2 minute read

1.1 Werking sociale cohesie

Next Article
Bijlage IV

Bijlage IV

Huygen en de Meere (2008, p. 7) hebben onderzoek gedaan naar de invloed en effecten van sociale samenhang en geven aan dat het wordt gekenmerkt door groepsidentificatie, saamhorigheidsgevoelens en frequente en intensieve contacten tussen de mensen die tot een sociaal systeem behoren. Daarnaast is er volgens hen bij sociale cohesie ook sprake van gedeelde normen en waarden, participatie en onderling vertrouwen tussen de mensen van een sociaal systeem. Verder geven Huygen en de Meere aan dat sociale cohesie op verschillende schaalniveaus kan voorkomen zoals op nationaal of regionaal niveau of binnen plaatselijke gemeenschappen, groepen of organisaties.

Figuur 6: sociale cohesie ladder (Bos, Horjus, Visser, & de Wilde de Ligny, 2020)

Advertisement

In figuur 6 is de sociale cohesie ladder afgebeeld waarin is te zien dat sociale cohesie onder te verdelen is in zes verschillende schaalniveaus. ‘Geen sociale cohesie’ is het laagste niveau van de ladder waarbij er geen interactie is tussen bewoners. ‘Publieke familiariteit’ betreft het herkennen van bewoners uit de omgeving. Dit zijn lichte ontmoetingen zoals een knikje geven aan iemand die je regelmatig tegenkomt. ‘Ontmoeten’ gaat over dat mensen elkaar tegenkomen en elkaar groeten door te iets tegen elkaar te zeggen. Volgens Bovenhoff en Meier (2015) is ontmoeten een belangrijke basis voor de beleving van sociale cohesie. Bij ‘gesprek aangaan’ verdiepen mensen zich in elkaar door bijvoorbeeld te praten over werk of over een bepaalde gebeurtenis in de buurt. Bij ‘netwerk’ worden er sociale banden ontwikkeld of onderhouden, doordat hier mensen met elkaar (regelmatig) afspreken. Bij de bovenste trede ‘gemeenschap’, is er sprake van een georganiseerde eenheid. Dit kan bijvoorbeeld een buurtgemeenschap zijn waar bewoners elk weekend samenkomen (Zijdekwartier, 2020; Bos, Horjus, Visser, & de Wilde de Ligny, 2020, p. 47).

Figuur 7: bonding en bridging (Bastian, 2016)

Sociaal cohesie hangt nauw samen met sociaal kapitaal (CBS, 2015, p. 11; Bovenhoff & Meier, 2015). Sociaal kapitaal betekent het hebben van sociale relaties en kunnen volgens een artikel van Sociale Vraagstukken (2019) ontstaan op basis van overeenkomsten tussen geslacht, leeftijd, afkomst, opleiding, geloof en persoonlijkheidskenmerken.

Het sociaal kapitaal is onder te verdelen in twee vormen, namelijk bonding en bridging. Bonding kan ook wel interne cohesie worden genoemd (de Hart, 2002) en zijn in figuur 7 aangeduid als paarse cirkels. Dit is volgens Putnam (2000) nodig om te kunnen overleven, ‘going through’ noemt hij dit. Bridging (externe cohesie) is aangegeven als een rode cirkel in het figuur en betreft de sociale banden tussen mensen die uit andere sociale systemen komen. Putnam (2000) geeft aan dat deze vorm van cohesie van belang is om vooruit te kunnen (‘going up’) en zaken gedaan te krijgen. De Hart (2002, p. 17) geeft aan dat deze beide vormen van sociaal kapitaal aanwezig moeten zijn, omdat deze twee samen gunstige effecten kunnen hebben op de bredere samenleving, zie hiervoor de volgende paragraaf 1.2.

This article is from: