15 minute read
Gebouwen als watermachines
Ontwerpend onderzoek naar de corporatievoorraad
Advertisement
Bestaande corporatiewoningen kunnen een mooie rol spelen in de klimaatadaptatie-opgave. In de ontwerpstudie 'Stad x klimaat ? Het gebouw als watermachine' van BNA Onderzoek en de TU Delft geeft hier spetterende voorbeelden van. Door goed te kijken naar de kansen om onderhoud te koppelen aan waterberging en -gebruik, kan enorme winst geboekt worden in zowel duurzaamheid als leefbaarheid.
Jutta Hinterleitner
Willen we op de langere termijn veilig en aangenaam blijven wonen in onze laaggelegen delta, dan moeten we anders omgaan met zowel piekbuien als zomerse hitte en droogte, die het nieuwe normaal blijken te worden.
In het najaar van 2019 en het voorjaar van 2020 werkte een breed consortium onder de leiding van BNA Onderzoek en de TU Delft aan de ontwerpstudie ‘Stad x klimaat – Het gebouw als watermachine’. De woningcorporaties Ymere, Woonstad Rotterdam en SWZ, de gemeenten Amsterdam, Rotterdam en Zwolle en vijf multidisciplinaire ontwerpteams keken in een ontwerpstudie die mede gefinancierd werd door het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, naar mogelijkheden om bestaand corporatiebezit klimaatbestendig te maken. De centrale vraag was: Kunnen we overlast door piekbuien voorkomen en dit water inzetten om zomerse hittestress tegen te gaan? En kan dit systeem zo worden ontworpen dat het meer woonkwaliteit oplevert in de bestaande gebouwen?
Bestaand vastgoed
De wens met bestaand vastgoed aan de slag te gaan kwam voort uit het feit dat de woningcorporaties een vastgoedportefeuille beheren met meer dan 2,2 miljoen woningen, die voor een groot deel toe zijn aan verduurzaming. Het idee niet uit te gaan van sloop-nieuwbouw, maar te onderzoeken of met maatwerk en kleine transitiestappen toegewerkt kan worden naar aantrekkelijke eindbeelden, was het vertrekpunt voor het project. Behoud en renovatie is immers vaak duurzamer dan nieuwbouw, en proeftuinen die laten zien, hoe verouderde ensembles als motor voor verduurzaming kunnen optreden, zijn welkom.Corporaties kunnen en willen niet in een klap al hun vastgoed vervangen, maar wel aan renovatie- en onderhoudstrajecten werken.
Daarnaast zijn oudere corporatiewoningen vaak relatief ruim: In de 3 of 4 kamers kunnen nu grotere gezinnen wonen. Worden deze woningen eenmaal gesloopt, dan komen er doorgaans kleinere units voor terug. Nog een aanleiding dus om de bestaande bebouwing onder de loep te nemen en te onderzoeken wat hun rol in de opgave voor klimaatadaptatie kan zijn.
Het gebouw centraal
De huidige visies op klimaatadaptatie richten zich vooral op de functie van openbare en groene ruimte als buffer voor extreme neerslag. Maar wat als daar niet voldoende bergingscapaciteit is? Omdat we bijvoorbeeld het maaiveld dicht hebben geplaveid voor wegen en parkeerplaatsen, of omdat de grondwaterstand of bodemgesteldheid infiltratie onmogelijk maakt. Bijna alle transitieopgaven waar de stad voor staat, leggen een claim op de schaarse openbare ruimte en de ondergrond daarvan. Een puzzel die niet overal eenvoudig gelegd kan worden.
De ontwerpstudie werd daarom ingestoken vanuit het idee om eens nadrukkelijker te redeneren vanuit het gebouw zelf: het gebouw als schakel in het watersysteem, waarbij hemelwater niet als bedreiging, maar als kans voor klimaatbestendigheid en comfort werd gezien.
Lerend netwerk
Het doel was om al ontwerpend en discussiërend kennis op te doen over mogelijkheden om de waterkringloop in en rond woongebouwen te sluiten. De vijf deelnemende ontwerpteams streken ieder neer op een concrete locatie in Amsterdam, Rotterdam
LILIANNE VAN SPRUNDEL
Drie van de vijf ontwerplocaties: De bovenste rij laat de bestaande situatie zien, de onderste rij impressies uit de ontwerpstudie. Van links naar rechts: Feijenoord, Rotterdam; Het Lage Land/ Prinsenland, Rotterdam Waterlandpleinbuurt, Amsterdam
en Zwolle, waar een bestaand corporatie-blok dat binnenkort gerenoveerd gaat worden, als casus werd gebruikt. Op alle vijf de locaties wezen de stresstests wateroverlast bij extreme buien aan als een probleem.
De teams, bestaande uit minimaal een architect, een stedenbouwkundige of landschapsarchitect en een waterbouwkundig ingenieur, zetten gedurende een studietraject van 5 maanden hun tanden in het onderwerp en hun concrete casus. Zij volgden samen met de corporaties en gemeenten masterclasses aan de TU Delft en werkten in lokale ateliers op de vijf testlocaties aan concrete plannen. Ook werden tussentijdse resultaten in plenaire werksessies met elkaar besproken. Dit
leidde soms tot pittige gesprekken – corporaties en gemeenten zijn er bijvoorbeeld nog niet uit wie de klimaatadaptieve maatregelen moet financieren – maar ook tot tal van nieuwe inzichten.
Vijf ontwerpvisies op klimaatadaptieve gebouwen
Voor de geschakelde rijwoningen in Tuindorp Oostzaan in Amsterdam-Noord is door Strikwerda van den Heuvel architecten en LAND atelier een gefaseerd klimaatadaptieplan gemaakt, waarbij het blok in het ritme van de onderhoudscyclus steeds toekomstbestendiger wordt. De privétuinen worden getransformeerd tot collectieve regentuin. Aan de voorzijde verandert de straat bij hoge waterstanden in een waterbuffer, afgesloten door voortuinmuurtjes met waterwerende schotten. De bewoners krijgen in ruil voor het opgeven van hun privétuin een pergola aan de achtergevel, die voor schaduw zorgt en zonnepanelen draagt. In een later stadium kunnen de pergola’s worden getransformeerd tot klimaatbestendige aanbouwen, met grijswatertanks in de fundering.
Het team van temp.architecture.urbanism en Royal HaskoningDHV dat aan de portieketage-flats in de Waterlandpleinbuurt in Amsterdam-Noord werkte, heeft op basis van technische en ecologische maatregelen een echte watermachine weten te maken van de vier woongebouwen en hun directe omgeving. In haalbare stappen van klein naar groot worden het waterprobleem en de hittestress opgelost. Het plan laat zien hoe de ‘versleten’ flats met bestaande technische ingrepen weer aantrekkelijke en leefbare plekken kunnen worden. Dat begint eenvoudig, met een aflopend dak dat water naar tanks laat stromen voor het onderhoud van meer groen
op de balkons en gevels, maar de ambitie gaat verder: Portieken veranderen in galerijen, overbodige trappenhuizen worden watertuinen, er komt variatie in de woningtypen en de waterkringloop wordt steeds meer uitgebalanceerd.
Ook in de laagbouwwijk Assendorp in Zwolle is door het ontwerpteam (LUZ Architecten, Acacia Water, Esmeralda van Tuinen, Michiel Brouwer, Remco Looman) gebruikgemaakt van een hybride technisch- ecologisch systeem: een diepte-infiltratieput kan al het water dat in het gesloten bouwblok valt in de bodem infiltreren voor later gebruik. Onderweg daarnaartoe wordt de neerslag gereinigd door groene daken, een regentuin en een biofilter. Een deel ervan wordt opgevangen in grijswatertanks voor huishoudelijk gebruik. In dit plan worden de particuliere achtertuinen getransformeerd naar een grote, collectieve regentuin. Dit vergt aanpassing van het gebruik van de ruimte door de huurders, maar zorgt dat wateroverlast structureel wordt opgelost, en de leefkwaliteit verhoogd.
Team Feijenoord (BNB Architecten, VISTA dat steeds verder daalt. Hier ontstaat landschapsarchitectuur en stedenbouw en straks een moeraslandschap en in de verTauw) werkte aan twee Rotterdamse dere toekomst mogelijk zelfs een waterstadsblokken aan weerszijden van een landschap. De gebouwen worden autarkistraat en zocht de oplossing vooral in de sche eenheden, die niet alleen het water sponswerking van vegetatie. De versteenuit de omgeving gebruiken, maar ook eide openbare en privébuitenruimte – de gen energie opwekken. Door in een van de straat en de achtertuinen – wordt gebruikt scenario’s collectieve functies en ruimte voor de aanleg van een ‘groene deken’, die voor ontmoeting toe te voegen in en boin droge periodes gevoed wordt door opgevenop de flats, wordt een aantrekkelijke en slagen regenwater uit ondergrondse infilinteractieve omgeving gecreëerd. Water tratiekratten en watertanks op de daken. wordt niet langer als een bedreiging gepreEr worden pluktuinen aangelegd die besenteerd, maar als een kans voor vastgoed en bewoners. Zo is voor iedere casus een adap“De transitie verschuift tieve oplossing voor een bepaald type gebouw en de daar aanwezivan techniek naar ge context en ondergrond bedacht. De maatregelen zijn echter mensen” in zoverre generiek, dat zij ook op andere plekken in Nederland waar dit soort gebouwen staan, kunnen worden toegepast. Daarnaast zijn de maatregelen uitgewoners verbinden, verkoelen en van voedwerkt in stappenplannen van klein naar sel voorzien. Ook de daken en gevels krijgroot, zodat ze kunnen worden opgegen een groene schil, die op hete dagen schaald en aangepast, naarmate de noodvoor verkoeling zorgt door verdamping zaak toeneemt, en het ambitieniveau en/of van het opgeslagen regenwater. De groene het beschikbare budget stijgt. deken vervult in dit plan alle functies die De ontwerpinterventies die hiervoor nomomenteel ontbreken: de waterbuffer, de dig zijn beperken zich niet altijd tot het geverdampingskoeling en de sociale trekbouw alleen. Het grotere watersysteem pleister. van de straat en buurt komt in beeld, om
In de Alexanderpolder in Rotterdam, dat daar een deel van de oplossing ligt. Dat waar vier galerijflats werden onderzocht, maakt dat er meer partijen bij betrokken werd door het team van Studio Architeczijn dan de corporatie alleen, en dat satuur MAKEN, HOSPER landschapsarchimenwerking met gemeente en waterschap tectuur en stedenbouw, SWECO en GEP in logistiek en financieel opzicht cruciaal Regenwater de meest radicale keuze geis. Sterker nog, het is de enige weg om de maakt met een plan dat steeds meer water gebouwde omgeving echt klimaatadaptief de wijk in laat. Het ontwerpteam zet in op te maken. Wat betreft de businesscases, grootschalige transformatie van het poldie nog uitgewerkt moeten worden: alle derlandschap op ruim 6 meter onder NAP, partijen beseffen, dat niets doen op de lan-
ge termijn meer zal kosten dan nu stap voor stap aan het werk gaan met klimaatadaptatie.
Ontwerpen met water verrijkt de volkshuisvesting
Wat opvalt, is dat in alle gevallen waterbouwkundige principes worden geïntroduceerd, die nieuw zijn in het domein van de woningbouw. Het vertrouwde afvoeren en wegpompen van water maakt plaats voor gesloten kringlopen op het niveau van het gebouw en zijn directe omgeving. Hanneke van der Heijden, ten tijde van het project als specialist duurzaamheid werkzaam bij Woonstad Rotterdam, beschrijft dit als volgt: “We zijn tot nu toe erg gewend om te denken ‘hoe houden we het water buiten’. Ik ben enorm geïnspireerd door het idee van ‘meebewegen’ dat in deze studie wordt verkend”.
Maar om te kunnen meebewegen, is ruimte in en om de gebouwen nodig. Zowel technische als natuurlijke vormen van waterbuffering leggen claims op beschikbare vierkante meters. Ook weegt het ondergrondse watersysteem van een plek mee. Op het moment dat de stedelijke ondergrond een ‘waterbatterij’ wordt, waar water in opgeslagen en aan onttrokken wordt, moet ook over dit systeem goed worden nagedacht - omdat bijvoorbeeld houten paalfunderingen een constant waterpeil nodig hebben.
Voor de bewoners van een bestaande wijk is klimaatadaptatie vaak nog een abstract gegeven, vooral als de piekbui die het water over de drempel doet lopen, al langere tijd niet is gevallen. Zij zijn echter een belangrijke schakel, van hen wordt in de toekomst medewerking aan en zorg voor collectieve regentuinen verwacht, en gedragsverandering: bijvoorbeeld als zij met grijswater leidingen moeten leren omgaan. Daarnaast is het van groot belang ervoor te waken dat de bewoners niet automatisch met huurverhogingen worden opgezadeld. Recente voorbeelden uit Rotterdam laten zien dat daar waar bewoners van armere wijken het gevoel hebben ‘kind van de rekening’ te worden, weerstand ontstaat. Uit de discussies die gedurende de ontwerpstudie zijn gevoerd door de betrokken partijen, komt naar voren dat een kostenverdeling tussen de verschillende stakeholders, gebaseerd op een bredere kosten-batenanalyse, nodig is voor een werkbaar evenwicht. ‘Zachte’ waarden als welbevinden, tevredenheid en sociale interactie moeten worden meegenomen in de businessmodellen. Stakeholders zijn ook sneller bereid te investeren, als de maatschappelijke meerwaarde van ingrepen in cijfers kan worden uitgedrukt. De concrete berekeningen en cijfermatige onderbouwing van de visies uit deze ontwerpstudie zijn een agendapunt voor vervolgonderzoek, dat ook andere initiatieven die integraal kijken naar klimaatadaptatievraagstukken zou kunnen helpen.
De conclusie die we uit deze studie kunnen trekken is positief en hoopgevend: de bestaande sociale woningvoorraad kan een substantiële bijdrage leveren aan klimaatadaptatie. Juist deze blokken kunnen ons als proeftuinen en living labs de weg wijzen naar een klimaatbestendige woningvoorraad.
Meer informatie over de ontwerpstudie: www.bna-onderzoek.nl Het boek ‘Stad x klimaat – Het gebouw als watermachine’ met een voorwoord van Gerrit Hiemstra is te bestellen via www.bna.nl/ shop.
Waar bouwt de Zuidvleugel?
In Zuid-Holland bouwen gemeenten voornamelijk binnen bestaand stadsgebied dichtbij stations. Zij kiezen voor stedelijk wonen en openhouden van het landschap tussen steden. Dit is het beeld dat het ‘Integraal Verstedelijkingsakkoord Zuidelijke Randstad’ van november 2019 schetst. Maar dat beeld klopt niet: in het hart van de Zuidvleugel worden weilanden bouwrijp gemaakt. Dit akkoord vertelt slechts het halve verhaal.
In het Verstedelijkingsakkoord kiezen de Provincie Zuid-Holland en de gemeenten Den Haag, Delft, Dordrecht, Leiden, Rotterdam, Rijswijk, Schiedam en Zoetermeer voor het bouwen van 70.000 woningen in dertien stedelijke trans
formatiegebieden rond NS stations. En er komt een update van het vervoerssysteem zodat nog eens 100.000 woningen in de spoorzones kunnen worden gebouwd. Het concept ziet er overzichtelijk uit.
Maar niet overtuigend. Als we een denkbeeldige horizontale lijn trekken door het midden van Zuid-Holland – pakweg van het strand van Hoek van Holland naar de Reeuwijkse Plassen – dan zien we dat de gemeenten Westland, Maassluis, Pijnacker-Nootdorp, Lansingerland, Zuidplas, Waddinxveen en Gouda niet meedoen. Oftewel: het hart van de Zuidvleugel ontbreekt in de afspraken van het Integraal Verstedelijkingsakkoord! Daarmee is het akkoord niet integraal voor de Zuidelijke Randstad. Mijn aanvankelijke enthousiasme voor het akkoord sloeg om in scepsis toen ik begreep wat dit betekent. Het akkoord dekt 170.000 van de benodigde 240.000 extra woningen in Zuid-Holland tot 2040. Ik ben bang dat een groot deel van die
resterende 70.000 woningen toch ten koste gaat van natuur en landschap.
Dat risico is groot omdat woningbouw in de Zuidelijke Randstad een andere dynamiek heeft dan in de Noordelijke Randstad. Daar ligt de bebouwing ingeklemd tussen beschermde natuurgebieden en landschappen. Ruimte om te bouwen in de weilanden rond de stad is er niet vanwege streng restrictief beleid. In de Zuidelijke Randstad is dat anders: de ecologische en landschappelijke structuur is versnipperd, vergeleken met de Noordvleugel heeft veel minder gebied een beschermde status. Planologische ruimte om te bouwen in de weilanden is er dus wel, en daar maken gemeenten die niet aan het akkoord meedoen gebruik van. Met een paar uitzonderingen zoals de gemeente Midden-Delfland in de voormalige Rijksbufferzone.
Is er dan geen hoop meer voor het resterende landschap? Toch wel. De Metropoolregio Rotterdam/ Den
Leo Pols
Senior wetenschappelijk onderzoeker Stedenbouwkundige PLANBUREAU VOOR DE LEEFOMGEVING
Haag heeft het Verstedelijkingsakkoord ook ondertekend. De MRDH “werkt aan een duurzame en internationaal concurrerende metropoolregio met een aantrekkelijk landschap [-].” Als we die ambitie koppelen aan de Verkenning naar een Landschapspark Zuidvleugel, zoals genoemd in het Verstedelijkingsakkoord, dan zie ik perspectief. In die Verkenning zal duidelijk worden dat het groene hart van de MRDH – de strook van Hoek van Holland tot Gouda, tussen Den Haag en Rotterdam – een versnipperd en kwetsbaar landschap is. Midden Delfland is redelijk overeind gebleven. Wel kwetsbaar vanwege de ruimtedruk, maar de status Bijzonder Provinciaal Landschap helpt enorm. De grootste en bijna onmogelijke opgave zit in de driehoek tussen A12, A13 en A20: daar ligt het meest versnipperde landschap van Nederland en daar bouwen de gemeenten Pijnacker-Nootdorp, Lansingerland en Zuidplas in de weilanden. Niet toevallig zijn deze weilanden de vroegere veenbulten ter weerszijden van de veenrivier de Rotte. Daar werd in de loop van eeuwen dit veen afgegraven tot een eindeloze reeks plassen die in de 18e en 19e eeuw werden drooggemalen tot een ongelooflijke hoeveelheid poldertjes en een enkele grote droogmakerij zoals de Zuidplaspolder. De versnippering begon lang voor de verstedelijking. Dit gebied zou ik opnieuw willen uitvinden, met een nieuwe naam en een nieuw ontwikkelingsconcept: het Rotteland, waar alle functieverandering natuur- en landschapsinclusief is en waar iedere hectare gebiedsontwikkeling voor wonen, werken, infrastructuur en tuinbouw voor de helft wordt ingevuld met groen en blauw. Zo’n uitvinding vormgeven is de echte opgave, en de Provincie is de partij om het voortouw te nemen.
Colofon
Ruimte en Wonen
101e jaargang, nummer 2, juni 2020. Ruimte en Wonen is een vakblad en kennisnetwerk voor ruimtelijke professionals en woning marktexperts, ontstaan uit de vakbladen S+RO en TVV. Het vakblad verschijnt 4x per jaar en zijn gekoppeld aan kennissessies. Lees ook mee op Twitter: @ruimteenwonen.
Uitgave
Aeneas Media bv, Veemarktkade 8, ruimte 4121, 5222 AE ‘s-Hertogenbosch, 073- 2051010, www.aeneas.nl, ruimteenwonen@aeneas.nl
Redactie
Marietta Haffner, Anne-Jo Visser, Like Bijlsma, Leo Pols, Rob van den Broeke, Frank Suurenbroek.
Redactie huidige nummer
Martijn Eskinasi, Bob Witjes, Annemiek Rijckenberg (hoofdredacteur)
Content manager
Yvette Vierhout
Community
Organisaties, bedrijven en instellingen kunnen partner worden van Ruimte en Wonen. Neem contact op met Yvette Vierhout, 073-2051028, y.vierhout@aeneas.nl.
Richtlijnen voor auteurs
De redactie ontvangt graag kopij, de richtlijnen voor auteurs zijn te downloaden via www.ruimteenwonen.nl
Advertentieverkoop
s.terpstra@aeneas.nl, T 073-2051015
Contact
lezersservice@aeneas.nl, T 073-2051010
Lidmaatschappen 2020
Kijk voor informatie over onze lidmaatschappen op www.ruimteenwonen.nl of neem contact op met onze klantenservice via lezersservice@aeneas.nl of 073 2051010. Alle prijzen zijn op jaarbasis en exclusief btw.
Ontwerp en vormgeving
Joelle Geerts Twin Media bv
Voorwaarden
Ruimte en Wonen wordt tevens elektronisch opgeslagen en geëxploiteerd. Alle auteurs van tekstbijdragen in de vorm van artikelen of ingezonden brieven en/of makers van beeldmateriaal worden geacht daarvan op de hoogte te zijn en daarmee in te stemmen, e.e.a. overeenkomstig de publicatie- en/of inkoopvoorwaarden. Deze liggen bij de redactie ter inzage en zijn op te vragen. Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder toestemming van de uitgever. Hoewel de grootst mogelijke zorg wordt besteed aan de inhoud van het blad, zijn redactie en uitgever van Ruimte en Wonen niet aansprakelijk voor de gevolgen, van welke aard ook, van handelingen en/of beslissingen gebaseerd op de informatie in deze uitgave. Niet altijd kunnen rechthebbenden van gebruikt beeldmateriaal worden achterhaald. Belanghebbenden kunnen contact opnemen met de uitgever.
Ook de aandacht trekken van corporaties, bouwers, duurzaamheidstrategen en architecten? Kijk op www.ruimteenwonen.nl/adverteren voor de mogelijkheden of bel 073 205 10 23
VERANDER
Hoe ziet een leefbare wereld voor onze kinderen er uit? Dit vraagt, niet alleen nu, om een andere kijk op energie, op mobiliteit, op het (her)gebruik van grondstoffen en op hoe we in de bebouwde omgeving inspelen op klimaatveranderingen.
Deze vragen plaatsen wij in het hart van onze ontwikkelingen. Waarbij we vanuit ons thema ‘Gedurfde duurzaamheid’ de lat constant hoger leggen voor onszelf en onze partners.
Maatschappelijke vraagstukken zien wij niet als abstracte problemen. Het zijn kansen om concrete vragen van mensen te beantwoorden. Dit vergt conceptuele denkkracht, inlevingsvermogen en vooral durf. Dan wordt visie werkelijkheid in inspirerende leefomgevingen.
Wat dat voor u kan betekenen?