2 minute read

an olaerts

Nog goed dat er een slang bij het Hy at geerne Wittebroodt maar liever Fruyt ook Rijs ende Suycker en dronc wel ofte vier stoppen Wyns treffend op. Heel Antwerpen wist raam lag dat Emanuel een zuipschuit was. Toen hij in 1563 in de haven aankwam, dronk de olifant zich bewusteloos, soo veel Wijns dat hij wel vierentwintich uren lanck voor doodt gehouden werdt. Arme Emanuel. Hij was een cadeautje voor Maximiliaan, de nieuwe keizer van het Heilige Roomse Rijk. De Portugese koning wilde hem niet over de Middellandse Zee brengen, want daar zaten piraten. En die piraten hadden eerder Suleiman al bijna gepikt, andere olifant. Voor de veiligheid moest Emanuel te voet van Antwerpen langs Brussel, Leuven en Keulen tot in Wenen, waar toen het pestvirus baas was. Het staat allemaal in een boek over beroemde olifanten, Dikhuiden in de (kunst) geschiedenis, van Robert Capiot, vroeger werkzaam bij Het Belang van Limburg. Het is een droeve historie, telkens opnieuw, over olifanten die drankverslaafd waren, een koprol konden doen of werden geëlektrocuteerd. Het filmpje over Topsy de olifant staat op YouTube. Eén minuut, 6600 volt, warning, viewer discretion, ik durf er niet naar te kijken. Hoofdstuk 12 lezen is al erg genoeg. En hoofdstuk 13 biedt evenmin troost. Na Topsy komt Jenny, een olifant uit een Duits circus die in 1914 k.f. werd verklaard, kriegsfertig. Capiot vertelt het verhaal van twaalf olifanten en schetst daarbij een mottig portret van de mens. De hoop blijft beperkt tot vroeger was het erger. We gaan tegenwoordig toch anders om met dieren, zo stond ik laatst te bedenken in de Zoo van Antwerpen. Het regende. Het coronavirus was baas en we verveelden ons dood. Gelukkig was de dierentuin open. Vrijheid is een gebrek Een kaartje kostte maar de helft, omdat je nergens naar binnen mocht. Nog goed dat er aan betrokkenheid, zou een slang bij het raam lag. Een gorilla vond ons de moeite van het bekijken niet waard. Bij uitbreiding kon het geen enkel dier wat schelen. De stokstaartjes staarden maar wat in de dat niet kunnen? leegte. De papegaaien zwegen. Je hoort soms mensen fulmineren tegen dierentuinen. Wat moet dat ook, een leeuw ⏤ en een vleesetende varaan, in een hok achter Antwerpen Centraal. Dieren horen in de natuur. Maar nergens is de natuur zo duidelijk als in de dierentuin. Ik kom er graag. De achteloosheid van de dieren raakt me telkens weer. De desinteresse is totaal, wat een gevoel van vrijheid geeft. Vrijheid is een gebrek aan betrokkenheid, zou dat niet kunnen? De olifanten lieten zich overigens niet zien. Ik stond me uit te strekken in de regen. Geen glimp slurf werd mij gegund. Te koud, te nat, betere omstandigheden binnen. De dieren bleven in hun Egyptische tempel. Op een bankje in de drup at ik witte boterhammen en een banaan, dronk 25 centiliter uit een plastic flesje en dacht aan Emanuel, de olifant die in 1563 aankwam in de haven van Antwerpen. AN OLAERTS

Advertisement

This article is from: