Archeologiein Nederland
jaargang 3 december 2019

LWAOW 25 jaar Een bijzondere Schervendag op Pampus 9
Romeinse grafsteen Verloren gewaande grafsteen herontdekt 11
Romeins Utrecht ArcheoHotspot-vrijwilligers op bezoek bij opgraving 12
jaargang 3 december 2019
LWAOW 25 jaar Een bijzondere Schervendag op Pampus 9
Romeinse grafsteen Verloren gewaande grafsteen herontdekt 11
Romeins Utrecht ArcheoHotspot-vrijwilligers op bezoek bij opgraving 12
AWN actueel van het bestuur 2
Nieuws van de vereniging 3
Archeologie en omgeving 4
Eerste lustrum Nationale Archeologiedagen 5
Afgevaardigdendag 2019 6
Vijfentwintig jaar onderwater 9
Nieuws uit de ArcheoHotspots 10
Herontdekking van een
Romeinse grafsteen 11
Vrijwilliger aan het woord:
Trudie Broekman-Verkleij 12
De Catalogus Keramiek 13
Romeinse vondsten in Utrecht 14
Nieuws van de afdelingen 15
Het landelijk bestuur heeft met de reisorganisatie ‘Pied-à-terre’ een principeovereenkomst bereikt om hen te helpen met het organiseren van een archeologische reis en hieraan via onze (sociale) media ruchtbaarheid te geven. Hiermee hopen we de AWN ook wat meer bekendheid te geven aan een doelgroep die wel geïnteresseerd is in archeologie maar ons minder goed kent. Momenteel wordt als eerste proef gekeken naar een reis naar Israël volgend jaar, waarbij de bekende historicus en schrijver Fik Meijer de reisleider wordt. AWN leden profiteren van een gereduceerd tarief. Nadere informatie volgt.
Vondsten worden in PAN wel geregistreerd maar de vindplaats wordt niet vrijgegeven, anders dan voor zuiver wetenschappelijke doeleinden.
AWN Magazine: van 5 naar 4 afleveringen + premiumboek
Tot nu toe bent u gewend om van zowel het tijdschrift Archeologie in Nederland als het AWN Magazine vijf nummers per jaar toegestuurd te krijgen. Vanaf 2020 gaat dat veranderen. Het blad wordt een kwartaalblad, telkens te verschijnen in de laatste week van elk kwartaal. U krijgt dus voortaan vier tijdschriften van elk 64 pagina’s en vier AWN Magazines van 16 pagina’s. Dus krijgen wij als leden minder pagina’s leesplezier? Niets van dat alles! Per jaar zal er namelijk een premiumboek van meer dan 80 pagina’s verschijnen. Het eerste premiumboek ontvangt u met de eerste zending in 2020, dus eind maart. De werktitel van dit boek is De Romeinse limes in Nederland
Illustratieverantwoording
Het metaaldetectie-registratiesysteem PAN, dat een paar jaar geleden door Stijn Heeren en anderen van de UvA werd ontwikkeld, maakt komend jaar hopelijk een doorstart met steun van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. De opzet is een duurzaam registratiesysteem te behouden voor metaaldetectievondsten (en mogelijk andere losse vondsten), gebaseerd op een provinciaal of regionaal meldingsstelsel. Mogelijk zullen ook de ArcheoHotspots hier een rol in gaan spelen. Hoewel het merendeel van de vondsten nog steeds niet officieel wordt geregistreerd is het huidige systeem, blijkens een evaluatiedag bij de RCE, wel succesvol gebleken en neemt het aantal deelnemers snel toe.
In 2020 zal het secretariaat van het landelijk bestuur, dat nu door Henk Kluitenberg wordt gedaan, deels door een andere, nieuwe secretaris, worden overgenomen. Hierover volgt nader bericht. Een eerste gevolg daarvan zal zijn dat het emailadres secretaris@awn-archeologie.nl weer zal worden geactiveerd.
Trudy Broekman-Verkleij omslag voor, 12 | Jolanda Coppens 9 onder | Henk Kluitenberg 7 links | Marijn Lockefeer omslag achter, onder, 3, 6, 7 rechts, 8 links, 10, 14 | Museumpark Archeon/Willem de Jeu 5 | PAN 2 | Ruud Raats 11 | Stadhuismuseum Zierikzee omslag achter boven, 13 | Geert van der Velde 9 boven | Albert Zandstra 15 onder
De AWN heeft getracht alle rechthebbenden van het beeldmateriaal te achterhalen. Mochten personen of instanties desondanks van mening zijn dat rechten niet zijn gehonoreerd, dan kunnen zij contact met de AWN opnemen.
berg npark Raats chter en ochan eerd, men. n
Dit zestiende-eeuwse kinderspeelgoed is een van de vele metaalvondsten die geregistreerd zijn in PAN.
De ALV 2020 zal in verband met Pasen (1213 april 2020) een week eerder worden gehouden dan gebruikelijk.
Op zaterdag 4 april 2020 zullen we te gast zijn bij AWN afdeling 1 – Noord-Nederland, en hopen we veel leden te mogen begroeten.
Als locatie heeft Noord-Nederland het Hunebedcentrum in Borger (www.hunebedcentrum.eu) bereid gevonden haar centrum aan ons beschikbaar te stellen. Hiervoor is de AWN het centrum zeer erkentelijk.
Over het ongetwijfeld interessante mid-
De contributie wordt in 2020 niet verhoogd en blijft dus gelijk aan die van 2019 (zie ook de colofon). Alle basisleden in Nederland zullen in 2020 bij nummer 1 van ons tijdschrift Archeologie in Nederland en AWN Magazine de contributiefactuur aantreffen, die tevens dient als adresetiket. Wij verzoeken u daar attent op te zijn en daarna uw contributie snel te voldoen. De overige leden-
categorieën, leden van de Club van 100, jongerenleden, geassocieerde leden, huisgenootleden en basisleden in het buitenland krijgen de contributiebrief apart per post of via e-mail toegezonden. Zowel ons tijdschrift als de brief/e-mail zult u eind maart 2020 ontvangen. Ereleden en leden van 100 jaar en ouder zijn geen contributie verschuldigd.
De inning van de contributies in 2020 verloopt vergelijkbaar aan 2019. Een uitgebreide toelichting hierop kunt u vinden in nummer 5-2018 van ons AWN Magazine
dagprogramma zult u nog nader worden geinformeerd. Het ochtendprogramma zal zoals gebruikelijk bestaan uit: ontvangst en welkom, introductiewoorden en de ALV zelf met de bekende onderwerpen als bestuurswisselingen, verslag van de vorige ALV, eventueel uitreiking(en) van onze legpenning, het jaarverslag en de financiële verantwoording over 2019 en de begroting 2021, rondvraag en uiteraard de vraag; welke afdeling stelt zich beschikbaar voor de organisatie van de ALV in 2021? Daarnaast zal het landelijk bestuur mogelijk nog andere onderwerpen aan de ALV voorleggen.
Omdat ons volgende tijdschrift pas eind maart 2020 zal verschijnen, is het dan te kort dag om – conform onze Statuten – de ALVaankondiging tijdig te doen. Op onze website www.awn-archeologie.nl en via Facebook zijn drie weken eerder het volledige programma en alle verantwoordingsstukken in te zien en te downloaden (PDF). Alles wordt tevens aan de AWN-afdelingssecretariaten toegezonden. Ook bij hen kunt u dan terecht. De wijze van aanmelding zal in het programma kenbaar worden gemaakt.
Tot slot: ‘Ik kom met de trein aan in Assen, hoe dan naar Borger?’. Onze noordelijkste afdeling zal hierin voorzien door middel van een pendelbus, ook voor de terugtocht naar Assen. Als u hiervan gebruik wilt maken moet u dat bij de aanmelding aangeven.
Het ALV-middagprogramma in 2018: excursie naar de Broekpolder bij Vlaardingen.
Opzegging van uw lidmaatschap dient voor 1 januari 2020 te geschieden; het lidmaatschap loopt namelijk per kalenderjaar. Leden die hun contributie over 2019 niet hebben betaald (en dus niet hebben gereageerd op de factuur, de ontvangen herinnering en een aanmaning) worden zonder nadere kennisgeving geroyeerd. Hun afdeling wordt hiervan wel in kennis gesteld.
Voor vragen over lidmaatschap en contributie kunt u terecht bij ledenadministrateur Henk Kluitenberg (tel.: 0317 · 613 050; e-mail: h.kluitenberg@caesar-advies.nl).
Hetty Laverman
Met belangstelling heeft de landelijke AWN kennis genomen van de Ontwerp Nationale Omgevingsvisie (ontwerp-NOVI) en de Milieueffectrapportage Nationale Omgevingsvisie (PlanMer NOVI). De laatste strekt zich, in afwijking van het gebruikelijke, uit over het gehele gebied van de leefomgeving. Onze gehele zienswijze kunt u vinden op onze website op www.awn-archeologie.
De ontwerp-NOVI werd ‘taaie kost’ gevonden door de leden van de werkgroep belangenbehartiging, die de zienswijze voorbereidden. Het PlanMer over de ontwerp-NOVI werd daarentegen als goed leesbaar en in grote mate ondersteunend ervaren binnen het beeld dat de werkgroep van het ontwerp zelf had gekregen.
Ontwerp-NOVI
Het besef in de ontwerp-NOVI dat culturele en ecologische waarden integraal onderdeel moeten zijn van de leefomgeving juicht de AWN toe. Evenals samenwerkingsafspraken tussen overheden onderling, maar ook met maatschappelijke belangengroepen en burgers, en zo ook participatie. Beseft wordt dat het een ingewikkeld en tijdrovend proces is om de Omgevingswet goed tot uitvoering te brengen.
Kritische noten zijn door ons gemaakt over: de verschillende definiëringen van het culturele erfgoed in het ontwerp; de visualisatie, waarin de potentiële aanwezigheid van archeologie in de ondergrond niet wordt vermeld, terwijl de genoemde activiteiten (CO2-opslag, energiewinning, mobiliteit, geo-/aquathermiek), potentieel bedreigend zijn voor het archeologisch bodemarchief; de participatie. Processen en procedures dienen helder te worden vastgelegd. (Zie het advies van 19 december 2018 PBL Policybrief).
PlanMER NOVI
De gedegen aanpak van het Milieueff ectrapport over de ontwerpNOVI, (dat zich niet alleen richt op milieuzaken, maar op de gehele leefomgeving), is werkelijk ‘een steun in de rug’. Niet alleen voor burgers en ons soort organisaties, maar voor alle stakehol-
ders is een gedegen onafhankelijke zienswijze van belang om tot weloverwogen besluiten te komen.
De visualisering in het PlanMer met het ‘Rad van de Leefomgeving’ vinden wij inzichtelijk. Dit geeft handvatten om te kunnen bepalen wat prioriteit en urgent aandacht verdient.
Kritische noten van de AWN
Verdere punten door de AWN in de zienswijze naar voren gebracht zijn:
– het missen van een gedegen integrale lange termijnvisie, waarbinnen voor kortere periodes prioriteiten kunnen worden gesteld;
– de zorg voor ruimtelijke waarden: de doelstellingen voor natuur, landschap, openbare ruimte, erfgoed & archeologie geven zowel grote kansen als grote risico’s aan;
– het traject van besluitvorming en uitvoering van de Omgevingswet vraagt de inzet van velerlei deskundigheden en draagvlak; van belang is dat wat is vastgesteld en besloten, ook daadwerkelijk draagvlak heeft en wordt uitgevoerd;
– Milieueffectrapportages zouden weer een verplicht onderdeel dienen te worden voor overheden bij de beoordeling van plannen.
De gebruikte bronnen kunnen geraadpleegd worden op:
– www.planmernovi.nl/samenvatting-planmer-novi
– https://aandeslagmetdeomgevingswet.nl/wetsinstrumenten/ gemeente/omgevingsvisie/
– https://www.denationaleomgevingsvisie.nl/default.aspx
– https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/omgevingswet
– https://www.pbl.nl/publicaties/naar-een-samenhangende-nationaleomgevingsvisie
– www.awn-archeologie
Over de auteur
Hetty Laverman is vicevoorzitter van het landelijk bestuur van de AWN en voorzitter van de Landelijke Werkgroep Belangenbehartiging.
Marianne
De weersomstandigheden zaten niet echt mee, maar toch bezochten bijna 40.000 bezoekers op 11, 12 en 13 oktober de Nationale Archeologiedagen om deel te nemen aan zo’n 350 activiteiten door heel Nederland. Eén van die activiteiten vond plaats bij de Romeinse restauratiewerf Zwammerdam in Museumpark Archeon. Als bijzondere gast werd hier de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Ingrid van Engelshoven, ontvangen. In de persoon van Hetty Laverman, vicevoorzitter en voorzitter van de Landelijke Werkgroep Belangenbehartiging, was de AWN erbij . Het verslag van dit bezoek is van Marianne van de Weerd.
Een groot aantal prominente gasten, waaronder de burgemeester van Alphen aan de Rijn Liesbeth Spies, de directeur van de Nationale Archeologiedagen Janneke Berkelbach en de directeur van het Mondriaanfonds Eelco van der Lingen, vergezelde minister Van Engelshoven bij een rondwandeling over de werf. Hier worden de zogenoemde Zwammerdamschepen die deel uitmaken van de Rijks Maritieme Erfgoed Collectie gerestaureerd. Door symbolisch de laatste balk in het schip Zwammerdam 2 te hijsen rondde de minister de restauratie van dit schip af.
De Zwammerdamse schepen
In de periode van 1971-1974 zijn in de haven van het Romeinse limesfort ‘Nigrum Pullum’ drie vrachtschepen en drie boomstamkano’s opgegraven. De schepen van Zwammerdam zijn een belangrijke bron van informatie voor de geschiedenis van de Romeinse scheepvaart. Ze spelen een belangrijke rol in het verhaal van de Nedergermaanse limes in Zuid-Holland en het onderzoek naar de schepen kan vragen beantwoorden over bijvoorbeeld handel en transport en de militaire bevoorrading in de Romeinse tijd.
Voor de restauratie van de andere schepen stelt het Mondriaanfonds € 345.000 beschikbaar, zo liet de minister tijdens het
bezoek aan Archeon weten. Met dit geld hoopt archeoloog Tom Hazenberg (Hazenberg Archeologie en Universiteit Leiden) een volgend schip te restaureren en een begin te maken met het derde vrachtschip.
De bedoeling is om de gerestaureerde schepen in de toekomst onder te brengen in een Nationaal Romeins Scheepvaartmuseum op het terrein van het Archeon.
Vanuit de Restauratiewerf in het Archeon ging minister Van Engelshoven naar het Limesbezoekerscentrum Nigrum Pullum, op het terrein van de zorginstelling Ipse de Bruggen te Zwammerdam. Dit is de locatie waar de Romeinse schepen in 1966 zijn ontdekt. In het educatieve centrum kunnen cliënten van de Ipse een cursus over de Romeinen volgen. Een van de clienten vertelde buiten bij de vindplaats van de schepen, aangegeven door palen, wat hij had geleerd over de Romeinen bij deze cursus.
De ‘schepen van Zwammerdam’ is één van de vele archeologische projecten waarbij de inzet van vrijwilligers onontbeerlijk is. Om archeologische vondsten te behouden maar ook om de archeologie bij politici en publiek bekend te maken. Volgens minister Van Engelshoven is de archeologie soms een ondergeschoven kindje, ‘terwijl het zoveel over onze geschiedenis vertelt. Ik vind dan ook dat het publieksbereik van de archeologie moet blijven toenemen.’ Een mooie taak voor onze AWN.
Over de auteur
Marianne van der Weerd is gepensioneerd archeologe. Zij is actief bij en (beoogd) bestuurslid bij AWN afdeling 13 – Naerdincklant.
Marijn Lockefeer
Op de zonnige zaterdagmorgen van 9 november trof een groot aantal afgevaardigden elkaar weer in het RCE-gebouw in Amersfoort. Een interessant programma stond hen te wachten. Met name was men benieuwd naar het middagprogramma dat als titel had: ‘Jeugd en archeologie’. De afgevaardigden werden enthousiast verwelkomd door Annemarie Luksen-IJtsma, adviseur archeologiebeleid van de RCE.
Annemarie’s visie op wat het huidige archeologiebeleid in zou moeten houden is gebaseerd op drie pijlers: behoud in situ, het principe ‘de verstoorder betaalt’, en behoud integrale afweging door de lokale overheid. Zij toonde zich een pleitbezorger voor een lokale erfgoedzorg, die dicht bij de samenleving staat, ‘voor en door de gemeenschap’.
Annemarie gaf een voorbeeld uit haar tijd als gemeentearcheoloog in Driebergen: veelbelovende metingen van de WIMA (Werkgroep Innovatieve Meettechnieken ten behoeve van de Archeologie) naar een stichtingsboerderij uit de achttiende eeuw in Maarsbergen konden geen vervolg krijgen (booronderzoek!) door gebrek aan visie en daadkracht bij bestuurders.
Bij het verbeteren van dit soort situaties kan de rol van de archeologische vrijwilligers belangrijk zijn; zij zijn de ogen en de oren van de gemeenschap en kunnen besturen scherp houden. De taak van de vrijwilligers berust óók op drie pijlers: behouden, vertellen, documenteren. Annemarie’s afsluitende woorden:
‘Weet me te vinden!’, gaven aan hoezeer zij belang hecht aan samenwerking met de AWN.
AWN-voorzitter Gajus Scheltema reageerde op haar woorden met enkele kritische noten. Het gebeurt vaak dat de AWN bij misstanden aan de bel trekt, maar dat de provincie het laat afweten. In zo’n geval moet de overheid (RCE) ingrijpen. En waarom zijn er geen fondsen meer om deskundigheidsbevordering, bijvoorbeeld door professionals, te stimuleren? Gajus Scheltema lichtte daarna het programma toe en opende de vergadering.
Anton Cruysheer introduceerde het in mei gelanceerde project ‘Erfgoed gezocht’, onder het motto: ‘Speur mee naar onontdekt archeologische erfgoed’. Doel van dit project is om op het AHN (Actueel Hoogtebestand Nederland) te zoeken naar nog onbekende archeologische resten door LiDAR. LiDAR staat voor Light Detection And Ranging, een techniek waarmee de afstand tot een object gemeten wordt door een laser op dit object te richten en de gereflecteerde straal met een sensor te meten. Het resultaat is een driedimensionale puntenwolk. Het hele Nederlandse landoppervlak is recentelijk zo gemeten. Zo kunnen bijvoorbeeld terreinen worden onderzocht die bedekt zijn met bossen. Het proefproject op de Veluwe heeft veel nieuwe grafheuvels opgeleverd, een aantal houtskoolmeilers (door een greppel omgeven heuvels die ontstaan zijn door houtskoolproductie) en celtic fields.
Iedereen (graag ook archeologische vrijwilligers) kan meehelpen, omdat archeologen onmogelijk de 1000 km 2 van de Veluwe kunnen onderzoeken. Men kan zich registreren als vrijwilliger en via het forum wordt men op de hoogte gehouden. Erfgoed Gelderland en de Leidse Universiteit doen al mee.
Informatie kan worden gevonden op www.erfgoedgezocht.nl.
Een pasjessysteem voor de AWN?
Ook dit onderwerp werd door Anton Cruysheer toegelicht. Alvorens het pasjessysteem als mogelijkheid aan de vergadering voor te leggen, stelde Cruysheer de vraag: wat doe je als je een schatvondst doet, wat móet je doen en van wie is de vondst?
Je moet bij een schatvondst drie stappen doorlopen: melding maken bij de grondeigenaar, bij de gemeente en bij het Archeologische Meldpunt (en waar dat laatste is weet men vaak niet). Als het een officiële opgraving is, heeft de vinder geen rechten.
In dit verlengde presenteerde de spreker de vraag: is een pasjessysteem voor vertrouwde zoekers (niet alleen detectoramateurs!) zinvol? Bij de overheid is hiervoor geen draagvlak.
Deze vraag riep allerlei reacties op: hoe lang is zo’n pasje geldig, hoe is de controle geregeld, welke rol spelen de afdelingen, is het niet een administratieve rompslomp, waarom zijn er overal pasjes voor, maar niet voor zoiets belangrijks als cultureel erfgoed? Voorlopig is men er nog niet uit.
Hierover nam Paul Flos, voorzitter van de Werkgroep PR en Communicatie, het woord. Na een groei in de afgelopen paar jaar neemt nu het ledenaantal van de AWN weer langzaam af. We lijken iets te moeten doen aan onze uitstraling op onze website, wervingsfolders, presentatie bij evenementen en op social media. Het tijdschrift Archeologie in Nederland en het AWN Magazine lijken de goede uitstraling wél te hebben.
Een aspect dat we aan kunnen pakken is onze huisstijl die opgefrist moet worden. Professionals zijn aan het werk gezet om de huisstijl aan te pakken: kleur, lettertype, logo en een ander embleem. Paul presenteerde enkele voorbeelden uit het eerste concept. Het is de bedoeling dat een tweede concept wordt uitgewerkt en aan de ALV wordt gepresenteerd. Daarna volgt dan de verwerking in folders, presentaties en website.
Wat betreft de website: het bestuur is in gesprek met een technisch beheerder voor de website. Het huidige format is overigens nog steeds voor afdelingswebsites beschikbaar.
Voor de werving van nieuwe leden kan een opgefrist imago positief werken, maar bijvoorbeeld ook leiden tot een andere benadering van potentiële leden: niet meteen de vraag; ‘Wil je lid worden?’, maar eerder: ‘Wil je eens komen kijken, wil eens meedoen en helpen met jouw deskundigheid?’ Gajus Scheltema pleitte verder voor regelmatig overleg in groter verband (RCE, Historische Verenigingen, etc.).
Bestuurslid Hetty Laverman lichtte dit onderwerp toe. De kern is het beleidsplan, en dat berust (alweer!) op drie pijlers: bijdragen aan de kennis over de archeologie, het uitdragen van die kennis en het behartigen van de belangen van de archeologie. Vrijwilligers kunnen mee opgraven, meedoen met vondstverwerking, catalogiseren (ook letterlijk: een mooie catalogus maken), en via Archeologie in Nederland en AWN Magazine, Archeologiedagen, contacten met het onderwijs en relatie met gemeenten heel veel bijdragen aan het behouden van ons cultureel erfgoed.
Het nieuwe Ontwerp Nationale Omgevingsvisie biedt kansen, maar ook bedreigingen: samenwerken is geboden. Het bestuur gaat de afdelingen bezoeken voor overleg over het verwezenlijken van de doelen in het beleidsplan; hoe kunnen wij samen de drie pijlers het best verwezenlijken?
Joan van der Pelt bereidt haar praatje over archeologie voor jonge kinderen voor.
Na de voortreff elijke lunch en vóór de presentaties kwam Anton Cruysheer nog even aan het woord met een opsomming van mogelijkheden uit ‘Smart Heritage’ (behoud en inpassing van erfgoed door de moderne technologie). Een opsomming: 3D-print, virtual reality, apps, digitale guides (museum), video-projectie, gamificatie, citizen science, reconstructie, hologrammen en augmented reality. Deze moderne technieken kunnen gebruikt worden om erfgoed toegankelijker te maken voor iedereen.
Lize Noorda (ex-coördinator van de Arnhemse ArcheoHotspot) leidde vervolgens het middagprogramma in met een citaat uit Jacqueline Vroemen’s ‘Educatie in Erfgoed’:
‘Erfgoededucatie lijkt wel het stiefkindje van cultuureducatie te zijn. Zo komen CKV-docenten in het Voortgezet Onderwijs vaak uit de “kunsthoek” en zien ze erfgoed wel eens als iets dat met geschiedenis te maken heeft en dus niet hoeft behandeld te worden binnen CKV’. CKV staat voor Culturele en Kunstzinnige Vorming. Kunstdisciplines hebben echter de overhand.
Lize definieerde erfgoed op drie manieren: sporen uit het verleden (dingen), sporen uit het verleden waar mensen betekenis aan geven, en de onderhandeling: wat moet bewaard worden en hoe + bijbehorend erfgoed. Het is niet genoeg om de lokale geschiedenis te onderwijzen, maar, zoals Vroemen het formuleert, ‘erfgoed moet worden gebruikt om historische empathie en multiperspectiviteit te oefenen’.
De presentaties uit het middagprogramma doen een poging een basis te leggen voor de laatste invalshoek, gericht op de basisschool.
Joan van Pelt vertelde over haar aanpak van archeologie bij jonge kinderen; haar lessen zijn ingedeeld in thema’s zoals ‘schatgraven in een zandbak’ (de uitwerking van zo’n graafpartij kan allerlei vaardigheden oefenen), maar ook gesprekken over ‘vroeger’ of ‘beroepen’. Eerste aandachtspunt is uiteraard: hoe kom je
Een belangrijk onderwerp tijdens de ALV: hoe maken we kinderen enthousiast voor archeologie?
de school binnen? En daarna: hoe sluit je aan op de kerndoelen en (minder bekend) de tussendoelen en de ontwikkelingslijnen?
Het boekje ‘De archeoloog’ van Liesbeth Slegers is een mooi handvat voor de lesbenadering.
Jan Coenraadts sprak over het ‘circuitmodel: in één dag archeoloog’. Dit circuit telt ongeveer tien archeologische taken, zoals terrein voor opgraving uitzetten, welk gereedschap is nodig, determineren wat gevonden is (dateren), tekenen en fotograferen, restaureren... Tenslotte wordt er een kijkje in de Romeinse keuken genomen en spelen de deelnemers een Romeins spel: het molenspel.
Sid Pubben is stagiair geweest in het traject ICC, een minor Cultuur en Coördinatie van de Hogeschool Arnhem/Nijmegen. Hij heeft onderzoek gedaan naar het Sint Petersgasthuis in Arnhem. Paul Hoogers presenteerde vol enthousiasme hoe hij in klas 5 van de basisschool (in die groep wordt dan het tijdvak ‘Grieken en Romeinen’ behandeld) de archeologie introduceert, en Serena Buitenhuis (student Archeologie aan Hogeschool Saxion in Deventer) liet haar leskoff er over muziek in de prehistorie zien. De inhoud? Onder andere een snorrebot, rasp, lure, hoorn, boog, en fluitjes.
Fred van den Beemt liet de afgevaardigden tenslotte kennismaken met het project ‘Archeoloog op school: in bos en bij opgraving’. Hij beschreef hoe leerlingen in een grote zandbak aan het werk gaan en de vaardigheden die erbij te pas komen. Hij vertelde een mooi verhaal over het bezoek van een vrouw uit de hunebedtijd wanneer de leerlingen een hunebed bezoeken en had tips over hoe je jezelf op een school zou kunnen/moeten presenteren.
Door al de begeesterde verhalen liep het middagprogramma behoorlijk uit (en ook dit verslag is te kort om alle presentaties recht te doen). Om een vollediger beeld te krijgen van de onderwerp ‘Jeugd en educatie’ moet u de website www.archeologieopschool.nl maar bezoeken, vol mooie foto’s en geïnspireerde verhalen.
Vijfentwintig jaar onderwater
Liefhebbers van onderwaterarcheologie delen hun resultaten op de informatiemarkt.
Peter Seinen
Op een stormachtige laatste zaterdag van september werden we er weer eens aan herinnerd hoe snel de tijd verstrijkt. De Landelijke Werkgroep Archeologie Onder Water vierde op grootse wijze haar alweer vijfentwintigjarige jubileum. Het LWAOWbestuur had op de sfeervolle locatie Forteiland Pampus een speciale ‘Schervendag’ georganiseerd. Een dag met een vol en gevarieerd programma, en daar waren heel veel belangstellenden van de AWN en uit andere organisaties op afgekomen. Diverse leden van het AWN hoofdbestuur, de Maritieme sectie van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, de Stichting Maritiem Onderzoek Nederland en vele anderen waren present.
Het programma werd gestart door AWNvoorzitter en dagvoorzitter Gajus Scheltema, die na een warm welkom en een korte vooruitblik op de inhoud van de dag het woord doorgaf aan Boudewijn Goudswaard, één van de LWAOWers van het eerste uur.
Diepe en wijdvertakte
Boudewijn schetste een beeld van de ontstaansgeschiedenis van de LWAOW, waarbij duidelijk werd dat eigenlijk alleen de oprichtingsdatum met zekerheid vaststond. De wortels onder de LWAOW gaan
heel diep en zijn wijd vertakt, waardoor het lastig is om een helder beeld te krijgen van wie, wanneer, en wat heeft bijgedragen.
Martijn Manders van de RCE nam het stokje over met een overzicht van de ontwikkelingsgeschiedenis van de opleidingen die de LWAOW in samenwerking met de RCE nog steeds verzorgt. Hierbij stond het streven naar een internationale erkenning van de opleiding centraal. Daarbij speelt de relatie met de grootste organisatie van vrijwilligers in onderwaterarcheologie ter wereld, de Nautical Archaeology Society, een belangrijke rol. De NAS heeft namelijk een systeem van internationaal erkende brevetten, die overal in de wereld toegang kunnen geven tot maritieme projecten. De LWAOW opleiding wordt al jaren als zodanig erkend.
Lennert de Wit, het juridisch geweten van de RCE, sloot de lezingenreeks af met een relaas over zijn belevenissen in het veld met vrijwilligers in de onderwaterarcheologie. Wat in mijn hoofd blijft rondzingen is het ‘morele kompas’ waar hij over ver-
Met zo’n unieke locatie mocht een rondleiding door het fort op Pampus natuurlijk niet ontbreken.
telde. Sommige acties, zoals het bergen van artefacten die dreigen weg te spoelen, kunnen wel in strijd zijn met de wet, maar kunnen ook in lijn zijn met het ‘morele kompas’ van de vrijwilliger.
Na het praten over vrijwilligers in de onderwaterarcheologie, was het tijd om te kijken hoe de praktijk er uitziet. Hiervoor was een informatiemarkt met kraampjes ingericht waarop de diverse actieve groepjes hun resultaten konden presenteren. Tijdens deze markt presenteerde Albert Zandstra met grote trots de langverwachte Bundel Maritieme Vindplaatsen Deel 2, dat op initiatief van de Stichting Maritiem Onderzoek Nederland (STIMON) en de LWAOW met ondersteuning van het ADC, de RCE en Periplus-Archeomare, tot stand kwam. Het eerste exemplaar ging naar Nico Brink, onze kanonnendeskundige, waar de LWAOW schatplichtig aan is. Zonder Nico’s druk door het insturen van artikeltjes was het boek er die dag waarschijnlijk niet geweest.
Na de lunch kregen de deelnemers een officiële rondleiding door het fort aangeboden. Onze gids wist het leven in het fort zo levendig te schetsen, dat het leek of hij er een eeuw geleden zelf bij geweest was. De laatste dienst van de veerpont bracht ons tenslotte weer naar de haven van Muiden. Hulde aan de organisatoren, het was een fantastische dag.
Een ding is zeker: we gaan gewoon door met ons mooie werk en de resultaten zullen te zien zijn op de eerstvolgende ‘Schervendag’ in het nieuwe jaar.
Over de auteur
Peter Seinen werkt als vrijwilliger voor de stichting Mergor in Mosam (onderwaterarcheologie) en de AWN-afdeling Kempen en Peelland. Verantwoording
Marijn Lockefeer
ArcheoHotspots geven geïnteresseerden de kans om met echte vondsten aan de slag te gaan.
Eind 2018 zijn vrijwilligers van de Utrechtse ArcheoHotspot begonnen aan het aan elkaar puzzelen van het gebruiksaardewerk en porselein dat in 2017 in de kelderruimte van een afgebrande Rijksmonumentale boerderij uit Maarssen is gevonden. Aanvankelijk werd er vooral gewerkt aan het gebruiksaardewerk, maar in 2019 is een groot gedeelte van de werktijd besteed aan het luxere blauwwitte aardewerk en het porselein.
De vrijwilligers kregen vooraf informatie over de scherven waarmee ze aan het werk gingen, met name over de verschillen tussen aardewerk en porselein. Bij porselein is kaolien (porseleinaarde) toegevoegd aan de klei, het wordt ook dunner gevormd en in hogere temperaturen gebakken. Daardoor is het harder, niet poreus en wat doorschijnend. Veel van het porselein dat in Nederland voorkomt, is in Japan en China
Een groep vrijwilligers heeft zich rondom de scherven verzameld.
gebakken en door Nederlandse VOC-schepen (en later door Engelse handelsvaarders) hierheen gebracht. Majolica en faience van witbakkend aardewerk (vaak met grove imitaties van de Oosterse decoraties) waren de opvolgers van het Oosters porselein. Dit werd vaak in ons land geproduceerd.
Het porselein en aardewerk in de ArcheoHotspot bestond uit kopjes, schotels, kommen en borden met prachtige beschilderingen, soms in meerdere kleuren. Een inschatting van Ton van Bommel is dat ze geproduceerd zijn in de periode 1730-1770.
Het bij elkaar vinden en aan elkaar plakken was een aantrekkelijke klus voor de Hotspotters en ook voor de bezoekers. Het aan elkaar lijmen gebeurde (en gebeurt) door een kleine groep onder leiding van Nienke Prangsma. Er is wel een luxeprobleem, want er is een wachtrij van het te lijmen aardewerk ontstaan, en het plakband waarmee de scherven aan elkaar zijn geplakt kan op den duur het glazuur aantasten.
De vrijwilligers hopen nog eens een keer door een deskundige voorgelicht te worden hoe het verschil te zien tussen Chinees en Japans porselein.
In de Amsterdamse ArcheoHotspot zijn relatief niet zo interessante scherven uit beerputten onder het Waterlooplein op de tafel gekomen. Enkele opmerkelijke zaken: een scherf met een crucifi x (in dat Joodse stadsdeel!) en culturele verschillen tussen Portugese en Joodse vluchtelingen die verschillend omgingen met potten en pannen.
De leukste resultaten (in de woorden van coördinator Kees van de Bosch) zijn de voornamelijk erg plezierige reacties van de bezoekers; ze vertellen over eigen vondsten in huizen en tuinen. Wat betreft de veelvuldig aanwezige buitenlandse toeristen: zij hebben veelal in hun eigen land niet zo’n mogelijkheid om met archeologisch materiaal om te gaan en zijn aangenaam verrast. Kees van den Bosch (sinds twee jaar vrijwilliger in het Allard Pierson museum waar de Hotspot is gevestigd) geniet van deze contacten, mede ook omdat hij door zijn lange verblijf in het buitenland zijn talen goed beheerst. Hij werd vrijwilliger in Amsterdam na een gesprek met een conservator van een ander oudheidkundig museum, die hem hiertoe adviseerde.
Ruud Raats
Tijdens een korte vakantie in Zuid-Frankrijk, in het gehucht St-Mediers (gemeente Montaren, bij Uzès), werd ik door onze gastheer geattendeerd op een ‘oude steen met letters erop’ die ergens in een muur gemetseld zat. Daar moest ik als liefhebber van archeologie zeker eens naar gaan kijken. Ik zag al snel dat het ging om een Romeinse grafsteen (DM, Dis Manibus), hoewel ik de verdere tekst moeilijk kon ontcijferen.
De steen was verweerd en de lichtinval was niet goed. De volgende dag, met de zon in de juiste hoek, werd de tekst zichtbaar. Het bleek een grafsteen van een Romeins burger met de naam Titus Macrinus Severinus. Ik besloot deze naam eens te Googlen en kreeg zowaar een hit. Het was een vermelding in een boek over archeologie in de provincie Gard, geschreven door Michel Provost (hoogleraar archeologie en geschiedenis van Gallië aan de Universiteit van Avignon, en directeur/ oprichter van Carte archéologique de la Gaule), waarin de exacte tekst van ‘mijn’ steen te lezen viel. Deze steen was ooit in Flaux, een paar kilometer verderop, ontdekt. De bronvermeldingen verwezen mij naar teksten uit 1717 en 1758, waarin deze steen al is beschreven. Er stond, naast de exacte beschrijving, nog een woord: ‘perdue’. De grafsteen werd dus als verloren beschouwd! Zou dit betekenen dat ik de steen heb teruggevonden?
De grafsteen herontdekt Ik besloot via de Universiteit van Avignon de heer Provost te benaderen en mijn bevindingen te melden. Ik kreeg meteen een uitgebreide mail met daarin dankwoorden en complimenten voor mijn speurwerk en – inderdaad – herontdekking. De steen werd al sinds de negentiende eeuw
De lang verloren gewaande Romeinse grafsteen is terecht.
De grafsteen is al eerder in literatuur beschreven.
als verloren beschouwd. Deze was alleen niet verloren, maar verplaatst. Het kwam vaker voor dat een steen met inscriptie door een eigenaar van een woning in Nîmes, waar de stenen voornamelijk werden gevonden, naar een buitenhuis werd verplaatst om daar te kunnen laten aantonen (door lokale archeologen of historici) dat ook die gemeente of dat buitenhuis een geschiedenis heeft. Dat gebeurde zelfs tot in de twintigste eeuw! De heer Provost meldde mij dat de ergste situatie dus de stad Nîmes betreft: het aantal inscripties dat in Nîmes tussen de zestiende en achttiende eeuw werd gevonden, kan nu op 20, 30 en soms tot 50 km van deze stad worden teruggevonden. De steen werd bij wijze van spreken als een tijdmachine gebruikt, in de woorden van de heer Provost, om een gemeente ouder te laten lijken dan deze waarschijnlijk is. De vondst zal worden gemeld bij het Museum van Nîmes. De steen zal waarschijnlijk op de huidige locatie blijven.
Bronnen over de grafsteen
Provost, M. (1999), Carte archéologique de la Gaule. Les Editions de la MSH. 30/2 Gard, 361 Martène, E., en U. Durand (1717), Voyage Litteraire de deux Bénédictins, 304 Chaubert, H.D. en C. Herissant (1758), Histoire civile, ecclésiastique et litteraire de la Ville de Nismes. Tome 7, 473
Over de auteur
Ruud Raats was van 2009 tot 2017 lid van het landelijk bestuur van de AWN, waar hij verantwoordelijk was voor Veldwerkeducatie. Hij neemt momenteel nog deel aan de werkgroepen Deskundigheidsbevordering en Jeugd- en Erfgoededucatie. Hij is lid van de AWN-webredactie en verantwoordelijk voor de Twitter- en LinkedIn-pagina’s van de AWN.
Archeoloog zoekt vrijwilligers
‘Archeoloog zoekt vrijwilligers’ kopte Dagblad Tubantia in juli 2009. Archeoloog Mark Koomen stond voor de taak om veertig dozen met vondsten uit 1995 van voormalig Huys Hengelo te determineren en te lijmen. De oproep kwam van het Historisch Museum Hengelo. ‘Dat is nét iets voor mij’, dacht ik toen ik het las. Op de eerste bijeenkomst kwamen wel veertig mensen af. Na enkele maanden hadden we een vast groepje van zo’n tien personen die bijna 1,5 jaar om de week een zaterdag gingen determineren en lijmen. Een sluimerende interesse in mij was een hobby mét passie geworden.
Via de groep in Hengelo heb ik toen op een koude zaterdagmorgen (-8ºC!) ook voor het eerst deelgenomen aan een noodopgraving in Broek-Noord in Hengelo. Prachtig vond ik het om erbij te zijn! En toen ik in Tubantia een foto zag van iemand die tijdens een AWNveldverkenning een vuursteen pijlspits had gevonden, wilde ik daar óók bij zijn. Zo werd ik lid van de AWN.
Ingelijfd als vrijwilliger
In 1975 werd de es in onze wijk in Goor (waar-
heen we intussen waren verhuisd) bebouwd. Ik ging er wel eens kijken. Daar is het topstuk van ons museum gevonden is: een voorraadpot uit de bronstijd – in scherven, weliswaar!
In 2008 ben ik via een vriendin, Eugenie, vrijwilliger bij het Goors Historisch Museum, ingelijfd bij het vrijwilligerscorps van dat museum; ik ben daar nu al jaren op de donderdagmiddag te vinden. In 2013 vierden we 750 jaar stadsrechten van Goor met een tentoonstelling, getiteld ‘Schat in de Stad. Van kogelpot tot beugelfles’.
Inmiddels ben ik ook bestuurslid van de AWN afdeling 19 – Twente en organiseer graag activiteiten. Samen met archeoloog Norbert Eeltink (fijn, zo’n deskundig iemand erbij!) heb ik 2 archeologische wandelingen georganiseerd in mijn prehistorische omgeving met grafheuvels: de Borkeld en de Heriker Berg.
Het veldwerk vind ik het leukst. Ik heb dus deelgenomen aan allerlei officiële opgravingen. In Enter vond ik een compleet spinklosje in een hutkom (tweede-vierde eeuw na Christus); wat was ik trots! En wat heerlijk, zo’n hele dag in het zand!
De laatste opgraving was in Broek Noord, waar ik drie maanden lang elke woensdag heb mee geholpen bij SOB Research: vondsten en bewoningssporen uit de ijzertijd en de Romeinse tijd. We ontvingen er leerlingen van basisscholen. Het leuke was dat aan het eind van elk bezoek zowat alle kinderen archeoloog wilden worden.
Mijn mooiste vondst in Goor is een fragment van een maalsteen. Ik was er net op tijd bij toen de graafmachinist aan een stukje grond bij de oude kerkmuur zou beginnen. Ik viste daar uit de stort een opmerkelijk groot stuk ronde steen op, nam het mee in de fietstas en thuis zag ik bij het schoonmaken de groeven. Zo mooi dat internet je meteen informeert over je vondst.
Ooit hoop ik nog eens een middeleeuws vloertje te vinden. Ik verwonder me altijd weer over de artistieke en technische kwaliteit van die tegels. Vergelijk dat eens met de eenvoudige estrikken waarvan ik alleen de brokstukken vind.
Het bleef niet bij vondsten determineren voor Trudie: in het veld is ze ook graag te vinden.
Gerrit Groeneweg
1433 archeologische objecten uit Schouwen-Duiveland geïnventariseerd
Na jarenlange noeste arbeid is-t-ie er dan: de Catalogus Keramiek, een inventarisatie van 1433 archeologische aardewerken objecten uit de collectie van de gemeente Schouwen-Duiveland. Het prachtige resultaat van tien jaar determineren en beschrijven door leden van de AWN Afdeling 10, Zeeland werd op vrijdag 11 oktober gepresenteerd in het Stadhuismuseum Zierikzee. Hier een verkorte weergave van de toespraak die Gerrit Groeneweg bij deze gelegenheid uitsprak.
Met veel plezier ontvingen Vera, mijn echtgenote, en ik een uitnodiging om de presentatie van de catalogus bij te wonen. Verrast, maar toch wat aarzelend, gaf ik gehoor aan het verzoek van Dicky de Koning om hier een woordje te spreken. Maar die aarzeling verdween snel toen ik een proefdruk van de catalogus onder ogen kreeg. Wat een prachtig resultaat!
Belangrijk is dat al het zorgvuldig bewaarde archeologisch aardewerk van Schouwen-Duiveland nu is beschreven volgens het zogenoemde Deventer Systeem en dat al dit materiaal daardoor toegankelijk is voor iedereen die geïnteresseerd is het post-middeleeuws gebruiksaardewerk dat ook elders in ons land uit de grond komt. Aardig is, dat in de catalogus ook een aantal potfragmenten zijn beschreven, die schoolmeester Johannes Hubregtse tussen 1911 en 1940 op de kop van Schouwen heeft verzameld. Later deden amateurarcheologen van de AWN hetzelfde. Zij registreerden exact waar ze welke scherf aantroff en. Daardoor heeft men de stratigrafie van de oude duinen kunnen bepalen. Die blijkt er nu heel anders uit te zien dan op grond van literatuur tot nu werd aangenomen.
Wat mij persoonlijk het meest intrigeert in de catalogus is de vermelding van de plaats van herkomst bij de beschrijvingen van het roodbakkend gebruiksaardewerk. Als plaats van vervaardiging van dat ma-
teriaal vermeldt de catalogus bijna altijd: lokaal of regionaal. Een enkele keer wordt Bergen op Zoom als plaats van herkomst genoemd.
De term ‘lokaal’ suggereert dat destijds ook op Schouwen-Duiveland pottenbakkers actief zijn geweest. Maar wat moet in dit verband onder ‘regionaal’ worden verstaan? Vanouds bestond er een intensief goederenvervoer en personenverkeer tussen Zierikzee en Bergen op Zoom. Ooit moet Zierikzee een belangrijk afzetgebied geweest zijn voor gebruiksaardewerk uit Bergen op Zoom.
Vanaf het begin van de zeventiende eeuw floreert de potterij in Bergen op Zoom als nooit tevoren. Om van een redelijk inkomen verzekerd te blijven stelt het potmakersgilde er een limiet vast voor het aantal potterijen in die stad. Dat heeft echter tot gevolg dat jongens die in de potterij van hun vader opgroeien hun toekomst soms elders moeten zoeken. Bijvoorbeeld in Zierikzee, waar in elk geval in 1636 het potmakersbedrijf wordt uitgeoefend. Het is dan onvermijdelijk dat men vanuit de beide steden elkaar gaat beconcurreren met een product dat qua vorm en materiaal nagenoeg identiek is.
Wel 1433 aardewerken voorwerpen zijn door de AWN afdeling Zeeland uitvoerig beschreven.
AWN’ers meten het keramiek nauwkeurig op.
Om de eigen werkgelegenheid te beschermen verordonneert Zierikzee daarom in 1636 dat de invoer van ‘root pottenbackerswerk’ dan alleen nog is toegestaan op marktdagen. Bij zo’n beperking van de handelsvrijheid kun je een tegenmaatregel verwachten van de andere partij: Bergen op Zoom verbiedt de export van pottenbakkersleem naar Zierikzee. De Zeeuwse klei is immers ongeschikt om daar kwalitatief goed gebruiksaardewerk van te maken, daarom is men in Zierikzee aangewezen op de aanvoer van leem uit Bergen op Zoom en omgeving.
De nu verschenen catalogus is niet het eindpunt van een gigantisch project dat Dicky de Koning in gang heeft gezet, waarvoor dank, maar vooral het startpunt voor vervolgstudies waarbij de archeologische keramiek van Schouwen-Duiveland een rol kan gaan spelen.
Verantwoording
Over de auteur
Gerrit Groeneweg is redactielid van Archeologie in Nederland.
Marijn Lockefeer
De vrijwilligers van de Utrechtse ArcheoHotspot in Castellum De Hoge Woerd mochten op 29 mei aanwezig zijn bij een opgraving naast het Castellum, waarbij tot op een diepte van ongeveer 4 meter de rechteroever (de ‘barbaarse’ kant) van de Rijn wordt verkend. De bezichtiging werd becommentarieerd door archeoloog Erik Graafstal.
Deze maakte ons meteen al erg nieuwsgierig door zijn mededeling dat juist op deze dag iets heel bijzonders gevonden was. Wat dat was, liet hij nog even in het midden.
Wat hij begon te vertellen was op zich trouwens al opmerkelijk; door het onderzoek aan beide rivieroevers (met gedateerde vondsten) was komen vast te staan dat in de eerste eeuw na Christus de Rijn op deze plek ongeveer 120 meter breed was geweest en ruim 4 meter diep, iets dat ook hem en zijn collega’s toch wel verbaasde. In verband hiermee is het eveneens bijzonder dat rond 200 na Christus (de tijd van het Romeinse schip!) de rivier was ge-
slonken tot een breedte van rond de 40 meter en een diepte van 3 meter. De aanwezige Hotspotters zagen in de opgravingsput een duidelijk profiel van de verschillende lagen, waarbij een dunne zwarte rand opviel. Die blijkt, zo legde Graafstal uit, een restant te zijn van bladeren en waterplanten uit een periode van weinig stroming of stilstand van de rivier.
Aanvankelijk leek het onderzoek niet veel op te leveren: een honderdtal scherven, een paar botten, weinig bijzonders. Vermeld moet worden dat het verwachtingspatroon wel wat hoger lag, onder meer door de vondst, al een tijd geleden, van het zwaard dat in Museum Hoge Woerd tentoon wordt gesteld. Maar in de loop van mei gaf de bodem het ene na het andere verrassende object prijs: een lanspunt van circa 60 cm lengte, een stukje beslag van een zwaardschede, het skelet van een veulen, en twee menselijke schedels, één van een mannelijke adolescent en één, waarschijnlijk, van een vrouw. Deze vondsten gaven het voorzichtig geopperde vermoeden van rituele depositie bij het vinden
Vrijwilligers van ArcheoHotspot Castellum De Hoge Woerd kregen alles te horen over de bijzondere, mogelijk ritueel gedeponeerde vondsten.
van het tentoongestelde zwaard al meer steun.
Maar de spectaculaire vondst van déze dag maakt dit vermoeden bijna tot zekerheid; wat was er namelijk opgedoken uit het rivierzand: een compleet(!) hoofdstel van een cavaleriepaard, een zogenaamde ‘hackamore’, in het Nederlands ‘kaptoom’. Hij moet uiteraard heel voorzichtig worden behandeld: eerst een röntgenfoto, daarna een plan van behandeling en de behandeling zelf. Een proces van zeker meer dan een jaar, maar waarschijnlijk hebben de archeologen een vondst in handen die uniek is in Nederland en zeer zeldzaam in Europa. Helaas, maar begrijpelijk, konden we het kaptoom niet zien, zorgvuldig geborgen en verpakt als het was, maar een paar foto’s werden ons in het vooruitzicht gesteld.
De opgraving werd op een heel aparte manier uitgevoerd. De gemeente eiste namelijk dat aan het einde van elke dag de gegraven put moet worden dichtgegooid vanwege de ligging langs de openbare weg en de diepte (ruim 4 meter!).
De 4 meter diepe put moest na elke werkdag weer dichtgegooid worden.
Still uit de filmopnames van de fieldschool in Horsterwold, waar studenten en vrijwilligers zij aan zij hebben opgegraven.
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed organiseerde in 2019 een aantal praktijkopleidingen (fieldschool) voor archeologiestudenten en vrijwilligers in de archeologie. De eerste maritieme fieldschool begon in juni met een opgraving van een klein schip uit de negentiende eeuw, beladen met huisvuil. Het scheepswrak ligt in Zuidelijk Flevoland, in het Horsterwold in Zeewolde. In 1973 werd het schip, met een vermoedelijke lengte van 17 meter en 4,5 meter breed, bij de aanleg van een kavelsloot gevonden. Het gaat hier om een platbodem schip met een scherp achterschip. Met deze schepen werd turf, gebruikt als brandstof, naar de stedelijke gebieden gebracht en ze namen als retourlading huis-
vuil mee terug. Studenten van verschillende scholen en universiteiten werkten mee aan deze opgraving, evenals vrijwilligers van de LWAOW en de AWN. Van de opgraving zijn filmopnames gemaakt. Jan Boes en Archie Ermans van de AWN Flevoland werd gevraagd iets te vertellen over de AWN en hun werkzaamheden bij de opgraving van het schip. Het resultaat is een leuk filmpje, dat door de RCE op Youtube is geplaatst. Het kan via deze link worden bekeken: https://tinyurl.com/AWNmaritiem.
De uitwerking van de vondsten zal mogelijk plaatsvinden in de ArcheoHotspot van Lelystad. Zie voor meer informatie over deze ArcheoHotspot: https://www. batavialand.nl/archeohotspot.
Leden van de Landelijke Werkgroep Archeologie Onder Water (LWAOW) en donateurs van de Stichting Maritiem Onderzoek Nederland (STIMON) voeren actief verkenningen uit naar onder water gelegen restanten van ons maritiem verleden. In de Bundel Maritieme Vindplaatsen 2 zijn negen verkenningen van scheepswrakken op de Noordzee opgenomen. Hierbij zijn onder andere ook de oorzaken van het vergaan van het schip opgenomen Hiermee krijgt het wrak een verhaal en geeft de beschrijving een belangrijke aanvulling op de kennis van de wrakken in de Noordzee. De beschrijving van twee vindplaatsen van verdronken dijken en van twee waterstaatkundige werken getuigen van de voortdurende, soms verloren, strijd tegen het water. De laatste decennia staat de archeologie van de Tweede Wereldoorlog in de belangstelling. In de bundel zijn enkele vindplaatsen opgenomen van Tweede Wereldoorlog- resten onder water.
De Bundel Maritieme Vindplaatsen 2 is een vervolg op Bundel 1 die in 2008 is uitgegeven en waarin een verscheidenheid aan
De Bundel Maritieme Vindplaatsen 2 is nu te koop.
vindplaatsen is opgenomen. Beide uitgaven geven een goed beeld van het maritiem erfgoed dat in ons land en op de bodem van de Noordzee aanwezig is.
De Bundel Maritieme Vindplaatsen 2 is verkrijgbaar door overmaking van € 17,50 (incl. verzendkosten) op rekeningnummer NL41 ABNA 0568 4227 32 ten name van penningmeester LWAOW te Hilversum. De Bundel Maritieme Vindplaatsen 1 en overige uitgaven van de LWAOW zijn te raadplegen via www.awn-archeologie.nl/afdeling/ lwaow/publicaties.
Adressenlijst landelijk bestuur
Alg. voorzitter H.G. (Gajus) Scheltema, Jan Muschlaan 35, 2597 TP ’s-Gravenhage, tel. 06 · 2896 0729, e-mail: voorzitter@awn-archeologie.nl
Vice-voorzitter W. (Wim) Schennink, Vossenberglaan 29, 6891 CP Rozendaal (Gld), tel. 026 · 361 03 34, e-mail: Schennink-dekker@hetnet.nl
Alg. secretaris H. (Henk) Kluitenberg, Grebbeweg 24-A, 3911 AW Rhenen, tel. 0317 · 613 050, e-mail: h.kluitenberg@caesar-advies.nl
Alg. penningmeester H.J. (Harmen) Spreen, De Pauwentuin 19, 1181 MP Amstelveen, tel. 020 · 453 70 21, e-mail: hspreen@xs4all.nl, IBAN: NL40INGB0000577808, t.n.v. penningmeester AWN Alg. bestuurslid R. (Renger) van de Hoef, Bloemaartsbeemd 16, 5121 SW Rijen, tel. 06 · 1546 2460, e-mail: rengervandehoef@gmail.com
Bestuursleden
Veldwerkeducatie C. (Channa) Cohen Stuart, Lindeboom 45, 4101 WG Culemborg, tel. 06 · 4505 9916, e-mail: channacs@me.com
LWAOW W. (Willem) de Rhoter, Noordersingel 74, 8917 BB Leeuwarden, tel. 06 · 2376 0356, e-mail: rhoterw@hetnet.nl
PR en Communicatie P.H.A. (Paul) Flos, Avenbeeck 91, 2182 RV Hillegom, tel. 06 · 2434 3859, e-mail: prcommunicatie@awn-archeologie.nl
Hoofdredacteur Archeologie in Nederland en AWNMagazine W.G. (William) ten Brink, Weikamp 12, 3751 AE Bunschoten-Spakenburg, tel. 06 · 4613 9670, e-mail: william.ten.brink@archeologienl.nl Belangenbehartiging J.P. (Paul) van Wijk, Reggestraat 11, 7523 CP Enschede, tel. 053 · 431 40 41, e-mail: pw566@hotmail.com
Projecten en externe relaties H. (Henk) Hegeman, Gerrit Rietveldlaan 59, 2343 MB Oegstgeest, tel. 06 · 3308 4721, e-mail: hehehegeman@gmail.com
Kijk op www.awn-archeologie.nl voor: – de contactgegevens en het activiteitenoverzicht van de 24 regionale afdelingen van AWN – nabestellen AWN-uitgaven
AWN-lidmaatschappen
A basislidmaatschap € 55,00
B jongerenlidmaatschap 14 t/m 27 jaar € 30,00
C huisgenootlidmaatschap € 25,00
Basisleden en jongerenleden hebben de volgende rechten:
– Toezending van de tijdschriften Archeologie in Nederland en AWN Magazine (5 maal per jaar) – AWN-verzekering (tot en met 75 jaar) bij AWNactiviteiten en AWN-opgravingen
– Toegang tot de landelijke en de afdelingsactiviteiten van de AWN
– Toegang tot de Algemene Ledenvergadering met stemrecht
Huisgenootleden hebben alleen de drie laatstgenoemde rechten. Een huisgenootlidmaatschap kan alleen gekoppeld worden aan een basislidmaatschap op hetzelfde adres.
Lidmaatschappen gelden per kalenderjaar en kunnen op elk gewenst moment ingaan. Bij een aanmelding vóór 1 augustus worden de reeds verschenen edities (maximaal 3) van onze tijdschriften nagezonden. Een ná 31 juli ingaand lidmaatschap geeft recht op 60% korting, tenzij de eerder dat jaar verschenen tijdschriften nagezonden moeten worden.
Na aanmelding wordt u ingedeeld bij de afdeling waar uw woonplaats onder valt, tenzij u graag bij een andere afdeling wilt worden ingedeeld. Dit kunt u bij uw aanmelding aangeven. Opzegging dient voor 1 januari te geschieden.
Meer informatie over lidmaatschappen: H. Kluitenberg, landelijk secretaris AWN, Grebbeweg 24-A, 3911 AW Rhenen, tel. 0317 · 613 050 (tijdens kantooruren, na 10.30 uur), e-mail: h.kluitenberg@ caesar-advies.nl
Voor het nasturen van tijdschriften kunt u contact opnemen met de landelijk secretaris, H. Kluitenberg (zie hierboven).
De AWN is een algemeen nut beogende instelling (ANBI).
De archeologie in Nederland is voortdurend in ontwikkeling. Sinds bij wet is vastgelegd dat archeologisch onderzoek moet plaatsvinden voordat de bodem verstoord wordt, vinden er meer projecten plaats dan ooit. Tegelijkertijd is er veel aandacht voor nieuwe onderzoekstechnieken waarbij niet gegraven hoeft te worden. Ook oude opgravingen blijken vaak nog een schat aan informatie te bevatten. De kennis die archeologisch onderzoek oplevert, leert ons over de vele duizenden jaren bewoning door de mensen die voor ons kwamen. Wie waren deze mensen? Wat aten zij, hoe woonden ze en wat voor kleding droegen ze? Wat kunnen we herleiden van hun gewoonten en rituelen? Het archeologisch onderzoek van de Nederlandse bodem leidt voortdurend tot nieuwe ontdekkingen en inzichten.
De AWN is de belangenorganisatie voor belangstellenden in de archeologie, archeologiebeoefenaars en archeologievrijwilligers. De vereniging wil een schakel zijn tussen archeologie en publiek en tussen archeologie en beleid en ziet het als haar maatschappelijke taak om archeologie als bron van kennis over ons verleden te laten leven in het heden en te behouden voor de toekomst. Dit doet de AWN door bij te dragen aan de kennis over archeologie, die kennis uit te dragen en publieke betrokkenheid te bevorderen, en door de belangen van het archeologisch erfgoed te behartigen.