1
Opgetekend Verleden 2
Jaarboek van de Mechelse Vereniging voor Stadsarcheologie
2
Š 2003 Mechelse Vereniging voor Stadsarcheologie v.z.w., Paardenstraatje 15, B-2800 Mechelen Redactie: Maarten Smeets, Wouter De Maeyer en Wouter Yperman Lay-out: Herman De Winter Omslagontwerp: Bart Ribbens en Herman De Winter Foto’s en tekeningen: Mechelse Vereniging voor Stadsarcheologie (tenzij anders vermeld)
D/2003/9775/1 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke wijze ook, zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming van de uitgever. Copyright reserved. No part of this publication may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without the permission from the publisher.
Voor inhoud en strekking van ondertekende artikels zijn de auteurs zelf verantwoordelijk.
3
Inhoudstafel Editoriaal Maarten Smeets, Wouter De Maeyer en Wouter Yperman .........................................................
4
Voorwoord Frank Nobels ..........................................................................................................................
5
25 jaar archeologie in Mechelen. Een vooruitblik Tekst voorgelezen op 21 maart 2003 tijdens een bijeenkomst in het kader van 25 jaar archeologie in Mechelen .......................................................................
6
Vier op een rij. De huizen 11-13-15-17 in het Paardenstraatje Raf Ribbens, François Van der Jeught, Maarten Smeets en Wouter De Maeyer ...........................
8
Water in de Varkensstraat. Een archeologische kijk op de Melaan Frans De Buyser, Wouter De Maeyer en Wim Tiri met een bijdrage van Gaston Van Bulck ...................................................................................
34
De Veemarkt. Kruispunt van wegen Wouter De Maeyer, Liesbeth Troubleyn, Lieve Lettany en Werner Wouters ..................................
54
Talrijke benen paternosterkralen en één kruisje uit een laatmiddeleeuwse afvalput van het Mechelse karmelietenklooster Gaston Van Bulck ...................................................................................................................
60
Griezel of Wetenschap? Of over de studie van mensenbeenderen, voorgesteld aan de hand van De Kluis in Mechelen Marit Vandenbruaene en Sara Watzeels ....................................................................................
64
Als de kat van huis is,… Knaagdieren in het archeologisch onderzoek Gommaar Andries ...................................................................................................................
70
“Het leek zo stevig en plots viel het uit elkaar!” Conservatie van metalen: koper en brons Natalie Cleeren .......................................................................................................................
76
In Mechelen uit de Dijle gebaggerd vis- en ander tuig Marnix Pieters, Frans De Buyser en Luc Muylaert .....................................................................
84
Mechelen onder vuur! Kanonskogels uit de Dijle Wouter Yperman .....................................................................................................................
88
Inventaris van het Mechelse aardewerk. Rechtzetting Maarten Smeets en Wouter De Maeyer ....................................................................................
96
4
Editoriaal Alweer een jaar verder, alweer een jaarboek rijker. Weerom levert de Mechelse Vereniging voor Stadsarcheologie haar bijdrage aan het onderzoek in deze stad. Naar aanleiding van de viering 25 jaar archeologie in Mechelen ging onze vereniging immers het engagement aan om blijvend aandacht te besteden aan het Mechels erfgoed. De cover van dit jaarboek laat zien wat van dit jaarboek verwacht kan worden. Zoals steeds vaker duidelijk wordt, is het hebben van een ruimer kader noodzakelijk. Het muuracheologisch onderzoek levert hypothesen voor latere archeologische opgravingen. De bij het archeologisch onderzoek blootgelegde structuren en lagen zijn vaak moeilijk exact te dateren. De vele gegevens die hierover in het archief berusten, zijn een vaak ongekende bron van informatie. Daartegenover staat dat ook het archeologisch onderzoek gaten in het archief kan opvullen of verduidelijken. Archeologie materialiseert het verhaal achter de teksten. Archeologie is en blijft een multi-disciplinaire wetenschap. Hier wensen we ten slotte nog een aantal mensen te bedanken. Vooreerst alle auteurs voor hun bijdragen aan dit jaarboek. Zonder de financiële steun van de Raad van Bestuur van de MVSA was het evenmin mogelijk dit werk af te leveren. Ook willen we de groep enthousiaste medewerkers in het archief bedanken. De medewerking met hun was een wederzijdse kruisbestuiving en leverde het beste bewijs dat archeologie en historie dienen samen te gaan. Ook dit jaar zorgde Bart Ribbens weer voor een geslaagde cover en Herman De Winter verzorgde op voortreffelijke wijze de lay-out. Guido Smets zijn we zeer erkentelijk voor de vele foto’s die hij gemaakt heeft van onder andere de vondsten uit de Melaan en Marc Coenen zorgde voor het tekenwerk van de scherven uit de opgraving van de huizen 11 - 13 in het Paardenstraatje. Ten slotte willen we alle mensen bedanken die een financiële bijdrage leverden voor dit jaarboek. Rest ons alleen u nog veel leesplezier te wensen.
Maarten Smeets, Wouter De Maeyer en Wouter Yperman November 2003
5
Voorwoord De Mechelse Vereniging voor Stadsarcheologie zat het voorbije jaar niet stil. Ongeveer één jaar na het verschijnen van haar eerste jaarboek ‘Opgetekend verleden 1’ kunnen we ons verdiepen in het vervolg van het Mechelse verhaal. Archeologie is in Mechelen geen dode letter. Het voorbije jaar werden zowel door de MVSA als door het IAP en het stadsbestuur inspanningen geleverd om steeds maar verder door te dringen in ons Mechelse verleden. De MVSA richtte haar aandacht in hoofdzaak op sporen van de geschiedenis van enkele panden in het Paardenstraatje, waar het archeologisch onderzoek werd gekoppeld aan bouwtechnisch en doorgedreven archiefonderzoek. Op dezelfde wijze werd door de stad in samenwerking met het IAP het onderzoek van het bouwblok Befferstraat-Reuzenstraat-Zakstraat aangevat op de plaats waar het Huis van de Mechelaar zal komen. Meer en meer wordt het belang ingezien van een gecombineerd onderzoek van de geschreven bronnen tegelijk met het onderzoek van de bodemvondsten en van het opstaande muurwerk. Zowel de MVSA als de archeologische stads-IAP-ploeg behalen met deze werkwijze opmerkelijke resultaten. We kunnen op dit moment zelfs stellen dat Mechelen baanbrekend werk verricht en de toon aangeeft in het consequente toepassen van deze gecombineerde methode. Het stadsbestuur beseft dat archeologisch onderzoek een noodzaak is voor het terugvinden van ons verleden. En dankzij het archeologisch gebeuren de laatste jaren, georganiseerd door stad en IAP én door het werk van de mensen van de MVSA, heeft de Mechelse archeologie nog nooit zo sterk in de belangstelling gestaan als vandaag. De Mechelaar is zich duidelijk bewust van zijn verleden en wil er ook op een verantwoorde manier mee omgaan. Dit is een tendens die we naar de toekomst toe zeker en vast ten volle moeten koesteren en aanmoedigen. Het tweede deel van ‘Opgetekend Verleden’ is hierbij alweer een stap om dit doel te helpen verwezenlijken.
Frank NOBELS Schepen voor Veiligheid, Toerisme, Kunst en Cultuur.
34
Een archeologische kijk op de Melaan
‘Water in de Varkensstraat’ Een archeologische kijk op de Melaan Frans De Buyser1, Wouter De Maeyer1en Wim Tiri1 met een bijdrage van Gaston Van Bulck1
In 1994 werd door de Mechelse Vereniging voor Stadsarcheologie aan de Varkensstraat een deel van de bedding van de Melaan opgegraven. Dit gebeurde naar aanleiding van de afbraak van de brouwerij Chevalier Marin en de bouw van nieuwe sociale woningen. Niet alleen de verschillende kanaliseringen van de 13de tot de 19de eeuw konden opgetekend worden, ook een groot aantal kleine vondsten werd gerecupereerd. Zij vormen het onderwerp van een inventaris op het einde van dit artikel.
Vlieten in Mechelen De rechteroever van Mechelen is in tegenstelling tot de linkeroever bezaait met vlieten. De meeste hiervan zijn van natuurlijke oorsprong. Deze vlieten hebben een bepalende invloed gehad op het stratenpatroon van Mechelen, zo ook de Melaan. Het valt op dat de straten vaak parallel liggen aan een vliet. Ze zijn ontstaan door het uitdiepen ervan waarbij de oorspronkelijke dijken, straten werden2 . Of de Melaan in de 13de eeuw een deel van de stadsomwalling op de lage oever zou geweest zijn, is nog steeds niet duidelijk. Veel geschiedkundigen
Fig. 1: Het verloop van de Melaan
reconstrueren haar als grens of eerder als ‘buitengracht’ op de rechteroever. Er is echter geen enkele vermelding van te vinden in archivalische bronnen. Dit in tegenstelling tot de 13de eeuwse omwalling op de hoge oever die tot in de 16de eeuw genoemd wordt (antiqua fossata, Oude Veste). Op het einde van de 13de eeuw moet ze alleszins opgegeven zijn3 . In 2003 werd tijdens opgravingen op de Veemarkt een indicatie gevonden voor het bestaan van deze omwalling. Langs de weg Befferstraat - Blokstraat werd een toren gevonden die stratigrafisch kan
Een archeologische kijk op de Melaan
35
gedateerd worden in de tweede helft van de 13de eeuw. Het gebouw wordt geïnterpreteerd als wachttoren, gelegen aan één van de toegangswegen tot de stad en net voor de stadsgrens4 .
Verloop (Fig. 1) De Melaan vertrekt aan de Winketpoort in de Dijle en is daar vrij breed. Dit komt omdat er nog een andere vliet op deze plaats in de Dijle uitmondt, namelijk de Duivelsvliet. Tussen de achtergevels van de huizen aan de Plankstraat en ’t Veer vloeit ze verder achter de tuinen van de Nieuwe Begaardenstraat en kruist ze de Arme Clarenstraat. Van daar stroomt ze langs het einde van het Straatje zonder einde tot aan de Stadsheimelijkheid en verder tot in de tuinen van het Aartsbisschoppelijk paleis aan de Goswin De Stassartstraat. Ze gaat verder evenwijdig met de Schoutetstraat. Van in de Goswin De Stassartstraat is het enige nog openliggende deel van een Mechelse vliet te zien, ‘het Groen Waterke’, onderdeel van de Melaan. Achter het Klapgat vloeit ze naar de tuinen achter de huizen in de Varkensstraat, onder de Befferbrug door en parallel met de Rik Woutersstraat en ’t Vlietje. Hierna maakt de Melaan een scherpe bocht en gaat ze parallel lopen met de Augustijnenstraat. Langs de Kruidtuin komen we uiteindelijk terug in de Dijle terecht via het ‘Melanegat’5 .
bestanddelen me (mychan - klein), lan (lliant - water). In tegenstelling tot de Dijle, ‘het grote water’ zou de Melaan dus ‘het kleine water’ betekenen7 . H. Rombaut en R. Van Uytven gaan het verder zoeken, in de voor-Germaanse of prehistorische naamgeving. Ze beweren dat Melaan afkomstig is van het Griekse Melas, wat zwart zou kunnen betekenen8 . R. van Uytven merkt op dat dit al in 1247 een herkomstnaam is, namelijk Johannes van Meilana9 . Het laatste woord over de herkomst van de naam Melaan is dus nog niet gevallen.
De verschillende kanaliseringen (Fig. 2) De oudste Melaan Zoals reeds gezegd is de Melaan van natuurlijke oorsprong. Haar oorspronkelijke breedte kan geschat worden op 5 à 6 meter. Onder de huidige Varkensstraat werd hiervan een houten oeverbeschoeiing bestaande uit twee evenwijdige palenrijen gevonden (Afb. 1). Deze behoort toe aan een fase die niet kan gedateerd worden. Aan de landzijde waren het voornamelijk zware vierkante (aangepunte) palen, aan de waterzijde eerder ronde (aangepunte) palen. Hoe de beschoeiing verder was afgewerkt, is niet geweten.
Het begin van kanalisatie
Toponymie van de naam Melaan De naam Melaan komt onder verschillende vormen voor in archiefteksten. In de 14de eeuw verschijnt ze in de vorm van Meilana, Mylana, Milana en Melana. Na 1465 schreef men Mylane, Milane of Melane6 .
Samen met de andere Mechelse waterlopen wordt de Melaan meer en meer in haar loop beperkt. Het moment waarop ze ingedijkt wordt, hangt vermoedelijk samen met de bouw van een brug tussen de Veemarkt en de Befferstraat. Oude aantekenin-
V. Steurs en J. Uytterhoeven geven verschillende hypotheses over de betekenis en de herkomst van deze naam. Ze gaan uit van de volgens hen meest oorspronkelijke naam, Meilana. Deze is op te delen in meil en ana. Dit laatste kan zuiver Latijn zijn, maar kan ook afgeleid zijn van het Germaanse plaatsbepalend achtervoegsel ina, ino, ana of ona. Ana kan bovendien een afwisselend Keltisch suffix zijn van apa of ara, met de betekenis van ‘waterloop’. Het Middelnederduitse woord Meil leeft voort in ons Nederlands woord meel. Of dit de juiste verklaring is voor de herkomst van het woord Melaan is betwistbaar. Zij zien echter een bevestiging hiervan in het feit dat in Duitsland gelijkaardige namen voorkomen die wel naar meel verwijzen en de aanwezigheid van een molen in het begin van de 14de eeuw in de driehoek Melaan - Dijle - ’t Veer. Boeynaems-Pontus, geciteerd door V. Steurs en J. Uytterhoeven, vinden in de vlietnaam de Keltische
Afb. 1: De houten oeverbeschoeiing
36
Een archeologische kijk op de Melaan
V
N
Fig. 2: Het grondplan van de opgraving
37
Een archeologische kijk op de Melaan
gen maken hiervan pas melding in 1317. Er wordt gezegd dat dit gebeurt ter vervanging van een voort of doorwaadbare plaats voor voertuigen en een klein houten brugje voor voetgangers. Op de site Chevalier-Marin is alvast ĂŠĂŠn stuk dat tot de oudste kademuur kan gerekend worden, terug gevonden. Het stuk muur, bewaard over een lengte van ruim 5 m, is aan de waterzijde opgetrokken in regelmatig gekapte blokken Doornikse steen. Aan de landzijde is baksteen van 160 x 70 x 40 mm gebruikt. Achter deze kademuur is een wirwar aan muurtjes en vloertjes gevonden, maar gezien de beperkte oppervlakte van de werksleuf konden deze niet verder onderzocht worden (Afb. 2).
Afb. 2: De muur met een parement in Doornikse kalksteen
Onder een baksteenvloertje is een concentratie van hoofdzakelijk rood en grijs ongeglazuurd aardewerk gevonden. Opvallend aan dit aardewerk is de manchetvormige rand, wat kan duiden op een lokale (?) imitatie van Andenne-ceramiek10 . Voorlopig kan dit aardewerk gedateerd worden in de vroege 14de eeuw. Dit levert samen met het gebruik van Doornikse kalksteen in de constructie een datering op in de eerste helft van de 14de eeuw.
De verdere evolutie van de kaaimuren Voor de verdere evolutie van de Melaan kijken we even naar de omgeving, en meer bepaald naar de (verdwenen) straatjes die grensden aan de Melaan. Op het plan van Jan van Hanswijk11 en andere oude Mechelse kaarten zijn aan de noordzijde van de Befferstraat twee straatjes merkbaar. Het meest oostelijke is het Wollebrantstraatje12 (vroeger ook onder de naam Batenborgstraatje of Ytegemstraatje gekend). Het meest westelijke is het Pelikaanstraatje, dat tot het midden van de 16de eeuw Berclemstraatje werd genoemd. Zij kwamen halverwege de Melaan samen en werden daar met de gezamelijke benaming Halsdoek aangeduid. Hier kon de Melaan ook overgestoken worden via een eenvoudig houten brugje (zie hiervoor ook de Poppkaart - Fig. 3). Van dit brugje zijn in situ een aantal houten palen teruggevonden (Afb. 3). De collectie speldjes die verder wordt besproken werd nabij deze brug gevonden. De kaaimuren van de Melaan maken op deze plaats een heel grillige vorm. De muren waren op gelijkaardige wijze afgewerkt als deze aan de Dijle, t.t.z. bakstenen muren met speklagen in kalkzandsteen (Afb. 4). Afb. 3: Houten palen van een brugje over de Melaan
Een archeologische kijk op de Melaan
Fig. 3: Uittreksel uit de Poppkaart van het gebied rond de Varkensstraat
Afb. 4: De kaaimuren in baksteen met speklagen in kalkzandsteen
38
39
Een ‘pakhuis’ aan de Melaan Dat de vlieten, en vooral de Melaan, voor Mechelen van groot economisch belang waren, wordt duidelijk als men ziet hoeveel pakhuizen en kademuren er aan het water liggen. Bij de opgravingen kon de fundering van een ‘pakhuis’13 onderzocht worden. Het oorspronkelijke huis was gekend als de ‘Pollepel’, maar werd op het einde de 19de verbouwd tot een volledig nieuwe woning. Dit gebouw had op waterniveau een rechtstreekse toegang tot de Melaan. Het buitenparament en de toegang waren afgewerkt in zeer regelmatig gekapte zandsteen, de binnenzijde bestond uit baksteen van 250 x 130 x 60 mm. De (kelder)vloer was gefundeerd op liggende, gekliefde boomstammen.
Een archeologische kijk op de Melaan
Zij leggen in de bedding van de Melaan een in doorsnede betonnen riool met een opening van 1.85 x 1.5m (Afb. 6). De riool is op zijn beurt gezet in een donkergrijze kleilaag, en dit vermoedelijk tegen lekkage. Daarna wordt de Melaan gedempt met puin en daar waar mogelijk, overbouwd met (achter)huizen en fabriekjes. In 1994 tenslotte wordt bij het aanleggen van de ondergrondse parking van een appartementsgebouw een belangrijk gedeelte van de Melaan aan de Varkensstraat in enkele weken tijd weg gegraven en het bodemarchief vernield.
De 19de eeuw, de overwelving In 1888 wordt de Befferbrug volledig vernieuwd. Aan de noordkant van de brug wordt in 1894 een deel van de Melaan overwelfd met baksteen van 180 x 80 x 50 mm, gevoegd met een grijs/witte cement. Zo ontstond aan de Befferbrug een extra toegang tot de brouwerij Chevalier Marin (Afb. 5). Samen met deze overwelving moet de Melaan weer aan breedte prijsgeven. De draagmuren van dit gewelf worden ondiep gefundeerd in de oude Melaanbedding, op een donkere afvallaag met vooral veel mosselschelpen, scherven en puin. Dit gebeurt op ingeheide houten palen. De bovenzijde van deze muren is afgedekt met een arduinen plaat. Wegens aanhoudende stankoverlast14 besliste de gemeenteraad op 5 januari 1893 tot overwelving van de vlieten. In juni 1910 wordt deze klus toegewezen aan firma De Toeye uit Gent. Afb. 6: Op zoek in het slib van de Melaan
Afb. 5: De overwelving aan de Befferbrug
Een archeologische kijk op de Melaan
Afb. 7: De betonnen riool
Inventaris van de kleine vondsten gevonden bij de opgraving De hieronder besproken vondsten werden handmatig verzameld uit het slib van de Melaan (Afb. 7) . Voor een deel was dit slib verplaatst, voor een deel bevond het zich nog in situ. Ze overspannen een hele grote periode en zijn in de eerste plaats gerangschikt per functiecategorie. Daarna volgt voor elk object een omschrijving (1), het gebruikte materiaal (2), de afmetingen (3), een datering (4) en eventueel ook verdere commentaar (5). Voor de munten werd de gangbare manier van beschrijven gebruikt. De afgebeelde voorwerpen zijn allen op verschillende schaal weergegeven. Voor de juiste afmetingen verwijzen we naar punt 3 in de beschrijving.
Eetgerei 1. Lepel 2. Tin gegoten 3. Totale lengte: 203 mm, Bak: 46 x 78 mm 4. Tweede helft 18de of begin 19de eeuw (Baart et al. 1977: 313, fig. 592) 5. Ovale bak met een platte, in doorsnede: zeskantige steel en een spatelvormig steeleinde, steelaanzet een dubbellof. Merken op de achterkant van de steel: -Tingietersmerk: Gekroonde roos met de initialen I B M -Eigenaarsmerk: De letters C-B
40
Een archeologische kijk op de Melaan
41
1. Kleine lepel 2. Tin gegoten 3. Totale lengte: 138 mm; Bak: 27 x 46 mm 4. Tweede helft 18de of begin 19de eeuw (Baart et al. 1977: 313, fig. 593) 5. Ovale bak met een platte steel en spatelvormig steeleinde. Zonder merk. Kledingaccessoires 1. Gesp 2. Koperlegering gegoten 3. 18 x 22 mm 4. Ca. 1660-1720 (Whitehead 1996: 97, fig. 600) 5. Vijlsporen op de onderzijde, ijzeren as en angel ontbreken. 1. 2. 3. 4. 5.
Riemtong Geel koper - leder 14 x 20 mm – dikte: 2,5 mm 18de-19de eeuw Half-ronde riemtong met een accolade-vormige uitsparing als versiering. De riem wordt op zijn plaats gehouden door twee ingeslagen putjes.
1. 2. 3. 4. 5.
Riemtong Geel koper 5 x 22 mm – plaatdikte 0,3 mm 17de-19de eeuw Dubbel geplooid plaatje, konisch van vorm, vooraan afgeronde hoeken. Aan de andere zijde zijn de bevestiginggaatjes deels afgebroken.
1. Haken 2. Geel koper 3. A. 8 x 9,5 mm – draaddikte: 0,8 mm B. 7 x 8,5 mm – draaddikte: 0,7 mm – plat geslagen punt C. 3,5 x 10 mm – draaddikte: 0,6 mm – getorste draad D. 5 x 15 mm – draaddikte: 1 mm – fragment plat geslagen punt (niet afgebeeld) 4. 16de-18de eeuw (Baart et al. 1977: 157-158) 5. Gebruikt als eenvoudige manier om kleding te sluiten, vastgenaaid. 1. Ogen 2. Geel koper 3. A. 6 x 8 mm – draaddikte: 0,5 mm – rond met twee lussen B. 6 x 12 mm – draaddikte: 0,9 mm – rond C. 7 x 10 mm – draaddikte: 1 mm – rond D. 7,5 x 11 mm – draaddikte: 1 mm – rond E. 8 x 16 mm – draaddikte: 0,8 mm – vervormd F. 11 x 19 mm – draaddikte: 1 mm – vervormd G. 11 x 11 mm – draaddikte: 0,6 mm – open geplooid 4. 16de-18de eeuw (Baart et al. 1977: 157-158) 5. Gebruikt als eenvoudige manier om kleding te sluiten, vastgenaaid.
A
B
B
F
C
C
E
A
D
G
42
Een archeologische kijk op de Melaan
89 Nestels in geel koper Type
1
2
3
4
5
6
7
8
2
1 1
2 2
3 3
1
9
10
11
Lengte In mm
14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 28 33 X Totaal
2 2 2 1
2 1 1 2 1 3
4 1 2 2 1 1
1
2 1 1 3 1 1
2 1 2 2 1 1 1 1
1 1 4 1
1
2 1
3
1 1
1 1 1
7
11
12
9
11
9
11
5
5
1
6 8
Type 1 = licht konisch, tegen elkaar, onderaan open Type 2 = licht konisch, tegen elkaar, onderaan sluitend Type 3 = licht konisch, overlappend, onderaan open Type 4 = licht konisch, overlappend, gaatje, onderaan open Type 5 = licht konisch, overlappend, onderaan sluitend Type 6 = recht, tegen elkaar, onderaan open Type 7 = recht, overlappend, onderaan open Type 8 = recht, overlappend, onderaan sluitend Type 9 = recht, overlappend, gaatje, onderaan sluitend Type 10 = recht, tegen elkaar, gaatje, onderaan open Type 11 = vervormd
1. Knoop 2. Geel koper 3. A. Doormeter: 11 mm – hoogte: 11,5 mm B. Doormeter: 12 mm – hoogte: 6,5 mm (oog ontbreekt) 4. 18de eeuw 5. Drieledige bolvormige knoop, halve bol met gesoldeerd draadoog passend in een overkragende grotere halve bol.
1. Knoop 2. IJzer-bovenzijde overtrokken met geel koperen dekplaatje. 3. Doormeter: 18 mm – hoogte: 4 mm 4. 19de eeuw (Wolf 1994: 127) 5. Licht bol, geperst, aan de onderzijde met op schrift: H. DE HEUS FAB (gemaakt) TE AMST(erdam). Oog ontbreekt.
B
A
Een archeologische kijk op de Melaan
43
1. 2. 3. 4. 5.
Knoop Geel koper – binnenin lood of soldeersel. Doormeter: 12 mm, Hoogte: 4 mm 19de eeuw Rond taps, onderzijde versierd met blaadjes en het opschrift: GILT., oog ontbreekt.
1. Knoop 2. Geel Koper 3. A. Doormeter: 13 mm – dikte: 1,8 mm B. Doormeter: 15,5 mm – dikte: 2 mm 4. 19de eeuw (Wolf 1994: 125, fig. 24) 5. Schotelvorm, versierd met parelrand, vier gaten. 1. 2. 3. 4. 5.
Knoop Geel koper Doormeter: 16 mm – hoogte: 2 mm 19de eeuw (Wolf 1994: 125, fig. 24) Schotelvorm, versierd, geperst, omgeplooide rand, vier gaten.
1. 2. 3. 4. 5.
Knoop Been Doormeter: 17,5 mm – dikte: 6 mm 18de-19de eeuw (van Holk 1996: 62, fig. 2.9) Licht konisch, met een staafje met horizontale doorboring. Knoop Been Doormeter: 15,5 mm – dikte: 1,5 mm 18de-19de eeuw Plat, vijf gaatjes. Knoop Wit porcelein Doormeter: 16 mm – dikte: 4 mm 19de eeuw Schotelvorm, vier gaatjes.
1. 2. 3. 4. 5. 1. 2. 3. 4. 5.
Opmaak 1. 2. 3. 4. 5.
Broche of knoop Geel koper Oorspronkelijke doormeter ca.: 32 mm – vervormd 18de eeuw Rond plaatje gedreven met het hoofd van een jongeling, errond een loszittend U-vormig bandje.
1. 2. 3. 4. 5.
Ketting Geel koper Lengte: 70 mm – schakellengte: 6 mm 15de-16de eeuw (Baart et al. 1977: 206, fig. 375) 14 schakels bewaard, krakelingenvorm.
1. 2. 3. 4. 5.
Beurssluiting (geen afbeelding) Geel koper Lengte: 63 mm – hoogte: 32 mm 18de-19de eeuw Twee U-vormige beugels gemaakt van een dubbel geplooid bandje, onderaan bijeenkomend voor scharnier, bovenaan een sluiting, een uitge werkt omhoogdraaiend kapje.
A
B
44
Een archeologische kijk op de Melaan
Speldjes In totaal konden 572 geel koperen speldjes gerecupereerd worden. Ze overspannen een hele tijdsperiode. Type 1 tot en met 7 dateren uit de 16de en 17de eeuw. Type 8 tot en met 10 kunnen geplaatst worden in de 18de eeuw en type 11 zit op de overgang van 18de naar 19de eeuw. Het mag duidelijk zijn dat het overgrote deel van de hier gevonden speldjes, namelijk 88,7 procent, dateert uit de 16de of 17de eeuw (Baart et al. 1977: 133). Men kan zich dan ook terecht de vraag stellen of ze niet allemaal tegelijk zijn weg gegooid en bijgevolg ooit toebehoord hebben aan 1 persoon. Misschien was er in de buurt van de Melaan wel een speldenmaker aan het werk. In Groot-Brittanië wordt de speldenindustrie zelfs gezien als de oudste industrie met massaproductie. Eén enkele speldenmaker zou vóór 1700, 24000 spelden per dag gemaakt hebben. Een hoeveelheid van 572 speldjes valt hierbij dus in het niets. Ook hier worden de speldjes met een kop die bestaat uit windingen gedateerd in de 17de en 18de eeuw15 . Type Lengte In mm
1
14 15 1 16 1 17 3 18 12 19 26 20 26 21 28 22 42 23 57 24 30 25 17 26 34 27 20 28 34 29 18 30 20 31 11 32 8 33 8 34 2 35 36 5 37 4 38 3 39 40 41 42 1 44 45 1 46 47 48 49 50 52 53 71 1 83 Totaal 413
1a
2
2a
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
1 1 1 1 1 1
3 1 9 2 7 3
2 1 1
3
1
2 4 7 2 1 1 1 1 1
1
1
1 3 3
1
1 3 6 3 3
1 1 1
1 3
3 1 2 1
2 1 1 1
1
2 3 4 3 4 1 1 1 1 1 1 1
1 2
1 1 2 1 1 1
2
1
1 1
1 1 1
2
1 49
6
32
2
1
1
1
3
1
1
14
34
12
45
Type 1 = 2 windingen Type 1a = 2 windingen, 2 draaddikten Type 2 = 2 windingen, ronde kop Type 2a = 2 windingen, 2 draaddikten Type 3 = zeer dun Type 4 = 2 windingen, driehoekig Type 5 = 3 windingen Type 6 = 3 windingen, ovaal Type 7 = 4 windingen Type 8 = holle ronde kop, 2 helften Type 9 = volle ronde kop Type 10 = volle kop met insnoering Type 11 = platte kop, nagelvorm Type 12 = zonder kop Type 13 = fragmenten
Devotie 1. Medaille van een rozenkrans van de zeven smarten van Maria 2. Messing 3. 25 x 15 mm 4. 19de eeuw 5. Boven en onderaan een oogje. De rozenkrans van de zeven smarten van Maria is een christelijk gebedssnoer van 7 x 7 kralen, aangevuld met zeven medailles tussen de reeksen van zeven kralen, en een aanhangsel met drie kralen. De medaille verbeeldt aan de voorzijde de “Mater dolorosa” met zeven zwaarden door haar hart (MATER DOLOROSA ORA PRO NOBIS). De keerzijde vertoont de kruisiging. Deze medaille verwijst naar de vijfde smart van Maria, de kruisiging en de dood van Jezus. Zij was oorspronkelijk bevestigd tussen de vijfde en de zesde reeks van zeven kralen van de rozenkrans. 1. De wonderbare medaille 2. Messing 3. 23 x 17 mm 4. 19de eeuw 5. Bovenaan een oogje. De wonderbare medaille heeft betrekking op de verschijningen van Maria aan zuster Catharina Labouré in de Rue du Bac te Parijs in 1830. Deze medaille verbeeldt aan de voorzijde Maria op een wereldbol. Zij opent de handen waaruit stralen neervallen. De tekst rondom verwijst naar Maria’s onbevlekte ontvangenis (O MARIE CONCUE SANS PECHE PRIEZ POUR N. QUI AVONS RECOURS A V.). Aan de keerzijde staat de letter M waarboven een kruis en daaronder de twee harten van Jezus en Maria, alles omgeven door twaalf sterren. De medaille werd voor het eerst in 1832 geslagen en kende sindsdien een wereldwijde verspreiding.
Een archeologische kijk op de Melaan
Een archeologische kijk op de Melaan
1. 2. 3. 4. 5.
Parel Been Doormeter: 8 mm x 6,5 mm – opening: 2,5 mm 18de-19de eeuw Waarschijnlijk een paternosterkraal
1. 2. 3. 4. 5.
Profaan insigne of speelgoed Lood-tin gegoten 30,5 x 57 mm – doormeter steel: 7 mm 1400-1450 (Van Beuningen et al. 2000: 430) Hellebaard, met bovenaan een piek en onder aan een konische holle steelhouder, een drie hoekige bijl versierd met aan één zijde een vuur ijzer onder een X en aan de andere zijde slechts een X. Tot op heden is men nog steeds onzeker om een juiste functie en betekenis toe te schrijven aan deze bijltjes. Verschillende modellen komen voor zoals strijdbijlen, hakbijlen,en hellebaarden, dikwijls versierd met heraldische motieven.
Speelgoed 1. 2. 3. 4. 5.
Speelplaatje Been 21,5 x 37 x 1,3 mm 18de eeuw (?) Langs beide zijden centraal gegraveerd met een klaverblad.
1. 2. 3. 4. 5.
Knikker Pijpaarde Doormeter: ca. 13 mm 18de eeuw Aantal: 3.
46
Een archeologische kijk op de Melaan
47
Lakenloden 1. 2. 3. 4. 5.
Tweepinnenlood Lood gegoten-geknepen Doormeter: 40 mm 16de-17de eeuw VZ: Geen afbeelding zichtbaar, geplooid en mis vormd KZ: Op elke platgeknepen pin een lelie. Een om gebogen verbindingsbandje en een gietnaad over langs. De helft met gaten ontbreekt.
1. Pinnelood – deelbewerkersloodje 2. Lood gegoten-geknepen 3. Doormeter: 19,5 mm, open geplooid is de lengte: 47,5 mm, Dikte: 1,5 mm 4. 16de-18de eeuw 5. VZ: Binnen een rand geen afbeelding zichtbaar KZ: Op de pin sporen van letters, huismerk?
Munten Vier mijten van Filips de Goede (1419-1467) – Brabant – Mechelen (1458-59) Biljoen – 0,54 g – 23 mm – 10 uur – fraai Uitgebrokkelde rand – interpunctie met ringetjes VZ: Wapen van Boergondië in volle veld Omschrift: + PhS : DEI : GRA [ ] : BVRG : Z : BRA [ KZ: Een lang gevoet kruis het omschrift snijdend Omschrift: ] MOnE – TA : nOV – A : FACT - : ME [ Ref: VG. H. 18-1a Dubbele mijt van Filips de Schone (1482-1506) – Namen –1497 Biljoen – 0,88 g – 16,5 mm – 1 uur – goed bewaard Dubbel geplooid – interpunctie kleine kruisjes VZ: Een klauwende leeuw naar links gewend Omschrift: ]hS x ARCHID + AVST + DVX + BG + CO + n KZ: Een kort gevoet kruis met centraal het muntteken (vuurijzer) Omschrift: kroon [ ] DOMIN [ ] 7 Ref: VG. H. 129-7a Vier mijten van Karel V (1506-1555) – Vlaanderen – Brugge (1506-12) Biljoen – 1,65 g – 22 mm – 6 uur – zeer zeer fraai Interpunctie met kleine kruisjes VZ: Gekroond wapenschild Oostenrijk – Boergondië Omschrift: x MO x AR x ACHID [ ] DVX x B x F KZ: Een lang gevoet kruis het omschrift snijdend met centraal het muntteken (lelie) Omschrift: SIT x NO – MEN x DO – MINI x B – [ Ref: VG. H. 177-5a
Een archeologische kijk op de Melaan
Korte van Karel V (1506-1555) – Brabant – Antwerpen – 1553 Koper – 1,82 g – 18 mm – 3 uur – goed bewaard Vierkantig muntplaatje VZ: Gekroond hoofd naar rechts gewend Omschrift: hand CA . D : [ ] . REX . 53 KZ: Een klauwende leeuw naar links gewend Ref: VG. H. 198-1b Duit van Filips II (1555-1598) – Brabant – Brussel (1593) Koper – 0,80 g – 17-21 mm – 1 uur – bijna volledig afgesleten – stuk uit de rand VZ: Gekroond vuurijzer op een stokkenkruis tussen het jaartal met onderaan het Gulden Vlies Omschrift: . PHS . D : G . HISP [ KZ: Gekroond wapenschild Oostenrijk – Boergondië Omschrift: DOM [ Ref: VG. H. 234-3 Oord van Karel VI (1713-1740) – Brabant of Vlaanderen (1712-15) Koper – 3,02 g – 24 mm – 6 uur – goed bewaard VZ: Buste naar links gewend Omschrift: CARO [ ] ROM.IMP.HISP [ KZ: Gekroond monogram gevormd door drie ineen gestrengelde letters C Omschrift: 17 [ ] VST . D [ ] . Zc Ref: VK. 155 1 Cent van Willem I (1815-1830) – Utrecht – 1823 Koper – 4,03 g – 22 mm – 6 uur – zeer zeer fraai VZ: Een gekroonde letter W tussen het jaartal KZ: Gekroond rijkswapen tussen de waarde en C met onderaan muntmeesterteken en muntteken Ref.: VK. 272
Varia 1. 2. 3. 4. 5.
Bril Geel koper Lengte: 38 mm – doormeter: ca. 27 mm 18de-19de eeuw Montuurfragment, half-rond geprofileerd bandje als glashouder, met aan de zijkant het scharnier.
1. 2. 3. 4. 5.
Splitpen Geel koper 13,5 x 24 mm – dikte: 0,7 mm 18de-19de eeuw Een dun geplooid bandje.
48
Een archeologische kijk op de Melaan
49
1. Beschermhuls (van bijvoorbeeld onderaan een wandelstok) 2. Geel koper – ijzer – hout 3. Lengte: 60 mm – Doormeter: 10 mm - 11,5 mm – Dikte plaat: 0,5 mm 4. 19de eeuw (?) 5. Licht konisch buisje met naad, gemaakt van op gerolde plaat. Bovenaan versierd met een dub bele groef waarin een streepjesband ligt. De on derzijde is opgestuikt, binnenin houtsporen en op de band een klein nageltje.
1. 2. 3. 4. 5.
Kleine weegschaal IJzer Lengte: 111 mm – dikte: 2 mm – hoogte: 21 mm 18de-19de eeuw (Egan 1998: fig. 243) Balansarm waarvan de uiteinden zijn afgeplat en voorzien van een klein rond gaatje voor het op hangen van de schaaltjes. Centraal een gaatje voor de as en bovenaan is de wijzernaald omgebogen.
1. 2. 3. 4. 5.
Ring Geel koper Doormeter: 13,5 mm – dikte: 1,5 mm 16de-18de eeuw Gegoten.
1. 2. 3. 4. 5.
Ring Geel koper Doormeter: 12 mm – draaddikte: 1,5 mm 16de – 18de eeuw Open ring, soldeersel, gewonden.
1. 2. 3. 4. 5.
Ring IJzer Doormeter: 16 mm – draaddikte: 2 mm 16de-18de eeuw Open ring, gewonden.
1. Plat ringetje 2. Geel koper 3. Doormeter: 8 mm – opening: 4 mm – dikte: 1 mm 4. 16de-18de eeuw 5. Gegoten, afgebroken. 1. Plat ringetje 2. Geel koper 3. A. Doormeter: 8 mm – dikte: 0,8 mm – opening: 5 mm B. Doormeter: 9 mm – dikte: 0,8 mm – opening: 6,5 mm 4. 16de-18de eeuw 5. Open ring, gewonden.
A
B
Een archeologische kijk op de Melaan
1. 2. 3. 4.
Draad (niet afgebeeld) Geel koper – getrokken 18 x 25 mm – draaddikte: 0,6 mm Koperdraad is zeer moeilijk dateerbaar omdat het een heel grote tijdspanne overlapt. 5. Ovaal gewonden draad (2 windingen), kruiselings getorst. 1. 2. 3. 5.
Draad (niet afgebeeld) Geel koper – getrokken 12 x 16 mm – draaddikte: 0,6 mm Ooit rond vierkant voorwerp gewonden, drie win dingen.
1. 2. 3. 5.
Draad (niet afgebeeld) Geel koper – getrokken Lengte: 145 mm – draaddikte: 1,4 mm Vervormd, getorst.
1. 2. 3. 5.
Draad (niet afgebeeld) Geel koper – getrokken Lengte: ca. 140 mm – draaddikte: 0,6 mm Vervormd.
1. 2. 3. 5.
Draad (niet afgebeeld) Rood koper – getrokken Lengte: ca. 125 mm en 200 mm Twee fragmenten, vervormd, getorst.
1. Konisch plaatje – licht gebogen (niet afgebeeld) 2. Geel koper 3. Lengte: 32,5 mm – breedte: van 3,5 mm tot 7,2 mm 1. Ketting 2. IJzer – gesmeed 3. Lengte: 145 mm – breedte: 40 mm – doormeter: 11 mm 4. 18de-19de eeuw 5. Lange ovale schakel, één kopzijde open. 1. 2. 3. 4. 5.
Puntsel IJzer - gesmeed Lengte: 111 mm – doormeter: 14 mm 18de-19de eeuw Vierkant met afgeronde hoeken.
1. 2. 3. 4. 5.
Puntsel IJzer - gesmeed Lengte: 232 mm – doormeter: 9 mm 18de-19de eeuw Licht gebogen.
50
Een archeologische kijk op de Melaan
51
1. Huls – steelhouder 2. IJzer 3. Lengte: 75 mm – doormeter: 25 mm – 20 mm – plaatdikte: 1,2 mm 4. 18de-19de eeuw 5. Konische buis gemaakt van opgerolde plaat met overlappende naad, bovenaan een nagel, onderaan met een kraag. 1. Kal (?) – afgeronde spie (?) 2. IJzer - gesmeed 3. Lengte: 185 mm – breedte: 22,5 mm – 25,5 mm – dikte: 13,5 – 16,5 mm 4. 18de-19de eeuw 5. Licht konisch, alle zijden volledig afgerond.
Rivetten en nagels 1. 2. 3. 4. 5.
Rivet Geel koper Lengte: 22 mm – kop: 10 x 15 mm 16de-18de eeuw Gemaakt van opgerolde plaat (0,7 mm), onderaan een punt en bovenaan een platte kop.
1. 2. 3. 4. 5.
Rivet Geel koper Lengte: 10,5 mm – kop: 5,5 x 7 mm 16de-18de eeuw Gemaakt van opgerolde plaat (0,5 mm) onderaan een punt en bovenaan een driehoekige platte kop.
1. Nagel 2. Rood koper 3. Lengte: 20 mm – vierkante doormeter: 3 x 3 mm – kop: 15,5 mm 4. 16de-18de eeuw 5. Vol gegoten, ronde platte tapse kop. 1. Nagel 2. Rood koper 3. Bewaarde lengte: 16 mm – vierkante doormeter: 4,5 x 4,5 mm – doormeter kop: 16 mm 4. 16de-18de eeuw 5. Vol gegoten, diamantkop. 1. Nagel 2. Geel koper 3. Lengte: 9,5 mm – doormeter: 1,5 mm – kop: 4,5 à 5 mm 4. 16de-18de eeuw 5. Twee stuks, vol gegoten, met ronde licht bolle kop.
52
Een archeologische kijk op de Melaan
1. Nagel 2. IJzer – gesmeed 3. A: vierkant: 4 x 4 x 55 mm B: vierkant: 4 x 4 x 45 mm C: vierkant: 4 x 4 x ? mm (vervormd) D: vierkant: 6 x 6 x 110 mm
Rookgerei 1. 2. 4. 5.
Pijpekop Pijpaarde 1700-1740 Trechtervormige kop, gedeeltelijke radering aan de rand en onderaan het spoor, grove kwaliteit.
1. 2. 4. 5.
Pijpekop (niet afgebeeld) Pijpaarde 1700-1740 Fragmentaire trechtervormige kop onderaan met hiel, grove kwaliteit.
1. 2. 4. 5.
Pijpekop Pijpaarde 1740-1840 Ovoïde ketel, met radering op de rand, fijne kwaliteit. Hielmerk: WS gekroond, bijmerk twee stippen op de zijkant. Imitatie op het merk uit Gouda, Andenne, Gent, Kortrijk, St.-Omer of Venlo.
1. 2. 4. 5.
Pijpekop Pijpaarde 1740-1840 Fragmentaire ovoïde ketel, uitgebroken rand en ontbrekend hielmerk. Fijne kwaliteit.
1. 2. 4. 5.
Pijpekop Pijpaarde 1750-1900 Fragmentaire rondbodemkop met onderaan een opliggende bij.
1. Pijpekopfragment (niet afgebeeld) 2. Pijpaarde 1. 2. 3. 4.
Pijpesteel, 2 fragmenten (niet afgebeeld) Pijpaarde 38 mm en 48 mm 18de-19de eeuw
D
A
B
C
53
Een archeologische kijk op de Melaan
1. Bruyèrepijp 2. Kop in bruyère met een mondstuk in bakeliet, overgang tussen de twee is een vernikkelde koperen ring. 3. Hoogte: ca. 100 mm – lengte: 135 mm 4: Omstreeks 1900 (Brongers 1978: 148) 5. Op de tussenring staan vier merktekens.
1. 2. 3. 4. 5.
Pijpewroeter (?) Geel koper Lengte: 37 mm – Doormeter: 1,5 mm 18de eeuw Rond puntig staafje, bovenaan platgeslagen, omgebogen punt.
De toekomst Op 13 september 2003 maakte het Mechelse stadsbestuur in De Standaard16 bekend dat ze tegen 2007 ongeveer 630000 euro zal spenderen om een deel van de Melaan, aan het huidige conservatorium, terug open te leggen. Hopelijk wordt er bij deze werkzaamheden ook archeologisch onderzoek betrokken. Deze korte studie bewijst alleszins dat dit zeker de moeite loont.
Bibliografie BAART J. M. ET AL. 1977: Opgravingen in Amsterdam. 20 jaar stadskernonderzoek, Amsterdam.
TYLECOTE R. F. 1972: A contribution to the metallurgy of 18th- and 19 th-century brass pins, Post-Medieval Archaeology 6, 183-190. V AN B EUNINGEN et al. 2000: Heilig en Profaan 2. 1200 laatmiddeleeuwse insignes uit openbare en particuliere collecties, Rotterdam Papers 12, Cothen. VAN GELDER H.E. EN HOC M. 1960 : Les monnaies des Pays-Bas bourguignons et espagnols 1434-1713, Amsterdam. VAN HOLK A. 1996: Archeologie van de Binnenvaart. Wonen en werken aan boord van binnenvaartschepen (1600-1800), Scheepsarcheologie IV, Ketelhaven. VAN KEYMEULEN A. 1981 Munten van Albrecht en Isabella tot Willem 1, Brussel. VAN UYTVEN R. (ed.) z.j.: De geschiedenis van Mechelen. Van heerlijkheid tot stadsgewest, Tielt. WHITEHEAD R. 1996: Buckels 1250-1800, Essex.
BERLEMONT F. 1980: ‘Water in de straten van Mechelen’ historische tochten op de Dijle en de vlietjes, Mechelen.
WOLF 1994: Kledingaccessoires. Vondsten uit de Kleine Aa. In: Archeologie en bouwhistorie in Zwolle 2, 121-133
B RONGERS G. H. 1978: Van Gouwenaar tot Bruyèrepijp, Amerongen. 1
DUCO D. H. 1982 : Merken van Goudse pijpenmakers 1660 – 1940, Lochem. DUCO D. H. 1987 : De Nederlandse kleipijp. Handboek voor het dateren en determineren, Leiden. E GAN G. 1998: Weighing apparatus. In: The medieval household. Daily Living c. 1150-c. 1450, 301-329. INSTALLÉ H. 1997: Mechelen. Stedenatlas, Brussel. L E T TA N Y L. (ed.) 2003: Het ongeschreven Mechelen. Archeologisch onderzoek op de Grote Markt en de Veemarkt 2001-2003, Mechelen. R OMBOUT H. 1997: Mechelen. De vroegste ontwikkeling. IN: INSTALLÉ H. (ed.), Mechelen. Stedenatlas, Brussel, 15. STEURS V. en UYTTERHOEVEN J. z.j.: De toponymie van Mechelen met een historische inleiding. Deel 1: Mechelen-Binnen, Mechelen.
Mechelse Vereniging voor Stadsarcheologie v.z.w. Paardenstraatje 15 2800 Mechelen 2 Rombaut 1997: 15. 3 Lettany 2003: 25-26. 4 Lettany 2003: 73. 5 Berlemont 1980: 7-53. 6 Steurs en Uytterhoeven z.j.: 112. 7 Steurs en Uytterhoeven z.j.: 112-116. 8 Rombaut 1997: 15 en van Uytven z.j.: 15. 9 Van Uytven z.j.: 15. 10 De bespreking van dit aardewerk komt uitvoerig aan bod in een volgend jaarboek. 11 Installé 1997: 102. 12 Dit straatje heeft nog steeds zijn oude straatnaambordje, maar is momenteel in privéhanden. 13 Gekend onder het kadaster Afdeling 1, Sectie B, nr 305 14 De vlieten werden gebruikt als openbare riool. Het huishoudelijk afval werd massaal in het water gedumpt. Daarnaast waren de vlieten een ideale broedplaats voor ratten en ziekten. 15 Tylecote 1972: 183. 16 De Standaard 13/09/2003.
102
Bronsrot, kratervorming en wegduwen van het oppervlak (foto IAP) (pagina 79 - Afb. 3)
Bronsrot. Volledig verpoederd met patina er rond. Micro-opname op breuk (foto IAP) (pagina 80 - Afb. 4)