8 minute read

feuilleton

Next Article
an olaerts

an olaerts

f e u i l l e t o n

Met bijdragen van Dieter van den Bergh, Pascalle Mansvelders en Wido Smeets

Advertisement

Keith Haring, Figure VII

Nog steeds bang voor ‘n kernoorlog

Elke keer als Keith Haring werd gearresteerd omdat hij tekeningen maakte in de New Yorkse metro, wist de politie niet wat ze met hem aan moest. Haring gebruikte geen spuitbussen. Had hij zijn tekeningen in de open lucht gemaakt, dan waren ze bij de eerste de beste regenbui weggespoeld. Zijn graffiti vielen niet onder vandalisme; nadat hij was vrijgelaten pakte hij de eerste beste metro terug om weer verder te gaan. Graffiti-kunstenaar Keith Haring (1958-1990) maakte zijn metrotekeningen, soms wel veertig op een dag, met wit schoolkrijt op zwarte papiervellen die hij over oude advertenties hing. Hij zag zijn werk als een performance-act waarmee hij de echte wereld binnenbracht in zijn kunst. Over je schouders kijken voor de New Yorkse politie, je sneakers buiten de pisplassen houden en het contact met de voorbijgangers waren onderdeel van een experiment om een zo breed mogelijk publiek te bereiken. Haring bedacht symbolen die iedereen kon lezen, zoals een stralende baby, een blaffende hond of een zwanger poppetje zonder borsten, in een wereld van nucleaire dreiging, racisme, drugsmisbruik, homo-emancipatie en aidsbestrijding. Hij was een man van actie, kunst was voor hem communicatie. Met zijn acts stak Haring ook een middelvinger op naar de kunstmarkt. Kijk, zeiden de poppetjes, je kunt dit ook maken zonder dat je een commercieel object bent: het was letterlijk liefdewerk oud papier van een kunstenaar die podia voor kunst verschoof en zo tot de dag van vandaag een inspiratiebron is voor velen. Zonder Haring geen Banksy – al heeft deze zich wél overgegeven aan de geneugten van de kunsthandel. Er waren verschillende kunstwerelden en geen enkele mocht je negeren, was het motto van Haring die al jong doorbrak. Hij had haast. Al muurschilderend hopte hij de wereld over; met hetzelfde gemak werkte hij aan muziek- en theaterspektakel, in musea en met kunstcoryfeeën als Andy Warhol. Hij maakte zo’n 5000 metrotekeningen, en stopte ermee toen hij te populair werd. In 1990 stierf hij aan de gevolgen van aids, hij was pas 31. Cultuurhuis Schunck in Heerlen toont momenteel werk uit die vroege periode, met als blikvanger dertien wandstukken van een muurschildering die hij maakte in een New Yorks jeugdcentrum. Veertig jaar na zijn dood is Harings symbolenalfabet nog even universeel als veertig jaar gleden. Zijn in de rondte dansende figuurtjes zijn zonder ras, leeftijd of gender, ze zijn enkel ‘mens’. Ze vechten nog steeds tegen racisme en vooroordelen en voor seksegelijkheid. Ze zijn blij dat ze zich in het nachtleven kunnen verliezen en, net als toen, bang voor een kernoorlog. (PM) Keith Haring, Grace House Mural. Van 9.3 t/m 25.9 in Schunck, Heerlen. schunck.nl

Verlaten steden

Kapotgebombardeerde en verlaten steden, door de oorlog in Oekraïne horen ze sinds eind februari weer tot de Europese realiteit. Koen Broucke, de Vlaamse kunstenaar die toch al bezig is met de relatie tussen kunst en de vergane glorie van historische veldslagen - hij promoveerde er zelfs op - moet de Russische agressie en de gevolgen ervan hebben voorvoeld toen hij zijn expositie in het Verhaerenmuseum in Sint Amands de titel La ville abandonnée (De verlaten stad) meegaf, naar het bijna gelijknamige werk van de 19e eeuwse symbolist Fernand Khnopff. Het is geen toeval dat de expositie in het Verhaerenmuseum is geland. Het museum is gewijd aan de Belgische dichter/toneelschrijver Emile Verhaeren (1855-1916) die aan het begin van de 20ste eeuw bevriend was met zijn Oostenrijkse collega Stefan Zweig. In Nederland en Vlaanderen is Zweig, die Verhaerens poëzie vertaalde in het Duits, vooral bekend om zijn autobiografische boek De wereld van gisteren. Hij beschrijft daarin de jaren na 1933, toen de nazi’s hun destructieve wereldbeeld oplegden aan Europa. Vanaf hun aantreden beschouwde Zweig de hegemonie van Hitler en zijn trawanten als de ondergang van het Avondland, het einde van de Europese beschaving; in 1942 pleegde hij gedesillusioneerd zelfmoord. Mede door zijn vriendschap met Verhaeren verbleef Zweig regelmatig in België. De reportages die hij voor, tijdens en na de Eerste Wereldoorlog daarover schreef zijn nu gebundeld in het prachtige Land tussen twee talen, samen met schilderijen van Koen Broucke, stadsbeelden die, afgedrukt in zwartwit, nog dreigender en verlatener overkomen dan ze in kleur al doen. Wie de originelen wil zien, zal naar Sint Amands moeten, waar ze een wonderlijke synthese aangaan met de nog steeds zeer leesbare gedichten van Verhaeren en citaten uit de reportages van Zweig. Koen Broucke is geen man van het grote gebaar; hij heeft maar een paar schilderstreken nodig om de sfeer te vinden die hij beoogt. De illusie zit in het beeld, niet in het afgebeelde; het linnen is bijna overal zichtbaar. Beter gezegd: voelbaar. In een interview in ZOUT in december 2021 gaf hij te kennen vaak meer tijd te besteden aan het zitten peinzen voor een doek, dan aan de daadwerkelijke schilder actie zelf. Die bedachtzaamheid is goed zichtbaar in de uit summiere toetsen bestaande werken die hij toont in La ville abandonnée. Het blauwgrijze Oostende (2021) is met zijn symbolische sfeer een eerbetoon aan de naamgever van de expositie. Het al even desolate Brugge 2 biedt een zicht op de stad vlak na zonsondergang, met de uitstorting van alle gloedvolle tinten die daarmee gepaard gaan - denk aan de Oekraïense steden als het Russisische artillerievuur is opgehouden, en de stad in lichterlaaie achterblijft. (WS) Koen Broucke, La ville abandonnée. Van 6.3 t/m 22.5 in het Verhaerenmuseum in Sint-Amands. emileverhaeren.be

f e u i l l e t o n

Dingen in het MAS in Antwerpen. foto Frederik Beyens

De waarde der dingen

Zo’n pakweg 10.000 dingen verzamelde de Vlaamse filosoof en hoogleraar Jaap Kruithof opgeborgen in 160 dozen. Dingen die de mensen wegdeden. Weinig bekoorlijke dingen ook, vooral kitscherige rommel. Maar ook dingen waar de kunstenaars Guy Rombouts en Benjamin Verdonck wel raad mee weten in het Kijkdepot van Museum aan de Stroom in Antwerpen, zoals een piramidevormige kaars, rekenblokjes, flesopeners, een paaseiverfsetje, kaartstokken, een kruidenpotje uit de supermarkt, en borstels. Heel veel borstels. Jaap Kruithof (1929-2009) verkreeg de spullen vanaf begin jaren zeventig in antiek- en kringloopwinkels. Hij adopteerde de afgestoten snuisterijen en prullaria om ze een nieuw leven te geven, en anderzijds om kritiek te uiten op de consumptie- en wegwerpmaatschappij. Nadat de verzameling door Museum aan de Stroom (MAS) werd opgenomen in de collectie Volksheemkunde vroegen de dingen er volgens de Vlaamse kunstenaar Guy Rombouts (1949) en kunstenaar/theatermaker Benjamin Verdonck (1972) om, om bij elkaar gezet te worden. Ze werden herschikt, de dingen, letterlijk, in vitrinebakken, en vermengd met spullen uit de volkenkundige collectie uit het depot van het MAS. Ze werden bij elkaar gezet per kleur, per vorm, per veelheid, of in stillevens die weer een nieuw verhaal moeten vertellen; dit keer wél met gevoel voor esthetiek, iets waar dwarsdenker Kruithof een broertje aan dood had. Welk verhaal de dingen in deze opstelling vertellen, dat is aan de museumbezoekers. Die cirkelen deze middag wat ongemakkelijk rond. In de entreehal hangt een mobile: waar kijken we naar, wat doen deze eenvoudige dingen hier, in een museum? Daarmee lijkt de opzet van de kunstenaars deels geslaagd: dat er wordt nagedacht over deze uitgerangeerde dingen, over de waarde ervan. Behalve bevreemding blijken de dingen vooral nostalgische gevoelens aan te wakkeren. ‘Dat vond mama vroeger leuk’, zegt een moeder tegen haar zoon, wijzend op een vintage setje lippenstiftjes. Een kind herkent het Colosseum in een overvolle bak met souvenirs die samen een miniatuurstadje vormen. ‘Hé papa, daar waren we toch op vakantie?’ De inhoud van het andere deel van de dozen, zo’n tachtig, werden - geheel in de kritische geest van Kruithof, een zelfbenoemd ‘ecocentrist’, door kunstenaars aangewend voor creatieve recycling. De dingen uit die resterende dozen kwamen zo ook in Nederland terecht, waar ruim veertig kunstenaars een Kruithof-voorwerp transformeerden tot een kunstwerk. (DvdB) Guy Rombouts en Benjamin Verdonck, Dingen. Tot najaar 2022 in het Museum aan de Stroom Antwerpen. Het essay Bewaren van Jaap Kruithof, nu met bijdragen van Verdonck en Rombouts, is opnieuw uitgegeven. mas.be

Het lichaam als landschap

Ze was een laatbloeier, Huguette Caland. De dochter van de eerste president van het onafhankelijke Libanon besloot op haar 33ste dat ze kunstenares wilde worden. Zes jaar later liet ze haar man, haar drie kinderen en haar minnaar achter en vertrok naar Parijs om zich verder te ontwikkelen zonder iemands vrouw, moeder of minnares te hoeven zijn. ‘Huguette was een vrijgevochten vrouw, dat was te veel voor Beirout’, schreef Kaelen Wilson-Coldie in 2018 in een monografie. Huguette Caland (1931-2019) geldt als een van de eerste modernisten uit de Arabische wereld. Ongrijpbaar, als mens en als kunstenares. Aan de conventies binnen de kunst had ze maling. Ze maakte secure pentekeningen van mannen en vrouwen. Begin jaren zeventig, in haar Parijse periode, maakte ze scherp getekende portretten van zowel haar man Paul als haar minnaar Mustapha, de een breekbaar en weinig florissant, de ander karikaturaal mannelijk. Zet ze de mannen van haar leven te kijk, of neemt ze zichzelf in deze schrijnende portretten, haar female gaze, haar vrouwelijke kijk op de wereld, de maat? Caland - na haar scheiding hield ze de achternaam van haar man aan - werkte figuratief én abstract, vaak door elkaar. Ze maakte grote, kleurrijke, geweven doeken met motieven die we kennen van Paul Klee, opgedaan tijdens diens NoordAfrika reis, en mengde stijlen waar het haar uitkwam. Ze ontwierp traditionele kaftans met seksueel uitdagende motieven; in 1978-79 ontwierp ze voor Pierre Cardin een haute couture-collectie. In 1987 trok ze verder, en verhuisde naar Venice, California waar ze voor zichzelf een huis en atelier ontwierp. De expositie Tête-à-Tête in Wiels, met pentekeningen, schilderijen, keramiek, geweven doeken en kaftans, geeft alle ruimte aan de veelzijdigheid van Huguette Caland. In haar kunstopleiding had ze geleerd om bij het tekenen de pen onafgebroken op het papier te houden. De fixatie op de mogelijkheden van de getekende lijn bleef. Gedurende haar jaren in Venice bracht Caland haar techniek tot perfectie in een reeks wild associatieve tekeningen waarop haar pen verslag doet van haar ontdekkingsreis over als landschap voorgestelde vrouwenlichamen.

Huguette Caland, Christine (1992)

Haar erotische tekeningen leidden indertijd tot verwarring en leverden veel reacties op. Misschien gaat het nu weer gebeuren, misschien ook niet. De puriteinen zitten vandaag de dag in een ander kamp en zijn nogal onnavolgbaar. (WS) Huguette Caland, Christine (1998). Privé collectie. Huguette Caland, Tête-à-Tête. Van 25.2 t/m 12.6 in Wiels Brussel. wiels.org

This article is from: