8 minute read

In control  Lector Frank Jan

INGEZOOMD

In control

Als lector Corporate Governance & Leadership (in finance and accounting) doet Frank Jan de Graaf onderzoek naar hoe bedrijven in de financiële sector zich organiseren en wat de rol van de menselijk factor daarbij is. ‘Wie betaalt, wie bepaalt en wie krijgt er betaald’, zegt De Graaf. ‘Dat zijn interessante vragen als je nadenkt over en onderzoek doet naar leiderschap en hoe beslissingen tot stand komen.’ Samen met Gert de Jong en René Tordoir en derdejaars BE-studenten en hun stagebedrijven, rolt De Graaf een bijzonder project uit. ‘De soft control-scan is helemaal up and coming. Voor mkb-bedrijven zijn er talloze scans om zaken als leiderschap en cultuur te meten, en door die grote hoeveelheid zien ze vaak door de bomen het bos niet meer. Met de soft control-scan wordt alles in één keer gemeten: ethiek, leiderschap, motivatie en cultuur. Dat is voor bedrijven prettig. Vervolgens komen onze studenten om de hoek kijken. Zij lopen vier dagen per week stage bij bedrijven en aan hen vragen we te kijken naar de organisational behaviour. Wat voor sociale processen zien ze, hoe gaat de baas met hen om en wat zijn ongeschreven bedrijfsregels waaraan zij zich moeten houden? De opbrengst van de studenten delen we vervolgens weer met de stagebegeleiders in het +FinanceLab (hva.nl/financelab) en zo is de cirkel rond. 'De praktijk komt naar de HvA en de hogeschool duikt de praktijk in.’

‘Ze moeten weggaan met weemoed en trots’

‘Dit is de plek waar het gebeurt. Amsterdam werkt als een magneet. Voor studenten, onderzoekers en bedrijven. En bij ons komt alles samen. Zeeland is mooi, maar Amsterdam is spannender’, aldus Willem Baumfalk, decaan van de faculteit Business en Economie.

Door Jim Jansen Beeld: Bob Bronshoff

Opeens laat Willem Baumfalk een stilte vallen. Het is de laatste maandag van september en de decaan van de faculteit Business en Economie van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) heeft in het uur hier voorafgaand vol enthousiasme verteld over zijn economiefaculteit, de studenten, de groei van het praktijkgerichte onderzoek en de binding met de stad Amsterdam.

We bevinden ons op de derde verdieping van het gebouw aan de Fraijlemaborg en af en toe staat hij op en ziet hij hoe ontelbaar veel studenten van en naar de faculteit lopen. Ondanks dat hij van huis uit geen econoom is – Baumfalk studeerde psychologie en was eerder decaan bij de faculteit Maatschappij en Recht – lepelt hij moeiteloos cijfers op en onderbouwt economische theorieën vaak met persoonlijke anekdotes. Maar op de vraag hoe hij wil dat de studenten de hogeschool verlaten, moet hij iets langer nadenken. ‘Ze moeten weggaan met weemoed en trots’, zegt hij. Om er onmiddellijk aan toe te voegen: ‘En natuurlijk moeten ze met de juiste vaardigheden klaar zijn voor hun nieuwe werkveld.’

Hoe onderscheidt deze faculteit zich van andere economische opleidingen? ‘Ooit was hier het motto dat we de beste businessschool in Nederland zouden moeten zijn. In een grootstedelijke setting met een dermate diverse studentenpopulatie als de onze is dat naïef. Wat mij betreft, en zo vertel ik het ook altijd, is het motto : ‘Gewoon goed onderwijs, ja!’. Een tweede motto dat daarbij aansluit luidt: ‘Be good and tell it’. Als je daadwerkelijk goed bent, mag je dit de buitenwereld ook laten weten.’

‘Gewoon goed onderwijs’ klinkt bescheiden, bijna on-Amsterdams. ‘We willen een niet al te grote broek aantrekken, we willen gewoon goed onderwijs verzorgen en we willen dat studenten zich hier thuis voelen en op hun plaats zijn. Dat mag jij bescheiden noemen.

‘Onze ambities gaan zeker wel verder dan wat ik net noemde. De basis moet op orde zijn, altijd. Onze diploma’s moeten waardevol zijn, altijd. We ontwikkelen door en hebben grote stappen gemaakt met het onderzoek bij de faculteit, met steeds meer docenten die de nieuwste inzichten uit de beroepspraktijk in hun lessen verwerken. Ons onderzoek haalt haar toegevoegde waarde uit het praktijkgerichte karakter ervan, is gebaseerd op wat nu gaande is in de maatschappij, en daarmee actueel en waardevol voor het onderwijs. In de kennisinstelling die de HvA wil zijn, is die verbinding tussen onderzoek en onderwijs, altijd in relatie tot de praktijk, cruciaal.’

De A van HvA staat toch niet voor niets voor Amsterdam? Terwijl hij opstaat om naar buiten te wijzen zegt hij semiverwonderd: ‘Dit is de plek waar het gebeurt. Amsterdam werkt als een magneet. Voor studenten, onderzoekers,

de financiële sector, het midden- en kleinbedrijf en andere (internationale) bedrijven. Bij ons komt alles samen. Zeeland is mooi, maar Amsterdam is spannend. En heel mooi. Ons onderzoek en ons onderwijs worden gekleurd door Amsterdam. Letterlijk en figuurlijk, door de grootstedelijke, urban setting.’

De stad is enerzijds belangrijk voor de faculteit, anderzijds zie ik hier ook veel internationale kenmerken. ‘Dat klopt. We hebben veel buitenlandse studenten en een grote internationale businessschool, AMSIB, de Amsterdam School of International Business. Maar ook bij onze Nederlandstalige opleidingen, zoals Commerciële Economie is sprake van een sterk internationale oriëntatie. Daarbij zijn er veel internationale samenwerkingen en uitwisselingen, zowel binnen als buiten Europa.

‘Vandaag bijvoorbeeld is de samenwerking van start gegaan met de Universiteit van Northumbria, in Newcastle. Vanaf deze week kunnen onze studenten twee internationale masters binnen de deuren van de Fraijlemaborg volgen. Het mooie is dat ook docenten en onderzoekers van de faculteit Business en Economie bij deze samenwerking worden betrokken.’

Onderzoekers nemen een steeds prominentere plaats in bij de hogeschool. ‘De HvA is van onderwijsinstelling naar kennisinstelling getransformeerd. We zoeken de verbinding tussen onderwijs en onderzoek in de relatie tot de beroepspraktijk. Onze studenten leren veel minder uit boeken en trekken de stad in om te kijken wat daar leeft.

‘Docenten zijn steeds meer onderzoeker en vanuit die onderzoekende houding stimuleren zij studenten om nieuwsgierig te zijn, en door onderzoekstages en opdrachten aan te bieden, zorgen zij ervoor dat de verbinding met de beroepspraktijk sterker wordt. Uiteindelijk moet de praktijk hiervan beter worden, maar ook de student leert er enorm veel van.’

Hoe dan? ‘Hun kennis wordt actueler en sluit beter aan bij wat op dit moment leeft in de samenleving. Neem bijvoorbeeld het thema ethiek in de relatie tot finance. Daar lees je in leerboeken nog weinig over terug, maar onze studenten halen hun voorbeelden en casuïstiek uit de beroepspraktijk. Ze leren over de vakbekwaamheid van de finance professional, echt nieuwe materie ingegeven door de financiële crisis.’

Sinds de aanstelling van de eerste lector, in 2003 hier aan de HvA, heeft het praktijkgerichte onderzoek een enorme vlucht genomen. ‘Dat klopt. Deels is het mogelijk gemaakt doordat de overheid middelen beschikbaar heeft gesteld. Daarnaast is de samenwerking met de beroepspraktijk gematerialiseerd. In gewoon Nederlands betekent het dat ze niet alleen meebetalen, maar ook meedenken en meedoen. De relatie is nu wederkerig en hechter. We zijn elkaar meer en meer als partners gaan zien, waardoor er synergie ontstaan is. Meer dan een kwart van onze samenwerkingen in het onderzoek wordt gefinancierd door kennispartners. Dat is keurig.’

Waarom is het onderzoek zo belangrijk? ‘Het onderwijs dat je verzorgt sluit veel scherper aan bij de markt waarvoor je opleidt. Studenten die nu stage lopen bij finance nemen bijvoorbeeld op hun stageplek een vragenlijst af om te kijken hoe het staat met de soft controls in de organisatie. Dat zijn vragen over thema’s als leiderschap en ethiek. De resultaten nemen ze mee terug naar de HvA en Gert de Jong (zie ook pagina 4) die onderzoek doet naar soft controls, analyseert die uitkomsten en publiceert daarover. Deze publicaties zijn weer lesmateriaal voor de studenten, en zo is de cirkel rond. Het is een interacterende dynamiek.’

ingewikkelder vindt dan fundamenteel onderzoek. ‘Daar kan ik mij in vinden. Bij praktijkonderzoek is de dynamiek complexer. Bij ons moet het onderzoek ten goede komen aan het onderwijs en aan de beroepspraktijk. Wat je vandaag onderzoekt, daarvan wordt morgen gemeten of het bruikbaar is. Bij ons wordt meer tempo gemaakt en is de impact dichterbij. Het ene is niet beter dan het andere onderzoek. Als je het ene type onderzoek kent, ga je steeds beter begrijpen wat het andere toevoegt.’

De sector waar u mee en voor werkt is vaak negatief in het nieuws. Ik denk aan topmannen met hemeltergend hoge salarissen. ‘Daar lopen we niet voor weg. Sterker nog, onze studenten moeten weten wat er speelt. In ons onderwijs en onderzoek zijn de praktijk én de actualiteit gelukkig nooit ver weg. Als het journaal opent met het salaris van de ING-topman kan het zijn dat dit kort daarna in een college besproken wordt. En ja, het ethisch handelen in de finance sector is onderdeel van het curriculum.’

Studenten moeten weggaan met weemoed en trots, zei u aan het begin van het interview. Wat moeten ze in die vier jaar geleerd hebben? ‘Weemoed staat voor het gevoel dat je iets achter je laat dat waardevol was, betekenisvol was en waar je graag onderdeel van wilde zijn. Ik hoop ook dat ze trots zijn. Daarnaast moeten ze kunnen nadenken en reflecteren. Ze moeten vragen durven te stellen en onderzoekend zijn. En daarmee zijn ze in die vier jaar volwassen geworden.’

Wat is het belangrijkste kenmerk van volwassen worden? ‘Bij de term volwassen denk ik aan het begin van wijsheid. Studenten komen binnen als een onbeschreven blad. Ze hebben een beperkt idee van wat de opleiding voor ze in petto heeft. Misschien hebben ze wat vage beelden over een lease-auto, een mantelpak, een eigen bedrijf of een baan als adviseur. Naast het opdoen van heel veel kennis moeten ze in die vier jaar ontdekken wat ze zelf belangrijk vinden en wat hun identiteit is. Als studenten na vier jaar weten wat bij hen past en hoe ze verder willen, ben ik een gelukkig man.’

This article is from: