16 minute read

Inzicht: Streetsmart

Streetsmart Hoe lok je mensen naar de winkelstraat? Waarom slaagt de ene ondernemer wel en redt de andere het niet? En wat vinden mensen in Nieuw-West zelf van hun participatie? Voor studenten en onderzoekers van de faculteit Business en Economie liggen de onderzoeksvragen op straat. Of dat nu is tussen de flats in Zuidoost of de kantoren van de Zuidas. Het kloppend hart van dit onderzoek is het Centre for Applied Research on Business and Economics (CAREM) aan de Wibautstraat. Vanuit hier verspreiden lectoren, onderzoekers en studenten zich naar alle hoeken en gaten van de stad. Vaak samen met bedrijven, de overheid en andere kennisinstellingen. Voor wie Amsterdam te klein is, kijkt CAREM over de grenzen van stad en land. Wat dat betreft is geen (Magere) brug te ver. De kennis komt weer terug bij de HvA-student. Die studeert zo niet alleen slim af, maar ook streetsmart.

Een leven lang leren

In de komende decennia zal de mismatch tussen wat mensen kunnen en wat op de arbeidsmarkt gevraagd wordt steeds groter worden. Wat is daar aan te doen? House of Skills onderzoekt het.

Door Marleen Hoebe

Stel, je bent al jaren werknemer bij een bank, maar je wordt ontslagen. De bank heeft geen plek meer voor je, omdat jouw taken geautomatiseerd zijn. Bij een andere bank kom je ook niet meer aan de bak. Wat moet je? In een andere sector gaan werken? Maar hoe? Je kunt niet zomaar de zorg in.

Functies binnen bedrijven zullen in de toekomst door technologische ontwikkelingen komen te vervallen. De schatting is dat de komende twintig jaar 500.000 van de 780.000 banen in het lagere en middensegment van de Metropoolregio Amsterdam worden geraakt door digitalisering. Tegelijkertijd zullen er nieuwe vacatures bij komen, die maar niet opgevuld worden, omdat mensen niet over de juiste vaardig

PASCAL TIEMAN

heden beschikken. Er ontstaat een mismatch tussen wat mensen kunnen en wat wordt gevraagd in sectoren. Om die mismatch aan te pakken, is een jaar geleden in Amsterdam het project House of Skills gestart. Verschillende partijen doen hieraan mee, waaronder de faculteit Business en Economie van de Hogeschool van Amsterdam (HvA), de gemeente Amsterdam, Randstad en het ROC Nova College.

Drie werkpakketten Het hoofddoel van House of Skills is mensen helpen om weer aan het werk te komen. Het grote plaatje dat hierbij past is ‘je leven lang ontwikkelen’. Hiervoor zijn verschillende werkpakketten opgestart, onder meer assessment, scholing en matching. Bij het werkpakket assessment wordt gekeken over welke vaardigheden en ambities deelnemers beschikken. Als bepaalde vaardigheden nog missen of bijgeschaafd moeten worden, kan hier via scholing aan gewerkt worden. Binnen matching worden instrumenten ontwikkeld waarmee mensen aan de hand van hun vaardigheden gelinkt kunnen worden aan een baan in een andere sector. Aan deze drie werkpakketten zijn weer verschillende deelprojecten verbonden.

Docent-onderzoeker Wander Meulemans en onderzoeker Maarten Hogenstijn van lectoraat gedifferentieerd Human Resource Management (gHRM) voeren zo’n deelproject uit. Hun deelproject ‘Samen zorgen in de wijk’ valt onder

‘In ons project starten we vanuit de wijk, niet vanuit vergaderkamers’

matching. ‘De overheid trekt zich steeds meer terug, onder andere in de zorg’, vertelt Meulemans. ‘We leven nu in een participatiesamenleving. Mensen moeten het zelf oppakken. Dit doen ze ook, zo goed en zo kwaad als het gaat. Ze zorgen vrijwillig voor hun naasten – naast hun drukke baan of nadat ze hun baan zijn kwijtgeraakt.

Hierbij moeten ze soms handelingen verrichten waar ze niet voor opgeleid zijn. We willen deze mensen opsporen, met name in Amsterdam-Zuidoost, NieuwWest en Noord, zodat we inzicht krijgen in wat ze nodig hebben. House of Skills kan ze bijvoorbeeld met een opleiding helpen, waardoor ze de papieren voor verzorgende kunnen krijgen. Daarnaast kunnen we ze matchen aan een werkgever in de zorg. In de zorg staan ze nog altijd te springen om goede verzorgers.’

Wijken verkennen ‘Samen zorgen in de wijk’ moet uiteindelijk leiden tot een model dat in allerlei wijken opgezet kan worden. Eerst wordt dit experiment in Amsterdam Nieuw-West en Zuidoost opgezet. ‘Hiervoor hebben we de wijken verkend, samen met studenten van de faculteit Business en Economie en studenten van de faculteit Gezondheid’, vertelt Meulemans. ‘Het is belangrijk dat onze studenten betrokken zijn en dat ze dit samen met een andere discipline doen. Onze studenten zijn economen, kijken snel procesmatig, wat ook belangrijk is, want zorg gaat ook over processen en cijfers, maar voornamelijk over mensen. Doordat onze studenten samen met de studenten Gezondheid aan de slag gaan, leren ze de taal van de zorg spreken.’

Vooral doen Het onderzoek dat Meulemans uitvoert is praktijkgericht. ‘Zo kunnen we tegelijkertijd bekijken of deze methode echt werkt en waar we nog tegenaan lopen. Binnen House of Skills gaat het niet alleen maar om vergaderen, maar vooral om doen. We proberen met de samenwerkende partijen in een andere werkgever-werknemer-relatie te denken. Projecten worden van onderaf opgezet; de wijk en haar potentiële arbeidsmarkt is leidend. In ons project starten we daarom vanuit de wijk, niet vanuit de vergaderkamers.’

De mensen die zorg in de wijk uitvoeren, worden nu nog niet altijd gezien. ‘Ze komen vaak uit een andere cultuur of hebben andere gewoontes’, legt Meulemans uit. ‘Er ligt potentie bij hen, daarom moeten we ze die kans geven tot opleiding. Die opleiding verzorgen we niet zelf. We zoeken steeds naar andere partners binnen House of Skills waarmee we kunnen samenwerken. In dit geval zijn dat Randstad en het Nova College. Zij hebben opleidingsprojecten die wij met ons programma willen combineren. Door deze samenwerkingen gaat het project ook over assessment en scholing.’

Dit is een belangrijk kenmerk van House of Skills: partners die normaal niet samenwerken, leren elkaar kennen en gaan samenwerken. Meulemans: ‘Normaal leidt het Nova College bijvoorbeeld alleen jongeren op, dus het is voor ons spannend om het op deze manier aan te pakken.’ Uiteindelijk kunnen deze samenwerkingen ervoor zorgen dat in de toekomst nog andere samenwerkingen worden aangegaan. De partijen kunnen elkaar dan makkelijker vinden.’

Gevraagd: skills

Is het mogelijk om de regionale arbeidsmarkt anders in te richten? Alex Straathof (AS), lector Management en Cultuurverandering, en Martha Meerman (MM), lector Gedifferentieerd HRM, vinden het een razend interessante vraag, en dat bindt ze. Ze gingen in gesprek over House of Skills, een initiatief om de arbeidsmarkt te baseren op vaardigheden in plaats van opleiding.

Door Didi de Vries

Vertegenwoordigt House of Skills een oplossing voor een lastig probleem? AS: ‘Deels. We weten wat het probleem is, namelijk een arbeidsmarkt vol mismatches tussen vraag en aanbod. Maar we hebben geen voorbeeld van hoe je een arbeidsmarkt transformeert en er zijn heel veel partijen bij betrokken. De arbeidsmarkt in metropoolregio Amsterdam is het fundament voor bijna een kwart van de Nederlandse economie. Als je daarin iets verandert, heeft dat effect in andere gebieden. De primaire doelgroep van House of Skills is het precariaat, mensen die in onzekerheid leven omdat hen slechts tijdelijke contracten worden aangeboden, maar verandering heeft ook directe gevolgen voor mensen eromheen. Huismoeders bijvoorbeeld, statushouders en ook hoger opgeleiden. Een complex probleem dus en het gaat te ver om te zeggen: ik weet hoe we dit moeten doen.’

Wat is jullie rol in House of Skills? MM: ‘Ik vertegenwoordig de doelgroep van House of Skills. Dat zijn middelbaar opgeleiden, waarbij niet alleen de opleiding van belang is, maar ook de werkervaring daarna. Die doelgroep komt overeen met het precariaat, zoals Alex zegt. Het aantal flexwerkers is gestegen van 4 procent in 2000 naar 20 procent nu. Ze hoppen van baan naar werkloos naar baan, en krijgen geen toegang tot een carrière. Sterker nog, bij een flexibele arbeidsmarkt bestaat hogerop komen helemaal niet meer. Een werkgever vraagt naar skills en niet naar iemand die zich verder ontwikkelt.’ AS: ‘Mijn rol is bestuurskundig. Ik denk vanuit gemeengoed en houd me bezig met partijen zover krijgen dat ze iets van hun eigen belang weggeven in ruil voor een beter gemeengoed. In die rol ben ik het met Martha eens dat we het precariaat als groep moeten betrekken in House of Skills, want anders gaan ook deze veranderingen ten koste van hen.’

Wat gaat het precariaat helpen? AS: ‘De kern van wat we willen, is uitwisseling tussen vaardigheden van werknemers en taken die werkgevers vervuld willen hebben. Die combinatie van skills en taken is eenvoudiger dan competenties, opleidingsdiploma’s en vacatures met functie-eisen. En vaardigheden worden gedurende je leven aangevuld. Een ouder die kinderen opvoedt, doet pedagogische vaardigheden op. We zoeken een manier dat te valideren, want nu worden thuiszittende ouders gekarakteriseerd als ‘onbenut arbeidspotentieel’. Dat doet geen recht aan wat ze in huis hebben.’

Martha Meerman is een van de sprekers tijdens de zesde editie van het Gala van de Wetenschap, dat dit jaar op 27 november plaatsvindt in de Stadsschouwburg Amsterdam. Naast Meerman zal ook HvA-lector Louise Elffers op het podium staan. Andere gasten zijn Eveline Crone, Robbert Dijkgraaf en Erik Scherder. Zie galavandewetenschap.nl voor het complete programma.

MATS VAN SOOLINGEN

‘Het skillspaspoort is een dienst om je vaardigheden te vergelijken met wat werkgevers vragen’

MM: ‘Dat is makkelijk gezegd, maar een diploma is er niet voor niets. Een vakman beheerst een vak en is breed opgeleid. Dat terugbrengen naar vaardigheden en enkele taken die je verricht, is een inbreuk op de beroepsidentiteit.’

Wat vind je van die beroepstrots? AS: ‘Dat brengt je in deze veranderlijke tijd niet verder. Een automonteur bezit kennis en vaardigheden die ook nodig zijn bij het installeren en repareren van warmtepompen. Maar omdat hij niet denkt in termen van vaardigheden en taken zal hij niet solliciteren bij een installateur of energiemaatschappij. Dat is een gemiste kans.’ MM: ‘Er vallen steeds meer beroepen weg en het precariaat wordt steeds groter. Goed idee om vaardigheden te erkennen, maar een mens opdelen in enkele skills gaat me te ver.’ AS: ‘Dat is iets technisch, daar moeten we ons niet in verliezen. Je moet het zo zien: je kunt dingen en je wilt dingen. Het skillspaspoort is een dienst, een nieuwe taal om je vaardigheden te vergelijken met wat werkgevers vragen.’

Wat maakt dat zo ingewikkeld? AS: ‘In de arbeidsmarkt zijn er een hele hoop partijen die allemaal een stukje gezamenlijk midden uitsluiten van discussie. Ze willen samenwerken, maar als het over ‘hun’ stukje gaat, moet je wel doen wat ze zeggen. Een voorbeeld: FNV wil geen pensioenakkoord tekenen als de pensioenleeftijd niet wordt teruggebracht naar 66 jaar. Een snelle verhoging van pensioenleeftijd klopt niet met de actuele ontwikkeling van levensverwachting; mensen worden helemaal niet veel ouder. Een logisch standpunt van FNV, maar het ligt in het midden van het pensioenakkoord en ze sluiten daarmee een compromis uit.’

Martha, sluit je een gezamenlijk midden uit? MM: ‘Ik noem het grenzen waar ik niet overheen kan om in het midden te komen. Zekerheid is heel belangrijk voor mensen. Daar zal mijn onderzoek altijd om draaien. Over flexibilisering van het precariaat maak ik me zorgen. Heb je een baan, dan ga je uit de bijstand en kijkt niemand meer naar je om. Als je baan ophoudt te bestaan, heeft een bedrijf niks meer met je te maken. En dan verlies je ook nog eens je beroepsidentiteit. Dat is te veel. Zekerheid kan een vaste baan zijn, maar we zoeken naar nieuwe manieren van zekerheid.’

Alex, kun je daar iets mee? AS: ‘We moeten samen het gezamenlijke midden verbreden. In gesprek gaan en risico’s afdekken. De weg te gaan is niet overtuigen, maar het samen zien van nieuwe, mogelijkheden. De stellingen zijn allang ingenomen, dus puur overtuigen heeft geen zin.’

Spookstad of pretpark? De toekomst van winkelcentra

Kunnen winkels van steen en cement nog floreren in een tijdperk van tsaar Bol.com en koning Coolblue? Volgens Jesse Weltevreden, lector Digital Commerce aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA), hebben winkeliers nog een paar troefkaarten in handen. Maar die moeten ze wel snel uitspelen. ‘Het is veranderen of verdwijnen.’

BRAM BELLONI

Door Sebastiaan van de Water

De wenkbrauwen van Jesse Weltevreden stijgen hoog boven zijn brilmontuur uit. ‘Dit is een unicum’, zegt de lector. Zijn ogen zijn gericht op een stapel afwastobbes. Ernaast staat een bak plastic prullaria en een mand vol blauwe sokken. ‘Uitkiezen: tien voor vier euro’ prijkt er op een bordje. De lector grijpt niet direct naar zijn portemonnee. ‘Het is veelzeggend dat zo’n uitdragerij kan overleven in deze straat.’ Vanaf de overkant weerklinkt het geluid van een schoenmaker, die ritmisch een hamer op een zool laat neerdalen. Een vrouw tilt een paarse pruim de lucht in, speurend naar beurse plekjes. Vanuit Fred's Tabakshop stromen grootvaderlijke aroma’s de straat op.

De twintigste eeuw is springlevend, in dit stukje Amsterdam-Oost. ‘Dit is een atypische winkelstraat, in een atypische stad’, oordeelt Weltevreden na een wandeling door de altijd drukke Javastraat. ‘Je ziet bijna geen grote winkelketens. De hele buurt doet hier nog traditioneel boodschappen, waardoor winkeliers de hete adem van e-commerce niet voelen.’ Hoe anders is de situatie elders in het land. Van Venlo tot Vlieland maken eenmanszaken plaats voor filialen van grote winkelketens, die op hun beurt vooral lucratief zijn voor curatoren en notarissen. Ter opfrissing: Free Record Shop, 2013. V&D, 2015. Halfords, 2014. Perry Sport, 2016. Kijkshop, 2018. Schoenenreus, 2015. Men at Work, 2018. Expo, 2012. Polare, 2014. DA, 2015. Scheer & Foppen, 2016. Het Nederlandse winkelcentrum van de jaren 90 is failliet. Knockout geslagen door Bol.com, Coolblue, Zalando en duizenden kleinere webwinkels.

Nooit meer op=op Weltevreden was begin deze eeuw de eerste onderzoeker die de impact van online shoppen op onze binnensteden in kaart bracht. Destijds luidde zijn conclusie: het valt mee, voorlopig. Toen had twee derde van alle Nederlanders nog nooit op een bestelknop geklikt.

Anno 2018 weet elke grootmoeder dat je voor de beste deals altijd eerst even online moet kijken. Evenzogoed weten haar kleinkinderen dat een winkelcentrum bezoeken in veel gevallen zonde van hun zakgeld is. Het gevolg? De leegstand in onze binnensteden stijgt en de omzetten dalen. Terwijl de economie al twaalf kwartalen op rij groeit. Winkeliers beleven dus gouden tijden, in vergelijking met wat hen te wachten staat. De eerstvolgende recessie zal velen de genadeklap brengen.

Het is 2040. Je loopt door een oude winkelstraat in Hoofddorp. Links ontwaar je dichtgetimmerde deuren en ramen. Ratten proberen zich een weg naar binnen te knagen. Rechts zie je verroeste rolluiken. De wind laat lege bussen graffiti tegen elkaar kletteren. Verfresten op ruiten herinneren aan het feit dat hier ooit het poëtische OP=OP stond geschreven. Even vraag je je af: heb je misschien je augmented reality bril nog op de post-apocalyptische modus staan?

Betreft dit een waarschijnlijk scenario? Hangt er vanaf, stelt Weltevreden. ‘Retail op zich is geen aflopende zaak. Er is enorm veel dat winkels en winkelgebieden kunnen bieden waar online shops alleen maar jaloers op kunnen zijn. Aan de andere kant zijn er in Nederland nu te veel winkelcentra.’ In een snel veranderend, hypercompetitief landschap geldt de wet van Darwin: het is aanpassen, of uitsterven. Maar hóe moeten winkelgebieden veranderen?

Blokker, Beans & Burgers Uitgerekend in de Javastraat zijn her en der de eerste tekenen te zien van wat heel Nederland te wachten staat. ‘Je ziet hier naast de traditionele aspecten ook veel innovatie. Dat maakt dit zo’n interessante straat’, aldus Weltevreden. ‘Kijk eens’, zegt hij, terwijl hij door een ruit tuurt. Binnen zitten

kinderen stil in stoelen, terwijl hun haren worden geknipt. Hun moeders inspecteren ondertussen rekken vol dure kinderkleding. ‘Slim bedacht,’ oordeelt de lector.

De nabijgelegen Koffieboetiek is minder origineel, maar gezien de drukte wel succesvol. Ook de boekwinkel aan het eind van de straat weet te overleven dankzij het lapmiddel van koffie. Een klassieke viswinkel heeft zichzelf omgeturnd tot visrestaurant-en-winkel.

Waar duidt dit op? Moet het falende Blokker ook kleding gaan verkopen, of zichzelf opnieuw uitvinden als Blokker, Beans & Burgers? Weltevreden lacht die suggestie weg. Hij denkt groter veel groter dan dat. ‘Het probleem is dit: op basis van prijs of assortiment ga je het onmogelijk winnen van online winkels. Je moet eerst zorgen dat mensen überhaupt hun stoel uitkomen. Bied ze een rijke, voortdurend nieuwe, sensorische experience. Dát is iets wat websites niet kunnen.’ Ook met extra slagroom smaken foto’s op websites nooit zo lekker.

Werk samen Idealiter worden onze winkelcentra een soort openlucht pretparken, vol experimenten, evenementen, proeverijen, popup-art, zitplekjes en een breed scala aan eet- en drinkopties. Eenmaal in de buurt, kopen klanten misschien bij jou die schoenen die ze anders voor een paar euro minder bij Zalando hadden besteld.

Dit klinkt een stuk aantrekkelijker dan dat tafereel met die ratten. Maar het vereist wel iets ingewikkelds, weet Weltevreden. ‘Nauwe samenwerking tussen concurrenten. Winkeliers moeten hun winkelgebied runnen als ware het één bedrijf, waarbij ze zich conformeren aan een gezamenlijk marketing en promotiebeleid.’ Uit onderzoek van de expertgroep Future Retail City Center, waar Weltevreden voorzitter van is, blijkt dat veel winkeliers juist op dit gebied in het duister tasten. ‘Ze hebben hun handen al zo vol aan hun eigen zaak, dat professioneel beleid moeilijk van de grond komt’, stelt hij. Zo blijft bijvoorbeeld de toepassing van moderne technologie ondermaats, concludeert het lectoraat Digital Commerce in zijn boek Technologie redt de winkel?! Veel verder dan een trage openbare wifiverbinding komen de meeste winkelgebieden niet.

Het is 2040. Je loopt door de Javastraat en stapt een populaire modezaak binnen. In plaats van kledingstukken, zie je slechts metalen schuifdeuren. Het groene lampje boven deur #20 verraadt dat deze nog niet bezet is. Een 3D-scanner begint je lichaamsomvang te analyseren. Binnen tien seconden zie je jezelf terug op een virtuele spiegel. Naar wens kun je nu kledingstukken kiezen om die hyperrealistisch op je lichaam te projecteren. Na drie nieuwe outfits bij elkaar te hebben gezocht, zeg je: ‘Bezorg deze bestelling thuis om 18:30 uur.’ Vanuit een magazijn begint een zelfrijdend elektrisch wagentje de kleding naar je huis te rijden.

Of dit werkelijk in 2040 gaat gebeuren, daar waagt Weltevreden zich niet aan. Hij is geen man van speculaties ‘Ik blijf bij de harde feiten die we nu kunnen meten. Ons onderzoek laat zien dat winkeliers niet eens hoeven te wachten op technologische doorbraken. Ze kunnen nú al veel meer doen, mits ze slim gebruikmaken van de beschikbare kennis. Amsterdamse winkeliers zijn momenteel bezig een webshop op te zetten waar ze collectief hun producten kunnen verkopen. Dat klinkt als een goed plan, maar wij weten dat soortgelijke initiatieven elders zijn mislukt. Van die ervaringen, die wij in kaart hebben gebracht, wordt nu niet geleerd. Elk winkelgebied probeert met een blinddoek om het wiel opnieuw uit te vinden. Er moet een hoop veranderen, maar niet álles hoeft anders.’

Het is 2040. Je loopt door Javastraat. Je oog valt op een bak met gekromde voorwerpen. Geen twee zijn er identiek. Natuurlijk, het tijdperk van uniformiteit is voorbij. Je glijdt met je vingers langs de gladde buitenkant. Je zou nu met je smart-ring kunnen checken of dit een verrijking voor je lichaam is. Onnodig. Je knorrende maag heeft de vraag al beantwoord. Je betaalt met een swipe, scheurt de gele schil van het voorwerp en zet je tanden in het crèmewitte vruchtvlees. Kauwend staar je naar een wolk. ‘Niet alles hoeft anders’, zei Jesse Weltevreden al in 2018.

This article is from: