Opgraving Houten-Castellum Verrassende ontdekkingen uit de midden-ijzertijd 6
Ruiterhelm en gezichtsmasker Een unieke Thracische paradehelm uit Bunnik
INHOUDVAN HET BESTUUR AWN ACTUEEL
AWN actueel van het bestuur 2
Nieuws van de vereniging 3
Scherven, scherven en nog eens scherven 4
Van ijzer tijd tot nieuwbouw wijk 6
Een Thracischeparadehelm uit Bunnik 10
Laagdrempelige archeologie voor de jeugd 12
Vrijwilliger aan het woord:
Irene Maas 13
Ede vol scherven 14
Nieuws van de afdelingen 15
Met de ontvangst van een bos bloemen draagt scheidend hoofdredacteur William ten Brink (rechts) het stokje over aan Leo ten Hag.
Covid-19 (corona) en de AWN
Illustratieverantwoording
Archeologie Houten / AWG 6 rechtsonder | Lenie Baars 8 rechtsboven | Fred van den Beemt omslag achter boven, 12 | Marlous van Domburg 14 links en rechtsboven | Marjan Grinwis, Utrecht 2 rechts | Peter Groeneveld omslag achter onder, 4 rechts | Huis van Hilde 15 | Lillian Jeziorski 14 rechtsonder | C. Kalee 10 | Peter Koch 6 linksonder en rechtsboven, 8 rechts | Wil Kuijpers 11 links en midden | Irene Maas (www.irenemaas.nl) 13 | Barry Peters 7 linksboven, 8 linksboven | Provinciaal Depot Utrecht omslag voor, onder, 7 onder, 9 | Rijksmuseum van Oudheden, Leiden 11 rechts | J. Schimmer 4 links | Erik Weber omslag voor boven, 5
De AWN heeft getracht alle rechthebbenden van het beeldmateriaal te achterhalen. Mochten personen of instanties desondanks van mening zijn dat rechten niet zijn gehonoreerd, dan kunnen zij contact met de AWN opnemen.
Vanzelfsprekend heeft de coronacrisis ons ook niet onberoerd gelaten en zijn (bijna) alle activiteiten in maart tot stilstand gekomen. Het landelijk bestuur heeft de ALV afgelast, vergaderingen opgeschort en in april alleen via Jitsi (een soort Skype) vergaderd. In kleiner verband lukt dat nog wel maar het overleg met het hele landelijk bestuur was wel een uitdaging. Met het verschuiven van de ALV zijn een aantal voornemens óf nog niet geformaliseerd (bestuurswisselingen) óf op de lange baan geschoven (zoals een nieuwe naam en logo). Maar wat in het vat zit verzuurt niet…
Wij hopen natuurlijk langzamerhand weer naar een normale situatie terug te kunnen keren en horen heel graag van de afdelingen en leden hoe hun ervaringen zijn!
Uitstel van de Algemene Ledenvergadering
Het bestuur heeft zich gebogen over de vraag wat te doen met de AlV die gepland was voor 4 april jongstleden in Borger maar die door de coronamaatregelen vanzelfsprekend geen doorgang kon vinden. Wettelijk en statutair is een dergelijke vergadering jaarlijks verplicht, volgens onze statuten eigenlijk uiterlijk voor eind mei (art. 11). Inmiddels is een noodwetje door de beide Kamers aangenomen die uitstel met maximaal vier maanden mogelijk maakt voor ALV’s van verenigingen, bovenop de wettelijke zes maanden na het verslagjaar van het bestuur. Nu kan een ALV dus wettelijk uiterlijk tien maanden na 1 ja-
nuari van dit jaar plaatsvinden. Indien nodig vanwege de coronacrisis kan die huidige verlengingstermijn van vier maanden nog weer verder worden verlengd. Overigens is ook overwogen om de ALV elektronisch te houden (denk aan Skype of Zoom) maar het bestuur kiest hier liever niet voor.
Zoals al aan de afdelingen bericht is het voornemen nu om de ALV van dit jaar te laten samenvallen met de Afgevaardigdendag. Naar het zich nu laat aanzien zal dat op een zaterdag in november 2020 zijn. Deze ALV zal in tijd dan wel heel beperkt moeten zijn en zich concentreren op de belangrijkste wettelijke verplichtingen zoals de jaarrekening.
Hopelijk is volgend jaar weer alles bij het oude en kunnen we elkaar weer op een reguliere ALV in Borger treffen!
Werving nieuwe leden
De uitgave van het prachtige Limes boek dat door onze partner, uitgeverij Matrijs, werd verzorgd gaf het landelijk bestuur de gelegenheid om in deze lastige periode toch wat aan ledenwerving te doen. Bestuurslid Ad Brand heeft een aantal andere erfgoedinstanties benaderd met het verzoek bekendheid te geven aan onze ledenwervingsactie middels het boek. Dit krijgt men dit jaar gratis bij een nieuw lidmaatschap van de AWN, ad € 55,per jaar. We hopen op die manier toch weer wat nieuwe leden binnen te krijgen in deze voor alle verenigingen zo moeilijke tijd. Door verschillende organisaties is hier al positief op gereageerd en is de advertentie op hun website opgenomen.
VAN DE VERENIGING NIEUWS
Cursus ‘Erfgoedvrijwilligers en de Omgevingswet’
De cursus ‘Erfgoedvrijwilligers en de Omgevingswet’ is bedoeld voor de archeologie-vrijwilliger, AWN’er en erfgoedgeïnteresseerde die wil opkomen voor het belang van cultuurhistorie en archeologisch erfgoed in zijn of haar leefomgeving. Leden van alle AWN-afdelingen zijn welkom.
Het doel van de eendaagse cursus is om met elkaar bewust te worden van welke manieren er zijn om als erfgoedvrijwilliger op een effectieve manier op te komen voor het belang van erfgoed onder het stramien van de nieuwe Omgevingswet. Het is niet de bedoeling om al het juridisch jargon eigen te maken. Het heeft geen zin om de wet en de
memorie van toelichting van voor naar achteren te lezen.
De landelijke AWN is trekker van deze cursus. Samenwerking is gezocht en gevonden bij de Landelijke erfgoedvereniging Bond Heemschut, Landschap en Erfgoed Utrecht en Wageningen Universiteit. De cursus zal worden gegeven in Breukelen (nabij Utrecht, goed bereikbaar per trein). Data van de eendaagse (pilot) cursus:
– Vrijdag 18 september 2020 van 10.30/ 11.00 uur tot 16.00 uur (max. 21 deelnemers)
– Vrijdag 2 oktober 2020 van 10.30/11.00 uur tot 16.00 uur (max. 21 deelnemers)
Meer informatie is te vinden op www.awnarcheologie.nl. Vooraanmelding* kan door een mail te sturen naar secretaris@awnarcheologie.nl o.v.v. cursus erfgoedvrijwilligers en omgevingswet, datum cursus; uw adresgegevens. U ontvangt dan een bevestiging van uw aanmelding. Bij overleg van een geldig lidmaatschap van de deelnemende erfgoedvrijwilligersorganisaties worden er zeker geen kosten in rekening gebracht.
* Let op!
Of de cursus doorgang kan vinden is onder voorbehoud van de ontwikkelingen rondom het coronavirus.
Subsidie aanvragen bij het Fonds voor Cultuurparticipatie
Het Fonds maakt een onderscheid tussen de regeling Archeologieparticipatie en de regeling Erfgoedvrijwilligers en de wijze van aanvragen. Onder welke van deze regelingen valt de activiteit waar je geld voor nodig zou hebben?:
1. Subsidieregeling specifiek voor Archeologieparticipatie
Bied jij mensen de mogelijkheid in hun vrije tijd actief met archeologie bezig te zijn? Kunnen zij zelf meezoeken of -helpen, op evenementen beleven wat archeologie betekent door er actief mee bezig te zijn of kunnen zij kunst of cultuur maken met archeologische vondsten als bronmateriaal? Dan is deze subsidieregeling voor jou bedoeld. Het gaat om archeologie beoefenen, beleven, ervaren, of te gebruiken als bronmateriaal voor creatieve uitingen. Daarbij staat niet het erfgoed, maar de deelnemer centraal. Deze regeling biedt bijvoorbeeld een kans om financiële ondersteuning te krijgen voor een activiteit tijdens de Nationale Archeologiedagen (9 tot en met 11 oktober 2020). Lees verder op https://cultuurparticipatie.nl/subsidie-aanvragen/1/ archeologieparticipatie
2. Subsidieregeling voor een breed scala van Erfgoedvrijwilligers, waaronder AWN’ers
Ben jij actief als erfgoedvrijwilliger en wil je je deskundigheid verder ontwikkelen? Of wil
je een kleine erfgoedorganisatie verstevigen, die voornamelijk drijft op vrijwilligers? Voor zulke initiatieven is deze subsidieregeling bedoeld. Wanneer ben je een ‘erfgoedvrijwilliger’? Verzorg je bijvoorbeeld rondleidingen door een historische binnenstad, help je in de museumwinkel of bij het herstel van monumentale schepen? Dan noemen we je ‘erfgoedvrijwilliger’. Het kan hierbij gaan om je inzet voor een monument, een collectie of archief, het cultuurlandschap, archeologie, mobiel erfgoed of immaterieel erfgoed.
Om een voorbeeld te geven: de landelijke AWN heeft een subsidieaanvraag ingediend voor een eendaagse pilotcursus ‘Erfgoedvrijwilligers en de omgevingswet’. Het aanbod is in eerste instantie bestemd voor AWN’ers en leden van andere vrijwilligersorganisaties op het vlak van landschap en erfgoed.
Het gaat erom dat de activiteiten het belang dienen van de organisatie en dat de investeringen ook op lange termijn effect hebben. De aanvraag hiervoor is eenvoudiger gemaakt dan die onder de subsidieregeling Archeologieparticipatie. Men kan aanvragen voor een bedrag tussen de 1.000 tot 5000 euro, zonder vereiste cofinanciering. Lees verder op https://cultuurparticipatie.nl/subsidieaanvragen/17/erfgoedvrijwilligers
De aanvraagperiode voor beide subsidievormen loopt tot 18 december 2020. Nog vragen over hoe een en ander aan te pakken?
Neem contact op met de voorzitter van de landelijke AWN Werkgroep belangenbehartiging Hetty Laverman: h.m.lavermanberbee@ gmail.com of tel. 06 · 2361 8314.
Kennisbronnen voor de AWN’er
Een paar jaar geleden heeft het toenmalige lid van de Werkgroep Belangenbehartiging, Pierre van Grinsven, een stappenplan gepresenteerd: hoe staat het er voor met de archeologie in een gemeente?
Met aanwijzingen waar je bepaalde informatie kunt vinden. Toen was het nog een aardig karwei om alles te vinden. Gelukkig is daar gedeeltelijk verbetering in gekomen. Onder de titel ‘Archeologische kennisbronnen’ is de RCE namelijk bezig met het verzamelen van een grote hoeveelheid kaarten en gegevens. Een aantal van deze bronnen zijn beschreven in de brochure https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2019/ 01/01/archeologische-kennisbronnen
Het overzicht van de kennisbronnen is te vinden op https://www.cultureelerfgoed.nl/ onderwerpen/bronnen-en-kaarten/overzicht
Een exemplaar van het stappenplan is aan te vragen bij de secretaris van de Werkgroep Belangenbehartiging Robert Hirschel (hirschelrobert@gmail.com).
Lonnie van Ballegooijen en Erik Weber
Scherven, scherven en nog eens scherven
Archeologische Werkgroep Haarlem al vijftig jaar actief
Van pionieren tussen ronkende graafmachines in de vroege jaren zeventig tot publieksparticipatie tijdens de Nationale Archeologiedagen. De leden van de Archeologische Werkgroep Haarlem en omstreken (AWH) doen alweer vijftig jaar onderzoek naar het Haarlemse verleden en dragen de bevindingen met enthousiasme uit. Niet alleen door serieuze bijdragen aan archeologische rapporten, maar ook via rondleidingen, lezingen en mooie verhalen op social media.
Pionieren
Aan het einde van de jaren zestig stonden in de historische binnenstad van Haarlem, net als in andere steden, grote nieuwbouwplannen op stapel. Een groot deel van het bodemarchief dreigde daarbij ongezien verloren te gaan. In deze periode had Haarlem nog geen stadsarcheoloog om deze activiteiten te begeleiden. Zodoende werd al snel een beroep gedaan op de groep amateurarcheologen van de AWN die in het naburige Velsen actief was. De gestage toename van de archeologische werkzaamheden leidde tot de oprichting van een eigen lokale werkgroep. Op 27 juni 1970 was de Archeologische Werkgroep Haarlem (AWH) een feit. De AWH vormt samen met de werkgroepen Velsen en Beverwijk-Heemskerk de afdeling Kennemerland van de AWN.
Unieke opgravingen
Dankzij de inzet van de AWH is er op veel locaties in Haarlem en
omgeving opgegraven. Zo is een middeleeuwse pottenbakkerij ontdekt onder C&A in de Anegang en werden er prehistorische akkers en vuurstenen werktuigen naast het NS-station Haarlem gevonden. Het onderzoek naar kasteel Huis ter Kleef in de Haarlemmer Kweektuin was een hoogtepunt. Daarnaast zijn ophogingslagen van de middeleeuwse stadsuitleg Bakenes onderzocht en werd er zelfs opgegraven in het Archeologisch Museum, dat in de zeventiende eeuw een Vleeshal was. Er zijn in Haarlem ruim 180 locaties door de AWH onderzocht, waardoor de kennis van het vroege Haarlem sterk kon worden uitgebreid. Vanaf 1983 werkt de AWH nauw samen met de beroepsarcheologen van de gemeente Haarlem.
Binnenwerk
De werkzaamheden van de AWH zijn tegenwoordig vooral gericht op het uitwerken van oude opgravingen. Onder auspiciën van de archeologen van Team Archeologie van de gemeente Haarlem wordt momenteel gewerkt aan het botmateriaal van kasteel Huis ter Kleef. Het botmateriaal wordt door de leden van de AWH gesorteerd, zodat de botspecialisten snel met het wetenschappelijk onderzoek aan de slag kunnen. Daarnaast worden bijdragen geschreven voor het rapport over kasteel Huis ter Kleef. Na 25 jaar uitwerken nadert dit project zijn einddoel: een wetenschappelijk rapport met een Deventersysteem-catalogus met meer dan 1000 (!) voorwerpen van keramiek en glas.
Opgraving van een middeleeuwse pottenbakkerij in 1970. Zeven van het vondstmateriaal uit de gracht van kasteel Huis ter Kleef in 1990-1994.
Publiek helpt scherven puzzelen tijdens de Nationale Archeologiedagen in 2018.
Veldwerk
Regelmatig wordt meegeholpen bij opgravingen van archeologische bedrijven, zoals BAAC, RAAP en ADC. De beroepsarcheologen zijn blij met de extra handen en de lokale kennis van de AWHleden. Een recent project was het archeologisch onderzoek door archeologisch Bureau BAAC op het terrein van het Museum voor de Geest, gevestigd in het middeleeuwse Dolhuys. Door de leden van de AWH werd gegraven en geassisteerd bij het inmeten en tekenen van de sporen, waaronder muren, beerputten en skeletten van de bewoners. Een ander project waarbij de AWH assisteerde is het onderzoek van Gierstraat 35. Het behoud van het bouwvallige pand was niet mogelijk, maar dankzij de inspanningen van Team Archeologie kon het pand voorafgaand aan de sloop bouwhistorisch worden onderzocht. Na de sloop werd door ADC een onderzoek op het terrein uitgevoerd. De AWH hielp zowel bij het veldwerk als het wassen van de vondsten uit de aangetroff en beerput. Ook werd door de AWH geassisteerd bij het puzzelen van de scherven uit de beerput van de Gierstraat. Dankzij het geduldig puzzelen konden vele voorwerpen worden gereconstrueerd en gedateerd. Het zeefresidu uit de beerput van de Gierstraat werd aansluitend uitgeplozen en leverde vele kleine voorwerpen op als kraaltjes, kledinghaakjes, scherfjes, pitjes, pijpensteeltjes en zelfs stukjes zeventiende-eeuws (wc-)papier! Over de vondsten en verhalen van deze opgraving werd door Team Archeologie in het Archeologisch Museum een leuke tentoonstelling gemaakt.
Publiek
In de afgelopen vijftig jaar zijn veel open dagen, rondleidingen, lezingen en tentoonstellingen voor het publiek georganiseerd. De AWH neemt regelmatig deel aan de Open Monumentendag, Dag van de Architectuur en de Nationale Archeologiedagen. En in samenwerking met de dienst Natuur Milieu Educatie (NME) van de gemeente Haarlem wordt jaarlijks tijdens NLDoet de ruïne van het kasteel Huis ter Kleef in de Haarlemmer Kweektuin met hulp van het publiek van bramenstruiken en struikgewas ontdaan.
Sorteren van het botmateriaal van kasteel Huis ter Kleef in 2020.
Hierdoor is de ruïne weer zichtbaar en beleefbaar voor het publiek.
Bouwhistorie
Een nieuwe loot aan de stam is de in 2018 opgerichte Werkgroep Bouwhistorie Haarlem van de AWH. Deze werkgroep richt zich –samen met de bouwhistoricus van gemeente Haarlem – op het in kaart brengen van de bouwhistorie van Haarlemse panden. Het bouwhistorisch onderzoek van de werkgroep staat nog in de kinderschoenen. Er zijn inmiddels enkele projecten uitgevoerd, waaronder het documenteren van kelders onder woonhuizen. Daarnaast is onderzoek gestart naar de bouwsporen van het oude Karmelietenklooster. De werkzaamheden bestaan uit archiefonderzoek en uit het documenteren van de kelders onder een heel bouwblok.
Communicatie
Zelf bezig zijn met archeologie en bouwhistorie is fantastisch, maar het delen van ontdekkingen met het publiek is nog veel leuker. Zo plaatsen we regelmatig berichten op onze website archeologischewerkgroephaarlem.nl. Hierin wordt onder andere ook de Vondst van de Maand besproken. Via onze Facebook-pagina Archeologische Werkgroep Haarlem’ worden wekelijks berichten met foto’s van werkzaamheden geplaatst en vondsten besproken. Veel belangstellenden volgen ons en blijven zo op de hoogte van alle vondsten en verhalen. Dit is erg dankbaar om te doen. Kortom, op naar de volgende vijftig jaar!
Verantwoording
Over de auteurs
Lonnie van Ballegooijen en Erik Weber zijn lid van de Archeologische Werkgroep Haarlem en omstreken van AWN afdeling 04 – Kennemerland.
Marijn Lockefeer
Van ijzer tijd tot nieuwbouw wijk
Bewoningsgeschiedenis van het gebied Houten-Castellum
Van 2010 tot 2012 heeft de Vrije Universiteit, voortdurend bijgestaan door leden van de Archeologische Werkgroep ‘Leen de Keijzer’, archeologisch onderzoek gedaan op de westelijke rand van de Houtense stroomrug, ongeveer 4300 tot 2900 jaar geleden gevormd door de Rijn. Vanaf de midden-bronstijd, zo’n 3300 jaar geleden, vestigden zich hier mensen. De resultaten van dit onderzoek schetsen een mooi beeld van 2600 jaar bewoningsgeschiedenis, fraai in beeld gebracht in een tentoonstelling in het Museum ‘Het Oude Station’ in Houten. Deze tentoonstelling is nog te zien tot en met 31 oktober 2020 op de dinsdag en de zaterdag van 11.00-15.00 uur. Dit artikel vertelt over die bewoningsgeschiedenis en bijzondere vondsten die zijn gedaan.
Het landschap
Grondmonsters en pollenanalyse tonen aan dat het landschap van Houten-Castellum aanvankelijk bosrijk is geweest. Maar de komst van de mens leidde tot kap van bomen als bouwmateriaal en brandhout. Vanaf het begin van de midden-ijzertijd tot het begin van de midden-Romeinse tijd was het landschap open, met Houten-Castellum
Het inmeten en intekenen van de sporen in een woud van jalons.
Reconstructie van de in de middenijzertijd aangelegde structuur (enclosure) met, gelet op het vondstmateriaal, wellicht een rituele functie.
hier en daar wat bosschages. Het was een waterrijk landschap met door de rivier gevormde hoogteverschillen. Op hogere gronden groeiden loofbomen zoals eik en beuk, op lagere, nattere gronden waren wilg, els en populier te vinden.
De bewoners teelden, zoals vondsten aantonen, onder andere emmertarwe en duivenbonen. Daarnaast verbouwden ze vlas. Zowel in grondmonsters uit de ijzertijd als de Romeinse tijd zijn onverkoolde zaden van bilzenkruid aangetroff en, een giftige en hallucinerende plant. Mogelijk hebben de bewoners van de nederzetting in Houten-Castellum de plant gebruikt bij dodenrituelen en als medicijn bij pijnbestrijding.
Verrassende ontdekkingen uit de middenijzertijd
Er zijn restanten van bruggen aangetroff en. In de loop van de midden-ijzertijd werd een restgeul geactiveerd door nieuwe watertoevoer. Er ontstond een langgerekt soort meertje met stromend water. Over het smalste deel van dit meertje is een brug geplaatst. Er zijn restanten van tien houten brugpijlers gevonden. De palen lijken in de grond geheid. De brug had een lengte van 8 meter en
Op een stroomrug in Houten-Zuid, waar nu het Castellum staat (in rood aangegeven), werd tussen eind 2010 en begin 2012 archeologisch onderzoek gedaan.
Voor het eerst in Nederland gevonden: een complete, 7 meter lange boomstamkano met puntvormige uiteinden uit de middenijzertijd.
was 1,4 meter breed. De palen vertonen duidelijke bewerkingssporen van een dissel. Er zijn sporen van beschoeiïng aangetroffen. Op andere plekken in het opgravingsgebied zijn ook brugconstructies geconstateerd.
Een unieke vondst in Houten-Castellum was een complete boomstamkano uit de midden-ijzertijd. Hij is aangetroffen in de oudste fase van de toen watervoerende restgeul. De gereedschappen die bij het maken van deze kano werden gebruikt, waren een bijl, hamer, dissel en beitels, mogelijk nog deels van steen. Hij is 7 meter lang, maximaal 50 centimeter breed en 30 centimeter hoog. Hij heeft relatief dunne, goed afgewerkte randen en heeft (zeldzaam!) puntvormige uiteinden. Het is de eerste complete kano van dit type uit de midden-ijzertijd, gevonden in dit gebied. In de puntige steven zijn inkepingen zichtbaar, misschien om een afmeertouw te bevestigen. Maar deze inkepingen kunnen ook een ander doel hebben gehad. In de nabijheid van de kano is namelijk een bewerkte houten balk van 1,17 meter lengte gevonden, met in het midden een versmald deel. Mogelijk werd
de balk met touw aan de ingekeepte punt van de kano bevestigd, zodat er als het ware twee handvatten ontstonden waarmee de kano kon worden versleept.
In de midden-ijzertijd is aan de rand van de geul een bijzondere structuur aangelegd, een terrein van 16 bij 18 meter. Archeologen noemen het een ’rituele enclosure’. Gezien het vondstmateriaal zijn hier misschien rituelen uitgevoerd die samenhingen met voorouderverering of dodencultus. Er zijn kropnaalden, fibulae, gordelhaken, speerpunten, complete potten, menselijk bot, slingerkogels en maalstenen gevonden. Speciaal is de vondst van scherven van een groot mengvat (afkomstig uit Noord-Frankrijk, wellicht gebruikt bij een ritueel drinkgelag). In de restgeul, iets ten zuiden van de enclosure is een graf gevonden. Daarin was een ongeveer 40-jarige man bijgezet in een houding met opgetrokken benen. Grafkuil en grafgiften ontbreken. Omdat crematie in de ijzertijd gebruikelijk was, moeten we misschien aan dit graf ook een rituele betekenis toekennen. Opmerkelijk was ook de vondst van enkele losse menselijke schedels met sporen die doen denken aan het ritueel exposeren van schedels. Ook de vondst van aardewerk waarvan de bodems moedwillig lijken afgeslagen lijkt in dit rituele kader te passen.
Er zijn ook sporen van verlatingsrituelen gevonden: in een waterkuil vond men, bijvoorbeeld, een bijzondere ijzeren zegelring, complete halzen van een kruik, een bronzen gesp en een munt; het gaat niet om normaal afval dat toevallig in de kuil terecht is gekomen, maar om een depositie, misschien ter gelegenheid van het verlaten van een boerderij.
En verder in de ijzertijd…
Omdat er in de vroege- en midden-ijzertijd helder en voedselrijk water door de geul stroomde, deden de bewoners aan visvangst. Men ving graag paling, karper en snoek, gezien het onderzoek naar visschubben en andere visresten.
IJzeren zegelring met op de zegelsteen afgebeeld een kantharos (vaas of beker met grote oren) waaruit drie sprieten of bloemen steken.
Dit bronzen opengewerkte beslag van een zwaardschede (gladius) behoort tot het type Mainz en is gebruikt in de eerste helft van de eerste eeuw na Christus.
Dit in Gallo-Romeinse traditie geslagen avauciamuntje werd buiten het centrale Romeinse gezag om geslagen, maar wel door het Romeinse leger geaccepteerd.
Archeologen zijn bezig met het opgraven van één van de drie gevonden visfuiken
Bij opgravingen zijn resten van drie visfuiken gevonden, waarvan er één nog in redelijke staat verkeerde. Deze fuik is te dateren in de midden-ijzertijd, is trechtervormig en ongeveer 1 meter lang. Hij was geplaatst op de met aardewerk beklede bodem van de geul. Het eind was afgesloten met een taps toelopende stop. Voor de mond van de fuik hebben de bewoners een visweer van wilgenhouten palen geplaatst om de vissen naar de ingang van de fuik te leiden. In bepaalde perioden slibde de geul bijna dicht, maar in de Romeinse tijd stroomde er weer volop water in de geul. Er zijn netverzwaarders uit die tijd opgegraven.
De veestapel is goed te reconstrueren uit de 86.000 fragmenten dierlijk bot: voornamelijk rund, schaap, varken en paard. De verhouding in aantallen van de verschillende soorten varieert in de loop van de tijd. Opmerkelijk (of ook weer niet) is het feit dat het paardengetal stijgt in de vroeg-Romeinse tijd. Runderen blijken in loop van de tijd steeds groter te worden en minder voor melkproductie gehouden te worden. Schapen werden in de loop van de tijd steeds meer gehouden voor de wol.
De woonstalboerderijen uit de prehistorie en de Romeinse tijd varieerden in grootte. De twee Romeinse waren respectievelijk ongeveer 16 en 19 meter lang en 6 en 6,5 meter breed. Spiekers stonden nabij het erf. De kleinste boerderij uit de Romeinse tijd had een bijzonder soort porticus of veranda aan de korte wand. Romanisering?
In het opgravingsgebied is ook interessant handgevormd aardewerk gevonden uit de vroege- en midden-ijzertijd. Typische stijlelementen: hals en schouder hebben dezelfde lengte. Een beperkt deel vertoont kenmerken van het Marne-aardewerk; de wanden van deze potten zijn scherp geknikt en het is meestal reducerend gebakken. Het merendeel van het aardewerk is lokaal geproduceerd en besmeten: er werd een ruwe laag klei op de buitenkant van het product aangebracht vóór het bakken.
In de late ijzertijd zijn invloeden uit noordwestelijke streken zichtbaar, namelijk randversieringen aan de binnenkant van de rand. Normaal wordt in deze periode (late ijzertijd en vroeg-Romeins) de randversiering vooral aan de buitenkant aangebracht. Al in de prehistorie werd in kustgebieden zeezout gewonnen en
De gerestaureerde, trechtervormige visfuik heeft een lengte van ongeveer 1 meter en is gevlochten van wilgentenen.
vervoerd in zoutcontainers of zoutgootjes, gemaakt van zacht gebakken, poreus aardewerk, ‘briquetage’ genoemd. Dit type aardewerk is in Houten-Castellum eveneens gevonden.
In Houten-Castellum zijn 344 metalen objecten uit de ijzertijd gevonden, voor Nederland uniek. De oudste zijn kropspelden, waarvan er enkele uit de zesde eeuw voor Christus dateren. Vanaf de vierde eeuw werden ze verdrongen door fibulae, de oudste van Keltische oorsprong. Opvallend zijn een bronzen torque (halsring), mogelijk import, een bronzen oorring met een barnstenen kraal en zes versierde ringen van loodtin. Tot de vondsten behoren verder twee kleine ijzeren speerpunten met bladvormig blad en een grote met vlamvormig blad. Tot het opgegraven gereedschap behoren een aantal messen, priemen, drevels, krabbers, klinknagels, etc. Een raadselachtig object is een kokertje, waaruit in het midden een haakje is gesmeed, met in het kokertje een staafje. Functie? Er is in Houten-Castellum sprake geweest van ijzer- en bronsbewerking.
Een overzicht van een werkput op de opgraving CastellumHouten.
Deze uit Britannia afkomstige dolfijnfibula is waarschijnlijk via militaire connecties in Houten terecht gekomen.
Romeinse militaria: deze ijzeren speerpunt, waarvan het blad is verbogen, heeft een lengte van 15.4 cm en een breedte van 3,6 cm.
De Romeinse tijd
Het deksel van een gegoten bronzen lakzegeldoosje uit de vroeg-Romeinse tijd is versierd met een geprofileerde
Er zijn niet minder dan 722 metalen objecten uit de Romeinse tijd gevonden, waarvan 261 mantelspelden, fibulae, waarvan er acht zijn geïmporteerd: zeven uit Germaanse gebieden, een uit Engeland. Verder zijn, onder andere, armbanden, oorhangers en vingerringen opgegraven. Tot de metaalvondsten behoren ook veel militaria, zoals wangkleppen van helmen, een plaatpantser, type Corbridge, een rijk versierde zwaardschede, een ijzeren speerpunten een aantal stukken van een heupgordel, cingulum militare.
Overige objecten
Interessant om te noemen zijn een versierde, bronzen nagelreiniger, twee fragmenten van een eerste eeuws lakdoosje, waarvan het dekseltje versierd was met een geprofileerde fallus, een zilveren armpje met schild van een niet te determineren godenbeeldje en een zilveren staf van de god Mercurius.
Het meest opvallend bij de glasfragmenten zijn enkele scher-
Een opvallende vondst is deze uitzonderlijk zeldzame, handgevormde pot uit de periode 450 tot 400 voor Christus, met besmeten buik en gepolijste schouder en hals.
sierd met een fallus.
Een zeldzame Merovingische vierpasfibula, zesde eeuw, van verguld zilver, ingelegd met almandijn en afkomstig uit Noord-Frankrijk en het gebied tussen Main en Donau.
ven van ribkommen van millefiori-glas uit de vroege Romeinse tijd. Een bijzonder houten voorwerp is een Romeins schrijfplankje, van beukenhout. Het maakte als middenplankje deel uit van een set van drie of meer plankjes. Het opgravingsterrein leverde relatief weinig munten op: veertig Romeinse munten (zilveren denarii, bronzen sestertii en assen. Het merendeel stamt uit de tijd van de late Romeinse republiek en de eerste Romeinse keizers. Bijzonder zijn twee Avaucia-muntjes, buiten het Romeinse gezag om geslagen. Munten van na 200 na Christus vinden we nauwelijks.
Er is veel handgevormd aardewerk uit de Romeinse tijd gevonden, waaronder ook Fries streepband-aardewerk. Dit bleef opvallend lang in gebruik tot in de midden-Romeinse tijd. Pas vanaf ongeveer 70 na Christus is er sprake van vermenging van handgevormd en Romeins import-aardewerk. We zien fragmenten van terra sigillata, wrijfschalen, terra nigra, dolia en ook het vanuit het Scheldegebied geïmporteerde lowlandsware.
Overgangsperiode
Door intensief gebruik van de metaaldetector werd een voor Nederland unieke hoeveelheid metalen objecten uit de ijzertijd gevonden, zoals deze bronzen oorring met barnstenen kraal.
Er zijn schaarse vondsten uit de overgang van de Romeinse naar de Merovingische tijd, voornamelijk van metaal: twee identieke diabolovormige knoppen van een steunarmfibula, gedateerd tussen 375 en 450 na Christus en twee andere fibulae uit de zesde eeuw. Eén ervan is een zeldzame Merovingische vierpasfibula van verguld zilver, ingelegd met almandijn, uit Noord-Frankrijk. Een secundair aangebrachte perforatie wijst op een gebruik als hanger. Dit type kennen we in Nederland alleen uit het vroegmiddeleeuwse grafveld van Rhenen.
Verantwoording
Over de auteur
Marijn Lockefeer maakt onderdeel uit van de redactie van AWN Magazine.
Herman de Korte
Een Thracische paradehelm uit Bunnik
Ruiterhelm en gezichtsmasker
Dit artikel gaat over de vondst en de vondstomstandigheden van een heel bijzondere ruiterhelm uit de tijd van de Romeinen. Het begon in 1977 in de gemeente Bunnik. In de directe omgeving van het vroegere Romeinse Limes-fort Vechten met Rijnhaven, werd rijksweg A12 verbreed. Helaas schoot de archeologische begeleiding door de overheid bij de werkzaamheden rond dit archeologische monument Castellum Fectio ernstig tekort. Gelukkig was er in die tijd wel belangstelling van amateurarcheologen voor de werkzaamheden. Zij stelden massa’s Romeinse archeologische voorwerpen veilig uit de opgeworpen storthopen. Menige particuliere archeologische collectie is toen ontstaan.
Vondst van een Romeinse ruiterhelm
Ook de zeventienjarige Ben, toentertijd woonachtig in Bunnik, en zijn broer liepen daar in de weekenden te zoeken in de storthopen en ook zij bouwden een fraaie collectie op. In zanderige grond vond Ben op het oog een unieke Romeinse ruiterhelm. Hij was gemaakt van geel koper met resten van een tin-zilverlegering. De helm had de vorm van een Frygische muts (zie aanvullende notitie). De punt van de helm buigt naar voren en loopt uit in een mooie adelaarskop met details. Onder aan de snavel zit een oogje waaraan iets kon worden gehangen. De adelaar is het symbool van de Romeinse oppergod Jupiter. Adelaars komen vaker voor op Romeinse militaire uitrusting al of niet in combinatie met de Romeinse oorlogsgod Mars.
De bijzondere vondst stond op zich, want rond de helm werden verder geen bijbehorende andere vondsten gedaan. De helm was deels verbogen en dat is later door de vinder voorzichtig weer in vorm geklopt.
Een ritueel offer?
Mede gelet op de vondstomstandigheden – zanderige grond in een omgeving van overwegend rivierklei – is de helm volgens de vinder mogelijk met opzet in een bepaald deel van de rivier geworpen, bij wijze van een ritueel off er. Rituele off ers van Romeinse militairen komen we vaker tegen. Zij kunnen een bepaalde ingrijpende gebeurtenis symboliseren, bijvoorbeeld het verlaten van de militaire dienst.
De vondst werd, na gefotografeerd te zijn door de archeoloog van het Archeologisch Instituut Utrecht Cor Kalee, aangemeld bij
Bij de verbreding van de A12, in de directe omgeving van het limesfort Vechten, werden door amateurarcheologen talrijke vondsten uit de Romeinse tijd gedaan.
het toenmalige ROB in Amersfoort. Daar werd de helm herkend als een Thracische paradehelm van de ruiterij. Thracië ligt in het huidige Roemenië en Bulgarije en behoorde tot het Romeinse rijk. Het was al bekend dat er gedurende een lange periode Thracische ruitereenheden als hulptroepen gestationeerd zijn geweest op Castellum Fectio. Ook in die tijd moet de unieke paradehelm een visueel spektakel zijn geweest voor de militairen en andere toeschouwers.
Vondst van een gezichtsmasker
Maar met de vondst in 1977 is het verhaal nog niet afgelopen. Meer dan een jaar later, in 1979, werd het talud van de A12 afgewerkt. Naast de gevormde sloot werd een ‘boerenweg’ aangelegd. Met een bulldozer werd grond omhoog geschoven naar het talud van de snelweg A12. Op een van die dagen liep de amateurarcheoloog Wil Kuijpers, toen wonend in Veenendaal, daar met zijn metaaldetector over de net afgewerkte delen. Op een gegeven moment sloeg de detector maximaal uit. Na 40 centimeter graven in het talud op een afstand van ongeveer 6 meter van de sloot vond Wil een Romeins gezichtsmasker, ook van geel koper! Boven aan de achterzijde zat een reparatie uit het verleden. Er omheen lagen geen andere vondsten. Het gezichtsmasker was verbogen en is later door de vinder zo goed mogelijk in vorm gebracht.
Gezichtsmasker en helm horen bij elkaar
De vinders Ben en Wil kenden elkaar al van andere opgravingen en beiden hadden na kennisneming al een vermoeden dat het gezichtsmasker en de helm bij elkaar hoorden. Ze kregen zekerheid toen de twee delen voor het eerst echt bij elkaar kwamen op de expositie ‘Van Speerpunt tot Kanonschot’ die liep van 3 augustus tot 23 september 1991 in Slot Zeist. De expositie was georganiseerd door de Zeister Kunststichting ter gelegenheid van het veer-
Ruim een jaar na de vondst van de helm vond Wil Kuijpers met de metaaldetector dit gezichtsmasker, evenals de helm van geel koper.
De gevonden Romeinse ruiterhelm, later door de ROB herkend als een Thracische paradehelm.
Onder: De helm en het gezichtsmasker samengevoegd.
tigjarig bestaan van de Poll-Stichting/ het Zeister Historisch Genootschap. Het helmdeel van het gezichtsmasker kon aan de hoofdhelm bevestigd worden door middel van een haakje aan de bovenkant, en onder met een riempje of veter.
Als pronkstuk op tentoonstellingen
In 2016 heeft Ben zijn helmgedeelte overgedragen aan het Rijksmuseum voor Oudheden (RMO) in Leiden. Daarna zijn beide delen samen nog een keer getoond in Museum Het Valkhof in Nijmegen. Daar werd van 2 september 2016 tot en met 15 januari 2017 de expositie ‘Gezichten van de Limes’ gehouden. Hoewel Wil zich bereid heeft verklaard het gezichtsmasker over te willen dragen, heeft het RMO nog geen interesse getoond. Wel staat de hoofdhelm te pronken in een vitrine in Leiden, maar vreemd genoeg wordt er géén melding gemaakt van het bijbehorende gezichtsmasker! 1
Het gezichtsmasker werd getoond bij de expositie ‘Schatten van Vechten/Fectio’, georganiseerd door de Archeologische Werkgroep ‘Leen de Keijzer’, van maart 2018 tot en met januari 2019 op de archeologiezolder van het Oude Station te Houten. Helaas wilde het RMO de fragiele hoofdhelm als topstuk niet uitlenen.
Aanvullende notitie: Frygische muts
De Frygische muts is een zachte kegelvormige muts waarvan de top naar voren wijst en weer naar beneden valt. De mutsen werden gedragen in Frygië, een deel van het huidige Turkije, en later
Noten
ook do se t ijd l aten s vr ijheid vorm w Frankr ij S t ing/ ap. sker worden de boven f veter onstel--
ook door Thraciërs in Zuid Oost Europa. In de Romeinse tijd werd de Frygische muts gedragen door vrijgelaten slaven en hun nakomelingen als symbool van de vrijheid. Ook tijdens de Franse Revolutie dook de mutsvorm weer op. Marianne, een nationaal symbool voor Frankrijk, staat vaak met een Frygische muts afgebeeld. Ook de Smurfen hebben hun hoofd ermee bedekt.
Verantwoording
1 Begin april 2020 was er een overleg gepland tussen de conservator van het RMO en de vinder van de gezichtshelm voor overleg en onderzoek van de helm. Helaas is in verband met ziekte de afspraak uitgesteld.
Bronnen
Gesprekken met de beide vinders. Schriftelijk verslag van Wil Kuijpers
Driel-Murray, C. van (1989), Military equipment: the sources of evidence. Proceedings of the fi fth Roman Military Equipment Conference, Oxford, 207-210 (references Cor Kalee 1980) Z.a. (2016), ‘Unieke Romeinse ruiterhelm voor het eerst te zien in museum Het Valkhof’, in: Gemeente Nieuws, Nijmegen Archeologische Werkgroep ‘Leen de Keijzer’ Houten (2018), ‘Schatten van Vechten/Fectio – Het Romeinse fort en achterland, in: Museumgids Museum het Oude Station, Houten Kalee, C.A. (1980), ‘Romeinse vondsten in Vechten 1977 - 1980’, Westerheem 29, nr. 4, 265-282
Over de auteur
Herman de Korte is lid van de Archeologische Werkgroep ‘Leen de Keijzer’ Houten.
Sid Pubben
Laagdrempelige archeologie voor de jeugd
Projecten van de Werkgroep Educatie
Eén van de vele projecten van de Werkgroep Educatie in uitvoering: archeologie in de zandbak.
Onder kinderen is er erg veel interesse in archeologie, maar vanuit de dagelijkse praktijk is het bijzonder moeilijk gebleken om hen in aanraking te laten komen met archeologie. Bij opgravingen staan grote hekken en de archeologen zijn vaak veel te druk om alle toeschouwers te vertellen over wat ze nu precies aan het doen zijn. Vandaar dat het van groot belang is dat er vanuit de AWN tijd en energie wordt gestoken in educatie. Op die manier kan archeologie toch op laagdrempelige wijze aan jongeren worden aangeboden.
Archeologie voor een breed publiek
De Werkgroep Educatie probeert daarom al jaren erfgoed, erfgoededucatie en archeologie toegankelijk te maken voor een breed publiek. Daaronder wordt niet alleen verstaan dat de archeoloog een gastles komt geven in de klas, maar ook dat er projecten worden ontwikkeld om de leerlingen zelf bezig te laten zijn met archeologie, de docenten handvatten te geven voor lessen over erfgoed en om archeologen hun kennis te laten delen met een geïnteresseerde jonge doelgroep.
Projecten door student-stagiairs
De projecten die door de werkgroep worden gemaakt, worden meestal in samenwerking met student-stagiairs gemaakt. Een voorbeeld
Leerlingen van een basisschool in Groningen buigen zich over de scherventafel.
hiervan zijn studenten van de minor ‘Kunst en Cultuureducatie’ aan de HAN in Nijmegen en van de opleiding ‘Archeologie’ van Hogeschool Saxion in Deventer. Hoewel sommige studenten misschien niet altijd een historische of archeologische opleiding hebben gedaan, hebben alle studenten een frisse blik op de mogelijkheden voor erfgoededucatie. Zo hebben er in het verleden bijvoorbeeld al studenten Retail Management, Drama, Pedagogische Wetenschappen en Pabo-studenten zeer vernieuwende projecten gemaakt. Door samen te werken met stagiairs is de winst van de projecten tweeledig: niet alleen enthousiasmeren ze jongeren, docenten en (groot) ouders door de ontwikkelde erfgoedprojecten, maar ook enthousiasmeren de stages de studenten die van tevoren misschien maar weinig wisten van archeologie. Daarnaast is het delen van hun opgedane kennis met medestudenten een integraal onderdeel van de stages, waardoor ook op die manier mensen enthousiast worden gemaakt voor erfgoededucatie.
Archeologie in de zandbak
De projecten die zijn gemaakt worden gedeeld met een zeer breed publiek: van gezinnen en enthousiastelingen op historische festivals, tot scholieren en docenten in de klas en jongeren bij buitenschoolse activi-
teiten. Dit is mogelijk doordat de werkgroep al jaren bezig is met het maken van projecten. Projecten die relatief vaak worden afgenomen zijn het circuitmodel met het thema archeologie, Romeinen of middeleeuwen en archeologie in de zandbak. Het eerste project is meer gericht op de midden- en de bovenbouw van het primair onderwijs. De ‘zandbakles’ is juist weer gericht op de kleuters, maar is ook te gebruiken voor oudere kinderen bij bijvoorbeeld de buitenschoolse opvang.
Projecten gratis online
Om de missie van de Werkgroep Educatie te behalen is er besloten deze projecten allemaal gratis online aan te bieden en mocht de docent graag iemand van de werkgroep in de klas willen uitnodigen dan kan dit voor een zeer minimale onkostenvergoeding. Op die manier houden we archeologie laagdrempelig en proberen we zoveel mogelijk leerlingen in aanraking te laten komen met dit prachtige vak.
Verantwoording
Over de auteur
Sid Pubben is lid van de Werkgroep Jeugd en Erfgoededucatie.
Irene Maas
Vrijwilliger aan het woord: Irene Maas
Levendige verhalen van meester
Conijn
Mijn belangstelling voor het verleden (en speciaal dat van Texel) is gewekt door mijn meester uit de vierde klas van de Thijsseschool, meester Conijn. Die mocht in zijn klas met geschiedenisonderwijs beginnen en hij deed dat zó enthousiast en met zó levendige verhalen! Ik denk daar nog steeds met veel plezier aan terug! Door hem en geestverwanten werd een AWN-afdeling op Texel opgericht. Daar werd ik lid van, als veertienjarige. Graven mocht nog en dat deden we ook, overal waar gebouwd werd: op een veld bij Oude Hoorn en bij het Hoge landje. Lezingen werden er ook georganiseerd. Die van een zekere ‘meneer Calkoen’ is me bijgebleven. Helaas vertrok de belangrijkste aanjager van de afdeling van het eiland en zakte de AWN-afdeling in. In mij studietijd was ik een jaar of wat geen lid (te duur), maar meteen daarna weer wel, tot nu toe.
Naast mijn belangstelling voor archeologie ben ik erg geïnteresseerd in papieren spo-
ren van het verleden. Zo heb ik vanaf 1988, bijvoorbeeld, uitgebreid onderzoek gedaan naar onze ‘Maas-stamboom’. Daarbij kwam aan het licht dat mijn vaders moeder geboren was in een plaggenhut: heel bijzonder, toch?
De Oude Bleekerij
Op een gegeven moment was graven niet meer toegestaan. Toch kwam het van 2001 tot 2004 tot een groot project bij de ‘vernatuurbouwing’ van de Oude Bleekerij op Texel. Deze blekerij is aangelegd in 1636. In 1730 was de laatste bleker dood. Zijn kinderen kwamen in de voogdij terecht.
In een blekerij werd het dure witte linnen geloogd en gebleekt; tussen de loog- en bleekbehandelingen werd steeds de stof in het zonlicht uitgelegd op speciaal aangelegde bleekvelden, vaak vier à vijf op een rij, met gietsloten ertussen. Vanuit die sloten werd het linnen steeds nat gehouden. Het bleekseizoen liep van eind maart tot eind augustus.
Bij bovengenoemde ‘vernatuurbouwing’ zou niets bijzonders te vinden zijn (al lag het vol met oude scherven). In de zomer van 2001 maakten we toch een proefsleuf, waarbij zeer veel oud materiaal werd aangetroffen: bijzonder aardewerk (overigens voornamelijk van de boeren die er later woonden) en, eigenlijk het belangrijkste, de houten stekken en de zeepnap van de blekerij. Tenslotte belandden we in een gedempte sloot vol as, scherven en veen.
In de zomer van 2002 werd het graafwerk voortgezet, nu met een vergunning van de provinciaal archeoloog. Ook is er in het archief gezocht, waarbij namen van blekers zijn gevonden.
We hebben literatuur verzameld, kaarten bestudeerd, mensen geïnterviewd, scherven geplakt, aantekeningen uitgewerkt, en alles wat hoort bij het uitwerken van een opgraving. Heel leerzaam en fijn om te doen, zeker omdat verschillende deskundigen ons kwamen helpen.
Een groot deel van het terrein is nog niet onderzocht; misschien komt dat er nog eens van.
Een verzamelaar in hart en nieren Ik ben een verzamelaar in hart en nieren, maar opgraven vind ik ook geweldig. Ik heb ervan genoten. Veel van de informatie (historisch en archeologisch) die ik in talloze mappen heb opgeslagen, heb ik uitgewerkt tot leesbare verhalen.
Nu graaf ik in de papieren archieven naar de oudheden van Texel. Ook dat is spannend. En als je inspanningen als resultaat hebben dat gevonden spullen en personen bij elkaar blijken te horen, dan heb je zóveel voldoening van je werk, of liever: hobby. Op mijn website (www.irenemaas.nl) kun je lezen waarmee ik me zoal bezighoud en beziggehouden heb.
Er is meer te doen als AWN-er dan opgraven! Gelukkig maar!
Irene is een verzamelaar in hart en nieren en opgraven vindt ze ook geweldig.
Marlous van Domburg
Ede vol scherven…
De ArcheoHotspot in Ede
Een impressie van de ArcheoHotspot: dozen vol met vondstmateriaal in Ede.
Een grootse opening heeft er niet plaatsgevonden, maar sinds september 2019 is er ook in Ede een ArcheoHotspot. In het centrum van Ede, in Cultura, als onderdeel van Cultura Erfgoed, vind je op donderdagavond in de even weken een groep archeologische vrijwilligers en een heleboel scherven uit Ede.
Erfgoed voor iedereen
Een jaar eerder, eind 2018, is op deze locatie Cultura Erfgoed geopend. Deze samenwerking tussen verschillende erfgoedinstellingen in Ede heeft als doel het ‘Verhaal van Ede’ aan inwoners te vertellen. Allerlei activiteiten rondom erfgoed worden hier georganiseerd en alle vragen rondom erfgoed kunnen hier worden gesteld. En sinds driekwart jaar maakt de ArcheoHotspot Ede hier dus ook onderdeel van uit.
Scherven binnen…
Iedere twee weken op donderdagavond zitten vrijwilligers – dikwijls bijgestaan door een professioneel archeoloog van de gemeente Ede – klaar om opgravingen uit te werken, scherven aardewerk aan elkaar te plakken, artikelen en rapporten over (oude) opgravingen te schrijven en antwoord te geven op vragen van bezoekers. Zo zijn we in Ede momenteel bezig met het documenteren en tekenen van een collectie aardewerk uit de prehistorie en middeleeuwen, die we van een lokale amateurarcheoloog hebben mogen ontvangen.
Na het sorteren begint het puzzelen en aan elkaar plakken van passende scherven aardewerk.
Het sorteren van de vele scherven aardewerk behoort tot de terugkerende activiteiten in de ArcheoHotspot Ede.
In de ArcheoHotspot Ede kunnen bezoekers zelf potten boetseren, naar (pre)historisch voorbeeld.
Maar we hebben in de ArcheoHotspot bijvoorbeeld ook meegewerkt aan het project ‘Erfgoed gezocht’ op de Veluwe, wat als doel had om nieuwe grafheuvels en Celtic Fields op de Veluwe te ontdekken.
Binnenkort staat de uitwerking van de échte publieksopgraving op het programma: begin 2020 hebben belangstellenden zélf mee kunnen graven naar plattegronden van boerderijen uit de IJzertijd. De scherven die hierbij zijn opgegraven, worden bestudeerd in de ArcheoHotspot om het verhaal van bewoning op deze plek compleet te maken. Dit doen we in samenwerking met een archeologisch bedrijf. Een specialist van het bedrijf zal voor deze gelegenheid zijn werkplek tijdelijk verruilen voor de ArcheoHotspot Ede.
…en buiten
De ArcheoHotspot Ede is niet alleen een Hotspot binnen! Ede heeft niet voor niets als slogan ‘groen, gezond, actief’. Vanuit de ArcheoHotspot organiseren we daarom náást de uitwerkingsavonden, kindermiddagen en lezingen ook veel activiteiten in de buitenlucht. Een voorbeeld is de IJzertijddag bij een nagemaakte ijzertijdboerderij, waar het leven in Ede in deze periode wordt verbeeld en je zelf voor één dag kunt proberen hoe het is om in de IJzertijd te leven. Ook organiseren we diverse archeologische onderzoeken en veldverkenningen waar je zelf aan deel kunt nemen.
Thuis Hotspot Corona?
Bij het schrijven van dit artikeltje zitten we midden in de coronacrisis. Evenementen, activiteiten en fysieke bijeenkomsten zijn momenteel niet mogelijk. Ligt de ArcheoHotspot dan ook stil? Nee! De ArcheoHotspot Ede gaat ook in deze vreemde periode gewoon door. De vrijwilligers hebben ieder hun eigen deel aan archeologisch materiaal thuisbezorgd gekregen, waar ze mee aan het werk kunnen. Via online- bijeenkomsten bespreken we het werk met elkaar en leren we iedere twee weken van elkaar over, bijvoorbeeld, het tekenen van aardewerk.
Dat smaakt naar meer!
De ArcheoHotspot Ede zou graag uit willen breiden naar een vaste opening op zaterdagmiddag. Woont u in (de buurt van) Ede en vindt u het leuk om mee te helpen met de uitwerking van onderzoek of families daarin te begeleiden? Neem dan contact op met de ArcheoHotspot Ede! Ook als je (nog) geen ervaring hebt met archeologie!
Meer informatie? Kijk op www.archeohotspots.nl en www.edetoenennu.nl/instelling_ museum/vakgroep-archeologie/.
Verantwoording
Over de auteur
Marlous van Domburg is projectleider van de ArcheoHotspot Ede.
VAN DE AFDELINGEN NIEUWS
Project ‘Uitwerking Hoogovens’ in Huis van Hilde
In de AcheoHotspot die in Huis van Hilde zijn basis heeft, wordt vanaf vorig jaar hard gewerkt aan een nieuw project. In 2019 is er namelijk een projectteam gestart met de uitwerking van oude onderzoeken van het Hoogoventerrein (het huidige Tata Steel). Dit team bestaat uit archeologen van Huis van Hilde, ADC ArcheoProjecten en NMF Erfgoedadvies, in opdracht van de provincie Noord-Holland. Later zal dit team worden uitgebreid met verschillende specialisten. Hoewel er verschillende artikelen en scripties zijn verschenen van de vele opgravingen die vanaf 1948 op het Hoogoventerrein zijn uitgevoerd, ontbreekt een grootschalige publicatie. In 2019 is wel nieuw onderzoek gedaan naar een ijzertijdskelet dat in 1965 op het terrein was opgegraven. C14onderzoek wees toen een andere datering uit. Het is dus interessant om oude opgravingen (opnieuw) te onderzoeken. Bovendien is het een van de weinige grootschalige opgravingen in de duinsteek die niet echt wetenschappelijk is uitgewerkt.
Daarvoor is goed overzicht nodig van wat er in het verleden allemaal is verzameld. De twintigste-eeuwse vondstadministratie is anders dan vandaag de dag: van de vele do-
zen die van Hoogovens in het depot staan, is onbekend hoeveel materiaal er in zit. En daar ligt de rol van de ArcheoHotspot.
In Huis van Hilde zijn de leden van de ArcheoHotspot gestart met het splitsen en tellen van de vondsten. Tot nu toe is er vooral veel handgevormd aardewerk geteld. Rariteiten of onbekendheden kunnen direct met de aanwezige archeologen in Huis van Hilde of van de provincie besproken worden. De vondsten worden ingevoerd in een database, die later gekoppeld kan worden aan de (nieuw) gedigitaliseerde tekeningen. Ook worden de vondsten ingepakt in plastic zakjes, waarbij de papieren zakjes van de ROB (de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek – tegenwoordig RCE – die destijds de opgraving uitvoerde) een mooie herinnering vormen aan een andere onderzoeksperiode.
Het project van het Hoogovens materiaal wordt vooralsnog alleen uitgevoerd met volwassen leden van de ArcheoHotspot. Op momenten dat er schoolklassen Huis van Hilde bezoeken en kennismaken met de ArcheoHotspot wordt de beerput uit Amsterdam gebruikt als materiaal.
Kijk op www.awn-archeologie.nl voor: – de contactgegevens en het activiteitenoverzicht van de 24 regionale afdelingen van de AWN – nabestellen AWN-uitgaven
AWN-lidmaatschappen
A basislidmaatschap
€ 55,00
B jongerenlidmaatschap 14 t/m 27 jaar € 30,00
C huisgenootlidmaatschap € 25,00
Basisleden en jongerenleden hebben de volgende rechten:
Door vakkundig plakwerk lijkt deze Pingsdorf kogelpot uit de periode 1000-1200 (gevonden op de buitenplaats Westerwijk) bijna gaaf uit de grond te zijn gekomen.
Keurig gesorteerd ligt het vondstmateriaal met het voor nadere bestudering noodzakelijke gereedschap op de bezoekers te wachten.
– Toezending van de tijdschriften Archeologie in Nederland en AWN Magazine (4 maal per jaar) en eenmaal per jaar een premiumboek
– AWN-verzekering (tot en met 75 jaar) bij AWNactiviteiten en AWN-opgravingen
– Toegang tot de landelijke en de afdelingsactiviteiten van de AWN
– Toegang tot de Algemene Ledenvergadering met stemrecht
Huisgenootleden hebben alleen de drie laatstgenoemde rechten. Een huisgenootlidmaatschap kan alleen gekoppeld worden aan een basislidmaatschap op hetzelfde adres.
Lidmaatschappen gelden per kalenderjaar en kunnen op elk gewenst moment ingaan. Bij een aanmelding vóór 1 augustus worden de reeds verschenen edities van onze tijdschriften nagezonden. Een ná 31 juli ingaand lidmaatschap geeft recht op 60% korting, tenzij de eerder dat jaar verschenen tijdschriften nagezonden moeten worden. Na aanmelding wordt u ingedeeld bij de afdeling waar uw woonplaats onder valt, tenzij u graag bij een andere afdeling wilt worden ingedeeld. Dit kunt u bij uw aanmelding aangeven. Opzegging dient voor 1 januari te geschieden.
Vragen over lidmaatschap, doorgeven adreswijziging en nasturen tijdschriften
H. (Henk) Kluitenberg (Rhenen), tel. 0317 · 613 050 (tijdens kantooruren, na 10.30 uur), e-mail: h.kluitenberg@caesar-advies.nl
De AWN is een algemeen nut beogende instelling (ANBI).
AWN MAGAZINE
De archeologie in Nederland is voortdurend in ontwikkeling. Sinds bij wet is vastgelegd dat archeologisch onderzoek moet plaatsvinden voordat de bodem verstoord wordt, vinden er meer projecten plaats dan ooit. Tegelijkertijd is er veel aandacht voor nieuwe onderzoekstechnieken waarbij niet gegraven hoeft te worden. Ook oude opgravingen blijken vaak nog een schat aan informatie te bevatten. De kennis die archeologisch onderzoek oplevert, leert ons over de vele duizenden jaren bewoning door de mensen die voor ons kwamen. Wie waren deze mensen? Wat aten zij, hoe woonden ze en wat voor kleding droegen ze? Wat kunnen we herleiden van hun gewoonten en rituelen? Het archeologisch onderzoek van de Nederlandse bodem leidt voortdurend tot nieuwe ontdekkingen en inzichten.
De AWN is de belangenorganisatie voor belangstellenden in de archeologie, archeologiebeoefenaars en archeologievrijwilligers. De vereniging wil een schakel zijn tussen archeologie en publiek en tussen archeologie en beleid en ziet het als haar maatschappelijke taak om archeologie als bron van kennis over ons verleden te laten leven in het heden en te behouden voor de toekomst. Dit doet de AWN door bij te dragen aan de kennis over archeologie, die kennis uit te dragen en publieke betrokkenheid te bevorderen, en door de belangen van het archeologisch erfgoed te behartigen.