7 minute read

De aanhoudende honger van Walter Van den Broeck

Met het schenken van zijn schrijversarchief aan het Letterenhuis in Antwerpen nadert Walter van den Broeck de afronding van zijn loopbaan. YANNICK DANGRE bezocht de 80-jarige schrijver die zint op zijn laatste roman. ‘De werkelijkheid is vanzelf klungelig en dus humoristisch.’

‘Ik besef nauwelijks dat ik al zo lang bezig ben. Voortdurend ben ik in de weer met nieuwe projecten. De roman Crossroads is amper een jaar oud en de volgende is alweer klaar voor publicatie. In het najaar komt eerst nog een bewerking van Tijl Uilenspiegel uit.’

Advertisement

In zijn woonkamer in Turnhout maakt schrijver Walter Van den Broeck (Olen, 1941) een kwieke indruk. Tegelijkertijd, zegt hij, ‘kan een mens op mijn leeftijd natuurlijk niet blind zijn voor zijn eigen sterfelijkheid. Dat ik onlangs mijn archief aan het Letterenhuis heb geschonken, gaf me de gelegenheid enige orde in de chaos te scheppen.’ Lachend: ‘Pas dan besef je dat er een lijvig en toch wel leep in elkaar zittend oeuvre achter je ligt.’ Van een groots plan dat er ooit lag toen hij nog een snaak was, blijkt geen sprake. ‘Ik had vooral veel honger, zowel naar tekenen als naar literatuur. Ik ben altijd gefascineerd geweest door stripverhalen en kon aardig met potlood en penseel overweg, maar de literatuur was toch sterker.’ De honger die nooit over zou gaan leidde in 1967 tot zijn debuut De troonopvolger. Dertien jaar later volgde zijn bejubelde Brief aan Boudewijn waarin Van den Broeck de cité, de arme arbeiderswijk in zijn geboortedorp Olen, schetst. ‘Het idee voor dat boek was eenvoudig: ik wilde een roman maken over de Koperstraat, waar ik opgegroeid ben. En in tegenstelling tot dat beroemdste boek over een straat, De Kapellekensbaan, wilde ik er geen helden in creëren. Daarom beschrijf ik het hele dorp met een even grote rol voor zijn honderden protagonisten.’ Zijn Brief aan Boudewijn was een doelbewuste exercitie. Tegenover de Koperstraat, symbool voor de armoede, plaatste hij de verpersoonlijking van de rijkdom: de koning. ‘Ik geef hem een denkbeeldige rondleiding in mijn dorp, om hem te tonen hoe het er écht aan toegaat.’ Begin jaren vijftig had de nog jonge koning Boudewijn een bezoek gebracht aan Olen. De gebreken werden toen gecamoufleerd. Voor de fabriek lagen ineens grasmatten op kippengaas, zodat het leek alsof de arbeiders tussen idyllische grasperkjes werkten. De volgende dag waren de matten alweer verdwenen. Van den Broeck: ‘In Brief aan Boudewijn wilde ik de werkelijkheid achter die schone schijn tonen, zeker omdat de Kempen in die tijd werkelijk een achtergesteld gebied waren. Net als veel vrienden heb ik als kind jassen gedragen die verkeerd sloten omdat het de afdragertjes van mijn zus waren. Iedereen droeg ook broeken met lappen stof op het zitvlak, alles werd hersteld en versteld tot in het oneindige. Voor de fabriek er kwam, was er zelfs geen stromend water en behielpen we ons met waterputten.’ Armoede en sociale achterstelling gaan Van den Broeck aan het hart. Zijn werk kent een sterke sociale betrokkenheid; al vroeg waarschuwde hij voor het verdwijnen van de sociale cohesie in arbeiderswijken. Nu stelt hij vast dat zijn waarschuwingen ‘helaas zijn uitgekomen. Als ik nu door de Koperstraat rijd, zie ik niemand. Vroeger woonden er 78 kinderen en was het na schooltijd een drukte van jewelste. Ook de volwassenen stonden buiten, kletsend met elkaar. Zeker de vrouwen, die samen breiden - tot de fabrieksbel luidde en ze zich naar hun fornuizen haastten. Iedereen hing aan elkaar.’ Het treffendste voorbeeld daarvan heeft Van den Broeck uitgewerkt in Groenten uit Balen (1972), gebaseerd op een staking van plaatselijke zinkarbeiders. ‘Dat bracht toen een golf van solidariteit teweeg. De

HET DOMSTE DORP VAN VLAANDEREN

Walter van den Broeck (1941) groeide op in Olen. Dit volgens de legende ‘domste dorp van Vlaanderen’ vormt het decor voor vele van zijn romans. In 1980 brak Van den Broeck door met Brief aan Boudewijn, de sociaal geëngageerde kroniek van zijn jeugd. Als toneelschrijver viert hij dit jaar het vijftigjarige jubileum van Groenten uit Balen, een stuk over een fabrieksstaking dat meer dan duizend keer werd opgevoerd. In 2011 werd het stuk verfilmd door regisseur Frank Van Mechelen.

stakende arbeiders kregen voedsel van de supermarkten, gratis medische zorgen en hun afbetalingen werden door de banken spontaan uitgesteld. Dat was aandoenlijk haast; en totaal ondenkbaar, vandaag.’ Waar ging het mis? Waar ging de solidariteit verloren? ‘Solidariteit komt vaak voort uit gedeelde achterstelling. Zodra mensen voldoende welvaart bereiken, neemt de nood aan solidariteit af. Allemaal laten ze zich aan datzelfde mechanisme vangen. Het gaat altijd weer over geld uiteindelijk. Dat was het mooie aan de cité: alle arbeiders verdienden hetzelfde, er was geen reden om jaloers te zijn op elkaar. Er was veel minder interne concurrentie. Ook wij, de kinderen, wilden ons niet zoals de huidige door onze kleding onderscheiden; integendeel, wij streefden ernaar om er vooral hetzelfde uit te zien.’

Dat onderlinge competitie en hebzucht tegenwoordig zo dominant zijn, stemt hem pessimistisch. ‘Ik zie het somberder in dan dertig, veertig jaar geleden. Het devies blijft “groter en beter”, desnoods ten koste van de hele planeet. Waar eindigt de eeuwige groei? En van Jan met de Pet valt weinig heil te verwachten, die springt bij wijze van spreken regelrecht van een rots in zee. Als je kijkt naar antivaxxers bijvoorbeeld… Overigens schreef ik dat ook al in Het jaar 10, het vervolg op Groenten uit Balen waarin de arbeiders welvarende middenklassers waren geworden en er van de samenhorigheid niets overbleef.’ Hoeveel engagement schuilt er nog in de 81-jarige schrijver zelf? ‘Laten we zeggen dat ik “lijdzaam geëngageerd” ben. Maar ik ben sceptisch geworden over verandering gestuwd door mensen. Alleen grote, globale veranderingen zoals een oorlog of een nóg ingrijpendere pandemie kunnen de sociale voorwaarden herdefiniëren. Een revolutie van onderuit, daar geloof ik niet meer in. Terwijl de oplossing voor de hand ligt: je blijven verenigen, óók als je het goed hebt. Kijk naar het Wonder van Mondragón: een reeks coöperaties in het Baskenland die inmiddels is uitgegroeid tot het zevende grootste bedrijf van Spanje. Ieder lid heeft nog steeds zijn zeg. Zo kan het ook.’ De romans van Van den Broeck staan bekend om de treffende beschrijvingen van het gewone, volkse leven. Met humor en veel oog voor detail toont hij hoe Jan Modaal zich moedig en stuntelend een weg door het leven baant. ‘Ik heb het vaak over de onhandigheid bij mensen. Eigenlijk hoef ik bijna niets te verzinnen, laat staan dat ik doelbewust grappig wil schrijven. De werkelijkheid is vanzelf klungelig en dus humoristisch.’ Zo dicht mogelijk bij die werkelijkheid blijven is voor Van den Broeck de beste manier om de dingen vast te leggen, tegen het verdwijnen. ‘Mijn boeken vormen het ultieme middel om de omgeving en alle figuren uit mijn jeugd vast te leggen. De meesten zijn natuurlijk al overleden, en de arbeiderswijken die ik beschrijf bestaan eigenlijk niet meer, maar juist daarom wil ik dat vastleggen. Ik kom uit een tijd waarin de ene buurman nog het strijkijzer van de ander herstelde, waarna die dan weer iets in ruil deed waar hij goed in was.’

‘Alleen grote, globale veranderingen zoals een oorlog of een nóg ingrijpendere pandemie kunnen de sociale voorwaarden herdefiniëren.’

Lachend: ‘Behalve mijn vader dan, die telefoons repareerde maar in zijn vrije tijd liever een pint ging drinken dan andermans toestellen weer op te lappen.’ Dan, serieus: ‘Mijn vader dronk natuurlijk te veel. Het zorgde voor een gespannen situatie omdat hij al het huishoudgeld opzoop en er dan telkens weer een furieuze ruzie met mijn moeder ontstond. Er zijn momenten dat ik hem daarvoor gehaat heb, maar later kon ik dat beter begrijpen. Hij kwam zelf uit een moeilijke thuissituatie, die overigens voer is voor mijn volgende roman.’ Hij doet het niet voor het eerst, het vastleggen van zijn familiegeschiedenis, zoals in Aantekeningen van een stambewaarder (1978). ‘Ik heb het geluk dat mijn familie vol spectaculaire verhalen zit. Mijn net voltooide boek De lastige liefde Walter van den Broeck: ‘Een revolutie van onderuit, daar geloof ik niet gaat over mijn grootvader die meer in.’ foto Uitgeverij Vrijdag naar Amerika trok en later met een Filipijnse trouwde - waarna alles faliekant misliep. Dat zorgde ervoor dat mijn vader zonder moeder opgroeide, hier in de Kempen.’ Het is iets wat Van den Broeck bij de jongere generaties schrijvers mist. ‘Veel van hun boeken spelen zich in het buitenland af, alsof er geen binnenland meer bestaat. Alsof ze zich per se een kosmopolitisch imago willen aanmeten. Voor mij is het altijd vanzelfsprekend geweest om over de eigen omgeving te schrijven.’ Broedt hij, na het net voltooide De lastige liefde, op nieuwe plannen? ‘Plannen zijn er wel, al ben ik nog niet bezig, dus het is een beetje een lastige periode nu. Maar het stopt nooit in mijn hoofd. Wel vraag ik me af of ik, als ik nu aan een boek begin, het nog wel af zal krijgen. Mag het ook niet een wat dunner boek zijn, denk ik dan – het zijn dingen waar ik vroeger nooit over nadacht. Niettemin ga ik door. Van mijn volgende boek kan ik alvast verklappen dat het een heel mooie afronding van mijn oeuvre zou zijn.’ Z

This article is from: