10 minute read

ta hende grandi a pon’é

3. Si bo haña pipita di kòmkòmber na boka di mucha, ta hende grandi a pon’é1

Joan Mauritsschool, leergang 1955: Scheert het schaap maar vilt het niet.

1 Als je een komkommerpit in de mond van een kind vindt, is die daar gekomen door een volwassene.

‘Het gewin was voor weynigh rycke ende machtige, die haer hooftsomme langh ontbeeren konden’. (Geoctroyeerde West Indische Compagnie)

Aan de hand van mijn zus loop ik elke ochtend mee naar onze kleuter- en lagere school. Vanuit ons huis aan de West Indische Compagniestraat, afgekort tot W.I.C.-straat, met woningen die in de jaren twintig voor officieren, politie-, brandweer- en andere gouvernementsambtenaren werden gebouwd. Een wijk met historisch beladen straatnamen uit de 17e eeuw, de tijd van de handel in zout, indigo en slaven; waar mensen zoals Johan de Laet en de directeur van Curaçao, Jacob Beck, bij betrokken waren. Met vernoeming van straten naar vooraanstaande rijke Nederlanders zoals Van Beuningen. Bij de oprichting van de W.I.C. in 1622 werd tot 30.000 daalders door vermogende particulieren ingelegd, een klein fortuin in het geheel niet op te brengen door de doorsneeburger2. Namen waar nog nooit iemand van heeft gehoord in deze wijk grenzend aan Charo, verbasterd naar de koopman Jarreau. Intussen een tot achterbuurt verpauperde ‘bario’, wijk. Vlak om de hoek van ons huis staat het Monseigneur Niewindt College, vernoemd naar de grondlegger van het volksonderwijs op de Antillen vanaf 1824. Hij bekommerde zich om de nakomelingen van slaven, die een halve eeuw jaar daarvoor hun vrijheid hadden verworven, maar geen recht op onderwijs hadden gekregen. Na aanvankelijk trage aanloopjaren slaagde de Katholieke kerk erin, vooral na de komst van de Zusters van Roosendaal en de Fraters van Tilburg, het onderwijs op een hoog plan te krijgen. Het hele curriculum werd in de 20ste eeuw op de Antillen grootschalig ingevoerd: van vele kleuter- en lagere scholen tot aan twee middelbare scholen, van beroepsonderwijs met praktisch alle vakopleidingen tot aan onderwijs voor moeilijk opvoedbare of kinderen met geestelijke en/of lichamelijke beperkin-

2 ‘Daertegen most de groote menichte van den gemeenen man den dagelycxschen omslach missen, varende veel beter by de handtieringh met de naeste nabuyren.’

gen. Met als gevolg hechte gemeenschappen op het platteland. Een traditionele samenleving waar meer dan 70 procent belijdend katholiek werd, met sterk teruggedrongen analfabetisme.

Mijn ouders waren niet Rooms-katholiek en dus lopen mijn zus en ik twee kilometer in de hitte. Voorbij het eveneens dichtbij gelegen R.K. Coromoto College, waar meisjes in blauwwitte uniformen hun tafels opdreunen in de klaslokalen met wijd openstaande shutters, door naar de openbare Joan Mauritsschool, die op het Rif uitkijkt. Hier werden Mercier, Tula, Karpata en Wacao - leiders van de slavenopstand in 1795 - op onmenselijk gruwelijke wijze geëxecuteerd. Die ‘details’ werden ons overigens niet verteld. Wel een voor ons toch wel heel spannend verhaal over de route die door de opstandelingen werd gevolgd vanaf plantage Knip op weg naar Willemstad, waarbij ze in eerste instantie een detachement soldaten - uitgerukt met boten vanuit Fort Amsterdam naar Michielsbaai (het latere Boca Sami) - zouden verslaan. Uiteindelijk werden zij na eerst verraden te zijn, alsnog bij Fontein gevangen genomen. Niet nadat ettelijke slaven en soldaten de dood hadden gevonden, waterputten waren vergiftigd met geitenkadavers en de voorraden uit de ‘mangasinas’, voorraadschuren, waren leeggehaald. Een semineutraal relaas over een van de ingrijpendste gebeurtenissen in het West-Indische koloniale rijk, zonder stigmatiserende opmerkingen. Verteld door nazaten van diezelfde slaven, zoals onze onderwijzer Tdlohreg. Zijn omgekeerde naam Gerholdt gaf aan dat hij nakomeling was van een Nederlandse slavenhouder, in zijn geval uit Suriname.

Daar de menschen nu eenmaal liever hebben dat men hun naar het leven staat dan naar hun geldtrommeltje, hetwelk zij hooger stellen dan de appel hunner oogen. (Johan Maurits)

Cynische constatering van ‘de Braziliaan’ naar wie onze school werd vernoemd: hij faciliteerde namens de Geoctroyeerde West

Indische Compagnie de handel tussen de nederzettingen in Afrika en Brazilië. Naar zeggen zou zijn motto als behendig bestuurder van deze lucratieve wingewesten “scheert het schaap doch vilt het niet” zijn geweest. Maar dat werd ons niet geleerd tijdens de geschiedenislessen. Wel dat forten, door hem gebouwd over de hele wereld, naar hem waren vernoemd. Lessen over de Nederlanden als heersende wereldmacht in de koloniale tijd, de V.O.C, de W.I.C. Over ónze zeehelden zoals Piet Hein, Michiel de Ruyter en natuurlijk onze ‘eigen’ Peter Stuyvesant. Ooit eens Directeur van ‘nos isla’, ons eiland, gehuisvest in het gouvernementspaleis iets verderop. Zoals dat per bootje bereikbaar was over het toen nog open water Rif. Er werd ons ook uitgebreid verhaald over de eeuwenoude koninklijke dynastie van de Nederlanden en hun roemruchte daden. Uiteraard niet over het feit dat Koning Willem III naar huidige maatstaven ontoerekeningsvatbaar zou worden verklaard. Wij, een dertigtal kinderen met alle denkbare etnische achtergronden, nemen hiervan kennis. We leren het braaf uit ons hoofd en als we worden overhoord, weten we de data en wetenswaardigheden van de vroegere overheersers feilloos te reproduceren. De nieuwe door de fraters voor de Antillen ontwikkelde leerboeken, onder andere de fameuze serie Nos Tera voor aardrijkskunde, worden in die tijd op de lagere scholen geïntroduceerd. We leren de dorpen, baaien en heuvels van het eiland, in plaats van de topografie van Nederland. Door de blinde-kaartmethode localiseren we nu Jan Doret, Fuikbaai en de Jack Evertszberg. In plaats van Dordrecht, de Zuiderzee en de Vaalserberg.

Juffrouw Van der Jagt en met haar het corps van merendeels Antilliaanse leerkrachten van deze lagere school, hebben natuurlijk overwicht en gezag in de klas. Op ouderwets Hollandse manier worden vermenigvuldigingstafels klassikaal opgedreund. En moeilijke Nederlandse woorden in sierlijke letters en verschillende kleuren worden van het schoolbord geoefend. Ik heb door het verlof van mijn ouders in Nederland een paar weken van mijn eerste

schooljaar gemist en kom zes weken later in de klas. Even daarvoor zit ik nog - dankzij de Leerplichtwet - in de eerste klas van de lagere school in Mantgum, Friesland. Hier geeft meester Godijk simultaan les aan drie schooljaren in één leslokaal, waarbij iedere rij om en om les krijgt. Mijn Friese klasgenootjes, vooral kinderen van boeren uit deze plattelandsgemeenschap, spreken onderling op het schoolplein Fries. Tijdens de lessen ontdek ik dat de meesten van de leerlingen zowel in Friesland als op Curaçao voor het eerst Nederlands leren spreken en schrijven. Met een onmiskenbaar accent. Met feilloos geoefend oor hoort onderwijzeres Juffrouw Van der Jagt een dissonant tussen de dertig stemmetjes als blijkt dat ik gesp lees als schep. Haar altijd alerte blik wordt op mij gericht terwijl de klas intussen tot stilstand wordt gebracht in die schrille monotone dreun. Ik heb de volle aandacht om de gewraakte letters in gele krijtkleur nog eens uit te spreken; alleen, in een klas vol nieuwe, starende kinderen. De wesp wordt eerst als weps uitgesproken in mijn zenuwachtigheid, maar de vriendelijke ogen achter de ronde brillenglazen moedigen mij aan: ik ontdek wat ‘streng doch rechtvaardig’ inhoudt.

Ban ban pas un rondu, laten we een rondje, cirkel maken

Eens in de zoveel tijd krijgen we zangles en speelt het hoofd van onze school Jansen van Galen Nederlandse en Antilliaanse liedjes op de piano. Uit volle borst zingen we dan sinterklaasliedjes en volksliedjes. Zoals Moriaantje zo zwart als roet of ‘Nos ta bai Ulanda den bapor Franses’, we gaan naar Nederland met een Franse boot. Ter voorbereiding van de komst van de Koningin - die voor het eerst naar de Antillen komt - oefenen we vol overgave Piet Heins zilvervloot. Naast het Wilhelmus van Nassouwe wordt ook ons volkslied - ‘Den tur nashon nos patria ta poko konosí’ oftewel ‘onder alle naties is ons vaderland weinig bekend’ - ingestudeerd. En worden wij voorgelezen uit het probate Nederlandse lesmateriaal:

“Brrr, bui-ten is het koud en guur; Moe-der stookt de ko-len-kachel nog wat op; Jan komt bin-nen en krijgt een be-ker hete cho-colade-melk; bui-ten sneeuwt het ge-staag door.”

“Juffrouw, wat is sneeuw”, vraagt Goeloe in het klaslokaal van 25 graden en iedereen lacht. Ook de enkele Hollandse kindertjes hebben dit natuurfenomeen nog nooit gezien.

Om op Vaderdag thuis te komen met dit poëtisch hoogstandje van de Zondagschool? Terwijl 40 procent van de Curaçaose samenleving het matriarchaat kent en in mijn klas menig kind niet weet wie zijn of haar echte, biologische vader is. Alleen wist je dat toen niet, daarover werd niet gesproken. Het was in de nadagen dat kinderen soms om en om naar school kwamen: dan werden de schoenen tussen broers of zusjes onderling uitgewisseld. En ook zij leren voor het eerst Nederlands spreken en schrijven, na hun eerste vier levensjaren praktisch alleen Papiaments, Spaans of Engels te hebben gesproken. In de jaren tachtig zou op verschillende scholen inderdaad in de Papiamentse taal onderwezen gaan worden. Een taal gesproken door een kleine tweehonderdduizend Antillianen wereldwijd. Op zich niet nieuw, want in de tijd van de Koloniale Raad begin 1900, zouden ook enkele scholen met toestemming van de Nederlandse Gouverneur-Generaal in de Papiamentse taal gaan onderwijzen. Een pragmatische beslissing die vooral was ingegeven door het hoge analfabetisme op het platteland. Maar bij de hernieuwde invoering van dit Papiamentse taalexperiment, maar nu grootschalig, zouden enkele scholen zich gaan richten op leerlingen die aansluiting zochten met het Nederlandse hoger en universitair onderwijscurriculum. Waarna vervolgens niet alleen werd geconstateerd dat de kloof tussen arme en welgestelde leerlingen zich verwijdde, maar vooral ook dat de kwaliteit van het onderwijs in het algemeen achteruitging. Begin 2000 besloten de Katholieke scholen weer voor een deel in het Nederlands te gaan onderwijzen. De cirkel was weer rond?

Pushi chikitu tambe sa nister, kleine poezen kunnen ook niezen, kleine potjes grote oren.

Op het schoolplein vertellen mijn klasgenootjes ietwat geheimzinnig over de ‘Kuentanan di Kompa Nanzi‘, verhalen van kameraad Nanzi. Voortgekomen uit de slaventijd: een manier om zich te uiten ondanks de onderdrukking, iets waarin men toentertijd troost vond.

Anansi van oorsprong Afrikaans, langzaam evoluerend van een mythologisch goddelijk wezen (afstammend van de zon), naar de spin, zich uitlevend in anekdotische schurkenstreken. Vervolgens toegepast als moraalvertelling over allerlei alledaagse maatschappelijke (wan-)toestanden. Over de zwakke, maar slimme en geslepen spin, die op allerlei manieren de koning, de ‘Cha Tiger’, de tijger of de ‘kakalaka’, kakkerlak - de zo geparafraseerde onderdrukkers - te slim af is. Zij luisteren naar deze populaire dierenfabels tijdens bijeenkomsten in een ‘hofi’, tuin met fruitbomen. Waarbij iedereen de fel declamerende en gesticulerende verteller ondersteunt - met aanvullende teksten, gebaren of dansjes - in het verbeelden van de sluwe schelmenstreken van Anansi. De verhaallijn die van zes minuten tot een uur kan duren, gaat kortweg als volgt:

De Koning merkt dat zijn tuin met fruitbomen wordt leeggehaald, om de dief te vangen zet hij een stropop als soldaat neer, ingesmeerd met teer. De spin Nanzi blijft er met zijn poten aan vastplakken, wordt gevangengezet en zal gedood gaan worden, Nanzi vraagt als laatste gunst zijn vrouw Shi Maria (!) te mogen spreken, Zij wordt geïnstrueerd hun kind in een onzichtbaar gat bij het slaapkamerraam van de Koning in te graven, scanderend dat als Nanzi dood is de zon niet meer zal opgaan, de kinderen van de Koning zullen sterven, het niet meer zal regenen etc. etc. De Koning wordt heel bang en geeft Nanzi zijn vrijheid terug, met als stichtelijk slot dat Nanzi zijn welverdiende straf toch ontloopt.

Ontlopen van welverdiende straf? Dat was wel heel wat anders dan wat Calvijn predikte en zoals dat diep in de genen verankerd zat van de destijds overheersende Nederlanders. Wij wisten toen nog niet dat ‘de Koning’ in 2010 een moderne aflaatregeling zou treffen met de Antillen voor circa €1,9 miljard.

Pas veel later na mijn generatie zullen deze vermakelijke moraalvertellingen ook op de lagere scholen van de Antillen worden geintroduceerd. In een tijd dat in Nederland wordt ‘ontdekt’ dat op 75 antroposofische scholen racistische uitspraken door leerkrachten worden gedaan. Gebaseerd op de ‘rassenleer’ van de Zwitserse Rudolf Steiner. Zo stond in een circulaire van 1996 “Wanneer negers naar het westen trekken, kunnen ze niet meer zoveel licht en warmte opnemen als in hun Afrika (...) Daardoor worden ze koperrood, ze worden Indianen. Dat is het gevolg van het feit dat ze gedwongen zijn een deel van het licht en van de warmte terug te kaatsen. Glanzend koperrood worden ze. Dat koperrode glanzen kunnen ze niet volhouden. Daardoor sterven de Indianen in het westen uit, sterven aan hun eigen natuur die te weinig licht en warmte krijgt, ze sterven aan het aardse. (...) Het blanke ras is het ras van de toekomst, het ras dat scheppend met de geest bezig is.”’

Wat je een kind in de mond legt …

Frater Realino’s lesmateriaal

Middelbare school Radulphuscollege met het grondplan naar inspiratie van het Vaticaan

This article is from: