4 minute read

Meer flexibiliteit: ja, maar

De overheid en de vakbonden hebben op 4 september een aantal aanpassingen aan wetteksten onderhandeld die tot doel hebben de voortgezette vorming van de onderoffi cieren en de offi cieren te versoepelen. Deze maatregelen hebben een wezenlijke impact op de vervolmakingscursussen voor keuronderoffi cieren (B1), hoofdonderoffi cieren (BM), de basis stafvorming (1ste cyclus) en de vorming voor kandidaat-hoofdoffi cier (2de cyclus). Ze kunnen daarenboven gevolgen hebben voor de loopbaan.

Het is de bedoeling dat in de toekomst onderoffi cieren en offi cieren zelf meer vrijheid krijgen om te kiezen wanneer ze een vervolmakingscursus volgen. Dit moet toelaten om het gezinsleven beter af te stemmen op de loopbaan en moet er bijvoorbeeld voor zorgen dat een tijdelijke familiale beperking of privéomstandigheid geen hinderpaal vormt voor latere bevorderingen.

Voor onderoffi cieren wordt de mogelijkheid gecreëerd om de cursus B1 later te volgen: met name na de benoeming tot eerste sergeantchef. Wat betekent dat een eerste sergeant-chef alsnog keuronderoffi cier zal kunnen worden, voor zover hij nog minimaal 7 jaar kan dienen. Deze wijziging heeft ook nog een ander gevolg: daar waar

tot op heden een eerste sergeant enkel benoemd kan worden tot eerste sergeant-chef na een mislukking in de B1 of na een defi nitieve verzaking aan deze vorming, zal hij in de toekomst ook in deze graad bevorderd kunnen worden louter op basis van zijn anciënniteit als eerste sergeant (8 jaar).

In plaats van door DGHR opgeroepen te worden voor een vervolmakingscursus, dienen onderoffi cieren en offi cieren in de toekomst zichzelf in te schrijven voor respectievelijk de cursussen B1 en BM en voor de 1ste en 2de cyclus. Deze wijziging past in het opzet voor een betere zelfsturing van de loopbaan, met inbegrip van de keuze van het moment van de vorming dat betrokkene het beste uitkomt. Voor offi cieren wordt het tijdsven-

Foto: Braekevelt Jürgen ster waarin de basis stafvorming (1ste cyclus) en de vorming voor kandidaat-hoofdoffi cier (2de cyclus) gevolgd kunnen worden eveneens verruimd. Voor deze laatste cursus wordt er bijkomende fl exibiliteit voorzien aangaande de te volgen modules: zo kan de kandidaat zelf verzoeken aan een module deel te nemen die overeenstemt met een ander krijgsmachtdeel. Daarnaast is het niet langer nodig om de volledige 2de cyclus te volgen om in de voorwaarden te zijn voor bevordering tot majoor. Er wordt met name de mogelijkheid geschapen om het specifi ek gedeelte van de cursus, dat uit de module ‘operaties eigen aan de component’ bestaat, niet te moeten volgen. In dit laatste geval zullen er evenwel beperkingen zijn inzake de toekomstige inplaatsstellingen van betrokkene en aangaande het volgen van hogere opleidingen (3de cyclus). Verder worden de beroepsproeven voor bevordering tot majoor afgeschaft. Ze worden vervangen door een potentieelevaluatie op basis van de tijdens de 2de cyclus vastgestelde competenties. Deze maatregel beoogt een grotere nadruk op de vorming zelf, in plaats van een te zware focus op de voorbereiding van het examen majoor. 

Ons standpunt

Over het algemeen zijn dit positieve maatregelen die zorgen voor meer inspraak van het kaderlid in het verloop van zijn loopbaan en voor een grotere loopbaanflexibiliteit. Wat tot een betere afstemming van de individuele en familiale noden en verwachtingen en het professionele leven kan leiden. Nochtans heeft de militaire vakbond ACMP-CGPM enkele fundamentele bedenkingen bij deze wijzigingen. De extra flexibiliteit heeft immers ook een aantal serieuze keerzijdes:

- Onderofficieren en officieren dienen zichzelf in te schrijven voor vervolmakingscursussen, doch het is DGHR die de inschrijving aanvaardt en die dus uiteindelijk bepaalt of betrokkene de vorming effectief mag aanvangen op het door hem gewenste tijdstip. Wat eventueel betekent dat betrokkene de cursus toch niet kan volgen op het moment dat hem het beste uitkomt. - De keuze van het tijdstip van een vorming kan zich tegen iemand

keren. Betrokkene zou immers van de hiërarchie te horen krijgen dat hij (bijvoorbeeld) ‘nog niet over de vereiste competenties beschikt’ (wegens: vorming nog niet gevolgd) en zo kunnen uitgesloten worden van interessante posten. Hij zou ook de boodschap kunnen krijgen dat het volgen van de vorming niet aanvaard wordt wegens: ‘niet langer rendementsvol gezien de leeftijd’. De beoordeling tijdens de 2de cyclus zal in de toekomst gebeuren op basis van een potentieelevaluatie. Met deze aanpak doet Defensie niets minder dan het onheil over zichzelf afroepen. Men dupliceert hier het fiasco van de professionele evaluatie. Kennelijk begrijpt de defensiestaf nog steeds niet de bedoeling noch de aangewezen aanpak van een potentieelevaluatie. De stagiairs gaan niet langer op een objectieve, onpartijdige en waardevrije wijze beoordeeld worden, maar gaan onderworpen worden aan een kaduke, ondeskundige en knullige evaluatiemethodologie.

Foto: Daniel Orban

Puur amateurisme, dus, dat binnen de kortste keren tot betwistingen zal leiden. - Twee categorieën van hoofdofficieren worden gecreëerd: de

‘volwaardigen’ en de ‘halfslachtigen’. Daar waar de eerste categorie in aanmerking kan komen voor alle jobs, kan de tweede enkel in plaats gesteld worden in staffuncties. In plaats van meer soepelheid, zal dit leiden tot minder soepelheid, zowel voor de organisatie als het individu.

De beste omschrijving van een dergelijke maatregel is: zichzelf in de voet schieten.

Omwille van bovenstaande tekortkomingen kan de militaire vakbond ACMP-CGPM niet akkoord gaan met de voorgestelde aanpassingen aan de 2de cyclus. De andere wijzigingen zijn wel aanvaardbaar voor ons, voor zover er in het reglement voldoende garanties ingebouwd worden opdat deze extra flexibiliteit inzake het tijdstip van de vervolmakingscursus geen negatieve impact zou hebben op de loopbaankansen van betrokkenen. 

This article is from: