Begraaf mijn hart in zee (programmaboekje)

Page 1

Watermuziek 2013

Begraaf mijn hart in zee Gedichten en teksten van Peter Goedhart



Inhoud Voorwoord Reis in tijd en ruimte door de wereld hier beneden

5

Begraaf mijn hart in zee Schoenen

8

Miami Spaanse wateren De Spaanse boot

18 21 23

Rijnhaven ss Rotterdam Kraanmachinist Wayfaring stranger

24 26 27 30

Watermuziek 2013 & colofon

32


Schoenen i Ik heb jullie weergevonden blaartrekkende vrienden die mij droegen over de schelpenzee naar Avebury’s stenen strand. Die mij droegen naar Thorung-La’s ammonietenzee waar stenen golven reiken tot in de wolkenkuiven. Vergeef mij dat ik mij van jullie wilde ontdoen. In 1979 hield ik van jullie. In 1986 hield ik van jullie. In 1996 hield ik van jullie. Ach wat is tijd voor de God van het wandelen. Vier nieuwe Vibramzolen hebben jullie gekregen, nooit hebben jullie versaagd. Vergeef mij dat ik mij van jullie wilde ontdoen. Toen ik het stof van jullie voorhoofd wiste herinnerden jullie mij aan ons samenzijn en als Abraham tegenover God stond ik en het mes viel uit mijn hand. Vergeef mij dat ik mij van jullie wilde ontdoen. 8


ii ‘Jetzt fangen wir wieder an mit dem schönen laufen’, sprak de grote Duitser. Hij glimlachte en op blote voeten in zijn sandalen bedwong hij de pas van Thorung-La. ‘Hoe is dat mogelijk’, vroeg ik hem ‘Da muss man aber wirklich robust sein’, was zijn enige antwoord. iii Mijn twee verroeste sleepboten zet jullie Vibramzolen schrap trek mij los van mijn ankers sleep mij weg van de stad breng mij naar zee, naar zee. Zing mij het schelpenlied zing mij het golvenlied laat mijn hart bollen als een zeil. Laat heel de wereld weten: ‘hij is uitgevaren.’ iv – seizoenen Ik heb jullie aangetrokken en wankel de straat op een net geboren hert. O wat doet de lente zeer aan mijn voeten. Kort is het dichtersleven van moment tot moment struikelend in bloesems.

9


Miami Daar staat ze. Een witte droom. Ik was al de hele ochtend opgewonden. ‘Hoe laat zou ze komen, is ze er al? De tweede zitting van het ontbijt moet nu bijna achter de rug zijn, dan zijn de jongens vrij en kunnen wij gaan.’ Als een razende had ik mijn 40 bedden opgemaakt, af en toe zenuwachtig naar de reling rennend. ‘Straks zijn ze al weg; heb ik niet gemerkt dat ze klaar waren.’ Ik verkleed mij snel. Wit overhemd, zwarte broek. Weer naar de reling. En… daar is ze! Een spierwitte Ford cabrio met rode bekleding glanzend in de zon, klaar om uit te vliegen. Een man van het verhuurbedrijf staat in een vuile overall als een vloek tegen de wagen geleund te wachten. Opeens zijn wij er allemaal. Niet de gangway afrennen, niet te gretig. Mannen van de wereld. Don neemt het voortouw, pakt de sleuteltjes aan met z’n lange, lenige vingers. Hij ziet er weer uit om door een ringetje te halen. Donkere broek, wit overhemd, stropdas met minuscuul stropje. Het haar met de enorme inhammen netjes over het spitse hoofd gebrylcreemd. Hij lacht zijn kakelende lach om een opmerking van de verhuurder. Dan is het klaar en zij is van ons. Wij enteren haar met zes man. Don onze dandy. Joop met z’n rossige haar en fletse ogen. Een mooie Indische jongen. Een kleine blonde salonbediende, een jongen die werkt in de purser’s office en mijn persoontje. We nestelen ons op de rode leren bekleding. ‘Daar gaan we jongens.’ Don start, nog zie ik hem het sleuteltje omdraaien, de achtcilinder begint te grommen. Langzaam glijdt zij de kade af, haar witte vleugels uitgeslagen in wolken Old Spice, het parfum van de zeeman. Onder ons rolt de highway weg, zes oorlogskinderen zoeven over een schiereiland vol mondain leven, een paradijs voor de rijken: Florida. Maar voor wij over palmtakken de stad inrijden stoppen wij bij een uitspanning. We hangen op de wagen, een koude coke in de hand. Een van ons neemt een foto. Ernstig kijken wij in de lens. Mannen van de wereld. Verder gaat het over de boulevards naar Miami. Federal Highway af en Biscayne Boulevard. Bij elk stoplicht racen om als eerste weg te zijn, uitdagend opzij kijkend. Verderop kom je op Dixie Highway, kun je helemaal doorrijden tot het verre zuiden, de zee in over het weglint, dat tientallen eilandjes met elkaar verbindt.

18


In Key West stopt de weg. Links de Straat van Florida, rechts Florida Bay en de Golf van Mexico. Een liedje van Harry Belafonte klinkt in mijn hoofd terwijl wij rijden op Dixie Highway. Round the bay of Mexico. Wie kent die hit uit 1959 niet. Maar ik had het over Key West, het oude piratenhol. Als ik daaraan denk enter ik schepen, het mes tussen de tanden. Graai ik met mijn handen in kisten vol goud. Hoor ik het geschreeuw van de zeelieden. Het gebulder van de kanonnen. Dobbel ik met het mes op tafel, drink ik rum tot ik onder tafel rol met een mooie meid. Niks mis mee toch? Het weglint strekt zich van het vasteland van Florida zo’n 150 km uit naar het zuidwesten. In een wijde boog verbindt zij eilandje na eilandje. Long Key, Plantation Key, Sunset Point, Grassy Key, Conch Key, Vaca Key, Summerland Key, Boca Chica Key, Ramrod Key, Duck Key. Eén lange aangehouden toon van riffen en banken. Vroeger was het link varen tussen die eilanden. Je kon stranden. Je schip werd opengereten op een rif of geënterd door piraten. Prachtig. Never a dull moment. Aan de noordkant van Miami tussen de 96ste en 98ste straat in Bal Harbour stoppen wij bij het Americana Hotel. Zoiets bijzonders hebben wij nog nooit gezien, schoorvoetend maar brutaal stappen wij het hotel binnen. Of wij even rond mogen kijken. ‘Maar natuurlijk heren, kijkt u maar rond.’ Het Americana Hotel is een van de mooiste gebouwen van de wereld, als we het foldermateriaal moeten geloven. Een hoogstandje van hedendaagse architectuur. Overal moderne kunst, waar je ook kijkt. Wij vinden het prachtig. In de cirkelvormige lobby verdrinken wij in het marmer en midden in die ruimte rijst uit de vloer een terrarium ten hemel van 12 meter doorsnee, conisch uitlopend als een met twee handen door een reus opgeheven bokaal. In het terrarium palmen, bloeiende orchideeën, bananenbomen, varens die door het open dak naar de hemel groeien. Een compleet subtropisch regenwoud. Een hangende marmeren wenteltrap omcirkelt het terrarium als een anaconda in een lange luie bocht. Onder de trap een tropisch Everglades-moeras met papyrus, cipressenblokken en… alligators. In de lobby rijzen 12 mozaïeken staatslieden en ontdekkingsreizigers als geesten zes meter hoog op uit het stof van de vloeren. En overal waar wij kijken zien wij luxe en mooie mensen. ‘Did you like it’, vraagt de receptioniste. Wij zijn ‘very pleased.’ ‘Could we?’ Verlegen wijzen wij op prentbriefkaarten op de balie. ‘But of course, wait, I’ll give you these, too.’ Beladen met menukaarten, ansichtkaarten,

19


lucifers, folders en do not disturb-kaartjes zoeken wij de uitgang op als kinderen met een zak snoepgoed. In no time zitten wij in de wagen. Don start, zet de radio aan en – oh wonder – daar zingt Harry Belafonte Round the bay of Mexico. Wij slaan onze armen over elkaars schouders, en blèren mee terwijl wij wegglijden in de middag langs witte palmenstranden. Round the bay of Mexico Way up Suzyanna Mexico’s the place that I belong in Round the bay of Mexico. Been·to sea for a month or more Way up Suzyanna Looking forward to my time on shore Round tbe bay of Mexico. The wind is high, the sky is blue Way up Suzyanna Bound to anchor in a day or two Round the bay of Mexico. I can see it all before my eye Way up Suzyanna A big café and a bottle full o’ rye Round the bay of Mexico. There’s Rosita and Chiquita and pretty maid Bell Way up Suzyanna If I meet them all at once I’ll never get weIl Round the bay of Mexico.

Tekst en muziek Round the bay of Mexico: Lord Burgess.

20


Spaanse wateren

John Masefield (vertaling Peter Goedhart) Spaanse wateren, Spaanse wateren, jullie klinken nog in mij, Als een langzaam zoet muziekstuk, uit een tijd, allang voorbij; Met verhalen en met liedjes en gedachten in mijn brein Over het zandig strand van Muertos, kon ik daar nog een keer zijn. Branding breekt daar op Los Muertos, brullend als een bos in brand, En daar gingen wij voor anker en daar gingen wij aan land, Stil ligt daar het blauwe strandmeer, rottend hout ligt op de ree, Druipend als kleding van lijken, opgeworpen door de zee. Wij ankerden op Muertos, de ondergaande zon was rood, Een halve mijl ten westen van Nigger Head lag onze boot; En voor de mist kwam op het rif en ’t zonlicht was gedoofd, Gingen wij aan land op Muertos, met het goud door ons geroofd. In een tiental wrakke kisten droegen wij het door ’t moeras, Zinkend in zuigende poelen waar de zon ondraaglijk was, Tillend over stronken, hijgend; vloekend vliegen, hitte, pijn, Smachtend naar een dronk uit zilver in ’t provisiemagazijn. Bij bleek spookachtig maanlicht, begroeven wij daar toen de schat, Rijk als Lima kon dit spul de schooier maken die het bezat, Sieraden van koper, zilver, Spaanse kisten volgestouwd, Dubbele moidores, dubloenen, louis d’ors van blinkend goud. Geel-metalen oorringen van Indianen uit Brazil, Ruw smaragd geroofd uit Rio, bezoarsteen van Guayaquil; Zilver, ruw en al bewerkt en potten van Arica-brons, Sieraden van Incabeenderen, die ontwijd zijn door de Dons. Wij hebben daar een boom geveld en van een merk voorzien, Hij geeft de plek aan van de buit die niemand ooit zal zien, Toen zijn we weer aan boord gegaan, pal zuidwaarts koersten wij, Door de branding van Los Muertos die luid donderend brult in mij.

21


Ik ben de laatste die het weet. Allen gingen hier vandaan; Dood, vermoord, of ten anker bij ’t Mulattenrif gegaan, Oud, wanhopig, hongerig zing ik bij wat vioolgekras, En ik weet waar al dat goud ligt, o als ik daar toch was. Dat het zo moest eindigen. Ik ben oud, en bijna blind, En verleden is een vreemd ding dat maar door je hersens spint. Soms zie ik de rode zonneschijf, die mij in dromen wenkt, En ’t schip, dat onder marszeilen, voor Nigger Head langs zwenkt. Wat graag zou ik daar aan land gaan, mijn houweel slaan in de grond Bij de gemerkte kokospalm, op de plek die niemand vond, En het goud en zilver nemen dat daar met de tijd vergaat, Waar de branding van Los Muertos brullend in mijn oren slaat.

John Masefield (1878-1967) was een Engels dichter en schrijver. Vanaf 1930 tot aan zijn dood was hij Poet Laureate. Zijn beroemdste bundel is Salt-Water Ballads (1902). Het gedicht ‘Spanish waters’ verscheen in de bundel Ballads and Poems (1910). Masefields gedicht werd onderaan voorzien van de mededeling ‘Tettenhall’, de voorstad van Wolverhampton, bij Birmingham, waar hij woonde toen hij het gedicht schreef.

22


De Spaanse boot

Léo Ferré (vertaling Peter Goedhart) Ik was een Spaans galjoen en voer op de Garonne Met smokkelwaar beladen en Spanjolen bemand De mensen stroomden toe en groetten de Madonna Mijn boegbeeld waaraan zij hun hart hadden verpand. Zo ging ik er vandoor, Amerika ontdekken Gedreven door de wind en het avontuur dat wacht Ik ben een schip dat denkt en profetieën zal voltrekken De kaden van Bordeaux buigen door onder mijn vracht. O hoe zoet is de weg naar Amerika En hoe zoet drijft de liefde ons voort. Voor geluk moet je beslist een beetje lijden Treur maar niet, mon ami, ik keer weer. Want de jeugd wordt pas gevormd door veel te reizen Als ik oud word dan zie je me weer. Beladen met oud goud in de doldrums gevangen Liepen op een dag mijn zeilen weer vol Mijn hart werd weer vervuld van een groot verlangen En beter dan een zeeman hield ik mijn zeilen bol. Geharnast met Spanjolen, beklim ik de Garonne Ik kom terug naar huis in het stralende licht De menigte dromt samen en groet de Madonna die een andere kleur heeft op haar gezicht. O hoe zoet is de thuisreis naar Spanje En hoe zoet is het kerende tij. Voor geluk moet je beslist een beetje lijden Niet getreurd goede vriend, ik kom weer. Want de jeugd wordt pas gevormd door veel te reizen En dan zeg ik mijn vriend, nu ben jij!

23


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.