Archeologiein Nederland
jaargang 7 juni 2023

Vraag het de jongeren! AWN-werkgroep Jongeren opgericht 4
Romeins grafveld in Kesteren: uitwerking oude opgraving 6

‘Felix heeft het gemaakt’ Een zeldzame glazen bodem
jaargang 7 juni 2023
Vraag het de jongeren! AWN-werkgroep Jongeren opgericht 4
Romeins grafveld in Kesteren: uitwerking oude opgraving 6
‘Felix heeft het gemaakt’ Een zeldzame glazen bodem
AWN actueel van het bestuur 2
Onderzoek naar Romeinse dakpanstempels 3
Vraag het de jongeren! 4
Rijk Romeins grafveld in Kesteren 6
‘Felix heeft het gemaakt’ 8
Vrijwilliger aan het woord: Albert Holland 11
De vondsten uit de kluis 12
Op zoek naar kasteel Ten Goye 14
Illustratieverantwoording
Arend Datema Instituut 6 links en rechts, 7 links en rechts | Ruben van Dijk 5 rechts | D. Foy 9 onder | Bert van der Houwen 2 links, 8 links-, midden- en rechtsboven | Andre van Ingen omslag voor, onder, 7 midden | Michael J. Klein (Landesmuseum Mainz) 8 onder | Maureen Kok 5 links | Ariane Lafort 11 | Lisa van Luling omslag voor, boven, 4 | LVR Römer Museum Xanten 10 links | Museum der Stadt Worms im Andreasstift 9 linksboven en midden | Museum Het Valkhof Nijmegen 9 midden en rechtsboven | Philip Pieterse 3 | Ruud Raats 14 links | Ruud Raats en Peter Seinen 14 rechts, 15 onder | Trustees of the British Museum 10 midden en rechts | Paul Ufkes 2 rechts | Louis Zijderveld 15 boven
De AWN heeft getracht alle rechthebbenden van het illustratiemateriaal te achterhalen.
Mochten personen of instanties desondanks van mening zijn dat rechten niet zijn gehonoreerd, dan kunnen zij contact met de AWN opnemen.
De AWN Nederlandse Archeologievereniging heeft een lange geschiedenis aan archeologisch veldwerk door vrijwilligers, met name in de periode vóór het Verdrag van Malta (1992). Nu deze vrijwilligers op leeftijd raken, dreigen hun ervaringen en kennis verloren te gaan en raken private archeologische collecties mogelijk verweesd. De AWN wil het initiatief nemen om de oudere vrijwilligers door studenten van onder andere Universiteit Leiden, de Reinwardt Academie en Saxion te laten interviewen over hun ervaringen in de archeologie en hun ideeën voor de toekomst. Op basis van de verhalen die verteld worden willen we een aantal vervolgactiviteiten ontplooien.
We willen onder andere de verhalen van de vrijwilligers voor iedereen toegankelijk maken. En we willen in gesprek met de studenten: hoe kijken zij naar vrijwilligers en participatie in hun toekomstige werkpraktijk?
Ook willen we een visie ontwikkelen op de toekomst van particuliere archeologische collecties. Dit sluit tevens aan bij de groeiende aandacht voor particuliere collecties en hun eigenaren naar aanleiding van het advies van de Commissie Buma.
Met dit initiatief willen we vier doelen bereiken:
–
Tijdsbeeld vangen over participatie in de archeologie in de afgelopen decennia; generatie vrijwilligers in de archeologie hun verhaal laten doen.
– Dialoog tussen jong en oud over participatie in de archeologie: hoe geven jongeren in de toekomst vorm aan participatie in hun werk?
– Kennis opdoen over particuliere collecties van vrijwilligers in de archeologie die verweesd dreigen te raken en de ideeën van de collectioneurs over de toekomst van hun collectie en kennis (vaak regionaal).
– Tot een protocol komen voor ‘verweesd dreigend te raken van particuliere archeologische collecties'.
We gaan nog dit jaar een eerste pilot draaien met studenten van Universiteit Leiden. In 2024 willen we het project opschalen met inzet van Faro-middelen. We zullen daarvoor binnenkort een uitgewerkt projectplan indienen.
Tornmesjes, gebruikt voor naai- en herstelwerk aan kleding?
Nieuw! Innovatie technieken in de
Op zaterdag 4 november 2023 organiseert AWN Nijmegen e.o. namens en met (financiële) steun van de AWN Nederlandse Archeologievereniging een symposium met als thema ‘Innovatieve technieken in de archeologie’. Vijf sprekers zullen ingaan op het toepassen in archeologisch onderzoek van technieken als thermografie en -luminescentie, lidar, isotopenonderzoek en grondradar. Dit landelijk symposium is bedoeld voor alle leden van de AWN, alsmede voor niet bij de AWN aangesloten professionele en amateurarcheologen. De kosten voor deelname aan dit dagomvattende symposium bedragen (inclusief koffie/ thee, lunch en twee consumpties) 18,50 euro. Locatie: Schouwburg Cuijk, gemeente Land van Cuijk. Zaterdag 4 november 2023. Informatie: lhwtenhag@planet.nl
Wat is dit?
Bij de opgraving van een afgebrande zeventiende-eeuwse boerderij in Maarssen hebben wij als vrijwilligers van de AWN Utrecht twee vondsten gedaan waarvan u hier een foto ziet. Het is voor ons een raadsel wat het is. Wij hebben bedacht dat het tornmesjes kunnen zijn die als huisvlijt op de boerderij zijn gemaakt en werden gebruikt bij naai- en herstelwerk aan kleding. Tot nu toe hebben wij uit de archeologie-wereld geen bevestiging daarop gekregen of uitspraken dat het heel andere voorwerpen zijn. Wie kan dit raadsel oplossen? Reacties graag naar Paul Ufkes: pwu1951@gmail.com
De opening van de ArcheoHotspot in Oegstgeest, op 30 september 2021, ging gepaard met het geluid van brekend aardewerk, symbool van een van de belangrijkste bezigheden van een ArcheHotspot: aardewerkscherven sorteren, determineren en, eventueel, aan elkaar lijmen. En inderdaad begonnen we met een nog onuitgezochte collectie scherven, ooit verzameld uit de bagger van een tijdelijk drooggepompte vijver bij kasteel Endegeest onder Oegstgeest.
Romeinse dakpanstempels
Na enkele andere klussen, aangeleverd door de AWN-afdeling Rijnstreek, kwam er het aanbod om mee te werken aan een groter project: het beschrijven van Romeinse dakpanstempels. De Romeinen bouwden stenen gebouwen met pannendaken, waarbij veel onderdelen vóór het bakken voorzien werden van een stempel, soms met bijstempel(s), een soort signatuur van waarschijnlijk de vormer, en strepen die geïdentificeerd zijn als getallen, mogelijk een soort verantwoording van een (dag)productie. Vooral op de platte pannen (tegula) en de halfronde afdekpannen (imbrex) staan die stempels, waarbij heel wat verschillende teksten en vormen gebruikt werden. De tekst EXGERINF, aanduidend dat de steen of pan (of een partij pannen) besteld was door het leger van Neder-Germanië, komt wel het meeste voor, maar er zijn veel verschillende teksten gevonden, doorgaans sterk afgekort. Het project werd begeleid door Julia Chorus en Guus Gazenbeek, die veel kennis ten aanzien van dit Romeinse materiaal hebben. Ook fotograferen zij alle stempels en dergelijke. zodat die later, met de beschrijving, in een digitaal systeem opgeslagen kunnen worden. Dan kan uiteindelijk iedereen, waar ook ter wereld, snel zien of een bepaald stempel vaak in een bepaalde regio of tijdperk voorkomt. Hopelijk kan dan ook wat meer gezegd worden over de plaatsen waar dat materiaal geproduceerd en gestempeld is.
De rol van de enthousiaste vrijwilligers van de ArcheoHotspot is in die hele gang van zaken redelijk beperkt, maar wel van groot belang omdat vele handen nu eenmaal licht werk maken. En dat enthousiasme groeide in de loop der tijd alleen maar, want in het begin is het altijd een beetje onwennig en lastig om een stempel te vinden en te herkennen, ondanks goede bestaande illustraties. Door beschadigingen of het ontbreken van een deel van het stempel is het soms een flinke puzzel, maar zoals gebruikelijk went het snel en is het bevredigend als je haast in één oogopslag de tekst herkent. Al doende leert men, maar dat betekent wel dat de eerste beschrijvingen nog eens extra gecontroleerd moeten worden. Het geoefende oog van een deskundige blijkt dan nog wel wat extra informatie uit het stempel te kunnen halen.
Bijzonder project voor ArcheoHotspot in Oegstgeest Over de auteur Piet de Baar is lid van AWN afdeling Rijnstreek en redacteur van het tijdschrift Renus
Terug naar puzzelen en lijmen
In ieder geval kijken de deelnemers met genoegen terug aan hun bijdrage aan dit project, jammer dat het alweer voorbij is. We keren weer terug naar het puzzelen en lijmen. Hopelijk blijft er tot in lengte van dagen voldoende geschikt vondstmateriaal beschikbaar komen om bewerkt te kunnen worden.
Maar ook streven we naar verdieping van de kennis van de vrijwilligers, zoals deelname aan het met behulp van grondradar zoeken naar resten van schansen uit de tijd van het beleg van Leiden in 1573-1574, zoals schans De Voskuyl in Oegstgeest. Lezingen kunnen ook voor kennistoename zorgen, zodat er nu een lezingenreeks is opgezet over zeer uiteenlopende onderwerpen. Omdat het aantal vrijwilligers niet groot is, zijn deze lezingen ook voor derden toegankelijk, natuurlijk in de hoop dat dat nieuwe vrijwilligers zal opleveren. En zo streeft de ArcheoHotspot onder de inspirerende coördinatie van Philip Pieterse ernaar ook Oegstgeest archeologisch òp de kaart te zetten.
Verantwoording
In 2022 is de AWN een werkgroep rijker geworden: de AWN-werkgroep Jongeren, opgericht door Ruben van Dijk. Als masterstudent Applied Archaeology aan de universiteit Leiden werd hij lid van de klankbordgroep Jongeren. De klankbordgroep had als doel mee te denken met de activiteiten en communicatie van de landelijke werkgroep PR & Communicatie van de AWN, zodat deze meer aansluiting zouden vinden bij onze jongerenleden. Al gauw bleek dat Ruben meer ambitie had dan alleen een klankbordgroep. Deze is dan ook bijna direct na oprichting omgevormd tot een nieuwe landelijke werkgroep!
Links Re-enactors namen ons mee naar het Castellum Hoge Woerd, tweeduizend jaar geleden.
Rechts 27 November 2022: jonge archeologen kijken terug op een geslaagd event in Castellum Hoge Woerd.
Vraag het de jongeren!
De AWN-werkgroep Jongeren is opgericht met de ambitie om publieksarcheologie, en daarmee natuurlijk de AWN, meer aan te laten sluiten op de leefwereld van jongeren. Dit sluit naadloos aan bij het onderzoek dat Ruben heeft gedaan voor zijn afstudeerscriptie, waarbij hij de ervaringen van jongeren bij archeologische openlucht-sites heeft onderzocht door middel van interviews. Naast dit onderzoek is er ook een online enquête uitgezet onder jonge AWN’ers om te onderzoeken of hun verwachtingen en wensen worden waargemaakt. Uit deze enquête blijkt dat veel res-
pondenten de hands-on activiteiten missen en hadden gehoopt makkelijker bij te kunnen dragen aan archeologische projecten. Ook zijn we te weten gekomen dat de jongerenleden meer betrokken willen worden bij de wereld van de archeologie en alles wat zich hierin afspeelt. Het AWN Magazine wordt daarbij genoemd als een positief punt!
Pilot in Castellum Hoge Woerd
Er is nog veel werk te verzetten, maar gelukkig staat de voorzitter er niet alleen voor. In het najaar van 2022 vond de eerste bijeenkomst voor jongeren plaats dankzij de samenwerking met drie werkgroepleden: Maureen Kok, Lisa van Luling en Louise Olerud. Er werd gekozen voor een kennismakingsbijeenkomst met diverse activiteiten bij Castellum Hoge Woerd, dat dankzij zijn centrale ligging in Nederland voor veel jongerenleden goed te bereiken was. De bijeenkomst bleek een groot succes; jongeren uit alle windrichtingen waren erbij. We bezochten de ArcheoHotspot, waar de leden elkaar beter leerden kennen tijdens het determineren van terra sigillata. Ook werd het Castellum zelf verkend door middel van een rondleiding, en bij de wachttoren waren zelfs Romeinse re-enactors aanwezig. Zij namen de groep mee naar dezelfde locatie, maar dan bijna 2000 jaar geleden. Naast kennismaken had deze pilot nog een ander belangrijk doel: inventariseren wat de jongeren graag zouden willen doen als lid van de AWN. Een divers programma zoals bij het Castellum bleek in de smaak te vallen. Ook veldkarteringen, cursussen zoals historisch koken en het bezoeken van openluchtmusea werden als suggesties genoemd.
In het begin van 2023 heeft de AWN-werkgroep Jongeren nieuwe stappen gezet. Na een ontzettend fijne samenwerking en een sterke opstartperiode heeft Maureen besloten om haar positie in de werkgroep beschikbaar te stellen, zodat ze zich kan concenteren op haar werk en de start van een nieuwe studie. Als gevolg hiervan is de werkgroep versterkt met niet één, maar twee nieuwe leden: Cor van Klaveren en Waiman Yeung. Het huidige bestuur bestaat zodoende volledig uit jonge mensen van eind twintig tot
Tijdens het determineren van terra sigillata leerden jongeren elkaar beter kennen.
begin dertig jaar oud. Hierdoor richt de werkgroep zich op jongeren die deels leeftijdsgenoten zijn, maar ook op mensen die overwegend nog jonger zijn. Dit biedt het bestuur een sterke basis om activiteiten te ontwikkelen die goed aansluiten bij de belevingswereld van jongeren. De tijden veranderen snel en ook de wensen die bij jongeren leven wijzigen constant. Daarom is het van groot belang om met hen in gesprek te blijven en voortdurend te vragen wat de leden graag willen doen. Op deze manier hoopt de werkgroep een hechte gemeenschap te vormen. Deze werkgroep is immers afhankelijk van de wensen en feedback van de jongerenleden: zij brengen de ideeën mee en de werkgroep faciliteert deze. De activiteiten zijn tenslotte voor hen bedoeld.
Uit onderzoek en gesprekken met jongeren blijkt dat zij wel degelijk interesse hebben in cultureel erfgoed, archeologie en geschiedenis. De vraag is echter of de huidige activiteiten die voor jongeren worden georganiseerd binnen het bredere veld van publieksarcheologie wel voldoende aansluiten bij hun interesses. We zien een trend dat instellingen en musea activiteiten organiseren die passen bij hun eigen agenda, maar zonder voldoende inbreng van jongeren zelf. De AWN-werkgroep Jongeren wil deze trend doorbreken en zoekt daarom actief de samenwerking met jongeren om activiteiten te organiseren onder het motto ‘voor jongeren, door jongeren’. Wij willen graag samenwerken met andere afdelingen en werkgroepen van de AWN, evenals met andere archeologische en historische verenigingen! Door onze krachten te bundelen kunnen we het archeologisch erfgoed niet alleen toegankelijker maken, maar ook laten gebruiken door toekomstige generaties!
Over de auteurs Ruben van Dijk is oprichter en voorzitter van de AWN-werkgroep Jongeren. Hij is tevens lid van het Landelijk Bestuur van de AWN. Louise Olerud en Lisa van Luling zijn bestuurslid van de werkgroep.
In 1967 werd de Historische Kring Kesteren en Omstreken (HKKO) opgericht door Arend Datema, een bevlogen amateurarcheoloog. Het zou de basis zijn van vele grote ontdekkingen in het Rivierenland. In eerste instantie werd een deel van de Romeinse vicus ontdekt bij de bouw van het dorpshuis in 1968. Door de vele vondsten uit de Romeinse tijd rondom Kesteren volgden de amateurs alle bouwactiviteiten nauwlettend. In die tijd werden er nog geen vooronderzoeken gedaan voordat met een woningbouwproject werd begonnen. De amateurs waren de ogen en oren van de archeologie.
In 1974 werd op 200 meter afstand van het dorpshuis begonnen met de aanleg van een nieuwe woonwijk. De locatie lag tussen de vicus en de Oude Rijn. De totale afstand tussen de vicus en de Nederrijn is circa 500 meter. De kans op meerdere Romeinse vondsten was groot.
Professionals wakker geschud
Jaap van Dam woonde vlakbij boerderij ‘De Prinsenhof’ te Kesteren. Op het gebied achter deze boerderij werd een nieuwe woonwijk ontwikkeld. Jaap ging in de pauze van zijn werk even kijken bij de aanleg van de rioleringen in het gebied. Hij ontdekte de resten van een crematiegraf uit de Romeinse tijd. In eerste instantie werd de provinciaal archeoloog R.S Hulst geïnformeerd en in tweede instantie prof. Bogaers uit Nijmegen. Helaas was er enige terughoudendheid bij beide professionals. De HKKO’ers vonden de vondst te belangrijk om er niets mee te doen. Daarom werd er vol gas gegeven met het zoeken naar graven, aangezien ze anders verloren zouden gaan door de grondwerkzaamheden. Zelf was ik toen leerling op de school van Arend Datema en ging
mee op onderzoek. Met behulp van een grondboor werden in totaal 42 graven geborgen. De professionals werden daardoor ook wakker geschud. Zij namen de graafwerkzaamheden over en vonden nog eens zeventig graven.
De vondsten van de HKKO werden in 1995 beschreven door de heer Wigcherink. De ROB heeft in het jaarverslag van 1974 een melding gemaakt van de opgraving op de Prinsenhof te Kesteren. In de afgelopen vijftig jaar zijn er diverse opgravingen in en rondom Kesteren geweest, echter alle door de amateurs gedaan en door de ROB nooit uitgewerkt.
Rapporten en foto’s
Onze archeologische werkgroep heeft in overleg met Stijn Heeren (archeoloog VU Amsterdam) twee jaar geleden besloten om de vondsten van grafveld Prinsenhof in detail te gaan uitwerken. Om te beginnen hebben we alle beschikbare rapporten en foto’s over dit grafveld geraadpleegd. Bij ons bezoek aan Museum Kam, waar we alle medewerking kregen, mochten we het manuscript van R.S. Hulst over Kesteren inzien. Dit manuscript bevat informatie over meerdere opgravingen in Kesteren. Tevens mochten we vondsten gedaan door de ROB fotograferen.
De heer Wigcherink heeft in 1995 alle aardewerkvondsten uit de graven beschreven. Tevens hebben we de door Arend Datema tijdens de opgraving per graf gemaakte aantekeningen geraadpleegd en hebben we rapporten bestudeerd waarin deelonderzoeken naar vondsten uit het grafveld zijn beschreven.
In 2013 zijn er per graf foto’s gemaakt van alle aardewerkvondsten, crematieresten en andere objecten. Van de opgraving zelf zijn veel foto’s bewaard gebleven. Heel veel jeugd was dagelijks getuige van de opgraving.
Historisch onderzoek
Behalve het raadplegen van rapporten en foto’s hebben we historisch onderzoek gedaan naar het terrein van boerderij De Prinsenhof, waar het grafveld is gevonden. Verder hebben we de publiciteit gezocht met de vraag ‘Wie weet nog iets over de opgraving, eventueel met aanvullend vondstmateriaal?’
Spade en pen
Een groepje van vijf personen is bezig met de uitwerking. De heer Wigcherink schreef in zijn boek dat gravers beter zijn met de spade dan met de pen. Toch bleek dat er heel veel nuttige informatie te verkrijgen was uit de talloze foto’s, losse aantekeningen, verslagen in het clubblad en interpretaties van het belang van het grafveld. Daarom is onze conclusie dat je bij een verantwoorde uitwerking naar alle beschikbare informatie moet kijken en heel specifiek naar informatie over dit grafveld.
Verspoeld grafveld
De ROB heeft een overzicht gemaakt van de ligging van alle graven die er gevonden zijn (zie schets rechtsboven). Dit heeft ons inzicht gegeven. Uit de interpretatie van de ROB-opgravers zou het gaan om een verspoeld grafveld. Aardewerk van het ene graf zou dus bij het andere graf terechtgekomen kunnen zijn. Hierbij hadden we een probleem: alle graven zijn opnieuw genummerd in de jaren negentig. Vele scherven waren net na de opgraving gecodeerd met oude informatie. We zijn nu aan het kijken op welke wijze we de verspoelde scherven weer terug kunnen brengen bij het originele graf.
Militair karakter
Tijdens de opgraving zijn ook diverse paardengraven gevonden. Datema dacht dat de ‘ruiters met hun paarden waren begraven’.
Dat is niet juist. Het grafveld is eerst een begraafplaats voor paar-
den geweest (tussen 25-75 na Christus) en daarna zijn er mensen begraven.
Met betrekking tot de menselijke graven is geconstateerd dat er geen kindergraven zijn en slechts vier vrouwengraven. Het grafveld heeft hierdoor een militair karakter, ondanks beperkte vondsten van militaria. Uit historisch onderzoek bleek dat het grafveld al in 1856 was ontdekt. De Rijnbandijk werd in dat jaar hersteld van de schade die was ontstaan door de doorbraak van de Marsdijk in 1855. Grond van de boerderij De Prinsenhof (1,6 hectare) was gebruikt voor dit herstel. In totaal zijn toen zes graven gevonden. Dit verklaart ook waarom de graven zeer ondiep (50 centimeter) en in een zeer vochtig terrein zaten.
Van diverse personen hebben we vondsten gekregen die zij zelf hadden gedaan. Zelfs is er een complete urn aan ons overgedragen. In deze nooit leeggehaalde urn vonden we een benen haarnaald en een zeer bijzondere fibula.
Alle scherven per graf worden gefotografeerd en ingevoerd in PAN. We zullen zeker nog twee jaar nodig hebben voor de totale uitwerking en zullen er in de toekomst nog over publiceren.
Verantwoording
Literatuur
N.,
Herman de Korte
In 1978 publiceerden archeologen prof. dr. Clasina Isings en Cor Kalee al over een bijzondere bodem van een Romeinse glazen kan met daarin een ‘FELIX FECIT’-stempel. De vertaling daarvan luidt: ‘Felix heeft het gemaakt’. Bij herschikking van de collectie van de Archeologische Werkgroep ‘Leen de Keijzer’ Houten kwam dit zeldzame stuk glas weer tevoorschijn.
Deze ‘Felix Fecit’-bodem is in 1977 door de heer Ad Muyris bij Vechten in gestorte grond gevonden. Die grond was in verband met de verbreding van de snelweg A12 weggehaald van een plek waar destijds een Romeinse haven en een groot castellum gesitueerd waren.
De bodem is van een zogenoemde Romeinse tonkan of tonkaraf, type Isings 89, en stamt uit de tweede eeuw. Op internet zijn afbeeldingen van zulke kannen te vinden (google op ‘Antike Tischkultur Forme Isings 89’). Het glas heeft een diameter van 8,98 cm. De blauwgroene kleur is veroorzaakt door een ijzerverbinding in het zand, dat bij de glasfabricage gebruikt werd. De kan werd in een mal geblazen die uit drie tegen elkaar aansluitende delen bestond: twee delen voor de wand en een voor de bodem. De naden zijn meestal nog in het glas zichtbaar. Het oor, de hals en de mond werden apart gemaakt.
Vermoedelijk is de kan in een mal van aardewerk geblazen aangezien er in het oppervlak kleine putjes zitten. Aan de binnenzijde van de rand van de bodem is een onregelmatigheid te zien; hier was de mal waarschijnlijk licht beschadigd. De letters werden getekend in de nog ongebakken klei van de mal.
De tekst is over de hele cirkel verdeeld. Vergeleken met de overige letterafstanden heeft Felix bij zijn naam de E verder van de F geplaatst. De concentrische cirkels zijn vrij dun. Er is weinig reliëf van de letters en dat bemoeilijkt het lezen.
Deze ‘Felix Fecit’-bodem is in 1977 door de heer Ad Muyris bij Vechten in gestorte grond gevonden.
Geschiedenis
Vijf- á zesduizend jaar voor Christus werden er onder andere kralen gemaakt van in de natuur voorkomend glas. Vóór de Romeinen was het door de mens zelf produceren van glas ongeveer 1600 jaar bekend. Het is waarschijnlijk voor het eerst gemaakt in Fenicië; het huidige Libanon en Syrië. Het glasblazen is kort voor onze jaartelling ook in het Midden-Oosten uitgevonden; daarvoor was alleen het geknede en gegoten glas bekend. In het laatste kwart van de eerste eeuw, maar vooral in de tweede eeuw werd het glasblazen in de noordwestelijke regionen bekend. Keulen aan de Rijn was het belangrijkste productiecentrum. Het ruwglas werd meestal in baren aangevoerd uit speciale glasfabriekjes. Op de cilindrische kan kwam in de tweede eeuw een variatie en wel de ‘tonkan’. De tonvorm is geïnspireerd op de houten wijn-
Boven en midden boven Deze ‘Felix Fecit’-tonkan, vormtype Isings 89, is in Worms gevonden op de Mariamünster begraafplaats. Hij is 14,6 centimeter hoog en heeft een diameter van 8 centimeter en bevindt zich in Duitsland in het Museum der Stadt Worms im Andreasstift. De tekst is verdeeld over de halve cirkel.
Boven en midden onder De tonkan uit Museum Het Valkhof Nijmegen, vormtype Isings 89, is op 30 april 1934 gevonden bij een Romeins graf aan de Molenstraat in Nijmegen tijdens de bouw van de Canisius-kapel. Hij is 15 centimeter hoog en de bodem heeft een diameter van 8,9 centimeter. Tussen de woorden ‘Felix’ en ‘Fecit’ is een klein takje zichtbaar.
In Wederath, Archäologiepark Belginum, ten noordoosten van Trier, is tot nog toe de enige kleine hexagonale fles van 10 centimeter gevonden met een bodemstempel ‘Felix F’.
vaten die men ten noorden van de Alpen gebruikte. De tonkannen van glas behoren tot de producten van het noordwesten van het Romeinse rijk. De kan diende als wijnkan of voorraadfles en werd meestal als grafgift gaaf teruggevonden. De makers plaatsten soms hun naam op het oor of op de bodem. Eén daarvan was FELIX. Hij plaatste ‘Felix Fecit’ òf ‘Felix F’ in de glazen bodem. Felix-stempels komen weinig voor, maar er zijn ook andere, meer voorkomende stempels op Romeins glas gevonden. Vooral uit de derde eeuw zijn de glazen tonkannen in grote getale verbreid en de gevonden stempels droegen vaak de naam ‘Frontinus’. Ze worden daarom ook wel ‘Frontinus-kannen’ genoemd (zie Foy).
De overige bekende ‘Felix-bodems’
Net als bij vierkante flessen zijn het de vroegste ronde kannen die de vermelding FECIT, FEC of F dragen. FELIX is de enige naam gevolgd door FECIT. In Duitsland, Nederland en Groot-Brittannië zijn slechts vijf ronde exemplaren met twee varianten bekend (zie Klein). De ‘Felix Fecit’-naamstempels komen voor op drie bodems van hele glazen tonkannen, een bodem en een scherf. Bovendien is er één hexagonale (zeskantige) kan met ‘Felix F’-bodem bekend.
Voorbeelden van zogenoemde ‘Frontinus-kannen’.
Deze scherf van de ‘FELIX FECIT’-bodem met resterend opschrift ‘..LIX FEC..’ (met tussen de woorden een takje) is gevonden bij een opgraving in 1980, tussen de insulae 37 en 38 bij de haventempel van de Colonia Ulpia Traiana; het huidige Archäologischer Park in Xanten. De scherf is permanent in de tentoonstelling van het LVR-Römermuseum in Xanten opgenomen.
Deze ‘Felix Fecit’-tonkan werd gevonden in Faversham (Kent). De hoogte is 15,2 centimeter en de diameter 8,5 centimeter. De tekst staat op één helft van de cirkel en tussen de woorden bevindt zich een takje. De kan verblijft sinds 1922 in het British Museum in Londen. Tot voor kort was het vormtype bepaald op Isings 51, maar tijdens mijn onderzoek ontdekte ik op basis van foto’s op internet (‘Àntike Tischkultur’) dat het vormtype Isings 89 moest zijn. Via een mail informeerde ik conservator van het British Museum Richard Hobbs. Hij erkende mijn gelijk en inmiddels is de classificering aangepast.
De vijf nu bekende Romeinse glazen ‘Felix’-bodems komen uit Worms, Nijmegen, Faversham (collectie British Museum), Vechten (collectie AWG te Houten) en Xanten. De zesde bekende ‘Felix’bodem bevindt zich aan een hexagonale kan die gevonden is in Wederath bij Trier.
Tot slot
Het totaal van bekende ‘Felix Fecit’-stempels in ronde Romeinse tonkan-bodems in Europese collecties komt daarmee op een aantal van slechts vijf (en één hexagonale bodem). Bij de drie gave tonkannen uit Londen, Nijmegen en Worms zijn de bodems identiek, met de twee woorden geplaatst op één helft van de cirkel; evenals bij de scherf uit Xanten. Tussen ‘Felix’ en ‘Fecit’ is een minuscuul takje geplaatst. De cirkels zijn dikker en duidelijker in reliëf ten opzichte van het exemplaar uit Houten. Alleen bij de ‘Felix’-bodem van AWG Houten is de tekst verdeeld over de hele cirkel met één opvallend afwijkende letterafstand en er is geen takje in het stempel geplaatst. Samen met de dunne cirkels en het geringe reliëf van de letters kan er geconcludeerd worden dat het een uniek stuk Romeins glas is.
Literatuur Foy, D., (2015), ‘Les marques sur les récipients en verre découverts en Gaule: indices de production et de relations commerciales (Ier-Ve siècle)’, in: Gallia, nr 72.2, 351-401
Isings C., (1966), Antiek Glas Amsterdam Isings C. en C.A. Kalee, (1978), ‘Een glazen kan met een stempel “Felix fecit” uit Vechten’, in: Westerheem nr 2, 1978,108-109.
Isings C. en S.M.E. van Lith (1992), ‘Romeins Glas’, in: Museumstukken III (Vereniging van Vrienden van het Museum Kam te Nijmegen) Klein, Michael J., (2006), ‘Les Marques sur les barillets trouvés en Allemagne. Relations entre la Rhénanie et la Gaule’, in: Foy, D. et M.Nenna (red.), Corpus des signatures et marques sur verres antiques, Vol. 2, Aix-enProvence, Lyon (AFAV édition), 111-131
Met dank aan
Claudia Weissert (Museum der Stadt Worms im Andreasstift), Marenne Zandstra (conservator Museum Het Valkhof in Nijmegen), Richard Hobbs (senior conservator Roman collections, British Museum), Axel Reuter (wissenschaftlicher Volontär, LVR-Römer Museum Xanten), Bert van der Houwen en Peter Koch
Over de auteur
Herman de Korte is lid van de Archeologische Werkgroep ‘Leen de Keijzer’ Houten en van de AWN
‘Weet jij wat schatzoeken is?’ Ik vond mijn nieuwe hobby, archeologie, via één van mijn kleindochters. Die vroeg mij op een gegeven moment: ‘Opa, weet jij wat schatzoeken is?’ Ze kwam die term tegen door een bezoekje aan het Noord-Brabants Museum in Den Bosch. Ik beloofde haar dat ze met mij een keer zou mogen gaan schatzoeken, als ze weer eens in Zeeland was. Ik leende een metaaldetector, stak wat muntjes in mijn zak (voor alle zekerheid!) en we hadden een geweldige middag!
Veel uitzoekwerk
Ik was altijd al geïnteresseerd geweest in metaaldetectie, niet in het minst omdat ik daardoor een verloren trouwring had teruggevonden. Degene die mij toen zijn detector had geleend, liet mij bij hem thuis een grote collectie van vondsten zien: musketkogels, antieke sleutels en gespen.
Na het bezoek van mijn kleindochter bleef de detector bij mij thuis staan, totdat ik op het internet een uitnodiging voor de Zeeuwse
Amateur Archeologen Dag (ZAAD-dag) zag staan. Ik vond de bijeenkomst erg interessant en besloot lid van de AWN te worden. Dat was in 2019.
Ik dacht dat ik vaak zou kunnen meewerken bij opgravingen, maar in de praktijk werd het veel uitzoekwerk en onderzoek aan mijn bureau. Ik heb daar veel van geleerd.
Scherven bij Nieuwerkerke
Gelukkig heb ik ook in het veld gewerkt, bijvoorbeeld op Koningsheim in Noord-Beveland. De meest bijzondere vondst was een stuk bot met een gat erin. Het bleek een glis te zijn, een soort voorloper van de schaats. Zulke glissen kunnen overigens ook onder een slee worden bevestigd. Inmiddels ben ik ook bezig met schervenavonden voor AWNleden. We werken daar al een tijd met scherven die tijdens onderzoek bij het toenmalige plaatsje Nieuwerkerke (bij Arnemuiden) in 1986 gevonden zijn. Daardoor geïnspireerd ben ik met mijn metaaldetector bij dat plaatsje gaan zoeken (mijn caravan staat daar al jaren!), en naast menselijke resten op een kerkhof heb ik onder andere een metalen stukje van een boeksluiting gevonden en een muntje uit 1579 van Philips de Tweede. Nieuwerkerke is rond 1350 gesticht, het kerkje is in dezelfde tijd gebouwd en in de zestiende eeuw afgebroken. We weten niet precies waardoor het plaatsje in verval is geraakt. De polder daar ligt laag, dus misschien is het overstroomd.
Schenking aan Erfgoed Zeeland Ik ben me ervan bewust dat metaaldetectoren niet altijd een goede naam hebben. Gelukkig gaat het daarmee de laatste tijd beter. Men houdt zich beter aan de regels en de meeste detectoren beschrijven hun vondsten, stellen ze beschikbaar voor categorisatie en werken mee aan tentoonstellingen. Alle mensen die ik ken en die hebben gezocht bij Nieuwerkerke hebben meegewerkt aan een tentoonstelling over dat gebied in het Historisch Museum Arnemuiden. Een bezoek aan dit museum is zeker de moeite waard! Mijn vondsten schenk ik aan Erfgoed Zeeland, mede omdat ik het erg prettig vind dat de professionals van Erfgoed Zeeland en de vrijwilligers van AWN zo goed samenwerken. Overigens, met het Koninklijk Zeeuws Genootschap voor Wetenschappen werken we ook prima samen. Door mijn werk voor Rijkswaterstaat (onderzoek naar water- en bodemkwaliteit in Zeeland) zit onderzoeken en rapporteren in me, en dat blijft als 77-jarige pensionado uiteraard zo. Maar archeologie bedrijven met de metaaldetector geeft me ook een kick: heerlijk in de buitenlucht, contacten met collega-zoekers en een beetje spanning (‘vind ik wat bijzonders?’).
Over mijn bevindingen schrijf ik stukjes voor onder andere de Zuidwesterheem. Alle afleveringen van dit tijdschrift zijn inmiddels op onze vernieuwde website te vinden: awnzeeland.nl
Ton van Bommel
Goed beschermde vondsten
In 2010 kreeg Ton van Rooien, archeologisch contactpersoon van het Landschap Erfgoed Utrecht, van de erfgoedambtenaar van De Bilt het verzoek om een aantal archeologische vondsten te onderzoeken die aanwezig waren in het gemeentehuis van De Bilt in Bilthoven. Ton vroeg enkele AWN-leden om assistentie, waaronder mijzelf. De vondsten bleken uitzonderlijk goed beschermd te zijn. In de kelders van het oude gedeelte van het gemeentehuis (Jagtlust), bevond zich een kluis met een dikke deur. Daarin lagen de vondsten, verpakt in dozen. Er stond nog meer in: een aantal dozen met keien. Waar deze vandaan kwamen was onduidelijk. Wij waren echter meer geïnteresseerd in de archeologie. Het bleek dat het ging om een collectie, verzameld door de heer Meijer, een voormalige gemeenteambtenaar. Die was een aantal jaren terug overleden.
De dozen met vondsten in de kluis met een dikke deur.
Verdwenen vrouwenklooster
De meeste vondsten bleken afkomstig van het verdwenen vrouwenklooster in de Bilt. Op het grondgebied van De Bilt lagen ooit twee kloosters. In het toen moerassige gebied van Oostbroek werd een benedictijnerklooster gesticht. Het was een dubbelklooster, dat wil zeggen voor vrouwen en mannen. Dat duurde niet lang want in 1139 vond er een splitsing plaats en werd er vlak bij het dorp De Bilt een vrouwenklooster gesticht en wel aan de weg naar Utrecht. Dit klooster heeft lang bestaan, maar werd na de reformatie in 1585 grotendeels afgebroken. Het klooster lag voor het grootste deel op de plaats waar nu het KNMI staat.
Vondsten uit de kluis van Meijer
Er zijn verschillende grondwerkzaamheden en kleine opgravingen geweest en de heer Meijer heeft een gedeelte van de vond-
Een aantal van de inkrassingen die we in het aardewerk hebben aangetroffen.
Het kapiteel met de afbeelding van een monster, twaalfde eeuw.
sten veiliggesteld in de kluis. Overigens nadat hij ze zelf had gewassen en bekeken. Tijdens een van de grondonderzoeken werd zwaar muurwerk aangetroffen en de fundering van twee torens, misschien was dit een zogenoemd westwerk van een Romaanse kerk.
Twee belangrijke voorwerpen die eerder in de kluis waren aangetroffen, zijn twee twaalfde-eeuwse kapitelen, waarvan een met afbeeldingen van een monster. Mogelijk vormden deze kapitelen een onderdeel van deze torens. Ze zijn uitgebreid beschreven door kunsthistorica Elizabeth den Hartog.
Een andere interessante vondst was een terracotta vrouwenkopje, mogelijk Maria, dat deel uit heeft gemaakt van een beeldje. Het kopje vertoont nog sporen van beschildering.
Ook werden de restanten aangetroffen van twaalf paffrathpotjes met een haakoor, die waarschijnlijk zijn opgegraven in de buurt van de keuken of de eetzaal. Met enige fantasie kun je de nonnen aan de maaltijd zien, met de potjes als drinkgerei. En dan was er nog een fors fragment van een langwerpig, ondiep, roodbakkend bakje met uitgeknepen standvinnen. Het was voor ons een raadsel waarvoor het werd gebruikt.
Inkrassingen
Het materiaal bestond verder voor het grootste deel uit fragmenten en scherven uit de twaalfde tot de zestiende eeuw of iets later. Dus uit de kloosterperiode. We hebben dit materiaal uitgezocht en geïnventariseerd. Hierbij zagen wij dat er tekens waren ingekrast op de bodem van een aantal voorwerpen. Deze inkrassingen waren duidelijk na het bakken aangebracht. We hadden er geen verklaring voor. Er waren 24 voorwerpen of scherven waarop een inkrassing voorkwam en er waren 22 verschillende tekens. Later bleek overigens dat we iets gemist hadden, namelijk een ingekraste naam op de zijkant van een kan. De naam kan gelezen worden als ‘walborch’. De inkrassingen kwamen uitsluitend voor op de zachtere keramiek: grijs- en roodbakkend. Steengoed is te hard om in te krassen.
Het terracotta vrouwenkopje, mogelijk Maria.
Waar diende dit roodbakkend bakje met uitgeknepen standvinnen voor?
Professioneel onderzoek
Ingekraste tekens op aardewerk zijn niet uniek, want na wat zoeken op internet kwam aan het licht dat deze ook zijn aangetroffen bij andere opgravingen van kloosters. Maar wel allemaal vrouwenkloosters. Ook Jaap Renaud heeft ze gezien bij de opgraving van het klooster Mariendael in Oud-Zuilen in 1959. Daar werd toen aangenomen dat het ging om eigendomsmerken. Wat mij betreft was het onderzoek daarmee afgesloten, maar het was een verrassing toen bleek dat Fardau Mulder van de Rijksuniversiteit in Groningen bezig was met een onderzoek naar merktekens op aardewerk (zie Archeologie in Nederland, nr.4, 2021). Haar conclusie is dat de tekens mogelijk te maken hebben met de eetcultuur in relatie met die van religieuze vrouwen. Het is tevredenstellend om te merken dat ik als vrijwilliger een bijdrage heb kunnen leveren aan professioneel onderzoek. Dit is maar een eenvoudig voorbeeld van wat vrijwilligers kunnen betekenen voor het (archeologisch) onderzoek naar ons cultureel erfgoed.
Literatuur Hartog, Elizabeth den (2011), ‘Twee kapitelen uit De Bilt’, in: Bulletin KNOB Kolman, C.J. (1994), Inventarisatie van beschikbare gegevens De Bilt (ongepubliceerd rapport over vrouwenklooster in De Bilt, deel 1) Kolman C.J. (1994), Reconstructie van de bouwgeschiedenis De Bilt (ongepubliceerd rapport over vrouwenklooster in De Bilt, deel 2) Meijer, J.W.H., (1968), Vrouwenklooster. Beknopte geschiedenis van “seker Joffrouwenklooster genaemt Vrouwenklooster ’t enden van de Steenstraet bij de Bilt” en wat aarde daarvan nog bewaarde, Bilthoven Meijer, J.W.H., (1995), Kleine historie van De Bilt, Bunnik Mulder F. (2021), ‘Krassen in het aardewerk. De betekenis van ingekraste merken op aardewerk uit laatmiddeleeuwse vrouwenkloosters in Nederland’, in: Archeologie in Nederland nr 4, 2-9
Over de auteur
Ton van Bommel is lid van AWN-afdeling Utrecht en gespecialiseerd in de late middeleeuwen
Peter Seinen
Bodemradaronderzoek naar een eeuwenoude burcht
De Werkgroep voor Geofysische Meettechnieken in de Archeologie (WGMA) van de AWN Nederlandse Archeologievereniging voert niet-verstorende bodemonderzoeken uit met behulp van bodemradar en elektrische weerstandmeters. De doelgroepen voor projecten zijn erfgoedvrijwilligersorganisaties met een klein budget. Het betreft altijd projecten die archeologisch of historisch voldoende interessant zijn, maar waarvoor te weinig geld beschikbaar is om een professioneel onderzoek te kunnen bekostigen. Deze onderzoeken zouden anders nooit uitgevoerd worden.
Een van de grootste kastelen uit de regio Op een regenachtige dag in september van het afgelopen jaar waren we te gast in ’t Goy, op zoek naar resten van Kasteel Ten Goye. Kasteel Ten Goye lag in het huidige Goyse Dorp (gemeente Houten) en was een van de meest invloedrijke kastelen van de late middeleeuwen in de regio. Graaf Waldger richtte waarschijnlijk reeds in de tiende eeuw een motte kasteel op. Deze houten burcht zou
op een kunstmatige heuvel op het zuidelijke deel van het kasteelterrein hebben gestaan. De eerste echte vermelding stamt echter pas uit 1126 wanneer het kasteel wordt genoemd als Ridderhuis. De houten burcht was toen waarschijnlijk al vervangen door een stenen burcht. Na een roerige en rijke geschiedenis wordt het kasteel in 1536 voor de laatste maal genoemd, waarna het in de volgende eeuwen geleidelijk aan werd gesloopt. Hoewel de zichtbare delen van het kasteel verdwenen zijn, is het terrein nooit opnieuw bebouwd. In het landschap zijn nog duidelijk de sporen van het grachtenpatroon te herkennen. Het kadastrale minuutplan uit 1832 laat nog een groot deel van dit grachtenpatroon zien, wat een goede indruk geeft van de grote omvang van het terrein. De huidige eigenaren van het terrein willen van het Rijksmonument graag een beleefbare locatie maken. Hiervoor is alle informatie over de oorspronkelijke bebouwing welkom. Daarom verzocht de Stichting Erfgoed Ten Goye de WGMA om een niet-destructief bodemonderzoek uit te voeren op het terrein in ’t Goy.
Het veldwerkteam van de WGMA in actie.
Nog zichtbaar in het landschap
Naast de contouren van de vroegere gracht vallen ook nu nog de verhogingen op het terrein op. De projectie van het bodemprofiel, op het kadastrale minuutplan laat twee opvallende structuren zien die boven de bodem uitsteken. De bodemhoogte volgt de volgorde van de kleuren van de regenboog: rood is het hoogst en groen is het laagst. In het noordelijke deel valt onmiddellijk de grote rechthoekige verhoging op. Ongeveer in het midden van het terrein is een veel kleinere vierkantige structuur te zien. Hoewel de grote structuur in het noordelijke deel de meeste aandacht trok, ging onze aandacht in eerste instantie uit naar de veel bescheidener structuur in het midden van het terrein. Mogelijk zijn dit de resten van een van de vroegste burchten uit de tiende of twaalfde eeuw.
Een vierkantige structuur
De radarscan rond de zuidelijke verhoging in het veld, geprojecteerd op het kadastrale minuutplan, leverde relatief zwakke, maar toch duidelijk zichtbare reflecties op. De sterktes van de reflecties worden in kleuren
Bodemradaronderzoek
weergegeven volgens de volgorde van de regenboog: de rode reflecties zijn het sterkst en de blauwe zijn het zwakst. In het midden van het meetvlak zijn de reflecties in de vorm van een vierkantige ring te zien, met direct ten zuiden daarvan een brede band. De vierkantige vorm zouden de resten van een fundering van een van de vroege burchten kunnen zijn, maar dat kan niet voor honderd procent bewezen worden. De brede band ten zuiden van de ring is mogelijk de aanzet van het talud van de slotgracht, die op het minuutplan nog goed te herkennen is. Mogelijk zijn we een van de vroegste burchten op het spoor. Wat betreft de rest van het kasteel: er liggen al plannen klaar om ook het noordelijke deel van het terrein te gaan onderzoeken.
Wie belangstelling heeft om zelf actief te worden met de toepassing van geofysische meettechnieken, kan meer informatie vinden op de AWN website op de pagina voor werkgroepen (https://www.awn-archeologie.nl/werkgroep/wgma).
Verantwoording
Literatuur
Verbeek B., P.A. Seinen en R. Hemelaar, 2018, Echo’s van het verleden. Bodemradar in de archeologie: toverij of wetenschap?, Soest
Over de auteur
Peter Seinen werkt als vrijwilliger voor de Stichting Mergor in Mosam (onderwaterarcheologie) en de AWN Afdeling Kempen en Peelland. Hij is lid van de WGMA.
Het kadastrale minuutplan van de locatie. Het hoogteprofiel geprojecteerd op het kadastrale minuutplan. De radarreflecties geprojecteerd op het kadastrale minuutplan en in vergroting.
Adressenlijst landelijk bestuur Waarn. voorzitter H.M. (Hetty) Laverman-Berbée (Naarden), tel. 06 2361 8314, e-mail: voorzitter@ awn-archeologie.nl
Vice-voorzitter en Belangenbehartiging H.M. (Hetty) Laverman-Berbée (Naarden), tel. 06 2361 8314, e-mail: vicevoorzitter@awn-archeologie.nl
Alg. secretaris vacant
Alg. penningmeester H.J. (Harmen) Spreen, (Amstelveen), tel. 020 · 453 70 21, e-mail: pm@awnarcheologie.nl, IBAN: NL40INGB0000577808, t.n.v. penningmeester AWN
Bestuursleden
Veldwerkeducatie C. (Channa) Cohen Stuart (Culemborg), tel. 06 4505 9916, e-mail: channa@awnarcheologie.nl
LWAOW J. (Jeroen) ter Brugge, e-mail: vz_lwaow@ awn-archeologie.nl
PR en Communicatie vacant WGMA A. (Ad) Brand (Amersfoort), e-mail: wgma@ awn-archeologie.nl
Hoofdredacteur Archeologie in Nederland en AWN-Magazine L.H.W. (Leo) ten Hag, (Nijmegen) tel. 06 3036 3100, e-mail: ain_am@awn-archeologie.nl
Educatie Joan van Pelt
Inhoudelijke archeologie N.T.D. (Norbert) Eeltink, e-mail: norbert-eeltink@gmail.com
Jongeren R. (Ruben) van Dijk, e-mail: jongeren@ awn-archeologie.nl
Kijk op www.awn-archeologie.nl voor: – de contactgegevens en het activiteitenoverzicht van de 24 regionale afdelingen van de AWN – nabestellen AWN-uitgaven
AWN-lidmaatschappen
A basislidmaatschap € 55,00
B jongerenlidmaatschap t/m 27 jaar € 30,00
C huisgenootlidmaatschap € 25,00
Basisleden en jongerenleden hebben de volgende rechten:
– Toezending van de tijdschriften Archeologie in Nederland en AWN Magazine (viermaal per jaar) en eenmaal per jaar een premiumboek
– AWN-verzekering (tot en met 75 jaar) bij AWNactiviteiten en AWN-opgravingen – Toegang tot de landelijke en de afdelingsactiviteiten van de AWN
– Toegang tot de Algemene Ledenvergadering met stemrecht
Huisgenootleden hebben alleen de drie laatstgenoemde rechten. Een huisgenootlidmaatschap kan alleen gekoppeld worden aan een basislidmaatschap op hetzelfde adres. Lidmaatschappen gelden per kalenderjaar en kunnen op elk gewenst moment ingaan. Bij een aanmelding vanaf 1 augustus: 50% korting, u ontvangt dan de laatste twee nummers van onze tijdschriften en het premiumboek. Vanaf 1 december is het lidmaatschap GRATIS (slechts één maand, maar wel met toezending van onze december-tijdschriften).
U kunt zich aanmelden als lid via het aanmeldingsformulier op onze website: https://www.awnarcheologie.nl/lid-worden.
Na aanmelding wordt u ingedeeld bij de afdeling waar uw woonplaats onder valt, tenzij u graag bij een andere afdeling wilt worden ingedeeld. Dit kunt u bij uw aanmelding aangeven. Opzegging dient voor 1 januari te geschieden.
Vragen over lidmaatschap, doorgeven adreswijziging en nasturen tijdschriften
H. (Henk) Kluitenberg Grebbeweg 24-A, 3911 AW Rhenen, tel. 06 2332 4442 (na 10.30 uur), e-mail: h.kluitenberg@caesar-advies.nl
De AWN is een algemeen nut beogende instelling (ANBI).
De archeologie in Nederland is voortdurend in ontwikkeling. Sinds bij wet is vastgelegd dat archeologisch onderzoek moet plaatsvinden voordat de bodem verstoord wordt, vinden er meer projecten plaats dan ooit. Tegelijkertijd is er veel aandacht voor nieuwe onderzoekstechnieken waarbij niet gegraven hoeft te worden. Ook oude opgravingen blijken vaak nog een schat aan informatie te bevatten. De kennis die archeologisch onderzoek oplevert, leert ons over de vele duizenden jaren bewoning door de mensen die voor ons kwamen. Wie waren deze mensen? Wat aten zij, hoe woonden ze en wat voor kleding droegen ze? Wat kunnen we herleiden van hun gewoonten en rituelen? Het archeologisch onderzoek van de Nederlandse bodem leidt voortdurend tot nieuwe ontdekkingen en inzichten.
De AWN is de belangenorganisatie voor belangstellenden in de archeologie, archeologiebeoefenaars en archeologievrijwilligers. De vereniging wil een schakel zijn tussen archeologie en publiek en tussen archeologie en beleid en ziet het als haar maatschappelijke taak om archeologie als bron van kennis over ons verleden te laten leven in het heden en te behouden voor de toekomst. Dit doet de AWN door bij te dragen aan de kennis over archeologie, die kennis uit te dragen en publieke betrokkenheid te bevorderen, en door de belangen van het archeologisch erfgoed te behartigen.