15 minute read

13. Boneiru pa Boneiru, nos ke Boneiru bek

13. Boneiru pa Boneiru, nos ke Boneiru bek1

Interneringskamp, het latere Zee Bad Hotel: solo ta sali tantu pa hustu komo pa pekador, de zon schijnt zowel over de rechtvaardigen als over de zondaars.

1 Bonaire voor de Bonaireanen, wij willen Bonaire terug. (autobumpersticker in 2003)

Nan ke a bisti mi un karpusa, ze willen mij een hoofdtuig omdoen, beetnemen.

Gouvernementsambtenaren op de Antillen in de tijd van mijn vader hadden recht op zes maanden betaalde vakantie na een periode van zes jaar dienen. Daarnaast konden per jaar nog een paar weken vakantie worden opgenomen. Het exploreren van de andere eilanden en bezoeken van mede-uitgezonden vrienden op Aruba en Bonaire lag dan voor de hand. Het luchtverkeer naar Bonaire werd in 1954 verzorgd door een DC 3, overgespoten in het wit en blauw van de KLM, na enkele jaren daarvoor nog dienst te hebben gedaan voor troepentransport tijdens de Tweede Wereldoorlog. Een joviale, aanstekelijk humoristische man met dik grijszwart haar en een bijzonder accent, omhangen met professionele fotocamera’s, hielp mij als driejarige dreumes ‘omhoog’ te lopen in het nauwe gangpad richting de cockpit van dit toestel, dat op zijn staartwiel staat.

Tien jaar daarvoor was hij, Oostenrijker van geboorte, geïnterneerd geweest op datzelfde Bonaire. In een door het Nederlandse Koloniaal Bestuur aangelegd kamp om meer dan vierhonderd Duitssprekenden van allerlei nationaliteiten, nazi’s en (potentieel collaborerende) NSB’ers van Nederlandse achtergrond gezamenlijk gevangen te zetten. Rationale hiervan was de aanwezigheid van Duitse U-boten in de Caraïbische wateren die het hadden voorzien op volle tankers komend vanaf de raffinaderij op Curaçao. Inderdaad wisten de Duitsers meer dan twintig schepen tot zinken te brengen waaronder de grootste olietanker van de wereld op dat moment, ter hoogte van Westpunt, en de Amerikaanse kanonneerboot Erie. De olieaanvoer was zelfs van zodanig wereldbelang dat President Roosevelt zijn echtgenote Eleonor naar de Antillen afvaardigde om de daar gelegerde Amerikaanse troepen en burgerij te bezoeken. Onvoorstelbaar blijft dat ook Duitssprekenden van joods geloof in eerste instantie samen met hun gezworen aartsvijanden werden vastgezet, binnen

dezelfde prikkeldraadomheining. Met getreiter, geïntimideer en mishandeling van de joodse geïnterneerden als gevolg. Gouverneur Wouters was aanvankelijk niet te vermurwen, net zoals hij joodse en andere oorlogsvluchtelingen - vastzittend op een schip - niet op de eilanden wilde toelaten, met als argument het gebrek aan adequate huisvesting.

Gouverneur Wouters: ‘een betrekkelijk bekrompen en kortzichtig bestuurder’. Oordeel van de Staten van Curaçao in 1942.

Door joodse bewoners op Curaçao en huisarts Chris Engels was een plan gemaakt om de vluchtelingen tijdelijk te huisvesten in verschillende leegstaande landhuizen. Maar net zoals de landhuizen niet mochten worden bewoond door voormalige slaven, mochten ook de vluchtelingen hier niet worden ondergebracht. Wouters zou volgens Engels hebben opgemerkt: ‘Ik wil hier geen vluchtelingen hebben, want ze zouden de mensen hier wel eens een heel slecht voorbeeld kunnen geven’. Om te vervolgen met: ‘Och, u hebt daar niet zo’n weet van, hè, maar toen ik in ’17 als jong luitenant in Zeeland lag, toen leerden we de Belgische vluchtelingen maar al te goed kennen. Dat was maar bier drinken en dansen of het niks was’. Van de Walle beschreef deze van huis uit kapitein van het Corps Wielrijders (!), nadien burgemeester van Eibergen, als ‘een man die op mij altijd een wat ongeschoren indruk maakte en die van die kleine, stekelige, muisachtige oogjes had’. Om daar vilein aan toe te voegen dat ‘ondanks alle kritiek die men op een man als Wouters zou kunnen uitoefenen men echter niet mag vergeten, dat deze kleine wat angstige man uit het Gouvernementshuis er toch maar in slaagde alle Duitse schepen in de havens van Curaçao en Aruba in beslag te laten nemen in een tijdsverloop van slechts enkele uren’. De werkelijkheid van dat moment was dat Wouters in eerste instantie bij het uitbreken van de oorlog de mogelijkheid uitsloot dat Duitse U-boten de St Annabaai zouden kunnen insluipen om de raffinade-

rij in brand te schieten. Daadwerkelijk torpedeerden de Duitsers in 1940 schepen voor de haveningang, waardoor de in- en uitvaart werd geblokkeerd. De eilanden werden daarna bewaakt en in wezen bestuurd door Britse en Amerikaanse troepen. Dat dit niet altijd even succesvol was, bleek toen Prins Bernhard met het door hem bestuurde vliegtuig ‘Dutch Government’ besloot een rondje boven de raffinaderij te vliegen. Zijn aankomsttijd op Hato viel veel eerder dan hij had aangegeven in zijn vluchtplan, zodat het uitgebreide comité van ontvangst onder leiding van de Gouverneur nog niet ter plekke op vliegveld Hato aanwezig was. Het afweergeschut van de Amerikanen miste Bernhard en diens bemanning overigens ...

Na ingrijpen van de Nederlandse regering in ballingschap zouden de Duitssprekende joden worden overgeplaatst naar landhuis Guatemala, mede naar aanleiding van het geestelijk uit balans raken van de vastgezette joodse arts Benesj. Niet nadat eerst de Minister van Koloniën Welters poolshoogte was komen nemen. Waarna ministerpresident Gerbrandy pas eind 1942 het vertrek van de Gouverneur verordonneerde. Eerst moesten er nog wel vijftien doden vallen bij een oproer onder ruim driehonderd Chinese zeevarenden die weigerden zonder verdere veiligheidsvoorzieningen aan boord te gaan van de CSM-schepen. De kranten kregen censuur opgelegd in een zinloze poging om verdere internationale politieke ophef in te dammen. De Antillianen zullen zo het hunne hebben gedacht over het afslachten van de Chinezen en de wijze waarop het Nederlandse kamptoezicht de wantoestanden tussen blanken onderling in het interneringskamp toeliet. Mogelijk dat de oorlogsomstandigheden en de gedragingen van de legerleiding hen noopte af te zien van openbaar protest? Het zal zeker niet hebben bijgedragen aan het onderhuids al tanende respect voor de Nederlanders. Onder toezicht van de opvolgende Gouverneur Kasteel mochten de joodse kampbewoners zich uiteindelijk vrijelijk over de eilanden bewegen. Zij het dat men zich wel dagelijks diende te melden bij de politie.

Gielliam Johannes Wouters vertrok zonder een woord Spaans te spreken naar Costa Rica. Ten tijde van hoorzittingen na de oorlog zou hij zich als toenmalig opperbevelhebber van de Antillen weinig meer herinneren van de bloedig neergeslagen opstand van de rebellerende Chinezen in Suffisant.

Decennialang maakte de bekende, schijnbaar altijd vrolijke stadsfiguur Fred Fisher foto’s van de Antilliaanse gemeenschap. Waren dat tot zijn komst overwegend plechtstatige foto’s met ernstig kijkende mensen, met zijn opmerking vlak voor het afdrukken ‘hari un tiki’, lach een beetje, ontstonden geheel nieuwe, levendige beelden van de Antillianen. Hij begon beroepsmatig als eerste met onderwater- en luchtfotografie. Behalve door te drummen in een jazzband leverde hij ook zijn bijdrage aan het culturele leven door het oprichten van de Curaçaose Comedie. Hij zou op zijn uiteindelijk eenzame oude dag levenloos worden gevonden in het Spaanse Water, met een lege zuurstoffles. Een technisch mankement of een duikfout? Is hij mogelijk uit vrije wil zijn finale bevrijding tegemoet gezwommen?

Baha na awa of baha na katuna, stilletjes verdwijnen

Na de landing op Flamingo Airport is het een paar minuten met de bus naar het Zeebad Hotel, waar in 1962 de houten interneringbarakjes werden omgebouwd tot ‘deluxe cabins’. Sobere houten huisjes op pootjes in een mooi aangelegde tuin met paden van gemalen koraalsteen. Aan het strand in het voormalige hoofdgebouw van het interneringskamp de boeg van een wrak van een Bonaireaanse bark die was omgebouwd tot bar. Met uitzicht op Klein Bonaire met spectaculaire zonsondergangen. Dit zo schitterende eiland van lage landen (‘Bonay’) met de eeuwig afkoelende, verfrissende en schone wind (‘Bon Aire’). De historische architectuur en planologie van Koralendijk zou worden opgeofferd aan de ongebreidelde bouw van resorts en hotels. Waar het enige woonkamergrote restaurant

Zeezicht - inderdaad met direct uitzicht op de zee - praktisch tussen is verdwenen. Waar je ‘karkó’, kroonslak, direct uit het Lac-meer op verschillende manieren kon eten. Ingelegd in zuur, met ‘pròmènte’, peper, of rauw, of licht geroosterd. Het heeft plaats moeten maken voor Amerikaanse fastfood-ketens met ingevlogen diepgevroren kip- en vleessnacks.

Ik zoek een halve eeuw later naar die vertrouwde plekjes uit mijn jeugd en vind het verroeste hek van het Zeebad Hotel. De weg langs de kust is nu een chaotische aaneenschakeling van restaurants, bars en hotels. Ik zit met de jonge opgewekte Bonaireaanse barkeeper na te mijmeren hoe het hier vroeger was. Moment dat ik, vastgehouden door mijn ouders, mocht meevaren op de Blue Peter, een Bonaireaanse bark die ooit eens interinsulair vracht vervoerde. Courtesy sun set tour van de toenmalige hoteleigenaar, die later met de noorderzon zou verdwijnen. Wij kijken naar een van de grootste cruiseschepen ter wereld, dat met twaalf verdiepingen torenhoog boven het water uitsteekt. Het meert net aan en wordt met enorme trossen verankerd, bijna de hele lijzijde van Kralendijk in de schaduw leggend. Over een klein halfuur worden er meer dan tweeduizend bezoekers het eiland opgeperst. Die na enkele uren bij zonsondergang weer zullen verdwijnen. Om dit ritueel te vervolgen op Curaçao en nog vele andere eilanden in de Caraïben. Binnen tien dagen meer dan tien eilanden, your dollar’s value! De barkeeper leeft van deze oppervlakkige vertoning, waarbij hij de poëtische vergelijking maakt dat het lijkt alsof het schip zijn eiland met zich meesleept, zo gigantisch is het.

Dit eiland met een van ‘s werelds mooiste biotopen onderzee, waar de micro-organismes van het koraal heel langzaam maar zeker zullen moeten wijken door de indringers, zowel voor de ‘eco -’ als voor de gelegenheidsduikers. Dit eiland van vroeger, in serene rust, waar tot op de dag van vandaag hoogwaardig zeezout wordt gewonnen. Waarmee de Nederlandse vrome voorouders uit Zeeland in de West Indische

Compagnietijd al waren begonnen. Die zich bij de kerkdiensten - in hun niet in te tomen geldzucht - lieten leiden door de Statenbijbel.

Het zout is goed; maar indien het zout onzout wordt, waarmede zult gij dat smakelijk maken? Hebt zout in u zelven, en houdt vrede onder elkander. Markus 9:50

Dat laatste lijkt nog steeds niet te zijn gelukt in de afgelopen eeuwen. Ondanks alle goedbedoelde pogingen en goede wil.

Vijf sterren gaan uit elkaar maar ik ben ervan overtuigd dat ze allemaal een nieuwe plek zullen vinden aan het firmament. Alle eilanden hebben de kans om een prachtige start te maken voor een mooie toekomst. (Premier Emily de Jongh-Elhage op 10 oktober 2010)

De vriendelijk ogende tukker Van der Kamp, met geslepen blik achter de spiegelende brillenglazen, wordt na het nodige lokale politieke rumoer op het normaal zo stille eiland Bonaire tot ‘Commissaris’ van deze nieuwe gemeente benoemd. Weer een zoveelste nieuwe regent in vijfhonderd jaar namens de Staat der Nederlanden. Andermaal vergezeld van een legioen Nederlandse afstandelijke, geldverslindende ambtenaren. Nodig volgens Nederland om wat kleinere en grotere corruptieschandalen weer in de hand te krijgen op dit altijd zo vredelievende en slapende eiland? Van der Kamp zal na een jaar weer verdwijnen, terug naar de Nederlandse nationale politiek en deelnemen in een kabinet dat zich laat gijzelen door de nieuwe Nederlandse populistische volkspartij, de PVV. Die opzettelijk grievend de Antillen wil verkopen via de E-bay marktplaats. Nederlandse volksvertegenwoordigers, ook van de nieuwbakken gemeente Bonaire in de nieuwe staatkundige constellatie. Die zich tijdens de begrotingsbesprekingen in de Tweede Kamer tooien met ‘oranjeblanjebleu’-speldjes. Een nationalistische symboliek die door

fascistische NSB-ers in de Tweede Wereldoorlog ook al werd omarmd.

Het is om 11 uur in de ochtend al heet in Park Washington, dit prachtige op de UNESCO werelderfgoedlijst geplaatste beschermde natuurgebied. Ooit eigendom van de familie Debrot, waar ‘aloë’, agave, werd geoogst voor de farmaceutische en cosmetische industrie. In het gerestaureerde koloniale huis aan de Slagbaai staan de ramen naar elkaar open. Met aan de landzijde uitzicht op de onder water staande ‘saliña’, zoutpan, waar enkele pelikanen ronddrijven, rustend na een ochtend visvangen. Waar de flamingo’s nog ijverig rondbenen op zoek naar voedsel, de kleine krabbetjes en schelpdieren in de modder, waaraan ze hun mooie rozerode kleur te danken hebben. Aan de zeekant leggen twee bejaarde vissers aan met een gammel oud bootje. Ze lijken regelrecht uit het boek van Hemingway The old man and the sea te zijn weggelopen. In dit geval niet met een door een haai kaalgevreten groot visgraatskelet langszij het boord, maar met een anderhalve meter lange vlezige wahu op de bodem van de boot. Zorgvuldig met een korte houten knuppel de hersens ingeslagen uit voorzorg tegen zijn enorme klappende kaken met de rijen vlijmscherpe tanden. Na een tweetal Polars wordt de vis in keurige moten opgedeeld en gaan ze met de ‘aros moro’, Spaanse (Moorse) rijst, van Cecilia de restauranthoudster, gelijk op tafel. Een hoffelijke Bonaireaanse leeftijdgenoot uit Antriol - we zijn intussen een halve eeuw verder in het leven - begroet ons en constateert dat wij uit Friesland komen. Mijn zwembroek met plompeblaren verraadt mij als echte makamba, die wonderlijk genoeg voor hem een verdwaalde Yu di Kòrsou is. Hij vertelt dat ook hij in de jaren zestig naar de welvaart in Nederland is getogen, als goed opgeleide lasser. Om een pensioen te verdienen met het pijpenlassen voor de Gasunie en later voor de scheepswerven rondom Rotterdam, die praktisch alle opeenvolgend failliet gingen. Zijn leven nu als gedeeltelijke ‘penshonado’,

gepensioneerde, bestaat uit vroeg opstaan, vissen vangen op open zee in een minuscuul bootje en deze verkopen aan of ruilen met de restauranthouders. Gevolgd door de middagsiësta en een mooie dag afgesloten door een pot domino met vrienden onder een tamarinde op zijn erf.

Hende Luango, lieden uit Luango, streek in Angola: bont uitgedost volk, onbeschaafde mensen.

En wat nu met die nieuwe status? Het is niet de nieuwe wettelijke mogelijkheid dat iemand die ‘pols kibrá’ is kan trouwen met een andere ‘mariku’2, vertrouwt hij mij toe. En het blijft griezelig dat Nederlanders hun ouders ‘met de dood helpen’ (euthanaseren). Nee, het is de nieuw ingevoerde onroerend-goedbelasting op zijn geërfde huis als typische Hollandse vinding, die hem in zijn besteedbare toch al lage inkomen direct pijn doet. En de lokale politiek waar de nodige corruptieschandalen zich met enige regelmaat voordoen? Hij kijkt met doffe blik voor zich uit en weigert zich daarover uit te spreken. Dit eiland, dat in minder dan één generatie zou afzakken van een bescheiden, ingetogen Bonaireaanse gemeenschap naar een samenleving overheerst door zich tekortgedaan voelende, klagende Nederlandse rijke parvenu’s en nouveaux riches. Inclusief de voormalige directeur van een woningcorporatie uit Nederland, waar miljarden Nederlands gemeenschapsgeld door zijn mismanagement werden verspeeld aan derivatenconstructies. Waarvan de aangeschoten Nederlandse banken weer op grote schaal profiteerden, dat weer wel. We staren naar buiten naar een paar jonge Nederlanders, zo te horen kinderen van de residerende ‘penshonados’. In wonderlijke kleding naar Hawaïstijl, met een opdringerig grote four wheel drive Jeep met jaren zestig plastic bloemsjablonen beplakt. Ze becommentariëren met harde stem hoe supergaaf, supercool, dit eiland is, waar ze toch zo super blij van worden. ‘Kiko’, wat?

2 Letterlijk gebroken pols, aanduiding van iemand van het slappe handje, flikker.

Kralendijk dat wordt bevolkt door foute Hollanders. De ‘penshonados’, gepensioneerden, met vlassige grijze paardenstaart in verwassen T-shirt, de jongeren met kaalgeschoren agressieve kop in dure merkkleding. Wandelende kladblokken ondergeklodderd met tatoeages, die op hooravonden in Kralendijk met hun blonde luidruchtige oversized vrouwen hun mening luidkeels verkondigen over ‘hun’ Nederlandse eiland. Ze zijn amper enkele jaren op het eiland, buitensporig rijk naar Bonaireaanse maatstaven en ‘pichiri’, gierig, op het gênante af. Ze wonen een paar maanden per jaar in door Nederlandse stijliconen ingerichte huizen op locaties die onbetaalbaar zijn geworden, de rest van het jaar zijn de rolluiken toe. De huizenprijzen zijn allang niet meer door de Bonaireanen op te brengen. Terwijl ondertussen de voedselprijzen in de winkels omhoog schieten, waarbij de lokale producten voor de eilandskinderen onbetaalbaar worden. Een aanmerkelijk deel van de eilanders heeft sinds het Statuut van 1954 waarin hun zelfstandigheid werd beloofd, zijn heil moeten zoeken op omringende eilanden. Werden zeevarenden of gingen naar Nederland. Nu zijn de Nederlanders weer de bijna despotisch bestuurlijke en in elk geval economische machthebbers op hun eiland. Een bizarre ommezwaai, onverhoedse ruk terug in de tijd van het Koninkrijk der Nederlanden binnen vijftig jaar.

In 1954 werd bij de behandeling van het Statuut opgemerkt:

‘voor wat de gemeenschappelijke belangen betreft, is er in het Statuut geen sprake meer van een eenzijdige oppermacht van Nederland.’ Algemene beschouwingen Tweede Kamer der Nederlandse Staten Generaal 1954.

Waarschijnlijk door geen van de beleidsmakers destijds ooit verwacht, laat staan gewenst. De zo vurig door de naoorlogse generatie gewenste ‘autonomia’ is gestrand in volledige afhankelijkheid van een gemeenschap die nu - in pijnlijke stilte - voor het merendeel op

de armoedegrens leeft. ‘E mandatario a primintí ku su ministerio lo asumí e ròl di kordinashon enkuanto aktividatnan di e otro ministerionan ku tin influensia riba e desaroyo ekonómiko di Bonaire (Openbaar Lichaam Bonaire 2013). De bewindsman zegde dan ook toe dat zijn ministerie een coördinerende rol op zich neemt ten aanzien van andere ministeries waarvan de activiteiten van invloed zijn op de economische ontwikkeling van Bonaire.

Men kan niet anders hopen dan dat ‘e mandatorio’, de mandataris, (bewindsman) zijn woord houdt. De start is niet erg overtuigend: minister van Binnenlandse Zaken Plasterk draalde eindeloos alvorens zijn verantwoordelijkheid te nemen en de onkundige, dubieuze Rijksvertegenwoordiger Stolte naar Nederland terug te halen3. Doof als een karkó? Voor de Bonaireanen geldt nog steeds de na-echo van Eleonor Roosevelts credo “the future belongs to those who believe in the beauty of their dreams”. Uitgesproken tijdens de oorlog toen zij de Antillen bezocht en zij een plaquette onthulde in Kralendijk.

3 Om vervolgens ongevraagd buiten zijn staatkundige bevoegdheden te treden en de

Arubaanse Gouverneur onder druk te zetten bij de interne goedkeuringsprocedure van de Arubaanse eilandbegroting. Dit leidde tot een kortstondige hongerstaking van politicus Eman.

Volgens een proclamatie van den gouverneur van Curaçao heeft de Amerikaanse Schout- bij-nacht Oldendorf het opperbevel over alle Nederlandsche strijdkrachten op Curaçao en Aruba op zich genomen. (Beurs- & Nieuwsberichten 7/4/42)

Awe te ainda mi no a purba salu di Dios, vandaag heb ik niet van het zout van God geproefd, niet gegeten.

Surdo manera un karkó, doof als een karkó.

Slagbaai: Patria orguyoso salí fo’i laman, pueblo humilde i semper kontentu (himno Boneiru). Trots vaderland verrezen uit de zee, bescheiden volk altijd tevreden. (Volkslied)

Minister Boy Rozendal op werkbezoek in de jaren zestig bij de Hoechstvestiging in Weert waar honderden Antillianen hun toekomst zochten

Retirement is the ugliest word in the language. (Ernest Hemingway)

Koralendijk, Playa. Een hoofdregel in de Stedenbouw zegt: voorkant tegen voorkant, achterkant tegen achterkant. Een architect die daar niet op let, is een eikel. (Carlos Weeber)

Awa no ta muha makaku dos bes, een aap laat zich niet twee keer natregenen.

This article is from: