Burgerwetenschap Lokale kennis toegepast in grafheuvelonderzoek
Amsterdams spul Archeologie van de Noord-Zuidlijn 10
INHOUDVAN HET BESTUUR
AWN ACTUEEL
AWN actueel van het bestuur 2
Nieuws van de vereniging 3
Kasteelruïne Valkenburg 4
Burgerwetenschap in grafheuvelonderzoek 6
Mijlpaal PAN 7
Interview met Jan Venema 8
Spul 10
Vrijwilliger aan het woord:
Eva Hopman 12
Nieuws van de afdelingen 13
AWN en de nieuwe privacywetgeving
Op 25 mei is de Europese AVG (Algemene Verordening Gegevensbescherming) in de plaats getreden van de Nederlandse Wbp (Wet bescherming persoonsgegevens). Deze AVG geldt voor alle Europese bedrijven, stichtingen, verenigingen, enzovoort en stelt regels voor het omgaan met persoonsgegevens. In de praktijk komt het er veelal op neer dat de bestaande registraties van persoonsgegevens niet (veel) hoeven te veranderen. Wel zal duidelijker aantoonbaar moeten worden gemaakt hoe bijvoorbeeld verenigingen daar zorgvuldig mee omgaan.
de status van AWN-afdeling (afdeling 31). Het staat afdelingen overigens vrij om een eigen privacyreglement in eigen bewoordingen op te stellen. Dit staat los van de ledenadministratie: die is en blijft voor alle AWNafdelingen hetzelfde.
LWAOW zoekt nieuwe voorzitter
Jan Venema, de huidige voorzitter van de LWAOW, heeft aangegeven na ruim 15 jaar zijn functie als voorzitter te beëindigen. Reden voor de LWAOW om op zoek te gaan naar een nieuwe voorzitter.
Illustratieverantwoording
AHN 6 | Menno de Boer 13 boven | Tom Bauer 5 | William ten Brink omslag voor, boven, 14 Fotografie Eize Wiersma 9 | Gemeente Amsterdam Monumenten en Archeologie 2, 10-11, omslag achter, boven | Gerard Graas 13 | William Hoogteijling 3 | Eva Hopman 12 | Nationaal Archief, collectie Anefo 15 | Portable Antiquities of the Netherlands omslag voor, onder, 7 boven | Portable Antiquities Scheme 7 onder, omslag achter, onder | Raym’s Fotosite, wikimedia commons 4 onder | Albert Zandstra 8
De AWN heeft getracht alle rechthebbenden van het beeldmateriaal te achterhalen. Mochten personen of instanties desondanks van mening zijn dat rechten niet zijn gehonoreerd, dan kunnen zij contact met de AWN opnemen.
Ook onze AWN registreert persoonsgegevens ten behoeve van onze activiteiten. Naast de wettelijke plicht acht de AWN het ook wenselijk om onze leden inzicht te geven in wat er met hun gegevens gebeurt en hoe daarmee wordt omgegaan. Tevens achten wij het nuttig om als ANBI (Algemeen Nut Beogende Instelling) transparant te zijn. Ondanks het feit dat de AVG een vereniging als de onze slechts weinig verplichtingen oplegt, heeft het landelijk bestuur van de AWN besloten om ons landelijke privacyreglement zo breed mogelijk op te zetten. Dit reglement is sinds 28 mei op onze website te vinden (zie over AWN > documenten, of op de pagina lid worden).
Wat bij een vereniging als de onze volgens de AVG niet nodig is, is een functionaris voor de gegevensbescherming. Toch hebben wij daar wel voor gekozen. U kunt hiervoor terecht bij onze landelijke secretaris voor de algemene zaken en bij onze afdelingen voor aanvullende afdelingszaken. U kunt bij de landelijk secretaris uw gegevens opvragen en laten wijzigen. U kunt uw gegevens niet laten verwijderen, tenzij u uw lidmaatschap opzegt (per kalenderjaar).
Indien u op enigerlei wijze niet tevreden bent met de door de AWN van u geregistreerde gegevens, of verwerkingen daarvan, kunt u zich in eerste instantie tot het landelijk bestuur wenden en in tweede instantie tot de Autoriteit Persoonsgegevens, Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag. U dient hierbij uw telefoonnummer te vermelden. De website is: www.autoriteitpersoonsgegevens.nl. Het privacyreglement geldt voor de landelijke AWN, inclusief de landelijke werkgroepen, en voor die AWN-afdelingen die zich hebben geconformeerd aan dit landelijke reglement. Hierbij heeft de Landelijke Werkgroep Archeologie Onder Water (LWAOW)
De LWAOW is een werkgroep binnen de Vereniging van Vrijwilligers in de Archeologie (AWN) met circa 190 geïnteresseerden in de onderwaterarcheologie. De missie is om belangstellenden in de maritieme geschiedenis van ons land te verenigen door samenwerking met andere erfgoedbeoefenaren door het organiseren van kennisoverdracht en deskundigheidsbevordering en het faciliteren en stimuleren van publicatie van uitgevoerde onderzoeken.
Naast een gedegen motivatie en goede mobiliteit wordt het volgende van de voorzitter verwacht:
– een goede kennis van het maritiem archeologisch veld;
– duikervaring en bekendheid met de daarvoor geldende regelgeving;
– het actief volgen van ontwikkelingen in de archeologie;
– ervaring in bestuurlijke activiteiten;
– leidinggevende en bindende capaciteiten.
Tot de taken van de voorzitter behoren onder andere:
– het voorbereiden en leiden van het bestuursoverleg van de LWAOW;
– het deelnemen aan overleggen met externe maritiem-archeologische organisaties;
– het mede organiseren en leiden van de jaarlijkse Schervendag.
De functie is vrijwillig en vraagt een tijdsinvestering van ongeveer 6 uur per week. Voor nadere informatie over de inhoud van de functie kan contact worden opgenomen met de huidige voorzitter, Jan Venema, telefoon 0515 · 232 700.
Geïnteresseerden voor deze functie kunnen hun belangstelling kenbaar maken via: bestuur@lwaow.nl.
VAN DE VERENIGING NIEUWS 3
Archeologiedagen in teken van Europees Jaar Cultureel Erfgoed
Hoe sluit je als AWN-afdeling met je activiteiten tijdens de Nationale Archeologiedagen aan bij het Europees Jaar van het Cultureel Erfgoed? We gaan het zien op 12, 13 en 14 oktober, als het verleden weer tot leven komt tijdens de Nationale Archeologiedagen 2018. Opnieuw staan dan honderden activiteiten door het hele land op het programma, voor een deel weer georganiseerd door een aantal actieve AWN-afdelingen. Dit jaar liefst met een Europees tintje, want 2018 is uitgeroepen tot het Europees Jaar van het Cultu-
reel Erfgoed, met elke maand een specifiek thema. In oktober is dat ‘Opgegraven Geschiedenis’ en dat richt de schijnwerpers natuurlijk royaal op de archeologie. Liefst ook nog in Europees perspectief, maar daar zit vanuit de organisatie van de Nationale Archeologiedagen gelukkig geen druk op. ‘Mag wel, hoeft niet’.
AWN-afdelingen krijgen ook dit jaar weer alle ondersteuning bij het organiseren van originele publieksactiviteiten. Zo is het Stappenplan weer beschikbaar, dat de Nationale
Archeologiedagen samen met de AWN maakte om ondersteuning bij het organiseren van activiteiten te bieden, van brainstormen tot het zoeken naar financiering en het benaderen van de pers. Ook biedt de AWN weer de mogelijkheid voor AWN-afdelingen en werkgroepen, een kleine financiële bijdrage aan te vragen voor onkosten tijdens de Archeologiedagen. Het gaat om bedragen tussen 100 en 200 euro die net het verschil kunnen maken, bijvoorbeeld om flyers te kunnen drukken of een kraam of tent te kunnen huren.
De Nationale Archeologiedagen staan dit jaar in het teken van Europees cultureel erfgoed, al hoeven niet alle activiteiten rondom dit thema georganiseerd te worden.
Peter Seinen
Kasteelruïne Valkenburg
Een citizen science project
De inzet van burgers bij de uitoefening van archeologie is natuurlijk niets nieuws. In het pre-Malta tijdperk werd archeologie gedomineerd door burgers die hiermee ook op academisch niveau bezig konden zijn. Met name aan dit zelfstandig onderzoek kwam met het verdrag van Malta abrupt een einde en werd archeologie ‘professioneel’, of eigenlijk ‘commercieel’. Nu de wonden weer een beetje geheeld zijn gaan de burgers, vrijwilligers of amateurs, hoe je ze ook wilt noemen, die rol in zelfstandig onderzoek in het archeologisch proces weer terugvinden.
In een vorig nummer van het AWN Magazine (2018-1) werd reeds betoogd dat zich onder de zogenaamde ‘cold-cases’ (de duizenden pre-Malta opgravingen die nog geduldig in de depots liggen te wachten) prima materiaal bevindt voor samenwerking tussen vrijwilligers en professionals. Als voorbeeld werd de start van het eerste officiële AWN-project aangekondigd: ‘Kasteelruïne Valkenburg Limburg’, de neerslag van het iconische veldwerk door Jaap Renaud, Hans Janssen, Tom Bauer en Paul Zoetbrood.
Nog steeds indrukwekkend
Kasteel Valkenburg in 1669, vlak voor de verwoesting, op een tekening van Joshua de Grave.
De eerst bekende versterking op deze hoogte werd rond 1115 gesticht door Gosewijn I, heer van Heinsberg. Tot haar definitieve ontmanteling in 1672 (het Rampjaar) door stadhouder Willem III, zou de burcht verschillende verwoestingen en bouwfases meemaken. Een tekening van Joshua de Grave laat de burcht zien rond 1669, vlak voor de definitieve verwoesting. De resten van de burcht fungeerden vervolgens bijna 200 jaar als steengroeve voor het nabije Valkenburg, met name na de grote stadsbrand in 1773. Pas in 1863 kwam een einde aan de geleidelijke sloop doordat de eigenaar, familie Villers-Masbourg, het terrein ging beschermen. Vanaf 1921, onder leiding van Willem Sprenger, kwamen onderzoek, consolidatie en restauratie goed op gang. De pre-Malta opgravingen, die tussen 1973 en 1993 werden uitgevoerd, vormen daarvan het voorlopige sluitstuk. Het beheer van de nog steeds indrukwekkende kasteelruïne is heden ten dage in handen van Stichting Beheer Kasteel Valkenburg.
De kasteelruïne zoals deze er tegenwoordig uitziet.
Een citizen science project
De cruciale tekening, waarop de posities van alle werkputten en profielen staan ingetekend. Van deze tekening bestond maar één exemplaar, dat nu gedigitaliseerd is.
De naam Odyssee waardig
Hoewel dit project niet onder de vlag van de officiële Odysseeprojecten valt, zou deze naam een rake omschrijving zijn van de aard van ervan. Het materiaal, bestaande uit botten, keramiek, natuursteen, maar ook tekeningen, beschrijvingen, rapportjes, publicaties, etcetera, zijn verspreid geraakt over diverse Nederlandse steden als Delft, Den Bosch, Groningen, Heerlen, Venlo, Utrecht, Amersfoort, Wijk bij Duurstede en natuurlijk ook Valkenburg. Het proces om alles fysiek of digitaal te verzamelen in ons Attica (Den Bosch) is in volle gang en zal hopelijk eind dit jaar afgerond kunnen worden.
Het is niet alleen bij woorden gebleven. Het team is nu druk bezig met het bezoeken van alle plaatsen waar relevant materiaal zou kunnen liggen. Op iedere locatie wordt geïnventariseerd wat er aan materiaal ligt. Vervolgens wordt voor alle items beslist wat we ermee gaan doen. De documenten worden zoveel mogelijk ter plaatse gescand, waardoor ze overal verwerkt kunnen worden. Dit heeft al honderden bestanden opgeleverd, waaronder een uiterst belangrijke overzichtstekening waarop de posities van alle werkputten en profielen staan ingetekend. Van deze tekening, zonder welke de uitwerking bijzonder lastig of zelfs onmogelijk zou zijn geweest, bestond nog slechts een enkel exemplaar. Deze sleuteltekening is nu gescand, gegeorefereerd, gevectoriseerd en veiliggesteld.
Onder dit topje van de ijsberg wachten echter nog vele honderden gescande vlaktekeningen en profieltekeningen die nog gevectoriseerd moeten worden. Eerst moeten die nog per profiel gesorteerd worden op compleetheid: alleen complete sets gaan naar de volgende ronde.
Voor de artefacten ligt het wat gecompliceerder. De bulk van de collectie is nu verzameld in Den Bosch om gelijktijdig gedetermineerd en gedateerd te worden. De overige vondsten blijven echter op hun plaats en er wordt volstaan met een beschrijving.
De vondstcollectie mag aanzienlijk genoemd worden: in 60 overvolle dozen met meer dan 1300 vondstnummers gaan niet minder dan 25.000 deels ongewassen objecten schuil, veelal ongesorteerd, die allemaal bekeken moeten worden. Alleen al de administratie opzetten, om het archief ook geschikt te maken voor deponering, is een enorme klus.
Vooruitzichten
Als alle tekeningen uitgewerkt zijn en de vondsten gedetermineerd kan het denkwerk van interpretatie beginnen. Hoewel moeilijk te voorspellen, levert dat waarschijnlijk vele nieuwe inzichten in bewoning- en bouwhistorie op. De verwachtingen zijn in ieder geval hooggespannen.
Zoals ook Odysseus zijn Odyssee niet in zijn eentje deed, zijn ook bij dit project diverse partijen betrokken. Uiteraard vallen hieronder de oorspronkelijke opgravers (Hans Janssen en Tom Bauer), de Stichting Beheer Kasteel Valkenburg, de Nederlandse Kastelen Stichting, de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, en niet in de laatste plaats de Archeologische dienst van Den Bosch (Ronald van Genabeek), die ons een warm onderdak en de nodige faciliteiten geeft. Tenslotte mogen wij onszelf, de landelijke AWN, niet vergeten.
We hopen ook nog om Saxion Hogeschool aan boord te krijgen. Het uitwerken van het materiaal, zoals het vectoriseren van tekeningen en determineren van artefacten, zou een hele mooie activiteit voor studenten kunnen zijn.
Hopelijk blijven bij onze Odyssee wel alle opvarenden tot het einde van het project aan boord…
Over de auteur
Peter Seinen is vrijwilliger bij de stichting Mergor in Mosam (onderwaterarcheologie) en bij de AWN-afdeling Kempen en Peelland.
Gajus Scheltema
‘Tracing
the past’: Burgerwetenschap in grafheuvelonderzoek
De interactie tussen wetenschappers en niet-academici op uiteenlopende terreinen heeft de laatste jaren steeds meer aandacht gekregen. ‘Citizen science’ ofwel burgerwetenschap is zo oud als de weg naar Rome, maar krijgt recentelijk meer officiële erkenning. Op allerlei wetenschappelijke vlakken, zoals de biologie, botanie, astrologie en (kunst)geschiedenis, zie je voortdurend niet formeel geschoolde liefhebbers met hun onderzoek, publicaties of anderszins de waardering krijgen die ze verdienen.
Vanuit die gedachte organiseerden Quentin Bourgeois en Karsten Lambers van de Faculteit Archeologie aan de Universiteit Leiden begin juli een week lang een seminar/ workshop gericht op het toepassen van burgerwetenschap in de archeologie.
Het seminar had als thema: ‘Tracing the past: combining Citizen Science and Data Science to detect and record archaeological microtopography’. Doel hiervan was om uit te zoeken hoe burgerwetenschap kan worden ingezet bij het verkrijgen en valideren van datasets, in casu van het grafheuvel- en celtic fields-landschap op de Veluwe bij Epe waar Bourgeois en Lambers onderzoek naar doen.
Aan het seminar deden een twintigtal archeologen en erfgoedbeheerders mee uit verschillende Europese landen, en ook de AWN was vertegenwoordigd met Peter Seinen (Afdeling 24) en Gajus Scheltema, de landelijk voorzitter. Op de tweede dag vond een veldbezoek plaats waar ook Gerard Tiemessen (Afdeling 18, werkgroep Epe) aan deelnam.
De waarde van lokale kennis
De gemiddelde AWN’er heeft overigens geen vijf dagen nodig om in kaart te brengen wat de rol van vrijwilligers bij grafheuvelonderzoek kan zijn. Zowel op theoretisch vlak (data verzamelen en analyseren) als in het veld zelf kan lokale kennis natuurlijk meerwaarde bieden. In praktijk is dit ook al veel vaker het geval; denk bijvoorbeeld aan eerder grafheuvelonderzoek op de Veluwe of het monitoren van de Zuid-Hollandse duinen door de AWN. Toch had het seminar zeker meerwaarde, alleen al om de volgende redenen. Ten eerste bood het een mooi inzicht in dat geweldige, relatief nieuwe, instrument van Lidar imagery, waarbij oppervlaktebegroeiing zoals bomen volledig kan worden weggefilterd om hoog teverschillen in beboste gebieden goed in kaart te brengen. Een mooi voorbeeld hiervan geven de Lidarfoto’s van eenzelfde gebied ten westen van Epe, één met bebossing en één ‘kaal’, waarbij onder andere grafheuvels en celtic fields plotsklaps goed zichtbaar zijn geworden op de ‘kale’ kaart.
Ten tweede leidde het seminar tot de formulering van verdere projectvoorstellen, met het oog op Nederlandse of Europese financiering. Wij willen hier als AWN aan meeschrijven en onze vereniging, samen met andere vrijwilligers, een zichtbare rol laten spelen in de identificatie en monitoring van dit soort archeologische monumenten. Het is tenslotte een van de terreinen waarop de AWN echt erkenning van het professionele veld verdient – en krijgt.
Hoogteverschillen in beboste gebieden kunnen met Lidar goed in kaart worden gebracht, zoals hier in een gebied ten westen van Epe. Op de afbeelding boven beperkt bebossing het zicht, op de onderste foto is die weggefilterd waardoor grafheuvels en celtic fields opeens goed te zien zijn.
William ten Brink
Meer dan 10.000 vondsten
Mijlpaal PAN
Meer dan 10.000 gevalideerde vondsten of the Nee zomer een nu meer rd en online oe verigens te krikken. et inventae ten. Zo komt r voor r dan 10.000 vondsten
Het project Portable Antiquities of the Netherlands (PAN) heeft begin deze zomer een mijlpaal bereikt: in totaal zijn er nu meer dan 10.000 vondsten gevalideerd en online gepubliceerd. Het aantal tot nu toe gemelde vondsten ligt met zo’n 40.000 overigens een stuk hoger en er wordt hard gewerkt om het validatiepercentage op te krikken.
De eerste Nederlandse hipposandaal, sinds kort in PAN opgenomen. Deze voorloper van het hoefijzer, tot nu toe alleen uit Duitsland en Frankrijk bekend, werd door een detectoramateur gevonden in Limburg.
PAN legt zich sinds 2016 toe op het inventariseren, documenteren en online publiceren van privécollecties metaalvondsten. Zo komt er nieuwe informatie beschikbaar voor de wetenschap, erfgoedonderzoek, musea en alle andere geïnteresseerden.
In mei, tijdens de bijeenkomst ‘Lood om oud ijzer’ van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), maakte Stijn Heeren van PAN een tussentijdse balans op. Het gaat goed met PAN, maar het kan nog veel beter als meer detectoramateurs meedoen. De participatie van detectoramateurs is nog tamelijk gering, vooral vanwege voorzichtigheid
rond zoek- en vondstlocaties. Om het aantal vondstmeldingen omhoog te krijgen zal de informatievoorziening aan potentiële melders van vondsten worden uitgebreid en verbeterd, meldde Heeren. Ook wordt extra energie gestoken in het snel omhoog brengen van het validatiepercentage. Verder wil PAN zijn bekendheid bij professionele archeologen vergroten en de waarde voor professionals meer voor het voetlicht brengen.
Bij veel detectoramateurs bestaat nog steeds terughoudendheid om mee te doen aan PAN. Ze vertellen liefst zo weinig mogelijk over hun zoeklocaties.
Resultaten
Daar is alle reden toe, want PAN blijkt inmiddels klaar voor gebruik bij bureaustudies. Dat werd duidelijk tijdens eerdergenoemd congres ‘Lood om oud ijzer', waar onderzoeker Mirjam Kars, vondstspecialist Middeleeuwen van PAN en verbonden aan de Vrije Universiteit Amsterdam, enkele resultaten van haar onderzoek naar vroegmiddeleeuwse schijffibulae presenteerde. Het is het eerste onderzoek dat grotendeels gebruik maakt van PANdata, en bewijst de meerwaarde van PAN voor de archeologie. Binnenkort verschijnt haar onderzoek als artikel in het wetenschappelijke tijdschrift Medieval settlement research.
Leuk nieuwtje is, dat de eerste Nederlandse hipposandaal in PAN is opgenomen. Deze voorloper van het hoefijzer is een ijzeren schoen, die de hoef aan meerdere zijden omvatte en aan de hoef werd vastgebonden. Hipposandalen waren tot nu toe vooral uit Midden-Frankrijk en Zuid-Duitsland bekend. De Nederlandse hipposandaal is afkomstig uit Limburg.
PAN wordt gecoördineerd door de Vrije Universiteit Amsterdam (VU). De primaire partners van het project zijn de RCE, de Universiteit Leiden en de Rijksuniversiteit Groningen. Daarnaast wordt PAN ondersteund door de AWN, De Detectoramateur, Coinhunter Company en Bodemvondstenwereld.nl.
Marijn Lockefeer
Interview met Jan Venema
Afscheid van de voorzitter van de LWAOW
Vijftien jaar lang heeft Jan Venema zich als voorzitter met hart en ziel ingezet voor de LWAOW. In die tijd heeft hij zich onder andere gericht op een goede samenwerking tussen werkgroepen en organisaties die zich met maritieme archeologie bezighouden. Inmiddels loopt zijn voorzitterschap bijna ten einde. Een goed moment om in gesprek te gaan met Jan over zijn ideeën over onderwaterarcheo-
over ij jn ideeën over onderwaterarcheo log ie en de LWAOW.
Jan, je bent ongeveer net zolang voorzitter van de LWAOW als ik redactielid ben; voor mij ben je dus het boegbeeld (om maar eens in scheepstermen te blijven) van deze AWN-werkgroep. Was je al lang in de onderwaterarcheologie geïnteresseerd?
gevrijwilliger lid van de AWN geworden , ne e t z zo al a s va v n h he t A Ar h cheollo gy k sk Wur kf er-
Jazeker, maar al veel eerder ben ik als ‘droge’ vrijwilliger lid van de AWN geworden, net zoals van het Archeologysk Wurkfer-
bân van de Fryske Akademy. Ik heb via dit Wurkferbân onder andere in Pingjum gegraven. In 1981 ben ik met mijn duikopleiding begonnen omdat ik toch wel erg aangetrokken werd door de ‘natte’ archeologie; niet vreemd voor een kleinzoon van een turfschipper, denk ik. In 1983 ben ik voor mijn duikopleiding geslaagd. Het was voor mij een logische stap om lid te worden van de LWAOW toen die in 1994 werd opgericht.
den van de LWAOW toen die in 1994 werd opge i ri h cht t.
Wat trekt jou vooral aan in de onderwaterarcheologie, behalve natuurlijk de ‘roep van je genen’?
Het woord ‘avontuur’ komt het eerst bij me op, maar mijn werkelijke interesse gaat uit naar de geschiedenis van de oud-Hollandse scheepsbouw. Scheepswrakken kunnen ons veel daarover vertellen, vandaar mijn fascinatie. Iedere keer dat er weer een schip ontdekt en gedetermineerd wordt, verbaas ik me weer over de inventiviteit van de scheepsbouwers.
Kun je iets zeggen over de verhouding tussen de AWN en de LWAOW en jouw rol daarin als voorzitter?
Die band is intensief; niet voor niets zit (meestal) de voorzitter van de LWAOW in het hoofdbestuur. Ik mag wel zeggen dat ik de leden van het bestuur ervan heb kunnen overtuigen dat de ‘droge’ vrijwilligers ons niet meer als schatgravers beschouwen. Inmiddels heeft de LWAOW 190 leden, verdeeld over actieve werkgroepen. Hoewel we een werkgroep zijn, moet men ons als een volwaardige afdeling (31) van de AWN zien.
In mijn beginperiode als voorzitter was
de onderwaterarcheologie van de vrijwilligers erg verdeeld: kleine groepjes, weinig onderling contact. Onder andere door onze jaarlijkse ‘Schervendag’ zijn de groepen beter gaan communiceren. Op deze dag worden er lezingen gehouden, er worden ervaringen uitgewisseld. Kort gezegd: er is een prettig soort communicatie.
Je hebt ook contacten met buitenlandse duikorganisaties, namelijk de NAS (Nautical Archaeology Society) en de DGUWA (Deutsche Gesellschaft zur Förderung der Unterwasserarchäologie). Hoe staat het daarmee?
De contacten met de NAS zijn uitstekend, zeker na de samenwerking bij de opgraving van ‘De Rooswijk’ in de afgelopen twee jaar. Deze contacten zijn ontstaan nadat we de NAS hadden gevraagd om hun cursus onderwaterarcheologie te mogen gebruiken voor onze opleiding. Omdat de omstandigheden in Engelse wateren nogal verschillen ven de onze, hebben we onze eigen cursus ontwikkeld. De NAS is enthousiast over onze cursus!
De relatie met de DGUWA is ‘verwaterd’. Sinds deze vereniging samen met ons in Lelystad haar 25-jarig jubileum heeft gevierd, is er geen contact meer geweest. Dit contact is dus voor verbetering vatbaar.
Wat moet er volgens jou nog gebeuren in de LWAOW en de onderwaterarcheologie in het algemeen?
Dat is duidelijk: het aanpassen van de Erfgoedwet voor de vrijwilligers in de Onderwaterarcheologie. Deze verbiedt ons om ook maar iets van een wrak van de bodem mee te nemen, in tegenstelling tot de metaaldetectorvrijwilligers die voorwerpen die minder dan 30 centimeter diep in de bodem zitten, mogen oprapen. Wij zouden bijvoorbeeld graag enkele artefacten van een onbekend wrak kunnen meenemen om vast te stellen om wat voor scheepswrak het gaat. We hebben samen met de AWN en de STIMON (Stichting Maritiem Onderzoek Nederland) een brief naar het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en We-
Jan bij een tentoonstelling met vondsten uit het Friese Sandfirden. Na zijn voorzitterschap blijft hij zich bezighouden met onderzoek, onder andere naar deze vindplaats.
tenschap (OCW) gestuurd, waarin wordt gevraagd of er een uitzondering kan worden gemaakt voor vrijwilligers in de onderwaterarcheologie. We zijn hierover nu in overleg met het Ministerie van OCW.
Is er intussen ook al meer bekend over het aanpassen van de Arbowetgeving die onderwatervrijwilligers verbiedt met professionele duikbedrijven samen te werken?
We hebben samen met zeven partners die ook graag een aanpassing zouden willen zien een brief gestuurd naar het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) om aandacht te vragen voor dit probleem. Ook hier worden door het Ministerie mogelijkheden onderzocht. Dat zal nog wel even duren, maar het begin is er.
Nu een blik op de toekomst: wat geef jij je opvolger als boodschap mee?
Voornamelijk drie dingen: de huidige samenwerking met de diverse geïnteresseerden in de onderwaterarcheologie te bestendigen en uit te breiden, samenwerking te zoeken met gemeenten die verantwoordelijk zijn voor het water dat zij beheren en, natuurlijk, in het overleg met de Ministeries van OCW en SWZ te komen tot een acceptabele oplossing voor de vrijwilligers in de onderwaterarcheologie.
Wat ga je met de vrijgekomen tijd doen nu je stopt met het voorzitterschap? Ik durf te wedden dat die bezigheden op (nat) archeologisch gebied liggen.
Ik blijf inderdaad betrokken bij het ‘onderwatergebeuren’. Ik heb in Friesland nog twee projecten die ik uit wil werken: het project Cornwerd vraagt aandacht (onderzoek naar dijkresten circa 90 meter uit de dijkvoet) en het onderzoek in Sandfirden aan de Vlakke Brekken, waar veel scherven op de bodem liggen maar nog geen bewoning is aangetoond. Voor al deze zaken is niet alleen ‘nat’ maar ook ‘droog’ onderzoek nodig. De bibliotheek van het Tresoar in Leeuwarden zal mij dus regelmatig onder haar bezoekers kunnen rekenen!
Guus Lindeman
Spul
Archeologie van de Noord-Zuidlijn
Zelden of nooit zijn álle vrijwilligers van een AWN-afdeling bij de beëindiging van een groot en vele jaren durend archeologisch project persoonlijk en met dank vermeld in de afsluitende publicatie. Die bijzondere eer viel recent echter te beurt aan de AWN’ers van afdeling 5, Amsterdam en omstreken. In de recent uitgekomen publicatie Spul. Catalogus archeologische vondsten Noord-Zuidlijn Amsterdam zijn zes vrijwilligers bovendien opgenomen in het ‘Projectteam Veldwerk en Vondsten’. AWN’ers waren er bij op het Damrak toen het project daar in 2005 startte, ze stonden vooraan toen het onderzoek zich in 2008 verplaatste naar het Rokin en ze speelden vanaf 2010 een belangrijke rol bij de verwerking van de in totaal 700.000 vondsten. Trots? Reken maar!
Op 26 september 2005 verschenen de vrijwilligers, twaalf in getal, voor het eerst op hun werkplek. Na het nodige onderricht werden zij ingezet bij een caisson pal voor het Centraal Station. Op een plateautje aan de zijkant van de caisson stonden zij met gemiddeld zes personen rond één van de twee daarop bevestigde lopende banden. Deze caisson was een van drie zware caissons, met zijwanden van 1,2 meter dik, aan het Open Havenfront en het ‘natte’ Damrak. Gretig graaiden de vrijwilligers in de via een pijp aangeleverde massa grond om vondsten te bemachtigen. Een tweede band met rondom gemiddeld drie personen bevatte grote stenen, gebitten en schedels van runderen die naar beneden denderden uit de pijp. De verplichting om een helm te dragen bleek niet overbodig…
Tegen het monumentale decor van het Centraal Station in Amsterdam doorzoeken vrijwilligers het materiaal dat naar boven komt.
Archeologie Noord-Zuidlijn
Teamgeest
De teamgeest van de ploegen was uitstekend. Het zoeken, soms tot in de avond, viel niet altijd mee en al helemaal niet als het weer tegenzat, maar het was de moeite meer dan waard. De blijdschap bij het vinden van bijvoorbeeld een mooie dolk of een mes was enorm. En als het weer te bar werd was er altijd nog de keet op het werkterrein, waar helmen, laarzen, handschoenen, de EHBO-uitrusting en natuurlijk het koffieapparaat beschikbaar waren. In de keet was het altijd gezellig, en hier bloeiden vriendschappen op.
De ploeg die zich met het technische zinken van de caisson bezighield, de bouwkundige professionals, bestond uit twaalf man. Vier van hen werkten onder de caisson (de ‘duikers’), de rest was met de aanvoer van water, lucht en zandafvoer belast. Beneden heerste overdruk, waardoor een zorgvuldige werkwijze geboden was. De duikers – zij stonden met waterspuiten half in het water –moesten een half uur vóór en na hun werk in een schutsluis doorbrengen om de overdruk goed te doorstaan. Later diende deze gewenningstijd nog te worden verlengd vanwege het dalen van de caisson. In de loop van het project begaven zich ook de daartoe bevoegde archeologen onder de caisson, meestal in de avond. Hun taak bestond uit de beoordeling van de situatie. Want stel dat zij scheepswrakken tegen zouden komen! Helaas, dat was niet het geval, meer wel kregen zij te maken met hinderlijke basaltblokken, nog niet verwijderde palen en machinestoringen. Maar er was geen stilstand, want bovengronds werden vondsten gewassen en ingedeeld. Een ‘oneindig’ aantal zakken zou later nog bewerkt moeten worden.
Te gevaarlijk
Het was voor vrijwilligers te gevaarlijk om onder de caisson af te dalen. Terecht voelde de projectleiding zich voor hen verantwoordelijk. Deze verantwoordelijkheid kwam tot uiting bij de werkzaamheden onder het Rokin. De archeologen zwoegden hier
Geschiedenis
rane g libn lgvehel– ze h om z sluit p vo o elijk u st ig b alan en va n. n msnde e n D e zijn ni f e s orma heol vor mte h ge n slo van n. adich en – maar r gee den. e dag cerend, hetomvan
tussen de zwaaiende kranen. De ondergrond was er glibberig, en door de kuilen verraderlijk. Ook dieseldampen en lawaai zorgden voor overlast. De vrijwilligers hadden overigens best mee willen helpen onder de caisson – ze hadden beslist lef genoeg om zich bij de archeologen aan te sluiten – maar natuurlijk was er begrip voor de gescheiden verantwoordelijkheden. Bovendien bood een rustige dag alsnog de kans om, al balancerend, even de verschrikkingen van het duister te ondervinden.
Over het algemeen zijn de vondsten op het Damrak, zoals de vele bootshaken, vooral in verband te brengen met aankomende en vertrekkende VOC-schepen en met de verdwenen oude resten van de ‘Nieuwe Brug’. De vondsten op het Rokin zijn totaal anders. Hier manifesteerden zich vooral voormalige kloosters in de archeologie, bijvoorbeeld in de vorm van pelgrimsinsignes. Sommigen stellen zelfs dat niet de handel, maar juist Amsterdam als pelgrimsstad tot haar grote bloei heeft geleid. In beide gevallen laten de vondsten zien dat geschiedenis zonder archeologisch onderzoek onvolledig is.
Boeiende website
Tegelijk met de presentatie van het boek Spul werd de boeiende website www.belowthesurface.amsterdam/nl/vondsten gelanceerd, met een voorlopige selectie van 20.000 vondsten en bijbehorende informatie uit de opgravingen. Langs de roltrappen van het nieuwe metrostation Rokin zijn duizenden vondsten te bewonderen in een permanente expositie.
Over de auteur
Guus Lindeman is lid van AWN afdeling 5 (Amsterdam en omstreken) en van de Vereniging Historisch Amstelveen. Hij publiceerde frequent over de archeologie van de Noord-Zuidlijn in het verenigingsblad Amstel Mare en was als vrijwilliger nauw betrokken bij de opgravingen.
Vrijwilligers ‘oogsten’ vondsten uit het materiaal dat naar boven komt.
Vrijwilliger aan het woord: Eva Hopman
Een (archeo)logisch gevolg
Begin 2017 vroeg Isabel van der Velde (de toenmalige voorzitter van onze afdeling) mij of ik interesse had om mij aan te sluiten bij het bestuur van afdeling 1, Noord-Nederland. Ze hoefde niet erg haar best te doen om me te overtuigen en sindsdien ben ik met veel plezier de officiële secretaris. De interesse in de vereniging kwam niet helemaal uit de lucht vallen. Ik heb in Groningen de studie Archeologie gevolgd en heb daar Isabel ook leren kennen. Eigenlijk heb ik pas laat besloten voor deze studie, maar spijt heb ik nooit gehad. Achteraf gezien is het heel logisch dat ik die richting op ben gegaan. Ik was altijd veel meer bezig met wat er om me heen en vooral op de grond gebeurde; ik zocht en zoek nog steeds graag naar dingen als mooie stenen, schelpen, en botjes, en ik observeer graag de omgeving en mensen. Op een bepaalde manier was ik altijd al archeologe, want wat is een archeoloog anders dan een inspecteur van het verleden?
Opgraven over de grens
Tijdens mijn studie heb ik de vrijheid gekregen om me in allerlei richtingen te verdiepen. Ik leerde over de (pre)historie van het mediterrane gebied en Noordwest Europa. Ik mocht tijdens mijn studie bij allerlei opgravingen aanwezig zijn, zowel in binnenals buitenland. Zo was ik onder andere voor stage in Glasgow (Schotland) en heb daar gegraven in Forteviot en op Rousay, Orkney. In Frankrijk, vlakbij Lyon, onderzocht ik een Middeleeuws kasteel, in Italië een Etruskisch grafveld, in Tsjechië een nederzetting van het Groot-Moravische Rijk, in Rusland scythische ‘kurgans’ (grafheuvels) en in Duitsland een nederzetting van de Trechterbekercultuur. Voor mij springt de tijd die ik in Schotland en in Rusland heb doorgebracht er vooral uit. Dat kwam niet zozeer door wat er toen gevonden is, maar door het team waarbinnen je mag werken en de lokale cultuur die je goed leert kennen. Bij een opgraving dringt voor mij pas echt door: deze plek was honderden tot duizenden jaren geleden speciaal voor
iemand, op wat voor manier dan ook. Door archeologie zien we weer even een glimp daarvan.
De geschiedenis beleven
In mijn master heb ik me vooral verdiept in publieksarcheologie; dat is echt een passie van mij geworden. Ik denk dat er binnen de professionele archeologie soms nog meer gedaan kan worden om vondsten en onderzoek te vertalen en aan te bieden aan het publiek. Ook bij musea is er soms nog een weg te gaan. Gelukkig is archeologie een onderwerp dat steeds meer leeft, ook in Nederland. Zelf ben ik bezig met publieksbereik middels vrijwilligerswerk bij het Hunebedcentrum, waar ik onder andere heb geholpen met het organiseren van cursussen en workshops, maar ook rondleidingen heb gegeven en living history bedreef (daarbij vervul je de rol van trechterbekermens in het oer-
tijdpark). Ook de AWN speelt een grote rol in de publieksarcheologie van Nederland. De interactie met archeologisch vondstmateriaal is niet alleen een heel goede manier om te leren van het verleden; het versterkt ook het contact en de emotionele band die men met het verleden heeft. Je vangt als het ware een glimp op van het leven van iemand die lang geleden heeft geleefd. Misschien dat dat de reden is dat de AWN al zo lang bestaat: er bestaan gelukkig veel mensen die ontzettend nieuwsgierig zijn naar vroeger en graag even willen voelen hoe het leven toen geweest moet zijn. Het allermooiste vind ik dat de AWN toegankelijk is voor iedereen, of je nu jong of oud bent, of je nu aan allerlei opgravingen en onderzoeken mee wilt doen of alleen van het magazine wilt genieten. Alle archeologie zou naar mijn mening zo toegankelijk moeten zijn, en ik blijf daar binnen én buiten de AWN ontzettend mijn best voor doen.
Eva genoot tijdens haar studie van de vele opgravingen waaraan ze mee heeft mogen doen in binnen- en buitenland.
Eva Hopman
VAN DE AFDELINGEN
Wagen volgeladen met scherven uit Akersloot
AWNafdeling 3, Zaanstreek-Waterland en omstreken, heeft de handen voorlopig nog wel even vol aan enorme hoeveelheden vondsmateriaal uit Akersloot. Het aardewerk, glas en botmateriaal uit dit dorp, dat in de zeventiende eeuw behoorlijk welvarend was, komt regelmatig bij de afdeling binnen; recent nog een hele lading uit de schuur van Greet Blokker in Akersloot, hét aanspreekpunt voor de afdeling in de gemeente.
De afdeling doet al geruime tijd onderzoek naar materiaal uit Akersloot en veel belangrijke vondsten zijn inmiddels in het Huis van Hilde terechtgekomen. Stukken die archeologisch minder interessant waren, bleven vaak achter in de schuur van Greet Blokker in Akersloot. Veel mensen die dachten een bijzondere vondst te hebben gedaan, brachten het materiaal zelfs spontaan naar haar toe. Haar schuur puilde uiteindelijk uit van dozen met scherven. Bovendien kwam het materiaal van een boer op het eiland ‘De Woude’, dat tot de gemeente Akersloot behoort, na zijn overlijden in de schuur van Greet Blokker terecht. De boer, die een grote belangstelling voor geschiedenis had, bewaarde in de loop der jaren alle scherven die hij bij het schoonhouden van de sloten op de kant bracht. Hij was daar trots op en organiseerde zelf kijkdagen om belangstellenden de resten te laten zien van het materiaal dat hun voorouders hadden gebruikt.
Greet Blokker bracht al veel kisten met materiaal naar de AWN om uit te zoeken en het belang van het vondsmateriaal te beoordelen. De laatste dozen, met de vondsten uit ‘De Woude’, werden enkele maanden geleden uit haar schuur gehaald en naar de werkruimte van de AWN gebracht. Het was zó veel, dat de auto zelfs wat zwaar op de weg lag. De vrijwilligers van de afdeling Zaanstreek hebben zich voorgenomen om niet direct te gaan proberen om passende stukken bij elkaar te zoeken, want dat schiet niet op, is de ervaring. Het betreft bovendien geen materiaal uit een archeologisch begeleide opgraving en er is dus geen administratie. Het vondstmateriaal zal daarom op soort worden uitgezocht. ‘We houden dan bijvoorbeeld kisten over met roodbakkend keukengoed uit dezelfde periode en dit hoeft echt niet per scherf te worden beschreven.’ Belangrijke stukken, veelal import, kunnen gebruikt worden voor een expositie of een artikel in het afdelingsblad Grondspoor.
Greet Blokker is in elk geval blij dat het materiaal in goede handen is en dat haar schuur weer toegankelijk is geworden.
De laatste dozen met de vondsten werden enkele maanden geleden opgehaald en naar de werkruimte van de AWN gebracht. Het was zó veel, dat de auto zelfs wat zwaar op de weg lag…
Restauratie van één van de vele bijzondere vondsten die door AWN afdeling 3 is onderzocht: een archeologisch vergiet.
VAN DE AFDELINGEN
NIEUWS
LWAOW wil aanpassing Arbowet voor duikende vrijwilligers
De LWAOW en zeven andere organisaties willen aanpassing van de Arbowetgeving voor duikende maritiem-archeologische en biologisch-georiënteerde vrijwilligers en studenten. De huidige wet- en regelgeving belemmert samenwerking tussen vrijwilligers en professionals, waardoor veel minder en in sommige gevallen zelfs geen onderzoek gedaan wordt naar onbekende objecten en wrakken onder water. Hiermee gaat volgens de organisaties een schat aan informatie over ons maritieme verleden, maar ook over onze waterbodems als waardevolle biotoop verloren. Dit staat in een brief van de organisaties aan staatssecretaris Van Ark van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).
In het regeerakkoord nemen vrijwilligers volgens de brief een prominente rol in. Ook de ontsluiting van archeologische en historische plaatsen, zowel boven als onder water, en het belang daarvan voor onze cultuur staan er in beschreven. ‘Door vrijwilligers worden jaarlijks honderden duiken gemaakt op talloze locaties, zowel in de binnenwateren als in de Noordzee. Het zijn ervaren duikers
met een schat aan ervaringen in maritieme archeologie en biologie. Zij dragen veel bij aan nieuwe kennis over wat zich in de Nederlandse wateren en op waterbodems bevindt’, aldus de organisaties in hun brief.
Door de huidige Arbowetgeving mogen vrijwilligers echter niet assisteren bij onderzoeken door professionele bedrijven. ‘Dat is spijtig, want op vele terreinen wordt steeds meer waarde gehecht aan deelname van nietwetenschappers aan wetenschappelijk onderzoek. Deze burgerwetenschap in de vorm van onderzoek onder water leent zich, door de vele reeds geschoolde en ervaren vrijwilligers, daar uitstekend voor. Daarnaast zijn vrijwilligers van groot belang voor publieke betrokkenheid en draagvlak.’
In een aantal ons omringende landen is samenwerking van professionele duikers met vrijwilligers wel toegestaan. Het Verenigd Koninkrijk kent bijvoorbeeld een stelsel waarbij gekeken wordt naar de opleiding en medische keuring en niet naar onderscheid tussen vrijwilligers, studenten en beroepsduikers.
Het probleem in Nederland betreft volgens de organisaties overigens niet alleen vrijwilligers, maar ook de opleidingsinstituten voor onderwaterarcheologie en -biologie. ‘Ook onderwaterarcheologen en –biologen in opleiding vallen onder de Arbowet “Werken onder overdruk”. Deze leerlingen moeten ervaring kunnen opdoen om hun studie met succes af te sluiten. Dit is onder de huidige wet- en regelgeving erg lastig.’
De acht organisaties noemen de huidige wet- en regelgeving een belemmering voor gezamenlijk uit te voeren onderzoek door vrijwilligers, studenten en beroepsduikers. ‘Hierdoor gaat zeer relevante wetenschappelijke kennis en belangrijke data verloren. Dat is ernstig en niet in lijn met het huidige regeerakkoord.’
De brief is ondertekend door LWAOW, Nederlands Instituut voor Ecologie Wageningen, Koninklijk Instituut voor Onderzoek der Zee Texel, Saxion College Deventer, Nederlandse Onderwatersport Bond, Stichting ANEMOON, Museum Kaap Skil Texel en Stichting Maritiem Onderzoek Nederland.
Momenteel mogen geschoolde en ervaren vrijwilligers niet assisteren bij onderzoeken door professionele bedrijven. Spijtig, want op vele terreinen wordt steeds meer waarde gehecht aan deelname van niet-wetenschappers aan wetenschappelijk onderzoek.
VAN DE AFDELINGEN NIEUWS
Drents Museum
neemt stelling in ‘Zaak Vermaning’
Het Drents Museum doet er niet meer schimmig over: de grote Neanderthaler-vondsten van Tjerk Vermaning zijn vervalsingen. Daarmee neemt het museum stelling in een kwestie die de amateurarcheologie, hoe je het ook wendt of keert, in één klap op de kaart zette. In januari 1965 meldde grasmaaimachineslijper Tjerk Vermaning archeologische vondsten die hem vervolgens de bekendste amateurarcheoloog van Nederland maakte. Het ging om twee groepen werktuigen die 50.000 jaar geleden door Neanderthalers gemaakt zou zijn. In Noord-Nederland waren nog niet eerder meerdere werktuigen bij elkaar gevonden. Deze vondst waren dan ook het begin van een geruchtmakende periode in de Nederlandse archeologie. Vermanings vondsten werden gepubliceerd in wetenschappelijke literatuur en aangekocht door
musea. Na verloop van tijd begon men echter te twijfelen aan de echtheid van zijn vondsten. Dit leidde uiteindelijk tot een veroordeling, al werd Vermaning later vrijgesproken.
Tot en met 13 januari 2019 presenteert het Drents Museum de tentoonstelling ‘De Zaak Vermaning - Over een markant amateurarcheoloog in Drenthe’, waarin het leven van Vermaning centraal staat. Het heeft lang geduurd, maar nu volgt het museum de lijn van de archeologische wetenschap. ‘Wij gaan uit van het gegeven dat de stenen vals zijn’, zegt conservator Wijnand van der Sanden. Op de expositie staat vooral de persoon Tjerk Vermaning centraal. ‘Bezoekers kunnen hem volgen vanaf zijn jeugd, de eerste vondsten, Hoogersmilde, Hijken, de rechtszaken, tot de grote uitverkoop die hij uiteindelijk hield.’
Tjerk Vermaning (rechts) op de akker waar hij zijn beroemde vondsten heeft gedaan.
In de Noordoostvaarder in Flevoland, die de afgelopen maanden in samenwerking met de AWN Flevoland is opgegraven, zijn twee unieke lepels gevonden: Royal Portrait Spoons uit London met het portret van Queen Anne. De vondst toont aan dat er belangrijke mensen aan boord van het schip waren. Queen Anne regeerde van 1702-1714 en was de zus van Mary Stuart (de vrouw van de Nederlandse stadhouder en latere
Engelse koning Willem III). Op de achterkant van de steel staat het Londense tingieters ‘touchmark': het voelbare en zichtbare kenmerk van de Tudorroos. Ook opgegraven tinnen borden en een schaal zijn voorzien van dit merkteken. Het zijn slechts enkele voorbeelden van de vele waardevolle vondsten uit het schip, dat waarschijnlijk in een ondiep deel van de voormalige Zuiderzee is vastgelopen.
Projecten en externe relaties H. (Henk) Hegeman, Gerrit Rietveldlaan 59, 2343 MB Oegstgeest, tel. 06 · 3308 4721, e-mail: hehehegeman@gmail.com
Algemeen bestuurslid R. (Renger) van de Hoef, Bloemaartsbeemd 16, 5121 SW Rijen, 06 · 1546 2460, e-mail: rengervandehoef@gmail.com
Kijk op www.awn-archeologie.nl voor:
– de contactgegevens en het activiteitenoverzicht van de 24 regionale afdelingen van AWN
– nabestellen AWN-uitgaven
AWN-lidmaatschapen 2018
A basislidmaatschap € 55,00
B jongerenlidmaatschap 14 t/m 27 jaar € 30,00
C huisgenootlidmaatschap
€ 25,00
Basisleden en jongerenleden hebben de volgende rechten:
– Toezending van de tijdschriften Archeologie in Nederland en AWN Magazine (5 maal per jaar)
– AWN-verzekering (tot en met 75 jaar) bij AWNactiviteiten en AWN-opgravingen
– Toegang tot de landelijke en de afdelingsactiviteiten van de AWN
– Toegang tot de Algemene Ledenvergadering met stemrecht
Huisgenootleden hebben alleen de drie laatstgenoemde rechten. Een huisgenootlidmaatschap kan alleen gekoppeld worden aan een basislidmaatschap op hetzelfde adres.
Lidmaatschappen gelden per kalenderjaar en kunnen op elk gewenst moment ingaan. Bij een aanmelding vóór 1 augustus worden de reeds verschenen edities (maximaal 3) van onze tijdschriften nagezonden. Een ná 31 juli ingaand lidmaatschap geeft recht op 60% korting, tenzij de eerder dat jaar verschenen tijdschriften nagezonden moeten worden.
Na aanmelding wordt u ingedeeld bij de afdeling waar uw woonplaats onder valt, tenzij u graag bij een andere afdeling wilt worden ingedeeld. Dit kunt u bij uw aanmelding aangeven.
Meer informatie over lidmaatschappen: H. Kluitenberg, landelijk secretaris AWN, Grebbeweg 24-A, 3911 AW Rhenen, tel. 0317 · 613 050 (tijdens kantooruren), e-mail: secretaris@awn-archeologie.nl
Voor het nasturen van tijdschriften kunt u contact opnemen met de landelijk secretaris, H. Kluitenberg (zie hierboven).
De AWN is een algemeen nut beogende instelling (ANBI).
AWN MAGAZINE
De archeologie in Nederland is voortdurend in ontwikkeling. Sinds bij wet is vastgelegd dat archeologisch onderzoek moet plaatsvinden voordat de bodem verstoord wordt, vinden er meer projecten plaats dan ooit. Tegelijkertijd is er veel aandacht voor nieuwe onderzoekstechnieken waarbij niet gegraven hoeft te worden. Ook oude opgravingen blijken vaak nog een schat aan informatie te bevatten. De kennis die archeologisch onderzoek oplevert, leert ons over de vele duizenden jaren bewoning door de mensen die voor ons kwamen. Wie waren deze mensen? Wat aten zij, hoe woonden ze en wat voor kleding droegen ze? Wat kunnen we herleiden van hun gewoonten en rituelen? Het archeologisch onderzoek van de Nederlandse bodem leidt voortdurend tot nieuwe ontdekkingen en inzichten.
De AWN is de belangenorganisatie voor belangstellenden in de archeologie, archeologiebeoefenaars en archeologievrijwilligers. De vereniging wil een schakel zijn tussen archeologie en publiek en tussen archeologie en beleid en ziet het als haar maatschappelijke taak om archeologie als bron van kennis over ons verleden te laten leven in het heden en te behouden voor de toekomst. Dit doet de AWN door bij te dragen aan de kennis over archeologie, die kennis uit te dragen en publieke betrokkenheid te bevorderen, en door de belangen van het archeologisch erfgoed te behartigen.