten (in werkelijkheid was dat maximaal twee keer per week, de communistes overdreven dus een beetje). De ene dag dat er stamppot op het menu stond, was die “dun als water”. Terwijl de rijke heren zich vijfgangenmaaltijden lieten serveren, stierven arbeiderskinderen bijna van de honger! De week daarop kregen kinderen van minstens elf verschillende openbare scholen in Noord dit krantje toegestopt in een gesloten envelop. Er was een enquêteformulier bij gevoegd waarop moeders al hun grieven over het schoolvoedsel kwijt konden. Mejuffrouw Johanna Meulemans, die de verspreiding bij de openbare IJboschschool aan de Meeuwenlaan voor haar rekening nam, werd gesnapt door de directeur. Hij wilde graag weten wat ze uitdeelde. Johanna zei dat ze dat zelf ook niet wist, maar dat ze helaas geen exemplaar aan de directeur kon verstrekken. Toen hij haar verder uitdelen wilde verbieden, verklaarde ze dat dit niet kon, omdat ze op de openbare weg stond. De directeur moest met lede
| HIER GEBEURDE HET | TEKST: MARIUS VAN MELLE & MAARTEN HELL | BEELD: HENK THOMAS | COLLECTIE REIN VALK
LANGE LEIDSEDWARSSTRAAT Politierechter beboet ‘kritiese’ leraar
10 september 1969
Leraren liepen te hoop tegen autoritaire schoolleidingen, leerlingen wilden ongecensureerde schoolkranten. Het broeide overal in 1969. Op de Christelijke Detailhandelsschool naast het Vondelpark liep de zaak compleet uit hand. De directie riep zelfs de politie te hulp om de dwarsliggende leraar Nederlands eruit te gooien.
24
ONS AMSTERDAM oktober 2019
De ingang naar de publieke tribune in het toenmalige Paleis van Justitie was aan de achterzijde, Lange Leidsedwarsstraat 3 (rechts). Foto: augustus 2019.
Tekenlerares (en latere kinderboekenillustratrice) Bab Siljeé maakte de omslag van de brochure die in april 1970 over de affaire verscheen onder auspiciën van de Landelijke Werkgroep Kritiese Leraren.
Een samenscholing van scholieren stond woensdag 10 september 1969 voor de achteringang van het kantongerecht van het Paleis van Justitie in de smalle Lange Leidsedwarsstraat . Ze hoopten een plekje te vinden op de publieke tribune. Het waren leerlingen van de Christelijke Detailhandelsschool – hun leraar Nederlands, Fred van Dam, stond terecht. De politie had hem namelijk verwijderd uit zijn leslokaal, dat hij niet had mogen betreden omdat hij op staande voet ontslagen was. Politierechter Gerard Nomes wenste geen rekening te houden met het feit dat Van Dam dat ontslag met succes had aangevochten en veroordeelde hem tot ƒ75,- boete, conform de eis van de officier van justitie. “ U bevond zich op verboden terrein.” De christelijke opleiding was in 1962 afgesplitst van de Openbare Detailhandelsschool, toen die naar nieuwbouw bij de Berlagebrug verhuisde en leraar Nederlands Anne Terpstra het initiatief nam om een instituut op christelijke grondslag te stichten. Als nieuwbakken directeur had hij het te druk om les te geven en nam hij Alfred Raoul van Dam aan om Nederlands te geven. Hij vond zichzelf daarmee een ruimdenkend man, zei hij later in een interview met De Telegraaf, want Van Dam was belijdend Joods. Wat hen bond, was dat ze vaak met elkaar Fries spraken. Van Dam had als onderduiker in Friesland gezeten en Terpstra had zich als distributeur van bonkaarten vanuit het Friese Achtkarspelen ingezet voor onderduikers. De verstandhouding tussen Van Dam en Terpstra was jarenlang uitstekend, maar dat veranderde toen de onderwijswereld in beweging kwam.
Rumoer Leerkrachten maakten zich zorgen over de wijze waarop de Mammoetwet in 1968 in het voortgezet onderwijs werd ingevoerd en liepen te hoop tegen
Het christelijke schoolhoofd Anne Terpstra vond zichzelf ruimdenkend omdat hij de belijdend Joodse Fred van Dam had aangenomen. Tekening: Henk Vonk (alias van Rein Valk, docent etaleren).
Multatuli
Kamervragen Eind 1969 stelden de Kamerleden Ed van Thijn en Cees Laban (PvdA) vragen over de onrust op de Christelijke Detailhandelsschool. Staatssecretaris Hans Grosheide gaf toe dat veel onbehagen voorkomen had kunnen worden als directeur en bestuur zich wat terughoudender hadden opgesteld. Ingrijpen kon hij niet, want het bevoegd gezag lag bij het schoolbestuur. (Een kwestie die nu ook speelt bij het islamitische Cornelius Haga Lyceum.) Fred van Dam smaakte nog het genoegen dat de beroepscommissie in februari 1970 de berispingen als opmaat voor een nieuw ontslag (het eerste was immers ingetrokken) ongegrond verklaarde. Eind van dat studiejaar kreeg hij alsnog zijn congé, nu wegens terugloop van het leerlingenaantal. Drie collega’s zonder vast contract die hem hadden gesteund, waren eerder al ontslagen. Directeur Anne Terpstra ging twee jaar later na 45 onderwijsjaren met pensioen ●
KRITIESE LERAREN In het voorjaar van 1969 werd door vijftig leraren in Famos de Werkgroep Kritiese Leraren opgericht, die zich sterk maakte voor democratisering van het onderwijs. De film Lokaalvredebreuk van 32 minuten over een onaangekondigd bezoek aan de Christelijke Detailhandelsschool, die uitliep op ontruiming door de politie, was een groot succes. Gangmaker van de club was Anton Oskamp, leraar Nederlands aan het Barlaeus Gymnasium. Hij schreef in 1970 samen met twee collega’s het Rode boekje voor scholieren. In vier maanden tijd werden er (volgens de Kritiese Leraren zelf) 125.000 exemplaren verkocht.
25
De illegale uitgave vond met behulp van leraren zijn weg op school. De schoolleiding vermoedde dat Van Dam daarachter zat, liet zijn laatje openbreken en trof er een stapeltje van het gewraakte blad aan. Hij werd de volgende dag op staande voet ontslagen. Een vakbondsjurist maakte hem duidelijk dat het ontslag onrechtmatig was, omdat het schoolbestuur geen ge-
legenheid had gegeven daartegen in verweer te gaan. Hij kwam dus na het weekend gewoon naar school, te meer omdat hij mondelinge examens moest afnemen. Politieagenten zetten hem het gebouw uit. De leerlingen – voor zover ze geen examen moesten doen – besloten nu tot een eendaagse staking en verzamelden zich in het Vondelpark, waar ze een petitie aan het schoolbestuur opstelden. Het bestuur weigerde de petitie in ontvangst te nemen, maar zag zich toch genoodzaakt om het ontslag in te trekken, toen het besef doordrong dat het procedureel een scheve schaats had gereden. De actiefste – niet meer leerplichtige – leerlingen moesten het ontgelden: ze werden van school verwijderd, protesten van de inmiddels verenigde leraren en ouders ten spijt. Kort na de schoolvakantie volgde de rechtszaak tegen Van Dam. De politierechter had zijn huiswerk gedaan om hem als querulant af te schilderen en had daarbij zelfs een veroordeling wegens desertie op Sumatra in december 1949 opgediept. De kwestie was dat hij als dienstplichtig facteur (legerpostbode) te laat van verlof was teruggekeerd na een zoektocht naar sporen van Multatuli, die ruim honderd jaar eerder in die contreien controleur was geweest. Een vrolijke noot in een bijzonder droevige geschiedenis van de onderwijsvernieuwing, vond het dagblad Trouw.
oktober 2019 ONS AMSTERDAM
autoritaire schoolleidingen en schoolbesturen. En op hun beurt wilden leerlingen ongecensureerde schoolkranten en inspraak in onderwijskwesties. Op 12 september 1969 mondde die onvrede uit in een grote demonstratie in Den Haag van zowel onderwijzend personeel als scholieren, die Twickelactie is gaan heten naar het Hengelose Twickelcollege, waar het idee van die schoolstakingsdag was geboren. Op de Christelijke Detailhandelsschool escaleerde de zaak eerder dat jaar, toen directeur Terpstra één lijn ging trekken met het ultraconservatieve schoolbestuur en Fred van Dam de kop van Jut werd. Het rumoer begon in de lerarenkamer, waar de discussies over het huwelijk van prinses Beatrix met Claus van Amsberg en het optreden van Provo zo hoog opliepen, dat het conservatieve deel van het lerarenkorps besloot hun middaghapje op de kamer van het schoolhoofd te gaan nuttigen. Verschillen van inzicht over de wijze van lesgeven maakten de kloof tussen de leraren nog groter. Een deel stelde kennisoverdracht centraal, de anderen vond het opvoeden tot mondige burgers ook belangrijk. In klassen van progressieve leraren werd gediscussieerd, terwijl zoiets bij hun conservatieve collega’s uit den boze was. De eerder zo vanzelfsprekende autoriteit van de leraren was ook veel minder groot. Fred van Dam stak zijn kritiek op zijn leidinggevenden niet onder stoelen en schoolbanken. Hij had een vaste aanstelling en bevond zich in een betere positie dan gelijkgezinde collega’s met een tijdelijk contract. Herhaaldelijk werd hij om tamelijk onbenullige incidenten op het matje geroepen. Ook zijn medewerking aan de schoolkrant De Kluts was een steen des aanstoots. Toen het blaadje iets onaardigs over directeur Terpstra had geschreven, verbood die de verdere uitgave. Tot afgrijzen van de schoolleiding zette de redactie de uitgifte door, nu gestencild in het jongerencentrum Famos (Vondelstraat 29).
| VERHAAL | AMSTERDAM IN DE FILM | TEKST: HARRY HOSMAN | BEELD: EYE FILMMUSEUM
“Ik loop en kijk, kijk’ Negentig jaar geleden verschenen de eerste films over Amsterdam als moderne metropool De cineasten Joris Ivens en Henk Kleinman maakten eind jaren twintig twee prachtige films over het bruisende stadsleven van Amsterdam. In Regen en Zeemansvrouwen brengen ze een ode aan de stad. De films zijn te zien tijdens de tentoonstelling Modern Perspectives over foto en film in het Stadsarchief.
26
ONS AMSTERDAM oktober 2019
E
Een zee van paraplu’s op de Dam. Druppels flonkerend als diamanten aan een brugleuning bij de Oudezijds Kolk. Tramwielen door een plas op het Rokin. Amsterdam is een stad onder water in Regen, de twaalf minuten korte film van Joris Ivens en Mannus Franken uit 1929. Een journalist van de Nieuwe Rotterdamsche Courant schreef op 11 februari 1930: “Men moet er zich aan overgeven met de rust van een opiumschuiver, die de gevolgen van zijn bedwelming afwacht.” In oktober 1929 filmde cameraman Andor van Barsy de Edison Lichtweek ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de gloeilamp. Tientallen zuilen van licht geven het avondlijke Damrak een sprookjesachtig aanzient. Op de Dam is een raket van licht verrezen. De ramen van Hirsch op het Leidseplein ogen als de vensters van een ruimteschip. De beelden vormen het begin van Zeemansvrouwen (1930) van Henk Kleinman. Criticus Loe Jordaan van De Groene Amsterdammer zag een “a-dramatische” vertelling uitgedrukt in een “zuiverheid van stijl en een kracht van visuele emotie die niet te vergelijken zijn met vroegere Nederlandse speelfilms”. Regen en Zeemansvrouwen zijn grotestadsfilms.
Odes aan de stad, waarin Amsterdam een personage is. Maar hoe Amsterdams ook, een andere metropool was de bron van inspiratie.
Verleidingen In augustus 1921 verhuisde de 23-jarige Joris Ivens naar Berlijn, om te studeren aan de Technische Hogeschool. Het was een stap richting de leiding van het familiebedrijf, de foto- en filmhandel CAPI (de initialen van zijn vader, Cornelis Adrianus Peter Ivens). Aan filmen dacht hij nog lang niet. De onbekrompen en kosmopolitische Duitse hoofdstad was vol verleidingen. “Berlijn kookte letterlijk en ik had meteen al het gevoel dat ik binnen was gedrongen in een universum waar, geheel in tegenstelling tot Holland, de mensen en ideeën zich in een staat van onevenwichtigheid en vrijheid bevonden van
Zeemansvrouwen van Henk Kleinman was in 1930 de laatste officiële stomme film. Tijdens de Biënnale van 2003 werd in het Filmmuseum een geluidsversie getoond, ingesproken door hoorspelacteurs.
xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx xxxxxxxxxxxxxxxxx
oktober 2019 ONS AMSTERDAM
27
>
| VERHAAL | AMSTERDAM IN DE FILM | BEELD: COLLECTIE MARK KOLTHOFF | STADSARCHIEF AMSTERDAM | INTERNET ARCHIVES | KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK
Still uit Ivens’ Regen, 1929.
28
ONS AMSTERDAM oktober 2019
Joris Ivens in zijn atelier, Singel 399, met uitzicht op het Koningsplein, 1932.
waaruit ieder zich in het avontuur van het leven kon storten zoals hem of haar goed dacht”, schreef Ivens meer dan zestig jaar later in zijn autobiografie Aan welke kant en in welk heelal. Alles leek in Berlijn uit het lood geslagen. Het sleutelwoord was dynamiek. In de galeries ontdekte Ivens onder meer tekenaar en schilder George Grosz. Metropolis (uit 1917): de drukte van de stad in felle rode kleuren, een en al beweging, de mens overweldigd door wolkenkrabbers, beklemd in een labyrint van straten en stegen. In de bioscopen draaide de expressionistische horrorfilm Das Kabinet des Dr. Caligari (1920) van Robert Wiene, vol scheve huizen en hellende straten. Najaar 1926 verruilden Ivens en zijn vriendin, de fotografe Germaine Krull, Berlijn voor Amsterdam. In hun kunstenaarshuis aan de Amstel 190, met uitzicht op de Blauwbrug, en in de cafés Reynders, Américain en De Kring op het Leidseplein bespraken beeldend kunstenaars, schrijvers en architecten van de Nederlandse avant-garde twee onderwerpen: het nieuwe medium film en de mens in de moderne stad.
Dromen Ivens raakte betrokken bij de oprichting van de Filmliga in 1927, een club met onder anderen de schrijvers Menno ter Braak, Henrik Scholte en Con-
stant van Wessem en de filmcriticus Leo Jordaan. Ze droomden van “de absolute film”: film die zich had weten te bevrijden “van vreemde invloeden en valse middelen” zoals het toneel. Film kon meer zijn dan vertier. Met camerastandpunten en montage was het mogelijk een eigen wereld te creëren – hoewel vooralsnog zonder geluid. Ivens werd onder meer belast met het uitnodigen van buitenlandse gasten. In de herfst van 1927 reisde hij naar Berlijn om de filmpionier Walter Ruttmann te strikken. Ruttmann was van origine schilder, maar was ervan overtuigd geraakt dat een schilderij te statisch was om het moderne leven te kunnen vatten. In de film Berlin – Die Symphonie der Groszstadt (1927), over vierentwintig uur Berlijns stadsleven, portretteert hij de metropool. Een meeslepende, overweldigende kakofonie van beelden van straten, treinen, fabrieken, huizen, pleinen en cafés. In één klap was Ruttmann een van de voormannen van “de absolute film”. Aangemoedigd door Berlin ging Ivens serieus aan de slag met film. De techniek kende intussen geen geheimen meer voor hem en in de schappen van CAPI in de Kalverstraat 115 lagen de camera’s voor het grijpen. Met een camera toog hij naar een zeemanskroeg op de Zeedijk. Hij kreeg de smaak van het filmen te pakken. Zijn vriend en schrijver Mannus
De Telegraaf, 22 mei 1930.
Beelden van de Edison Lichtweek (oktober 1929) vormen het begin van Zeemansvrouwen. Hier de Dam. (Foto, niet uit de film.)
Zuigkracht
Het zat Ivens niet mee. Februari 1928: “Het regent hier alleen als het donker is, na 5 uur ’s avonds en voor 10 uur ’s morgens. Wanhopig, maar m’n apparatuur staat geladen voor me bij Capi. Als ik even de kans krijg draai ik.” Uit een bovenverdieping van het pand in de Kalverstraat filmde hij winkelende Amsterdammers in glimmende regenjassen. Intussen debuteerde hij als serieuze filmmaker met De brug (1928), over spoorbrug De Hef in Rotterdam. De invloed van Berlin was zichtbaar in elke camerainstelling. Zijn vrienden van de Filmliga klapten zich de handen stuk.
Ook andere Nederlanders deden inspiratie op in Berlijn. Regisseur Henk Kleinman van Zeemansvrouwen was geboren in Haarlem, maar had een Duitse achtergrond (zijn naam wordt soms met dubbel n geschreven). Hij verdiende zijn brood met de import van Duitse films en belandde in de vermaarde UFAfilmstudio’s in Berlijn. Waarschijnlijk is hij Ivens en Krull wel eens tegen het lijf gelopen in het Romanisches Café tegenover de Gedächtniskirche, waar tout Berlijn elkaar ontmoette. De zuigkracht van de stad was ook groot in andere landen. Andor von Barsy, de cameraman van Zee-
>
29
Topshots
oktober 2019 ONS AMSTERDAM
Franken had al in oktober 1927 vanuit Parijs voorstellen aan hem gestuurd voor een poëtisch filmpje met Amsterdamse regenimpressies. “Opzet lijkt me heel goed”, schreef Ivens hem terug. En een week later: “Regen-scenario. Ik loop ermee in de regen hier en kijk, kijk. Ik draai er dezer dagen iets van. Over de opzet bericht ik je nader.”
In de lente van 1929 verhuisde Ivens van zijn zolder op Damrak 46 naar de twee bovenste etages van het grachtenpand Singel 399, vlak achter het Spui. Vanaf het dak filmde hij passerende auto’s op het Singel. Met zijn Chinese assistent Chen Fai doorkruiste hij de stad, gewapend met statief en paraplu. Ze monteerden een camera op de fiets en filmden uit een auto – de camera was als het ware zelf even de filmmaker. Vanaf bruggen en bij de onderdoorgang (waarschijnlijk de oostelijke) naar de De Ruijterkade bij het Centraal Station filmden ze boten. Half juni meldde Ivens aan Franken: “Met Regen ben ik weer wat opgeschoten. Zeer veel Parapluie’s op de Dam ter gelegenheid van het bezoek van de Koningin-Moeder.” Op de Dam maakte hij vanuit een hoog standpunt een zogeheten topshot, zoals hij vaak zijn camera omhoog of omlaag richtte. Net zo de Nieuwe Brug in de Prins Hendrikkade bij het Victoriahotel. Hij had een voorliefde voor bijzondere, vervreemdende opnamehoeken. Hij bracht de stad terug tot lijnen en vlakken. Trams op Rokin en Munt, een rij-opname door de Reguliersbreestraat met Tuschinski, de beelden doen behalve aan Berlin ook denken aan de foto’s die zijn vriendin Germaine Krull rond 1924 in de Duitse hoofdstad maakte van natte glimmende straten met tramrails. Een stijl die bekend werd als de Nieuwe Fotografie.
18.10 2019 -
01.03
2020
OPSLAAN ALS.. HOE VERZAMEL JE DE STAD? AMSTERDAM MUSEUM KALVERSTRAAT 92 · AMSTERDAMMUSEUM.NL MEDE MOGELIJK GEMAAKT DOOR:
| VERHAAL | AMSTERDAM IN DE FILM | BEELD: STADSARCHIEF AMSTERDAM
van licht… en schaduw voert de camera de kijker naar de Enge Kerksteeg en de Sint Olofssteeg. Sterke licht-donkercontrasten overheersen. De documentairebeelden eindigen met een opname van bovenaf van de marktkramen op de Nieuwmarkt – bijna identiek aan de paraplu’s op de Dam in Ivens’ Regen. Dan verdrijft de fictie de werkelijkheid en ontwikkelt Zeemansvrouwen zich als een tamelijk klassiek melodrama, naar een toneelstuk van Herman Bouber (De Jantjes). Visverkoopster Mooie Leen wordt heen en weer geslingerd tussen Lau, die in de misdaad zit, en de joviale zeeman Willem Broerse, die belooft voor Leen en haar kind te zorgen.
MODERN PERSPECTIVES Regen en Zeemansvrouwen zijn te zien op de tentoonstelling Modern perspectives over foto en film in Amsterdam in de jaren 1920-1940. Film was toen hét nieuwe medium, fotografen sloegen nieuwe richtingen in, niet in de laatste plaats geïnspireerd door immigranten die in Amsterdam neerstreken. WAAR: STADSARCHIEF AMSTERDAM, VIJZELSTRAAT 32. WANNEER: 18 OKTOBER 2019-16 FEBRUARI 2020. OP 29 OKTOBER HOUDT CURATOR ROMMY ALBERS VAN EYE FILMMUSEUM EEN INLEIDING BIJ ZEEMANSVROUWEN.
mansvrouwen, kwam oorspronkelijk uit Hongarije. Hij was enkele jaren na Krull afgestudeerd aan de Höhere Fachschule in München en werkte in de jaren 1926-1928 ook in Berlijn, waar hij in de ban raakte van de vernieuwende montage in Pantserkruiser Potemkin (1925) van Sergei Eisenstein en de films van diens landgenoten Lev Koelesjov en Vsevolod Poedovkin. De jonge cameraman vestigde zich als Filmtechniker in Rotterdam, waar hij zich meteen aanmeldde bij de Filmliga Rotterdam. Toen Ivens in Rotterdam De Brug maakte, werkte Von Barsy verderop in de stad op eigen initiatief en kosten aan de bejubelde korte film Hoogstraat, die hij opdroeg aan Ruttmann.
HARRY HOSMAN IS JOURNALIST. HIJ WERKT AAN HET PROJECT AMSTERDAM ALS FILMLOCATIE.
31
De invloed van diens portret van Berlijn op Zeemansvrouwen is onder meer zichtbaar in de voor die tijd ongebruikelijk snelle montage van de illuminaties van de Edison Lichtweek, met ook over elkaar geprinte beelden, zogeheten dubbeldrukken van de Waag, de Muiderpoort en de Munt. Na de titel Stad
Wat Zeemansvrouwen bijzonder maakt, zijn de opnamen van het straatleven. Het huis op de hoek van Reguliersgracht en Prinsengracht bij het Amstelveld, met een nis met een ooievaar, was een kroeg. Bij de De Ruijterkade Prins Hendrikkade, ter hoogte van het huidige Havengebouw, was de vismarkt. Hier smacht Leen naar Willem, die terugkeert van een zeereis. Zeemansvrouwen wemelt van de referenties naar de zee en de haven – Amsterdam was toen nog een echte havenstad. In zowel Regen als Zeemansvrouwen is ook de Vijzelstraat een locatie, net verbreed vanwege het toenemende autoverkeer. In Regen zwiept de tram vanuit de Reguliersbreestraat de Vijzelstraat in. Door de beregende voorruit doemen de pijlers op van het nieuwe Carltonhotel. In Zeemansvrouwen beramen Lau en zijn kornuiten een overval op een bankloper van de Nederlandsche Handel-Maatschappij, sinds 1926 gevestigd in gebouw De Bazel. We zien geen totaalopname van het reusachtige pand, maar enkel een close-up van de in steen uitgehouwen firmanaam in de gevel. Regisseur Kleinman hield kantoor op Vijzelstraat 98 en liet de achtervolging van de boeven via een omweg eindigen op het dak van de befaamde, reusachtige appartementenflat in de straat van architect Joan van der Meij. Het uitzicht over dit stukje van de grachtengordel is prachtig, met in de diepte de hoek Kerkstraat-Vijzelstraat, waar nu een filiaal van Albert Heijn is. De opnamen zijn uniek. Na de instorting van de onderdoorgang van de Kerkstraat in 1955 werd de flat afgebroken. Ook dat is een kant van stadsfilms als Regen en Zeemansvrouwen: ze maken de dynamiek van de stad zichtbaar. Maar soms stemmen de beelden melancholiek. Want er is zo veel verdwenen. De Catharinakerk aan het Singel in Regen: afgebroken, de vishal aan de Gelderskade in Zeemansvrouwen: gesloopt ●
oktober 2019 ONS AMSTERDAM
Soms stemmen de beelden melancholiek: er is zoveel verdwenen
Ooievaar
| VASTE ROUTE | RUUD DOUMA | TEKST: ANNE-ROSE BANTZINGER | BEELD: HANS VAN DEN BOGAARD | EVELINE RENAUD | ANDREA SCHIPPER | TYCHO BOEKER
Oorlogsmonument
Mohamed Bouchikhi
Windroosplein l Kleine Wittenburgerstraat l
Oudezijds Voorburgwal l Damrak l Anthony Theater Brouwerij De Prael
WIE RUUD DOUMA (Huizen, 1961) Treedt al dertig jaar op als de BEAUTY WITH BRAINS Dolly Bellefleur Dolly heeft GEEN BOEZEM. ‘Het gaat niet om cuppie cuppie, maar om koppie koppie.’ EERBETOON Haarlemse Stedenmaagd (2004), Roze Lieverdje (2012), de Andreaspenning (2014), Pride Ambassadeur (2015), nominatie Jos Brink Oeuvre Prijs (2019) ‘Hertaalt’ sinds 2014 elk jaar het Nederlandse SONGFESTIVALLIED Was dit jaar bij de Canal Parade EREGAST op de boot van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die de prijs voor ‘het beste statement’ kreeg
Burgemeester Eberhard van der Laan spelt Dolly Bellefleur de Andreaspenning op (16 november 2014). Amsterdam Pride, 2017:
32
ONS AMSTERDAM oktober 2019
Dolly zingt.
Ruud Douma viert op 1 november a.s. en 11 april 2020 zijn artiestenjubileum met de show Dubbel en Dwars – 30 Jaar Dolly Bellefleur.We fietsen van zijn woning op Wittenburg naar het DeLaMar, langs het voormalige Anthony Theater, waar hij op 28 oktober 1989 als Dolly debuteerde. “Deze plek was mijn laboratorium.” Entertainer, zanger en tekstschrijver Ruud Douma treedt al dertig jaar op als zijn hooggehakte alter ego Dolly Bellefleur. We ontmoeten elkaar op het Windroosplein, naast het monument voor in de Tweede Wereldoorlog omgekomen medewerkers van De Waarheid. Hij zingt bij het monument een stukje uit Jan Boerstoels lied De bokken en de schapen over onderdrukking en vervolging: Wat weet ik trouwens van mezelf/ Ik durf niet eens voorspellen/ Of ik dan zelf bereid zal zijn om mij te weer te stellen/ Als daar gevangenisstraf op staat/ Vernedering en pijn. Het lied staat sinds een paar jaar op zijn repertoire. Naast het monument ligt een dooie duif. Hij schrikt: “Vanmorgen vloog ze nog. Maar kijk nou! Het is een duif zonder kop! Wie doet dat nou?” Een kraai landt naast de duif en plukt
De Bijenkorf
gretig aan het nekje. Douma wilde net gaan vertellen over de schietpartij begin vorig jaar in een buurthuis in de Kleine Wittenburgerstraat, waarbij de 17-jarige Mohamed Bouchikhi omkwam. Hij zag vanuit zijn woning mannen in witte pakken: “Het was net een aflevering van CSI.” Hij merkt dat er minder contact is onder bewoners dan toen hij in 1992 naar Wittenburg verhuisde. “Ik blijf buurtbewoners op straat groeten”, zegt hij. “Helaas schrikken sommige mensen daarvan. Of ze reageren agressief. Maar mijn Egyptische buurman Mohamed rijdt Dolly regelmatig in vol ornaat naar optredens. Ook naar de Canal Parade.”
Rode loper Onderweg naar de binnenstad wijst hij naar het Oosterdok tussen Arcam en Nemo. Dolly trad daar in april 2013 op tijdens een demonstratie tegen het Russische anti-homobeleid, terwijl Poetin in het Scheepvaartmuseum zat te dineren. Ze zong Stop stop stop Poetin op de melodie van Rasputin (Boney M., 1978). “Er stonden zoveel mensen! Het hele alfabet stond er: LHBT+.” In de OBA op het Oosterdokseiland vierde hij in 2009 het 20-jarig jubileum van Dolly met de expositie Van hem naar haar naar Hippolytushoef, vijf jaar later kreeg hij er uit handen van burgemeester Eberhard van der Laan de Andreaspenning. “De OBA rolt altijd de rode loper voor Dolly uit”, zegt hij. “Wat daar allemaal samenkomt, zo zou de wereld moeten
OBA Poetin
Café ’t Mandje
l Oosterdok l Zeedijk
l Dam l Westermarkt l Prinsengracht l Gay Games
Homomonument
Canal Parade
zijn.” Hij zingt: Welkom op mijn roze planeet,/ of je nu homo bent of straight. De fietstocht voert ons door de Zeedijk – waar Dolly in 1999 optrad bij de heropening van Café ’t Mandje – naar Oudezijds Voorburgwal 30. Hier hadden zangpedagoog Onno van Dijk en gitarist Wout Age in de jaren tachtig het piepkleine Anthony Theater, waar Dolly Bellefleur op 28 oktober 1989 voor het eerst optrad. Nu is het de winkel van brouwerij De Prael. Niets herinnert aan het theatertje. Douma kijkt verbaasd om zich heen: “Ongelooflijk dat het zo lang geleden is. Het interieur bestond uit prullaria van het Waterlooplein. Het was een bouwval. Er stonden pannetjes op het toneel. Dan hoorde je tijdens een gevoelig lied: drup, drup, drup.” We staan in de ruimte achter de winkel. “Ach ja, hier hingen kostuums. In de keuken.” Hij lacht: “Soms stond je met je hoge hak in een kattenbak.” Aan de muur hangen ingelijste singles van Corry en de Rekels. Douma lacht: “Kijk nou! Die hingen hier toen ook. Dolly zong ook liedjes van Corry Konings.” Zingt: Huilen is voor jou te laat,/ ik kóm niet meer. In 1991 sloot het Anthony Theater vanwege brandgevaar.
In travèstie
DeLaMar
uit het slaapliedje Shlof zhe mir shoyn, yankele, mayn sheyner. In Dolly’s Défilé zong Dolly over Bet van Beeren, de legendarische eigenares van Café ’t Mandje. Op de melodie van Raindrops keep falling on my head: ’k Vond laatst op zolder een portret/, Een vrouw jaren dertig, leren motorpak en pet./ Het bijschrift luidde Bet, nooit te beroerd om iemand anders te helpen. Dat laatste werd ook zijn motto. Opstaan tegen onrecht is Douma’s tweede natuur: We benne op de wereld om mekaar te helpen, nie’waar?
Dwarse dame ULTRAKORT “Kinderkleding, vertaald naar een volwassene”, noemt Tycho Boeker (55) zijn creaties voor Dolly Bellefleur. Hij maakt theaterkostuums onder de naam Prince Charming. “De eerste keer dat ik Dolly zag, droeg ze een tweedehands Corry Konings-jurk. Daarna hebben Ruud en ik samen het karakter van Dolly gecreëerd.” Elke ‘robe’ is ultrakort en bezaaid met pailletten, kralen en stenen. Inmiddels dertig jaar maakt hij alles voor Dolly. “We zijn voor altijd aan elkaar verbonden.” Boeker ontwerpt ook alle kostuums voor De Toppers, ontwierp voor het Songfestival de ‘scheurjurk’ van Trijntje Oosterhuis (2015) en de outfits van de zusjes OG3NE (2017), en de kostuums voor de Las Vegas-show van Hans Klok.
33
“Het Anthony Theater was mijn laboratorium”, zegt hij. “Het was een mooie tijd, maar ook heftig. Er stierven veel jonge mensen aan aids. Je kon soms drie keer per week naar een begrafenis.” Op weg naar het Homomonument op de Westermarkt passeren wij De Bijenkorf: “De hofleverancier van mijn panty’s!” Op de Dam zong Dolly in 1989 tijdens de Gay Games. “Mannen liepen hand in hand. Vrouwen ook. Een heerlijke zomer! Wij waren voor het eerst in de meerderheid.” Het Homomonument (Karin Daan, 1987) is voor hem “een plek om te herdenken, te demonstreren, te feesten”. Hij staat er altijd tijdens Dodenherdenking en zong bij het 20- en het 30-jarig bestaan op de melodie van Het Oude Huis van Willeke Alberti: De Westermarkt, in ’t hart van Mokum/ Daar ligt een driehoek van graniet/ Symbool van zwijgen en van lijden/ Van onderdrukking en verdriet. We steken de Prinsengracht over. Hier vaart Dolly Bellefleur sinds de eerste keer in 1996 steevast mee in de Canal Parade. In 2015 als Pride Ambassadeur – er waren jaren dat Dolly tachtig lookalikes aan boord had – dit jaar was ze eregast op de boot van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Onze bestemming is het DeLaMar in de Marnixstraat, waar hij op 1 november Dubbel en Dwars - 30 Jaar Dolly Bellefleur viert: “Ik ben dubbel en Dolly is een dwarse dame. Ik ga grasduinen in drie decennia. Met een lach en een traan. Zakdoekjes mee! Maar bezoekers hoeven na afloop niet naar het DIAGG: het Dolly Instituut voor Ambulante Geestige Gezondheidszorg. Het wordt vooral feest.” ●
oktober 2019 ONS AMSTERDAM
Ruud Douma was 28 jaar toen Dolly Bellefleur het levenslicht zag. Hij was in 1980 vanuit Huizen naar Amsterdam gekomen, studeerde eerst aan de Hogere Hotelschool, later kunstgeschiedenis, en werkte in Hotel Okura, het Muziektheater en het Park Hotel. “Een vriendin, Ria van Streepen, wees me op het Anthony Theater. Onno van Dijk stelde voor dat ik als vrouw ging optreden. ‘In travèstie’, zei hij, met de klemtoon op de -e-. Ik kan het niet uitleggen, maar Dolly ‘zat’ meteen lekker. Ik organiseerde en presenteerde hier travestierevues met onder anderen Hellun Zelluf, Vera Springveer, Mizz Mopsie, Tilly Trekhaak, Molly Strychnine, Coco Coquette en Victoria False, die toen nog Frau Sauerkraut heette.” De beauty with brains, zoals hij Dolly omschrijft, organiseerde er ook Hollandse en Jiddische middagen. Douma zingt, tussen de bierflesjes van De Prael, zachtjes een stukje
Marnixstraat
| AMSTERDAMSE AKTEN (7) | WERELDDIERENDAG | TEKST: MARK PONTE | BEELD: STADSARCHIEF AMSTERDAM
‘Een haes die op de trommel slaet’
34
ONS AMSTERDAM oktober 2019
Het is weer Werelddierendag deze maand. Onze aandacht voor dieren is groot. Al is knuffelen toch wezenlijk anders dan bejagen, opeten of verwerken tot schoen. Drie eeuwen geleden ging het niet anders. Dieren waren onderdeel van het leven en ze figureren dan ook regelmatig in notariële akten: honden en katten, leeuwen, vogels en apen.
Op 18de-eeuwse stadsgezichten van tekenaars als Jacob Cats en Herman Schouten zie je altijd wel ergens een hondje rondscharrelen. Katten veel minder – toch moeten er heel wat katten zijn geweest. In 1705 verschijnen diverse bewoners van Oostenburg bij een notaris om te klagen over de katten in het huis van Hillegont Tijmens. De vrouw leefde met zo’n dertig tot veertig katten in haar huis. Volgens de klagende buren was ze ernstig in de war. Ze noemde de dieren haar “engeltjes” en “lammetjes” en zou sommige als “wedergeboorne” familieleden zien, zoals haar overleden man en zuster. De liefde van Hillegont voor haar viervoetige huisgenootjes was groot. Niet alleen sliepen de katten op haar beste bed, ze kregen ook oliekoeken en rijst met melk. Twintig jaar later overleed een zekere Hillegont Tijmens in het Leprozenhuis, maar het is onbekend of zij dezelfde Hillegont was. Katten werden behalve als huisdier ook
VOC-matroos met kaketoe, ca. 1700, tekenaar Abraham Allard
Verzameling exotische dieren op de binnenplaats van herberg Blaauw Jan. Theodorus Crajenschot, 1751.
den een aantrekkelijke buit en binnen een mum van tijd at de aap bijna alle koekjes op.
Jelie
als ongediertebestrijder op schepen naar de Oostzee en Suriname gehouden, om het graan of de suiker en de koffie te beschermen tegen ratten en muizen. Zo gingen in 1738 op de Susanna twee katten en een wezel mee aan boord en op de Vogel Phoenix (1728) liepen liefst “acht levendige katten” rond. Het verging de dieren niet altijd even goed. Het koopvaardijschip de Liefde had in 1765 bij het vertrek met een lading lijnzaad uit het Russische Archangelsk nog twee katten aan boord, maar eentje was er “op de reize weggeraakt”. Na een rampzalige reis in 1747 van de Vrouw Dorothea via onder meer Cuba en Florida verklaarde de bemanning dat ze zich uit gebrek aan proviand in leven hadden gehouden met ratten en een oude zieke hond.
Zeeschildpad
oktober 2019 ONS AMSTERDAM
MARK PONTE IS HISTORICUS EN SENIOR MEDEWERKER PRESENTATIE BIJ HET STADSARCHIEF AMSTERDAM. MEER WETEN OVER HET GROTE AKTENPROJECT: ALLE AMSTERDAMSAKTEN.NL.
35
Met de expansiedrift in Oost en West kwamen er steeds meer exotische dieren naar de stad. Amsterdammers waren in het algemeen verzot op vogels. In boedelbeschrijvingen komen regelmatig parkieten, papegaaien en kaketoes voor. In een testament uit 1647 wordt zelfs het eigendom van een “pelikaanvogel” over twee kinderen verdeeld. Matrozen namen vogels en apen mee als souvenir of handelswaar. Op 10 juli 1636 verschenen WIC-kapitein Pierre le Grand en een bierhandelaar bij notaris Henrick Schaef om een verklaring af te leggen op verzoek van Catharina Wiltschut, huis-
vrouw van collega-kapitein David Adam Wiltschut. Catharina was boos. Haar was een parkiet beloofd, “sijn[de] een indiaensche vogel, die in t spreken van woorden uit verscheijden talen wel geleert was”, maar ze werd opgezadeld met een papegaai. De parkiet was, zo vertellen de getuigen, toevertrouwd aan luitenant Johan van Oosterzee, die de meertalige vogel in Amsterdam aan Wiltschut moest afleveren, maar in Zeeland had geruild voor een papegaai. Lang niet alle exotische dieren overleefden de lange reis over de oceaan. In april 1763 vertrok het fregat Geertruij en Elsje uit Suriname met aan boord niet alleen de gebruikelijke koffie en suiker, maar ook een “zeer groote zeeschilpad” om in Amsterdam af te leveren. Het dier overleefde de reis niet: hij overleed op 19 mei 1763. Omdat het dode dier erg begon te stinken, gooide de bemanning het in zee. Waarschijnlijk was het een lederschildpad, die van februari tot juli op de modderige stranden van Suriname eieren legt. Een enkele keer kwam een aap in een notariële akte terecht, zoals op 7 oktober 1786. Een drietal vrouwen uit de Jordaan legde een verklaring af over de overlast die zij hadden van Jan Straatman en zijn aap. De dames zaten enkele dagen eerder in Laurierstraat bij de Metselaarsgang aan een tafeltje met koekjes, toen Straatman met zijn aap passeerde. De man liet het beestje plotseling los, de koekjes vorm-
Met apen, exotische vogels en andere dieren viel natuurlijk ook geld te verdienen op kermissen en jaarmarkten. In 1651 kreeg Frans Teunissen van ene Paulus Remmels de beschikking over een ‘”zeeckere tijger, een haes die op de trommel slaet”, “een aep die alderleij kunsten kan” en een beertje. Hij mocht er een jaar lang mee rondtrekken naar “alle marcten ende te zodaeniger plaetse als hem gelieven zal”. De heren deelden de opbrengst. In 1656 kochten Pieter Jansz Vos en Marritje Hendrix, herbergiers op de Zeedijk, een “seecker jonge leeuw” die met de vloot van Michiel de Ruijter uit Noord-Afrika was meegebracht. Na de koop sloot het echtpaar een contract met een zekere Jan Claasz om de leeuw te “laten sien, ende ten toonstellen” in verschillenden plaatsen. Leeuwen kijken konden Amsterdammers in de 18de eeuw ook in de beroemde herberg Blaauw Jan aan de Kloveniersburgwal. Op 16 augustus 1737 verkocht kastelein Jan Hendrik Mets de inboedel inclusief “gediertens” aan zijn opvolger Anthonij Bergmeijer: onder meer acht rode en een blauwe “ravens” (ara’s), samen f 400,-, een witte kaketoe à f 70,- en drie apen voor f 55,-. Verreweg het duurste dier was een “manne leeuw”, die voor niet minder dan f 3000,- in de boeken stond. Het roofdier moet een belangrijke trekpleister van de beroemde herberg geweest zijn. Natuurlijk waren veel dieren in de stad ook gewone, geliefde gezelschapsdieren. De gescheiden Anna Bastiana van den Bergh (1729-1814) was zo dol op haar “ligtbruinhairig” hondje Jelie, dat zij in 1771 in haar testament liet vastleggen wat er na haar dood mee moest gebeuren. Het teefje, “zijnde nu oud, na gissing, ruim tien jaren”, moest door de zussen Ida de Haan en Elisabeth de Haan verzorgd worden, tegen een jaarlijks kostgeld van f 50,zolang het dier leefde (ca. € 425,- nu). De guldens werden werd nooit uitgekeerd, aangezien Van den Bergh pas in 1814 overleed en haar bruinharige lieveling Jelie vele jaren overleefde ●
| MARKANTE AMSTERDAMMERS | HERMAN STOK | TEKST: MAURITS SCHMIDT | BEELD: COLLECTIE HERMAN STOK
Een keurige jongen Herman Stok: Nederlands eerste én beroemdste deejay
36
ONS AMSTERDAM oktober 2019
Iedereen boven een zekere leeftijd kent Herman Stok (92). Twee VARA-programma’s maakten hem in de jaren zestig wereldberoemd in eigen land: Tijd voor Teenagers op de radio en Top of Flop op televisie. Zeventig jaar leefde hij samen met Kees van Maasdam, die voorjaar 2019 op 91-jarige leeftijd overleed.
H
Herman Stok en Kees van Maasdam woonden lang op de Prinsengracht. Het stierf er van de katten, die hun tuintje hadden ontdekt als een ideale kattenbak, en dus legde de tuinman er – legaal – schrikdraad omheen. Op een keer kwamen ze thuis, hing er een poes in dat schrikdraad, dood. Een logeerkat, de buren hadden even niet opgelet. Een politieagent, gealarmeerd, wilde hem er niet uithalen. De volgende dag wist De Telegraaf op de voorpagina: ‘VARA-presentator zet katten onder stroom’. Stok herinnert zich de kop uit augustus 1974 woordelijk. Scheldpartijen op het Amstelveld, honderden brieven: “Ze moesten je pik afhakken.” Gerrit Komrij heeft hem later nog “hoogbejaarde kattenmepper” genoemd. “Nou ja”, zegt Stok, “dat is dan nog een
Herman Stok omstreeks 1963 ter hoogte van zijn huis aan de Prinsengracht met zijn Fiat 1500 cabriolet. Op de achtergrond de Duifbrug van de Reguliersgracht.
eer.” Ze konden er niets aan doen. Het was een doorgebrande transformator. Zijn wijze grootmoeder zei: “Vuil water gaat je deur voorbij.” Stok en Maasdam gingen weg van de Prinsengracht toen het bovenhuis leegkwam. Er zouden misschien lawaaiige buren in komen, opknappen werd te duur, parkeren steeds moeilijker. Hun masseur attendeerde ze op Gaasperdam. Dat was een verademing. Een ruime, lichte flat, alles gelijkvloers, leuk balkon. Karin Bloemen kocht de Prinsengracht. Herman Stok is geen Amsterdammer van huis uit. Hij is in Rotterdam geboren. Na het bombardement in 1940 verhuisde het gezin naar Den Haag, waar zijn vader een betrekking kreeg, maar als hij nu naar Rotterdam gaat, voelt hij: hier hoor ik eigenlijk.
Tafelmanieren
37
Was vroeger alles beter? “Anders”, zegt Stok. Zo is hij nog opgevoed met tafelmanieren. Met twee woorden spreken: “Ja, mevrouw.” De deur openhouden.
“Toen de openbaarheid in mijn leven kwam, radio, televisie, vond ik dat je netjes moest verschijnen, en al helemaal op het scherm, wat tegenwoordig ook niet meer noodzakelijk is. Dat was bij ons thuis gewoonte.” Voor Top of Flop kocht hij zijn kleren – zelf betalen – bij Kuppers in de Leidsestraat. De coltrui die hij er kocht, legde de winkelier in de etalage: na de uitzending gingen die er aan de lopende band uit. Iedereen noemde hem altijd Herman. Nog steeds wel, in de supermarkt, oudere mensen: “Hé, Herman.” Amsterdammer is Stok wel in zijn politieke opvatting. Altijd links geweest. De laatste keer stemde hij GroenLinks, omdat het gekonkel van de PvdA met de VVD hem niet aanstond: “Ze breken álles af wat
oktober 2019 ONS AMSTERDAM
Inclusief die moderne koopgoot en de Lijnbaan. Zijn ouders kwamen uit gegoede milieus. Opa deed in granen met Rusland. Kwam in het gekkenhuis, toen hij dacht dat hij Jezus op aarde was. Twee dienstbodes in huis, netjes praten, algemeen beschaafd Nederlands. Thuis luisterden ze nog naar de pathefoon (voorloper van de grammofoon), bakelieten 78-toerenplaten, en de radio. Vader, een trotse man, werkte bij de Holland-Amerika Lijn. Er waren zes kinderen – Herman is de derde.
>
| MARKANTE AMSTERDAMMERS | HERMAN STOK | BEELD: COLLECTIE HERMAN STOK | SPAARNESTAD / NATIONAAL ARCHIEF | HOLLANDSE HOOGTE / INSTITUUT VOOR BEELD EN GELUID
38
ONS AMSTERDAM oktober 2019
Stok was erbij toen The Beatles in 1964 Nederland (de beroemde boottocht over de grachten van Amsterdam) aandeden. Hij staat voor het drumpodium achter John Lennon en George Harrison (playbackoptreden in Treslong, Hillegom).
sinds Drees in deze maatschappij is opgebouwd.” Met zijn nieuwe burgemeester, Femke Halsema dus, is hij wel tevreden. Van boekhouder bij een Hilversumse groothandel in groente en fruit werd hij ’s lands populairste deejay. Hij was de eerste ook. “Die jongen wordt heel beroemd”, had een vriendin van zijn oma al rond 1937 gezegd. Zijn collega Co de Kloet zei ooit: “Hij heeft iets aan z’n kont hangen waarvan we niet weten wat het is.” Overal was hij populair, zonder er moeite voor te doen. Wel zorgde hij er altijd voor voorkomend te zijn. In zijn sportwagen bij een zebrapad hield hij keurig in: ga uw gang. De keurige gepolijste jongen. Nooit een ellebogenjongen. De Kloet bedacht Tijd voor teenagers; Top of Flop kwam uit Engeland. De tv-quiz Wie wat waar uit 1974 was een idee van Ellen Blazer. Anderen boden hem iets aan en hij vulde dat kennelijk goed in. Herman Stok stond naast de groten der aarde, The Beatles, bijvoorbeeld, maar voor hem was het ‘gewoon’ werk. “Na het interview met The Beatles bleef ik niet hangen, ik ging lekker gauw naar huis.” Als hij te hard ging, stuurde Kees hem bij. Kees hield hem nederig. “Idolen erop nahouden, hij was er wars van.”
Saucijzenbroodje Kees van Maasdam ontmoette hij in 1950. Hij zag hem een keer in de trein. Leuke jongen wel. Op 12 juni, maandagmorgen, Stok had net nougatchocolaatjes gekocht, zag hij in de Herenstraat in Hilversum diezelfde jongen uit de stomerij komen. Dacht: verrek, dat is-ie, hoe kom ik met hem in gesprek? Kees had het in de gaten. Herman was achter hem
aan gefietst, hij stopte en groette. Kees: “Zullen we vanavond een kopje koffie drinken met een saucijzenbroodje bij de Karseboom aan de Groest?” Herman: “Een saucijzenbroodje. Hoe geil kon je ’t hebben!?” Het was echt liefde op het eerste gezicht, wederzijds. Kees had een nieuw kosthuis nodig, mocht van Hermans moeder bij hen intrekken. Herman was nog niet ‘uitgekomen’ tegenover zijn ouders, ze wisten van niks, dat heeft nog vijf jaar geduurd. Kees bracht zijn eigen bed mee, maar daar heeft hij nooit in geslapen, Herman had een tweepersoonsbed. Zijn moeder zei wel eens: “Ik wou dat iedereen zo sliep als Kees, ik hoef het alleen maar recht te trekken.” Ze moesten wel de wekker zetten, want zijn vader bracht iedereen thee met een beschuitje op bed. Dan moest Kees natuurlijk wel in zijn eigen bed liggen. Kees van Maasdam werkte bij de VARA, met Gabri de Wagt, in het radioprogramma Op de disselwagen. Hij bracht Herman binnen als invaller. Eerder werkten ze bij een door Kees opgericht idealistisch omroepje in Haarlem, de JARO. Daar woonden ze bij Kees’ ouders. Die wisten dat Kees en Herman homo waren. Een rare gewaarwording voor Herman. Zelf wist hij het vanaf zijn zestiende, zeventiende jaar. Hij had het wel met meisjes geprobeerd, maar dat lukte dan weer niet. Vóór Kees waren er niet echt jongens in zijn leven geweest. Door zijn populariteit, later, had hij wel altijd meiden achter zich aan. In de Kalverstraat vluchtte hij winkels binnen.
Grote bekendheid kreeg Herman Stok achter de draaitafel als presentator van het VARA-programma Top of Flop, toeter bij de hand. Hij blies op de toeter als de jury een singletje een ‘flop’ vond (was het top, dan rinkelde hij met een bel).
Samen met Letty Kosterman presenteerde Herman Stok (links) in de jaren zeventig op zaterdagochtend het radioprogramma Z.O. 135.
Inmiddels is zijn wereldje klein, sinds de dood van Kees. Vroeger stond de telefoon niet stil. Nu gaan er dagen voorbij dat hij niet overgaat. Of een oude kaartvriendin belt een dag vóór zijn verjaardag, bang dat ze hem vergeet. Denkt hij: ze zet het in een boekje. Stok leest de krant, al worden z’n ogen slechter. Radio luistert hij minder, al heeft hij er lang gewerkt; zondags Cor Bakker op Radio Noord-Holland. Hij probeert wel zo veel mogelijk op de hoogte te blijven van nieuws en commentaar. Daar praat hij met vrienden over. “Uit de omroeptijd heb ik helemaal geen vrienden meer. Eén nog. We bellen elkaar: ‘Heb je ’t gehoord? Die is dood, en die is dood.’” Een Matthijsvan-Nieuwkerksalaris kreeg hij niet: voor Top of Flop f 250,- per keer. Moest hij alles van doen. En door de pensioenopbouw is het nog steeds geen vetpot. In de kamer staat een cd-rek vol klassieke en lichte muziek. Herman en Kees hielden van Michael Bublé, Frank Sinatra, Ella Fitzgerald. Ook Rob de Nijs wel. De goeie zangers. Stok: “Ik heb de Gouden Harp gekregen voor mijn vijf jaar durende programma Wie in ’t Nederlands wil zingen. Alles. Van Robert Long, goed bevriend mee, tot Jaap Fischer, de latere Joop Visser. Boudewijn de Groot? Minder. Die vond zichzelf chiquer dan de rest: koele man.”
Stoofaal
Herman en Kees in 2000, het jaar dat ze trouwden. Kees is op 31 maart dit jaar overleden.
Niemand wist natuurlijk dat hij homo was, daar werd niet over gesproken. Zelfs Ischa Meijer was er in een interview niet over begonnen. De eerste die dat deed, was Jojanneke Claassen van Het Parool. Ze zei: “Ik maak een groot interview, over je mooie grachtenhuis en je auto, maar dan moet ik schrijven dat je alleen bent, terwijl dat niet zo is. Ik wil schrijven dat je homo bent.” Herman zei: “Moet je doen. Geen bezwaar.” Hij ging het niet, zoals Jos Brink, van de daken roepen. Daar had hij geen trek in.
MAURITS SCHMIDT IS JOURNALIST. DIT PORTRET IS GEBASEERD OP ZIJN INTERVIEW MET HERMAN STOK IN HET BLAD ARGUS VAN 4 SEPTEMBER 2018.
39
Openbaar ambassadeurschap voor homoseksualiteit is inmiddels wel weer zéér nodig, vindt Stok. Met de invloed van buitenaf, van ‘de nieuwe Nederlander’ en zijn religie is er minder tolerantie. Je leest het toch regelmatig: in elkaar geslagen of erger. Die Gay Pride, de Canal Parade, met al die jurken, in het openbaar lopen zoenen: daar heeft hij niks mee. Maar het moet wel kunnen. Je moet als homo hand in hand kunnen lopen. Kees en hij hebben hun hele leven samen nooit een homo-onvriendelijke bejegening gehad.
oktober 2019 ONS AMSTERDAM
Kaartvriendin
Hij voelt zich een jonge vent, is zeer zelfredzaam, maar ziet om zich heen hoe ellendig het leven van ouderen kan zijn. Schrikbarend, alleen al in zijn omgeving. Er zit bij hem in de flat een mevrouw van 92, totaal dement. “Al een jaar zijn ze bezig haar opgenomen te krijgen. Zo iemand moet vier keer tekenen dat ze in een gesloten inrichting wil. Ze is een gevaar voor zichzelf.” Voor Kees deed hij veel mantelzorg: steunkousen aantrekken, rug wassen. Dat ging hem nog goed af. Buurtzorg was niet nodig. Herman doet zelf boodschappen, kookt. Thuis geleerd. Stoofaal. Organiseert nog etentjes, rustig voor zes personen. Alles in laag tempo. Siësta, ’s avonds een wijntje, tien uur naar bed, om half acht er weer uit. Krant halen beneden, lekker ontbijtje. Opletten, bij de les zijn: wat heb je nodig, wat moet je doen? Als hij ziet dat er vorst en sneeuw wordt verwacht, of met de hitte van deze zomer, haalt hij voor zes dagen boodschappen in huis. Uitgaan is er niet meer bij. Hij had nog wel eens naar een matinee in het DeLaMar gewild, maar dat komt er dan niet van. En hij heeft niets tegen een rollator, goed tegen het vallen, maar zo’n apparaat geeft toch iets van decorumverlies. Het is wat hij noemt: ‘huis op dak’, een hoop soesa. Tja. Lichamelijk gaat het minder, maar geschift is hij gelukkig niet. “Het leven is prima. Echt.” ●
Tinus, Fietje en de rest Café De Vriendschap en de familie Pooters op de Nieuwmarkt
40
ONS AMSTERDAM oktober 2019
Nieuwmarkt 17 was het adres van een opmerkelijk café, dat slechts tien jaar heeft bestaan: café De Vriendschap. Uitbater Tinus Pooters was een man van de grote wereld, had een oom die volgens zeggen burgemeester van Washington was en zijn kinderen raakten betrokken in het verzet tegen de Duitse bezetter.
I
In 1925 werd het rijtje huizen Nieuwmarkt 17-25 tussen de Sint Antoniesbreestraat en de Dijkstraat op één na afgebroken en vervangen door een opvallend pand, dat nu nog altijd naar de bouwheer heet: Flesseman. Een van die huizen was café De Vriendschap. Er zat daar al veertig jaar een café: in 1882 vroeg Adriana Kok, de weduwe van Barend Bienhoff, een vergunning aan “tot verkoop van sterken drank in het klein”.
In 1915 werd de 34-jarige Petrus Antonius Martinus ‘Tinus’ Pooters de baas in het café, dat hij De Vriendschap doopte: hem stond een lokaal voor ogen waar de klanten als vrienden met elkaar konden omgaan. Hij haalde een aantal verenigingen binnen die het café gebruikten om te vergaderen – een postduivenvereniging, een biljartclub en een visclub. Het was er heel gezellig, herinnerde zijn dochter Mientje zich later. “Als de mannen, allemaal uit de buurt, aan het kaarten waren, werd er vaak gezongen. Ik lag boven in bed en dan hoorde ik ze zingen.”
Snotneus Tinus Pooters was geboren in een kelderwoning in de Jonkerstraat en had jaren op de Zeedijk gewoond. Hij kende de buurt als zijn broekzak. Al jong was hij los werkman in de haven. Als er geen werk was, drukte zijn vader hem drie borstels in zijn handen en werd hij ‘naar de boeren’ gestuurd om die te verkopen. Soms liep hij tot Abcoude om een borstel te verkopen. Af en toe probeerde hij het met fruitverkoop op de handkar.
| VERHAAL | CAFÉ DE VRIENDSCHAP TEKST: SIMON VAN BLOKLAND EN FRANS DUIVIS | BEELD: COLLECTIE FAMILIE TEN DAM
Café De Vriendschap, Nieuwmarkt 17, z.d.
Tinus, Greetje Pals en zoon Pam achter de tap van hun café op de Nieuwmarkt, omstreeks 1923.
Toen vader Martinus na een avondje stappen in de Geldersekade verdronk, bleef de 10-jarige Tinus achter met zijn moeder en vijf broers en zussen. De broer van moeder Alida Rooth was geëmigreerd naar Amerika en nodigde haar uit om met de kinderen naar hem toe te komen. Het familieverhaal wil dat hij een gerenommeerd politicus was geworden. Ze lieten alles achter zich en namen de boot, maar konden er niet wennen. Broer en zus kregen onenigheid over de opvoeding van de kinderen. Mientje: “Moeder lette niet zo op of bijvoorbeeld onze haren waren gekamd of dat we misschien een snotneus hadden. Haar broer maakte daar opmerkingen over.” Alida pakte haar kinderen bij elkaar en keerde terug. Tinus Pooters monsterde aan op een vrachtschip naar China en bevoer een tijd de wereldzeeën. Weer in Amsterdam kreeg hij kennis aan Sophia ‘Fietje’ Smit, een serveerster in zijn stamcafé. Fietje raakte zwanger, ze trouwden en gingen wonen op de Zeedijk. Dochter Fietje was in februari 1910 de eerste; Pam, Alie en Nellie volgden. Emplooi was er weinig. Tinus vertrok meestal ’s ochtends vroeg naar de Oostelijke Handelskade in de hoop op los werk.
Tuberculose
In de huiskamer hing een portret van Domela Nieuwenhuis
In de huiskamer boven het café op de Nieuwmarkt hing een portret van Domela Nieuwenhuis aan de muur: de familie was politiek actief. Dochter Mientje (ze was japonnennaaister) sloot zich in de jaren dertig aan bij de communistische jeugdbond De Zaaier; zoon Pam (hij werkte in de Centrale Kledingmagazijnen) was aanhanger van de Russische communistische dissident Leon Trotski. Na de Duitse inval raakten vrijwel alle leden van de familie Pooters betrokken bij het verzet. Mientje zag haar vader voor het eerst huilen na de razzia op 23 februari 1941 in de Nieuwmarktbuurt: “De tranen biggelden over zijn wangen. Hij had gezien hoe de
>
41
beginnen in het toen leegstaande etablissement op de hoek van de Nieuwmarkt en de Dijkstraat. Mientje: “Het verhaal over die oom uit Amerika wilde ik eerst niet geloven. ‘Zoek maar op in de encyclopedie’, zei mijn vader toen. Het stond er echt: ‘Burgemeester Rooth van Washington.’” Of hij dat ook echt was, wie zal het zeggen…
CS-6 oktober 2019 ONS AMSTERDAM
Het jonge gezin leidde een moeizaam leven. De oom uit Amerika bracht redding. Tijdens een bezoek aan Amsterdam stelde hij Tinus en Fietje voor een café te
Tinus en Fietje waren geknipt voor het cafébedrijf. Fietje had er jarenlang in gewerkt. En Tinus was een gezellige man, hij kende de buurt en had een levensverhaal te vertellen. Ze woonden boven het café (en kregen nog twee dochters: Mientje en Corrie). Buiten was er altijd reuring, met de markt en het houten politieposthuis voor de deur. Moeder Fietje overleed in december 1919 aan tuberculose. Tinus gaf haar een ereplaats in het café: ze werd opgebaard op het biljart. Maar hoe nu verder? Hij moest werken en de voogdijraad zou de kinderen onherroepelijk in het Burgerweeshuis onderbrengen. Tante Kee – een zus van Fietje – vroeg haar schoonzus Geertje Pals op Wittenburg, net weduwe, om hulp. Het klikte tussen Tinus en Geertje, die Cor meebracht, een adoptiekind. Vijf jaar later kocht de textielfirma I.J. Flesseman het pand op en begon Tinus een nieuw café op de hoek van de Oude Schans en de Korte Koningsstraat. Na korte tijd ging hij failliet. De mindere locatie en de economische crisis deden hem de das om. Tinus was voortaan weer los werkman, vooral in de bouw. Hij overleed op 23 december 1967 in het Gemeentelijk Verzorgingshuis voor Ouden van Dagen in de Roetersstraat, nu het Dr. Sarphatihuis.
B
E
T PRIC ES
B
E
IN TOWN T PRIC ES
| COLUMN | GUUS LUIJTERS | BEELD: STADSARCHIEF AMSTERDAM
FOTO: HANS VAN DEN BOGAARD
A
Aan de rand van de wereld Joodse mannen op hun hurken zaten op het Jonas Daniel Meijerplein en werden weggevoerd.” Mientje riep haar collega’s op mee te doen aan de Februaristaking, bracht de illegale De Waarheid rond en verborg menig Joodse onderduiker in haar huis in de Waverstraat. Haar woning was ook een schuiladres voor de verzetsgroep CS-6. Broer Pam was een van de leiders. De groep saboteerde het spoor om transporten van Joodse Amsterdammers te verhinderen en wordt in verband gebracht met de aanslag op het Rembrandt Theater in januari 1943. CS-6 liquideerde ook vooraanstaande Duitse militairen en hoge NSB-ers, onder wie luitenant-generaal Hendrik Seyffardt en Kultuurkamer-president Hermannus Reydon. Een aanslag op Anton Mussert ging op het laatste moment niet door.
Zwartboek
SIMON VAN BLOKLAND EN FRANS DUIVIS ZIJN DE AUTEURS VAN HET BETHANIËNBLOK IN AMSTERDAM. ONDER DE SLUIER VAN HET VERLEDEN VANDAAN, WALBURG PERS, 2016. IN NOVEMBER VOLGT HUN ARTIKEL OVER DE FIRMA FLESSEMAN EN DE KUIL VAN MOEKE. MET DANK AAN FRITS SLICHT, DIE MIENTJE TEN DAM-POOTERS IN 2009 INTERVIEWDE EN HAAR
BUURTBLAD OPNIEUW, JUNI 2009.
43
VERHAAL PUBLICEERDE OP DE WEBSITE HET GEHEUGEN VAN OOST (APRIL 2009) EN IN HET
Ik ben geboren in een woning, daarna hadden we een flat en nu bewoon ik een appartement. Bij de verhuizing, in 1959, van onze woning in Bos & Lommer naar de flat in Slotervaart, kwam ik terecht in een wondere wereld van louter zand en stenen. Er zou een tram rijden, maar hij was er niet. Er kwam een ziekenhuis, maar waar het ziekenhuis moest komen, lag een kale zandvlakte die reikte zover het oog kon kijken. De bloemenstal was er al wel en ging na enkele maanden failliet, wat hij in de jaren die volgden met grote regelmaat bleef doen. De andere winkels op het plein, het supermarktje, de winkel in sportartikelen en het café slaagden er op de een of andere manier in te overleven. Net als wij, maar het ging niet zonder slag of stoot. Aan de rand van de wereld waren wij overgeleverd aan de elementen. Als je je op weg begaf, werd je weggeblazen door stuifzand of weggespoeld door regenbuien. In de legendarische winter van 1962 bonden we van die tennisrackets onder onze schoenen en had je pikhouweel en touw nodig om het Hoofddorpplein te bereiken. Mijn kamer was door mijn grootmoeder ‘het Waterlooplein’ gedoopt. Die naam heeft hij altijd gehouden. Ik hield niet van opruimen, dat zal ermee te maken hebben gehad. Maar ik hield van de deur die achter me dicht kon, van mijn boeken en mijn grammofoonplaten en koesterde de schilderijen die ik had gekocht, een Picasso-achtig meisjesportret van de hand van Ietske Vreeken (f 5,-) en een op drie vellen papier geschilderd actieportret van Sonny Rollins, dat Fred Ros voor me had gemaakt. Het was de tijd van de nachtconcerten in het Concertgebouw. Op zwarte affiches stonden ze met witte letters aangekondigd, onze helden: John Coltrane, Art Blakey, Gerry Mulligan, Sonny Rollins en de grootste held van allemaal, Thelonious Monk. Op zaterdag 15 april 1961 was het zover. Het is als de dag van gisteren: Monk, solo, in het Concertgebouw. Mijn vriend en ik zaten op het podium, ons kon niets gebeuren. Het werd het kortste concert ooit, een half uur hooguit liet Monk zich horen. Maar wat een muziek. Duizelig van geluk liepen we na afloop door de nacht naar huis, waar we meteen Alone in San Francisco opzetten. Er zijn dingen die je nooit vergeet. Maar toen Eddy Posthuma de Boer me onlangs zijn foto’s van het concert liet zien, bleek Monk met zijn vieren. Ik kon mijn ogen niet geloven, maar ik moest wel. Het geheugen is een onbetrouwbare vriend ●
oktober 2019 ONS AMSTERDAM
Pam Pooters werd op 6 augustus 1943 op de Amstelveenseweg ter hoogte van het huidige café Schinkelhaven neergeschoten en op 1 oktober 1943 gefusilleerd in Overveen. Hij ligt begraven op de Erebegraafplaats in Overveen en was een belangrijke inspiratiebron voor de film Zwartboek van Paul Verhoeven (2006). Pooters was tot het laatste moment de werknaam voor de hoofdpersoon, maar werd geschrapt omdat die ‘niet lekker bekte’. In de Vechtstraat is een sportcentrum naar hem vernoemd. Zus Nel werd eveneens gepakt en kwam in verschillende concentratiekampen terecht, maar zij overleefde de oorlog. Mientje wist uit Duitse handen te blijven. Ze gaf voorlichtingslessen over de oorlog op scholen, waarbij ze vaak een map met brieven en haar persoonsbewijs meenam. Op hogere leeftijd nodigde ze de scholieren bij haar thuis uit. Aan de muur hingen foto’s van de gefusilleerde CS-leden Hans Katan en Jan Verleun, naast die van haar broer Pam. Mientje is op 29 januari 2016 overleden ●
De markt en het houten politieposthuis, waarachter het café schuilgaat.
| VERSCHENEN |
C
Boekendvdcdfilm... Geseling wegens Oranjeliefde In het revolutionaire laatste kwart van de 18de eeuw ging het er zelfs in Nederland hard aan toe. Patriotten – die zich later Bataven noemden – streefden naar bestuurlijke vernieuwing en kregen het aan de stok met conservatieve regenten en vooral met orangisten: aanhangers van de Oranjestadhouder. In Amsterdam kwam het tot bloedige veldslagen tussen beide groepen. Over en weer waren pesterijen, intimidaties en bruut geweld. Per regimeverandering was de ene of de andere partij de zondebok. De orangisten moesten het merkwaardige stadhouderschap verdedigen. Over hen gaat dit proefschrift. Bijvoorbeeld Philippus Verbrugge, een in Deventer geboren, gesjeesde predikant. Hij begon patriots, maar ORANJE DRIFTEN ging algauw orangistische tijdschrifOrangisme in de ten opzetten – mede gestimuleerd Nederlandse politieke door een jaargeld van het stadhoucultuur 1780-1813 derlijk hof. Ook toen de stadhouder - Laurien Hansma allang naar Engeland was gevlucht, - Uitgeverij Verloren - ISBN 9789087047689 ging hij vanuit Amsterdam daarmee - 237 blz. door en richtte hij zijn giftige pijlen - € 25,op de vertegenwoordigende volksregering van de Bataafse Republiek. Zijn werken bleven niet onopgemerkt. Vanwege zijn boek Over de duurzaamheid legde het stadsbestuur hem een fikse straf op: een publieke geseling op de Dam, vijf jaar tuchthuis en twaalf jaar verbanning. De hardleerse orangist keerde terug, maar verloor zijn burgerrecht vanwege de zoveelste opruiende publicatie. Elf jaar later pas kwam ‘zijn’ Willem I aan het roer van een gloednieuwe monarchie te staan. MAARTEN HELL
Anonieme beschuldigingen
Wat deed Maup Caransa in de oorlog? Reed hij met zijn Rolls Royce iemand dood? En financierde hij drugstransporten? Het zijn interessante vragen die Wim Pelt stelt. Helaas geeft hij geen antwoorden. Een kleurrijk man, die Caransa (1915-2009). Als Jood overleefde hij de oorlog omdat hij met een katholieke vrouw was getrouwd. Bij de bevrijding had hij – naar eigen zeggen – f 50.000,- en een emmer losgeld. Waarmee verdiend? Op pagina 24 valt het woord pulsen: het leeghalen van Joodse woningen en bedrijven. Een bladzijde later weer. De suggestie is duidelijk. Maar bewijs? Ho maar. En dat is in meer gevallen het probleem. Er zit een patroon in: mensen die Pelt voor zijn boek sprak, uitten beschuldigingen – en hij nam die klakkeloos over. Zo zou Caransa drugstransporten hebben gefinancierd. Bron: misdaadjournalist Bas van Hout. Bewijs? Nul. Sommigen mogen hun beschuldigingen zelfs anoniem uiten. Zo zou Caransa met zijn Rolls een voetganger hebben aangereden. Hij had geen schuld aan het ongeluk, maar zou zich niet om het MAUP CARANSA zwaargewonde slachtoffer (dat later Vastgoedmagnaat in overleed) hebben bekommerd. Amsterdam De bron wilde anoniem blijven. Maar - Wim Pelt - Uitgeverij Prometheus Pelt geeft zoveel informatie dat die - ISBN 9789044641134 te identificeren is: Jacques Grishaver, - 432 blz. voorzitter van het Auschwitz Comité. - € 27,50 Grishaver is niet verantwoordelijk voor de juistheid van dit verhaal. Dat is Pelt. Maar die controleert niets. Pas aan het einde komt hij met iets: Caransa reed met toestemming van de bezetter in een vrachtwagen. Maar wat vervoerde hij? Dat Caransa niet deugde blijkt vooral uit documenten die Pelt niet vond. ERIC SLOT
44
ONS AMSTERDAM oktober 2019
Jongensdagen in Oost Maarten Spanjer is voor velen vooral de nepchauffeur uit de tv-serie Taxi, die zijn passagiers tot openhartigheid verleidde. Maar behalve acteur is hij ook schrijver – met dezelfde bravoure. Tachtig zeer korte verhaaltjes schreef hij over zijn jeugd in de Transvaalbuurt midden vorige eeuw. Hij was een van de tien kinderen van een zeer katholieke politieman in de Retiefstraat. Voor de Tweede Wereldoorlog was dat een straat met veel Joodse bewoners, in Spanjers jonge jaren niet meer. Zijn tante wist nog dat aan de overkant een Joods echtpaar werd ‘opgehaald’: zij had zich daarna ontfermd over hun tweejarig kind, dat ‘de moffen’ over het hoofd gezien hadden. Zware kost is dit boek overigens niet: het barst van de smakelijke anekdotes – al hebben die soms een wrang randje. ‘BOLDOOT IS GOED, BAL DOOD IS BETER’, stond er eind jaren zestig nog steeds op het spoorviaduct in de Linnaeusstraat gekalkt: Boldoot was een beroemd Amsterdams geurwater, musicus Cor Bal een in de buurt bekende NSB’er. Spanjer wekt het Amsterdam-Oost van zijn jeugd tot leven. Of alle sterke verhalen van letterlijk kloppen, ach... Zoals Martin van Amerongen al zei: “Een mooi verhaal moet je niet kapot checken.” PETER-PAUL DE BAAR
GELUK IS EEN HERINNERING - Maarten Spanjer - Xander Uitgevers - ISBN 978 94 0161 123 7 - 207 blz. - € 18,50
| KOMT DAT ZIEN | TEKST: REDACTIE | BEELD: JOODS HISTORISCH MUSEUM | WIKIMEDIA COMMONS | RIJKSMUSEUM AMSTERDAM | VERZETSMUSEUM AMSTERDAM | AMSTERDAM MUSEUM
Spin in het web
l EEN BRILJANTE GESCHIEDENIS Het succesverhaal van de Amsterdamse diamantnijverheid begint al rond 1600 en is vóór alles vervlochten met het lot van de Joodse stadgenoten. Zij waren uitgesloten van de gilden en zagen in de diamantbewerking – waarvoor geen gilde bestond – een bestaansmogelijkheid. Op het hoogtepunt hadden de meeste Joodse gezinnen met ‘het vak’ (de diamantsector) te maken. Briljantsnijder Henri Polak richtte 125 jaar geleden de Algemene Nederlanse Diamantbewerkersbond op. * AMSTERDAM DIAMANTSTAD* Joods Historisch Museum * Nieuwe Amstelstraat 1 * t/m 1 maart 2020 * alle dagen *
l BETROKKEN BIJ DE SLAVERNIJ Keizersgracht 672 was een adres dat niet ontbrak in het artikel over Amsterdamse slavenhandelaren dat Wladimir Mars in 2017 voor ons schreef. Daar woonden de Van Loons. “Wat direct opvalt in het wapen van de familie van Loon zijn de drie zwarte morenhoofden.” Niet zonder reden. Zo was Jan van Loon in de 18de eeuw directeur van de Sociëteit van Suriname. U leert acht historische personages kennen: aan de Amsterdamse grachten en op de Surinaamse plantages. AAN DE SURINAAMSE GRACHTEN – VAN LOON & SURINAME (1728-1863) * Museum Van Loon * Keizersgracht 672 * 5 okt. t/m 13 jan. 2020 * alle dagen *
l 10.000 JAAR SURINAME Twee Amsterdamse kooplieden begonnen in 1613 een handelspost in Parmurbo, een dorpje aan de Surinamerivier. Hoe ingrijpend vier eeuwen Nederlandse aanwezigheid ook waren, de geschiedenis van het gebied gaat veel verder terug: tot 10.000 jaar geleden. Suriname is een oud land. Een land ook met een enorme culturele veelzijdigheid en een overweldigende natuur. Is het de Nieuwe Kerk gelukt een alomvattend beeld te geven? Oordeelt u zelf. * DE GROTE SURINAME TENTOONSTELLING * Nieuwe Kerk * Dam * 5 okt. t/m 2 febr. 2020 * alle dagen *
l LANGE BROEKEN EN KORTERE ROKKEN Mantelpakjes van vermaakte herenkostuums en truitjes van hondenhaar. De Nederlandse vrouwen maakten er het het beste van met hun kleding, toen meteen na de Duitse inval in 1940 textiel op de bon ging. De mode veranderde ook: kortere rokken zonder plooien (minder stof) en meer lange broeken (kousen schaars). Intussen: de modehuizen Hirsch en Gerzons gingen ten onder aan de Jodenvervolging, terwijl C&A uniformen produceerde voor de Duitse luchtmacht. * MODE OP DE BON * Verzetsmuseum Amsterdam * Plantage Kerklaan 61 * 10 okt. t/m 1 juni * alle dagen *
l MUSEUM KOOPT SPULLETJES OP VRIJMARKT Op de vrijmarkt van Koninginnedag 2004 kocht het Amsterdam Museum van een zesjarig meisje haar hele kleedje met speelgoed, kinderkleding en andere spulletjes. Tja, wat verzamelt een stadsmuseum allemaal? Wat eigenlijk niet?, is de tegenvraag. De collectie telt meer dan 100.000 objecten. Van eenvoudige haarlokjes tot iconische schilderijen – en ze vertellen stuk voor stuk een eigen verhaal over de stad. Het museum wil van u graag weten wat er, jawel, nog ontbreekt. * OPSLAAN ALS… HOE VERZAMEL JE DE STAD? * Amsterdam Museum * Kalverstraat 92 * 18 okt. t/m t/m 1 mrt 2020 * alle dagen *
45
KOEN KLEIJN
...musea
oktober 2019 ONS AMSTERDAM
“Weet ge reeds dat Theo geëngageerd is en [...] trouwen zal met een Amsterdamsch meisje?” Aldus Vincent van Gogh in januari 1889, over het aanstaande huwelijk van zijn broer met Johanna Gezina Bonger (1862-1925). Amsterdams was ze zeker, geboren op de Egelantiersgracht, opgegroeid op de Weteringschans, “een echt stadskind”, een ALLES VOOR VINCENT intelligente vrouw, docente Engels, Het leven van Jo van vertaalster. Ze schaakte goed, was Gogh-Bonger - Hans Luijten verstandig, gevoelig en gemoede- Prometheus lijk, en had een sterk, socialistisch - ISBN 9789044641660 bewogen rechtvaardigheidsgevoel. - 620 blz. Door het huwelijk met Theo werd - € 35,00 Jo deelgenoot in de uitzonderlijk innige band die er tussen de twee broers bestond. Van meet af aan maakte Theo duidelijk dat het ook haar verantwoordelijkheid zou zijn, de nagedachtenis aan Vincent in ere te houden en te voorkomen dat men hem voor altijd “als een krankzinnige” zou zien. Toen ze Vincent in 1890 kort na de geboorte van haar zoontje voor het eerst ontmoette viel haar dat mee: “Voor mij stond een stevige breed-geschouderde man met een gezonde kleur, een vroolijke uitdrukking en iets zeer vastberadens in zijn voorkomen. Hij is volkomen gezond, hij ziet er veel sterker uit dan Theo.” Ook Theo was immers ziek, hij leed aan “een ernstige nerveuze aandoening” waaraan hij zes maanden na Vincent zou overlijden. Jo van Gogh, 26 jaar, weduwe met baby, nam toen haar taak op. Vijfendertig jaar lang deed ze er alles aan om het werk van Vincent wereldwijd erkend te krijgen. Dat complete werk lag overigens bij haar op zolder, in Bussum, waar ze na terugkeer uit Parijs een pension was begonnen: alle door Theo en Vincent nagelaten brieven en documenten waren daar in kasten opgeborgen. Zij bewaarde die “als een hamster”, zei haar enige zoon Vincent later – en zo is die verzameling behouden gebleven. Jo was uiterst behendig. Ze verkocht schilderijen uit haar collectie, soms een paar tegelijk, dan weer een tijdje niets, om de markt niet te verzadigen. Ze leende werk uit aan tentoonstellingen, spande zich bijzonder in voor de uitgave van de briefwisseling en zag hoe “de Van Goghmachinerie” geleidelijk op stoom kwam. Haar zoon zou het merendeel van de familiecollectie in 1931 onderbrengen bij het Stedelijk Museum en uiteindelijk voor f 18 miljoen aan de staat verkopen. In deze vlotte en charmante biografie, gebaseerd op rijk bronnenmateriaal, waaronder niet eerder gepubliceerde dagboeken, documenten en brieven, blijft Jo onherroepelijk enigszins in de schaduw van het enorme werk in dienst van haar ongelukkige zwager. Luijten, senior onderzoeker bij het Van Gogh Museum, schrijft dat zij zichzelf wegcijferde en opofferde, en daardoor nooit helemaal zicht kreeg op wie zij zelf was. Ze wilde echter als 17-jarige al “iets groots of edels” tot stand brengen: wie de huidige waardering voor Vincent van Gogh ziet, moet zich bedenken dat die er zonder de volharding van Jo Bonger heel anders was geweest.
| PUNTJES OP DE i |
Fijn dat u meeleest
| WIE, WAT, WAAR |
C Colofon
l ‘Marrons’ (in de recensie van Sociëteit van Suriname, september) zijn geen ‘vrijgemaakten’, meldt Martin Pruimers. “Marrons zijn de gevluchte slaven die in de regenwouden leefden. Vrijgemaakten zijn de voormalige slaven na de afschaffing van de slavernij, die overigens veel minder vrij waren dan de term doet vermoeden: in de praktijk moesten zij nog tien jaar op de plantage blijven werken.”
Ons Amsterdam Vakblad over de geschiedenis van Amsterdam, verschijnt tien keer per jaar.
Klantenservice en abonnementen Ten Brink Abonnementenadministratie, Postbus 1064, 7940 KB Meppel, telefoon (085) 016 00 75, lezersservice@onsamsterdam.nl
46
ONS AMSTERDAM oktober 2019
Redactie Koen Kleijn (hoofdredacteur), Arie Vestering
l In het artikel over de telepaat Eugène de Rubini (september, blz. 16) las Robert de Jonker sr. de zin: “De telepaat, vertelt hij in een mengelmoesje van Duits en wat andere dialecten, zal zo dadelijk opdrachten van het publiek uitvoeren.” De Jonker: “Ik wist niet dat Duits een dialect is!”
(eindredacteur), Emma Los (beeldredacteur), Daan Schinkel (secretariaat).
l De Willem Ernst, gebouwd op de werf De Zwarte Rave in 1829 (‘Een allergunstigst vooruitzigt’, september, blz. 22), is geen fregat, maar een bark, weet Kees Ruig, oud-stuurman GHV (Grote Handelsvaart). “Een fregat is een volschip, dat wil zeggen dat alle masten (drie of meer) vierkant getuigd zijn. De foto toont echter een driemaster waarvan twee masten vierkant getuigd zijn en één (de bezaanmast) langs getuigd is. Zo’n schip heet nu eenmaal een bark.”
Redactieadviescommissie Voorzitter: A. de Wildt (Amsterdam Museum).
l Het lijkt Dick Keijzer sterk dat de actrice Sarah Bernhardt (september, blz. 10) in maart 1880 in Amsterdam aankwam “op het Centraal Station”, aangezien dat station pas in 1889 werd geopend: “Waarschijnlijk wordt het Westerdokstation aan de Droogbak bedoeld, geopend in 1872.” Hij heeft natuurlijk gelijk. Ook al omdat het Oosterdokstation gesloten was na de brand op 19 december 1879. Het Algemeen Handelsblad meldt op 26 maart 1880 dat zij – “dit troetelkind der Parijzenaars” – werd ingehaald door een enorme volksmenigte. De paarden konden er op weg naar het Doelen Hotel maar met moeite doorheen, dus werd een andere route gekozen dan gepland: “Velen die langs den Nieuwendijk, op het Damrak en op den Dam de komst van Sarah Bernhardt afwachtten werden teleurgesteld, omdat de rijtuigen langs den Haarlemmerdijk en de Herengracht den weg namen.” l Ten slotte nog twee tikfouten. Paul de Jong en Joop Lommers zagen er een in het artikel over de Overtoomse Sluis (september, blz. 30): in de 20ste eeuw nam de druk op de brug over de Kostverlorenvaart toe, niet in de 21ste. En Jaap Mosk en Martin Pruimers corrigeerden de weergave van het Christusmonogram aan de Bethlemkerk in Noord (september, blz. 44: dat is niet PX, maar XP, de Griekse letters chi en rho.
Adres Hillegomstraat 12-14, unit 1.05, 1058 LS Amsterdam Telefoon 020-3053655, fax 020-3053658 E-mail: redactie@onsamsterdam.nl Internet: www.onsamsterdam.nl
Leden: E. Bergvelt (Culturele Studies UvA), L. Smit (Stadsarchief ), A. Oxenaar (Bureau Monumenten en Archeologie Amsterdam), B. van Woerkom (Joods Historisch Museum). Basisontwerp Mooifraai/Monique Francissen Vormgeving FIZZ | Digital Agency – fizz.nl Druk Ten Brink, Meppel Uitgever Uitgeverij Ons Amsterdam B.V. in samenwerking met Virtùmedia, Pepijn Dobbelaer, telefoon (030) 6920677, pdobbelaer@virtumedia.nl Bladmanagement Miriam Dennebos, telefoon (030) 3075780, mdennebos@virtumedia.nl Advertenties Lee Ran Rodenhuis, telefoon (030) 307 57 81, e-mail: lrodenhuis@virtumedia.nl Campagnes & samenwerkingen Miriam Dennebos, telefoon (030) 307 57 80, e-mail: mdennebos@virtumedia.nl Prijs jaarabonnement Nederland d 57,99 bij automatische incasso (bij betaling per acceptgiro d 61,00). Europa d 82,45, Buiten Europa d 87,45. Overige prijzen op aanvraag. Abonnementsgeld dient bij vooruitbetaling te worden voldaan. Abonnementen kunnen per nummer ingaan en worden automatisch verlengd, tenzij een maand voor het verstrijken van de abonnementsperiode bericht van opzegging is ontvangen. Opzeggingen worden onzerzijds schriftelijk bevestigd. Reprorecht Het auteursrecht van de in dit tijdschrift verschenen artikelen wordt voorbehouden. Op toegestane verveelvoudiging is het wettelijk bepaalde reprorecht van toepassing. Van werken van kunstenaars aangesloten bij een CISAC-organisatie is het auteursrecht geregeld met Pictoright: © 2008 Pictoright Amsterdam. ISSN 0166-1809
Winkelen bij Markante Amsterdammers, het boek! Een prachtig full colour boek over 40 markante Amsterdammers die het stadsbeeld bepaalden Amsterdammers staan bekend om hun branie, hun zelfverzekerdheid, hun typische gevoel voor humor, en hun liefde voor hun stad. Dat die eigenschappen in alle lagen van de bevolking aanwezig zijn, blijkt uit de portretten in onze populaire rubriek Markante Amsterdammers. Van de Jordanese zangeres tot de huisarts op de Wallen, van de wethouder tot de handelaar in oude lappen, van de Heineken-directeur tot de kunstschilder op zijn woonboot. In samenwerking met uitgeverij Unieboek | Het Spectrum hebben wij veertig van deze portretten verzameld in het rijk geïllustreerde boek Markante Amsterdammers. We hebben de artikelen bijgewerkt met de kennis van nu en veel nieuw fotomateriaal bij elkaar gezocht. Kortom, een heerlijk én fraai vormgegeven boek over veertig markante personen die het bruisende leven in onze stad door de eeuwen heen mede bepaald hebben.
- Formaat: 19 x 27 cm - Omvang: 240 pagina’s - Uitvoering: integraal band genaaid (flexocover) - ISBN: 9789000365586 - Prijs: € 29,99
Ko van Dijk, Arnon Grunberg, Zwarte Riek, Frits Portielje, Max Tailleur, Joan Blaeu, ‘Haring’ Arie Elpert, Monne de Miranda, Helena ‘Tante Leen’ Polder, Loe Lap, Jan Pieter Heije, Pater van Kilsdonk, Gerrit de Stotteraar - en vele anderen!
www.onsamsterdam.nl
Gemeente Amsterdam Stadsarchief
MODERN PERSPECTIVES Foto & Film Amsterdam 1920 - 1940
Tentoonstelling 18 okt ’19 - 16 feb ’20