27 minute read

12. Baka ta muri bai, pero ta laga trabou pa kueru

12. Baka ta muri bai, pero ta laga trabou pa kueru1

Hoofdkantoor Shell van een van de grootste raffinaderijen ter wereld (ontwerp C.Abspoel). Boso ta e lus di mundu, u bent het werelds licht, zo staat op een ronde boog bij een van de ingangspoorten van de Isla.

1 De koe sterft maar laat het werk achter.

There is a master key to success with which no man can fail. Its name is simplicity... reducing to the simplest possible terms every problem. (Henri Deterding)

Nederland is een van de belangrijkste grondleggers van het principe van de multinationale onderneming, stammend uit begin 1600 toen de Verenigde Oost-Indische Compagnie en vlak daarna de West Indische Compagnie werden opgericht. Een primair winstgedreven concept, gepaard gaand aan een militaire taak om die doelstelling zoveel mogelijk te faciliteren. De oprichter Usselinx als Chief Executive Officer avant la lettre van de WIC moet over geografische gebieden in West-Afrika en West-Indië beslissen waar hij goud, zout, indigo, tabak en slaven zal ‘sourcen’, de wereldwijde handelsstromen, de ‘logistics’ moet ‘routen’, de verschillende transportvloten ‘managen’ en verantwoording moet afleggen aan zijn ‘stakeholders’. De Heren XIX, die hun risico, ‘derivaten’, deels weer doorrollen naar andere ‘kamers’, beleggers in den lande. Die op hun beurt na succesvolle eerste jaren, worden geconfronteerd met insolventie door het wegvallen van een deel van de toeleverende landen, waarna een wat minder succesvolle ‘doorstart’ wordt ingezet.

Al eeuwenlang dezelfde principes. Met een ‘logo’ van een in die tijd al herkenbaar ’merk’: de Geoctrooyeerde West Indische Compagnie.

Alsoo ons bij die van de West-Indische Compagnie te kennen gegeven is, dat sij inde laestgehoudene Vergaederinge van de Negenthien, beslooten hadden, omme wederom de Compagnie ten besten, ende tot afbreuck der Spaignaerden, in zee te brengen een groot aental van Schepen, ende die aen verscheiden oorden ende gewesten in haere Limiten te gebruijcken, op onse Commissie onder

het beleit van een ervaren Admirael ende Capitein Generael, versien met sodanige macht ende Instructie, dat alle andere Admiralen, Commandeurs, Capiteinen en andere Officieren, het sij te land ofte te water met haere onderhebbende Schepen, besette plaetsen, Boots- en Crijchs-volck ter sijner aencomste sich datelick sullen begeven onder sijn commandement ende gebiet, denzelven obedieren.”2

Curaçao had met deze historische ervaring kunnen weten wat haar te wachten stond toen de N.V. Curaçaosche Petroleum Maatschappij, het latere Shell, hier haar nederzetting koos aan het begin van de 20ste eeuw. Of de Coca Cola Corporation die op kleine afstand van de executieplek van Tula en Carpata haar Bottling Company op het Rif vestigde. En nog wat later de verschillende Amerikaanse elektronicamultinationals die geheel in de trend van de dan ‘moderne’ wereldwijd opererende ondernemingen de wereld afstroopten naar ‘cheap labour’, ‘low cost infrastructure’ en ‘tax incentives’.

Shell employees share a set of core values – honesty, integrity and respect for people. We also firmly believe in the fundamental importance of trust, openness, teamwork and professionalism, and take pride in what we do. (Shell mission statement)

Op de plek Shentu waar tot 1863 nog slaven werden verhandeld, zou Shell daarna rondom het Schottegat zijn olieraffinaderij opbouwen. Daartoe werd plantage Asiento ter grootte van 130 hectare in 1915 gekocht van H. Chapman voor Naf 48.000. Ongetwijfeld ‘hopi bleki’, een substantieel bedrag, in het begin van die eeuw. De volgende 24 hectare, vooral het schiereiland ‘Isla’, ging voor dezelfde prijs weg. Kennelijk had deze praktizijn bij het Hof van Justitie intussen

2 Deze voorlopers van de Nederlandse marine hadden een duidelijke opdracht en voerden die ook met straffe hand uit. Daar waar commerciële schepen in de 21ste eeuw varend onder de Nederlandse vlag al een decade grote risico’s lopen in de Somalische bocht en de Golf van Aden door Somalische piraten te worden gekaapt, is er nog steeds geen consensus over het aan boord toestaan van gewapende manschappen ter beveiliging.

begrepen dat hij Shell wel een heel mooi netto aanvangsrendement op het onroerend goed had gegund. Had hij, of de toen nog vigerende Koloniale Raad, het principe van erfpacht kunnen toepassen, dan zou zeventig jaar later de afloop mogelijk geheel anders zijn geweest. Voor zover dit al zou zijn geaccepteerd door de Koninklijke toen zij besloten zich op Curaçao te vestigen.

Dit bogtige binnenwater van drie uren wandelens in omtrek levert met zijne onregelmatige hoeken en inhammen, klippen, eilanden en schiereilanden een allertreffendst gezigt op, terwijl het heldere water, zoo door de diepten en ondiepten, als door het meerdere licht van een helderen hemel en de schaduw der wolken, hier een overschoone lichtblaauwe, daar eene geele of grauwe, hier eene witachtige en daar eene donkere tint aanneemt, hetgeen bij de spiegeling van bergen en boomen, een onbeschrijflijk schoon geheel oplevert. Ten Noorden over het Schottegat ziet men eene menigte tuinen en plantaadjen tusschen rosse bruinachtige heuvelkruinen, waarbij de groene valleijen met de witte plantaadjegebouwen eene prachtige mengeling van kleuren verspreiden. (M.D. Teenstra)3

Het ‘business model’ van de ondernemende Nederlanders, i.e. Henri Deterding van de Royal Dutch Petroleum Company, was van een grootschaligheid, kapitaalsintensiteit en algeheel ondernemingsrisico, die hun weerga op de Antillen niet kenden. Ook niet vergeleken met de niet geringe inspanningen van de W.I.C. drie eeuwen daarvoor. De te bouwen exportraffinaderij zou de opgepompte olie laten aanvoeren van het ruim 200 zeemijlen verderop liggende meer van Maracaibo aan de kust van Venezuela. Aanvankelijk met houten pontons met geringe diepgang, die over de ondieptes bij de ingang van het meer konden worden getrokken door sleepboten. Later met

3 Met gepaste trots verhaalt het bedrijfsvoorlichtingsblad van de Shell ‘Nos Isla’ hoe voortvarend men in zeer korte tijd erin slaagde om alles weg te kappen wat er aan bomen en struiken stond…

kleinere tankers toen de toegangen door de Venezolanen verder werden uitgebaggerd. Vervolgens zou een steeds breder scala van olieproducten op de ‘Isla’ geraffineerd gaan worden: van stookolie naar kerosine tot en met vliegtuigbenzine. Met een omvangrijk logistiek model voor de verkoop: niet alleen distributie over de Caraïbische eilanden via kerosine in blikken, maar ook het mondiaal toeleveren van bulk door oceaantankers.

(Nos Isla 1965)

In een kleine tien jaar tijd zag men inderdaad kans om dit ogenschijnlijk overzichtelijke plan, maar met uitzonderlijk veel ‘constituerende randvoorwaarden’, te realiseren. Waarbij feitelijk in alles buitenom

het raffinageproces voorzien moest gaan worden om de raffinaderij draaiend te kunnen krijgen: eigen houten, later stalen pontons, eigen ontwikkelde C.S.V.-tankers die zowel door de ondieptes van Punto Cardón als binnen het Schottegat op Curaçao konden aanlanden, eigen energiecentrale, eigen drinkwatersystemen, eigen wegennetwerk, eigen bedrijfshuisvesting en woningbouw, eigen baggeraar, eigen kolenbunkers, eigen busbedrijf, eigen brandweer, eigen poliklinieken, sanatorium en ziekenhuis, eigen scholen en specifieke bedrijfsopleidingen, eigen personeel uit Nederland en van de Caraïbische eilanden, eigen scheepsbouw en dokfaciliteiten, eigen wegen en bouwaannemerij, eigen pijpenfitterij, eigen gieterij, eigen blikproductie, eigen scheepvaartlijn, eigen transportpijpleidingen naar de buffer- en overpompstations bij Bullenbaai en Caracasbaai, eigen laboratoria, eigen rioolzuivering, eigen communicatie, eigen ontspanningsfaciliteiten bij Rustenburg, Piscadera en Brakkeput, eigen CPIM-hotel en Asiento-clubgebouw de ‘Hooischuur’, eigen R.K. Michaelskapel en Protestantse Emmakerk, eigen openluchtbioscopen op Negropont en Suffisant. Exemplarisch voorbeeld van het geslaagd samengaan van visionair ondernemerschap en management van militaire precisie, uitmondend in niet alleen een commercieel, maar ook maatschappelijk succes. Deze grootschalige ‘invasie’ had tijdens de naoorlogse ‘boom’periode uiteraard ook grote gevolgen voor de kleine gemeenschap op dit eiland. Toen in 1946 de Boissevain - een troepenschip dat eerst op Indië had gevaren - aanmeerde aan de CPIM-steiger, stond de marinekapel het op te wachten met vrolijke marsmuziek. Onderweg waren Portugezen opgehaald op de Azoren, Surinamers uit Paramaribo en andere Brits West-Indische eilanders bij Port of Spain, Trinidad. Onder de ruim 2.000 mannen die in hangmatten onderdeks de tocht van drie weken hadden doorgebracht, waren ook circa 160 politiemensen4. De ordehandhaving diende zoveel mogelijk gelijke tred te

4 De dekhutten waren gereserveerd voor de ‘employees’ van de Shell. Voordeel van de vrij opgehangen hangmatten was dat men onderdeks minder snel zeeziek werd en men met leedvermaak naar deze landrotten, hangend over de railing keek.

houden met de nieuwkomers op het eiland. Zij werden na een kort verblijf in - gloeiendhete - nissen hutten achter het politiebureau in Rio Canario, vervolgens gehuisvest in huizen in Mundo Nobo. Een ‘enclave’ van praktisch alleen Nederlanders, geconcentreerd rondom het voormalige Quarantainegebouw omgebouwd tot politiestation en de brandweerkazerne aan de Rodeweg. Praktisch nuttig was dat zodra de sirene ging ook de niet-dienstdoende politiemensen te allen tijde konden uitrukken voor een brand, wat weer apart brandweerpersoneel uitspaarde. Dit op zich organisatorisch efficiënte principe zou zich later overigens wreken tijdens de rellen in 1969: van beide bloedgroepen was er toen tekort aan mankracht. Met eigen voorzieningen zoals een supermarkt (met ledenkorting) en de besloten Politie Sport Vereniging, waarvan de leden het alleenrecht hadden van entree tot Vaersenbaai. Daar stonden een restaurant en een paar weekendhuisjes en werd gezwommen, gedoken en gezonnebaad. Een schietbaan was aangelegd om zich in de vrije tijd verder te kunnen bekwamen ‘op het pistool’.

Voor de overwegend gekleurde nieuwkomers die als handarbeider bij de CPIM aan de slag gingen, werden woningprojecten uit de grond gestampt op Suffisant, Surinamedorp en bij Brievengat. Zo’n 1.400 huizen werden in korte tijd gerealiseerd waarbij in de watervoorziening werd voorzien door putten, die werden geslagen bij het waterrijke Zapateer. Met als gevolg dat het grondwater zodanig grootscheeps werd onttrokken, dat begin jaren vijftig een waterontziltingsfabriek op Mundo Nobo moest worden gebouwd tegen het dreigende watertekort. Gefinancierd met Nederlands ontwikkelingsgeld, waarbij de Shell het voorrecht kreeg water af te nemen tegen tweederde van de marktprijs die voor de eilanders gold. De samenleving kwam zodoende op hogere kosten van levensonderhoud, die vooral de plattelandshuishoudens moeilijk konden opbrengen. De indirecte gevolgschade was een aanzienlijk verlaagd grondwaterpeil dat steeds moeilijker bereikbaar werd voor de bestaande bevolking, die vroeger

met windmolens het water oppompte voor eigen gebruik en landbouw. Zodoende pieterde de lokale landbouw weg, met uitzondering van een paar vasthoudende Chinese families, zodat groente en fruit overwegend geïmporteerd moesten worden. Met weer hogere kosten van levensonderhoud: Enzovoort, titel van het boek dat Huizinga in een betaalde opdracht over Shell schreef in de jaren vijftig. Een vergelijkbaar fenomeen zou zich ook voordoen toen in Nederland begin jaren zestig massaal het aardgas door de Shell-dochter NAM werd opgepompt uit de Groningse ommelanden. Geheel geodetisch voorspelbaar was van het begin af aan dat de landerijen zouden gaan inklinken en gebouwen door verzakking daarvan schade zouden krijgen. Een logische, voorzichtigheidshalve financiële reservering hiervoor werd echter niet aangelegd. Het gevecht tussen de overheid, de Shell en Groningse provinciebewoners - die na vijftig jaar inderdaad aanmerkelijke schade ondervonden - zal nog wel jaren gaan duren.

Henry Ford zou in 1927 iets vergelijkbaars proberen als Deterding in het doorbreken van de wereldwijde Britse rubberkartels, namelijk door een stad in het Amazonegebied van Brazilië te stichten. Met als doel het grootschalig tappen van rubberbomen op 10.000 te cultiveren hectares. Het zo gewonnen latex zou dan als goedkope grondstof voor de autobanden in de VS dienen. Zijn beoogde ‘Fordlandia’ kende ideologische uitgangspunten die helemaal niet aansloten bij, noch werden geaccepteerd door de lokale bevolking. Zo wenste men geen afstand te doen van betaling in natura (‘cash was definitely not king’) en ook het bezoek door alleenstaanden van bordelen buiten de compound wilde men niet verboden zien. Het project mislukte volkomen, onder afschrijving van ettelijke miljoenen. Niet zo bij deze ‘greenfield startup’ van Shell die onverwacht werd geholpen door de Tweede Wereldoorlog. De invasie van de geallieerden in NoordAfrika en de D-Daylanding in Normandië waren alleen maar mogelijk door de aanvoer van (vliegtuig-)benzineproducten uit Curaçao.

In de naoorlogse ‘boom’-periode groeide de ‘Isla’ exponentieel verder door de mondiaal onverzadigbare vraag naar olieproducten. Zij werd de belangrijkste werkgever van Curaçao met op het hoogtepunt meer dan 12.000 medewerkers. Met vermenigvuldiging van de werkgelegenheid bij allerlei toeleveranciers, de middenstand en de voedselgroothandels. Met aanzuigende werking voor nieuwe industrieën door de infrastructuur van het eiland. Shell droeg substantieel bij aan de zich ontwikkelende naoorlogse economie en het solide imago van de Antillen. Maar tegen een (te) hoge ecologische en sociale afrekening naar later zou blijken.

El sueño y el triste presente, de droom en het naargeestige heden (J.G. Palm)

Mijn ouders wilden na aankomst in de tropen niet alleen ronddraaien in het kringetje van uitgezonden ambtenaren, de bevoorrechte ‘Europese’ Hollanders. Muziek was het tweede leven van mijn vader waaruit contacten voortkwamen uit alle hoeken van de Curaçaose samenleving. Zoals met contrabassist Nils Palm, nazaat van het roemruchte Curaçaose componistengeslacht van aartsvader Jan Gerard Palm, oorspronkelijk met Zweedse voorvaderen. Als er een optreden was op Asiento, het ontspanningscentrum van de Shell op Negropont, haalde mijn vader met zijn ruime Amerikaanse auto Nils met de contrabas op. Tot groot vermaak van de omstanders in de binnenstad van Otrobanda, want de hals stak nog altijd een fors stuk uit de auto, met een bezorgd kijkende Nils die zich op de bank ernaast had gewrongen, waarschuwend om de bochten niet te scherp te nemen. Nils zou niet oud worden. Later verhaalde zijn broer Stanley hoe zij samen met hun andere broer George in hun jonge jaren de contrabas regelmatig over de hobbelige keitjes in Otrabanda vervoerden. ‘Manera kah’i morto’, als in een lijkstoet, naar de optredens van Nils in de Mason di Logia Igualdad, de vrijmetselaarstempel aan het Rif, en verderop in Punda, in Club de Gezelligheid.

Een musicerend amateurgezelschap bij gelegenheid versterkt met concertpianisten Wim Statius Muller en Wim van den Oudenalder. Met verder onder anderen violist Felix Linder, van geheel andere achtergrond, namelijk eigenaar van een kledingmodezaak in Otrabanda en lidmaat van de Mikvé-synagoge. Drijvende kracht achter dit muziekgezelschap dat zich Magyari had genoemd, was klarinettist Hans Rijpkema. Een uitgezonden Nederlandse ‘employé’, zoals de Shell-werknemer in die tijd werd genoemd. Werkzaam in het laboratorium en experimenterend met de eerste kunstharsen die toen productietechnisch beschikbaar kwamen. Die behalve begaafd musicus - hij leerde zichzelf spelen op een Hongaars cymbalon - erin slaagde de uitvoeringen door de ontspanningsvereniging van de Shell gesponsord te krijgen5. Gênant was het dat in de beginjaren vijftig zijn muziekvrienden van allerlei huidskleur en verschillende etniciteit zich moesten identificeren bij de bewaking van de afgesloten Shellenclaves, de woonwijken Emmastad, Negropont en Julianadorp. Toegang werd pas toegestaan als de gastheer telefonisch aan de bewaking had bevestigd dat zijn bezoek mocht worden toegelaten. Iets dat kennelijk ook de vakbondsleider Papa Godett had geërgerd, gezien zijn sarrende opmerking eind jaren zestig dat de binnen de Emmastad-compound liggende golfbaan tot varkensstal zou worden omgebouwd. De werkelijkheid was intussen wel dat door deze zelfde Shell woningbouw in de jaren vijftig was geïnitieerd en gesponsord in de wijken Kas Korá en Brievengat. Vervolgens werden in de jaren zestig door de afnemende raffinageoutput en het vertrek van de Nederlandse expat-medewerkers, de Shell-woningen in de wijken Rio Canario, Biesheuvel, Groot Kwartier en tenslotte ook Julianadorp beschikbaar gesteld aan de Antilliaanse bevolking. En de exclusief voor de werknemers bestemde sport- en ontspanningsfaciliteiten werden opengesteld voor de burgerij, zij het aanvankelijk

5 Wij kinderen van de orkestleden hebben een verzameling borrelglaasjes, kelkjes voor de rum die je tenminste een keer per dag nuttigt om gezond te blijven. Van kristal met zilveren voet, met de data van optreden erin gegraveerd, aangeboden door de directie van de Shell.

na ballotage. En de realiteit van vandaag is dat verspreid over het eiland deze ‘gated communities’ weer zijn teruggekomen, met 24 uur bewaking en vergelijkbare procedures voor het toelaten van gasten.

In het verleden ligt het heden, in het nu wat komen zal. Op deze basis kunnen wij de komende 50 jaar Asiento dan ook vol vertrouwen tegemoet zien. (W.H. Brouwer)

Zo schreef de general manager van Shell Curaçao NV ten tijde van het vijftigjarige bestaan (1921–1971) van de Shell Ontspanning Vereniging. Aan niets zou het de Shell-medewerkers ontbreken, ook niet als het ging om hun vrijetijdsbesteding. Op Rustenburg kon worden getennist, gezwommen of airconditioned gekegeld en na afloop worden geborreld en gedineerd. Met dansfeesten in de openlucht en grote buffetten aangericht rondom Kerst en Pasen. In de sociëteit bij Negropont werden operettes, concerten en modeshows gehouden. Naast alle denkbare groepssporten zoals hockey, waterpolo en voetbal kon men schermen of schieten op de schietbaan. Op Brakkeput aan het Spaanse Water lag een vloot aan zeilboten, variërend van Akkrummer jollen, Flying juniors, Sterns, Sturdy’s tot en met zes Pampussen in wedstrijdzeiluitvoering. Daarnaast twee volwaardige speedboten die elk zes skiërs konden trekken. De overnaadse blankgelakte volgboot de Brak voor het begeleiden van de zeilwedstrijden en het transport naar het drijvende weekendhuis de Potvis, een omgebouwde sleper geankerd bij Nieuwpoort. Een Paddy-boot voor de scubaduikers en een zeewaardige Antilliaanse vissersboot voor de visclub, waarmee viswedstrijden bij Klein Curaçao werden gehouden. Het merendeel van deze schepen was van hout en door het zoute zeewater sterk onderhoudsgevoelig. Dit werd adequaat opgelost door een aantal vaste medewerkers op de werf aan te stellen, die altijd opgewekt klaarstonden om het de watersporters naar de zin te maken. Dit gold niet altijd voor bepaalde jeugdleden die deze weelde

niet konden dragen. Deze kinderen van ‘pletters’6 afkomstig van soms driehoog uit Pernis - gehuisvest in riante bungalows omringd door huishoudelijke hulpen - ontspoorden soms tot waarlijke ‘pia patras di diabel’, ettertjes. Hesus, de kleine maar breedgeschouderde werf- en onderhoudsbaas met eeltige handen als kolenschoppen afkomstig uit Madeira, zorgde dan voor naschoolse opvoeding door ze luid tierend in een mengelmoes van talen terecht te wijzen. Als ze bijvoorbeeld de zeilen niet in de zoetwaterbakken drenkten en niet in de droogschuur aan de nok hesen ter droging. Wat overigens niet voorkwam dat het peperdure materiaal soms moedwillig werd beschadigd door opzettelijk over ondieptes te raggen. Dat opvoedende gold ook voor zijn Portugese en Antilliaanse collega’s Abreu en Norman die de bar in het paviljoen beheerden. Door hen werd ook het afschrijven van de boten voor een luttel bedrag van NA ƒ 1,50 per 2 uur geregeld. Ze waren meesters in het beleefd negeren van deze blaaskaakjes die probeerden voor te dringen in de reservering of op luide toon hun ijsjes of cola’s opeisten. Zij waren alleen bereid bakzeil te halen indien de boze ouders verhaal kwamen halen. Die zich daarvoor wel uit hun luie stoelen op het strand dienden te verheffen …

Was de Koninklijke inderdaad nog serieus voornemens om de twintigste eeuw op Curaçao vol te maken? In de jaren zestig werd door de directie in de openbaarheid veelvuldig gewezen op de grote noodzaak van verhoogde efficiency. Zo werden schepen voor de olieaanvoer ingezet van modern oceaantankerformaat, wat mogelijk werd doordat de Venezolanen de toevoerdrempels bij Maracaibo hadden verwijderd door een kanaal te graven. Naast de verschillende desinvesteringsprogramma’s in onder meer de huizencomplexen en de verzelfstandiging van facilitaire diensten werd voorts - onvermijdelijk - gesneden in het personeelsbestand. Shell droeg in 1965 als grootste werkgever de

6 Aanvankelijk de aanduiding van de Nederlandse werknemers van het bouwbedrijf

Nederhorst dat generaties lang op de Antillen de woning- en utiliteitsbouw realiseerde.

Later vooral de aanduiding van Hollands lomp, ruw gedrag.

verantwoordelijkheid voor 5.000 werknemers, waarvan 80 procent van Curaçao en belendende eilanden afkomstig was. De arbeidskosten werden vervolgens verder gedrukt door subcontractors in te huren met inleenpersoneel dat - in eerste instantie - bereid was tegen een lager arbeidsloon te werken. De nooit openbaar beantwoorde vraag blijft of het Shell-management zich heeft gerealiseerd tot welke maatschappelijke ontsporing de doorvoering van deze - vanuit hun optiek ongetwijfeld rationele - bedrijfsmaatregel zou gaan leiden. Wel trokken zij de consequentie van de stakingsrellen en werd het arbeidsvoorwaardenbeleid alsnog aangepast. Zo werden de pensioenfondsen van de employés en werknemers in 1969 samengebracht in een gezamenlijk fonds, gevolgd door een uniforme regeling in 1973. Met uitkeringen die naar mededeling in 1980 in het sociaal jaarverslag aan de actieve deelnemers en de 4.000 gepensioneerden van het Shell Pensioenfonds Curaçao ‘ook in Nederland algemeen sociaal wenselijk en economisch realiseerbaar werden geacht’.

Naast kostenbesparingen waren substantieel nieuwe investeringen nodig in de raffinaderij. Net zoals dertig jaar daarvoor in de vooroorlogse jaren toen de kapitaalintensieve investeringskeuzes voor Trumbles, destilleer- en kraakinstallaties, werden gemaakt. Ditmaal, bij de nieuwe ronde in de jaren zestig, werd slechts geïnvesteerd in gedeeltelijke vervanging, renovatie en afvanginstallaties om de zeer vervuilende luchtuitstoot nog enigzins te verminderen. Shell heeft nooit aan lokale vereisten voor een milieuvergunning hoeven te voldoen: die waren er gewoonweg niet.

Pa baka bira bisé, mihó e bai plenchi, voordat een koe weer kalf wordt, is het beter om het te slachten.

Het echte probleem leek ondertussen ergens anders te liggen, op te maken uit uitingen van de directie, namelijk in de kern van het eens zo succesvolle verdienmodel. De speciale olieproducten konden niet

meer wereldwijd rendabel worden geleverd, onder andere door de opkomst van de nieuwe ‘marktraffinaderijen’, direct gelegen in de belangrijkste afzetgebieden zoals Europa. Ook de Verenigde Staten zouden op een andere manier gaan voorzien in hun lokale brandstofbehoefte, anders dan via deze relatief veraf liggende Curaçaose exportraffinaderij. Die in haar olieaanvoerketen kwetsbaar werd door het politiek instabiele Venezuela, waar de nodige conflicten ontstonden met de internationale gemeenschap en de VS in het bijzonder. Een tijd van mondiale verschuiving in de energiemarkten: een gecompliceerd schaakspel met nieuwe spelers in andere machtsverhoudingen. Waarbij andermaal door Shell gedurfde ondernemersbeslissingen moesten worden genomen. Ditmaal echter niet ten faveure van de Antillen.

Voor de Shell-directie was de de 30ste mei 1969 de ‘easy way out’, aangedragen op een dienblad door de ontspoorde werknemers en revolterende aanhang. Daar waar de lont - de ongelijke beloningsstructuur tussen eigen employees en die van onderaannemer Wescar - in het kruitvat van scheve maatschappelijke verhoudingen ging, kon het Shell-management zich vervolgens onttrekken aan het figuurlijk blussen. Binnen tien jaar na het statement van Brouwer zou de Koninklijke Shell zich begin jaren tachtig terugtrekken. Waarschijnlijk niet alleen door de vermeende politieke instabiliteit van de Antillen, maar vooral vanwege de tanende rendementen van een technologisch verouderde raffinaderij met vervuilende installaties als economische drijfveer. Dit geheel conform en voorspelbaar volgens hun bedrijfsideologie:

To continuously deliver shareholder value by: Manufacturing and supplying oil products and services that satisfy the needs of our customers; Constantly achieving operational excellence; Conducting our business in a safe, environmentally sustainable and economically optimum manner; Employing a diverse, innovative and re-

sults-oriented team motivated to deliver excellence: Shell ‘mission statement’.

Of toch niet helemaal conform een ‘milieu-duurzame en economisch optimale manier’? Deze op zich al tegenstrijdige afweging werd door Shell op Curaçao beslecht door het achterlaten van een asfaltmeer aan de noordoostzijde van het Schottegat. Dat met enige regelmaat in brand vloog, zodanig dat het brandweerkorps de Shellbedrijfsbrandweer moest assisteren bij het blussen. Regelmatig raakte dit bassin vol door de sterk toegenomen productie en jarenlang werden transporten met tankwagens naar ‘Shut’ georganiseerd. Dit is de officieel toegestane vuilstortplek voor huisvuil7 en kadavers aan de Noordkant, een ‘boka’, baai, noordelijk van de opstijgbaan 11 van het vliegveld Hato. Toen wij iets ouder waren, mochten wij met onze ouders mee naar deze ietwat sinistere plek: zodra de kadavers daar werden gestort, kwamen de vraatzuchtige haaien massaal aangezwommen en kleurde het wild klotsende, hoog opspattende zeewater even helemaal rood. Niet bekend bij het grote publiek, maar daar werd ’s nachts het uiterst giftige residu van de raffinaderij in datzelfde zeewater gestort. Door in van top tot teen beschermende kleding gestoken chauffeurs, die de traag uit de tank stromende sludge op afstand geduldig afwachtten. De onbeantwoorde vraag is hoe de mariene wereld diep onder de zeeoppervlakte werd vernietigd en hoever de vervuiling richting Aruba op de oceaanbodem is uitgespreid. Officiële instanties konden hier formeel niets aan doen door het ontbreken van milieuwetgeving en handhavend instrumentarium om sancties te kunnen opleggen. De feitelijke patstelling was dat Curaçao werd gegijzeld door deze grootste werkgever, die toen

7 Of het een verstandige beslissing was om huisvuil te blijven storten tijdens de verdere industrialisering na de Tweede Wereldoorlog, is zeker de vraag als men dertig kilometer verderop naar Shete Boka gaat en ‘flessenbaai’ bezoekt. Hier waaien alle gedumpte plastic flessen weer naar binnen en het eens zo fraaie, ongerepte ruige strand biedt een sinistere aanblik van de wijze waarop de mens met de natuur omgaat. Een kleine uitvergroting van de ‘zee van plastic’ ter grootte van een continent, dat zich heeft gevormd in de Stille Oceaan.

voor het merendeel bijdroeg aan het bruto nationaal product van de Antillen. Het zwemmen op het iets westelijker gelegen Playa Kanoa werd wel sterk afgeraden.

Voorts werd het Schottegat door uitstoot en ‘spills’ bij de tankerpier en opslagtanks aan de benedenwindse zuidwestzijde bij Marchena en Welgelegen (!) vervuild. Het oppervlaktewater ligt daar geheel vlak - ondanks de krachtige passaatwind - door de dempende dikke laag olierestanten die erop drijft. Ondanks de tientallen miljarden dollars aan jaarwinsten voelde Shell zich niet geroepen tot het opruimen van het asfaltmeer à $200 miljoen zoals recent de schoonmaakkosten werden geschat, of anderszins tot het schadeloosstellen voor het saneren van het gehele Schottegat. Een deel van het residu werd nog tot begin jaren tachtig uit het ‘natuurlijke’ depot teruggewonnen en volgens een nieuw procedé geschikt gemaakt als stookolie. Na de verkoop van de raffinaderij achtte Shell zich niet meer gehouden tot verdere sanering van het depot. Evenmin wisten de Antilliaanse politici hen daartoe kennelijk te dwingen. Zij zochten hun toevlucht in het gunnen van de exploitatie van de aftandse raffinaderij aan de Venezolaanse staatsoliemaatschappij. Dit ter behoud van de overigens steeds verder teruglopende werkgelegenheid, ten koste van mens en milieu. De luchtvervuiling nam exponentieel toe door achterstallig onderhoud en het uitblijven van vervangingsinvesteringen. Door de noordoostpassaat wordt de benedenwinds van de raffinaderij liggende Blauwbaai bij bepaalde windschiftingen in het orkaanseizoen inderdaad blauw. Maar niet in de oorspronkelijke zin van het kobaltblauwe zeewater in deze prachtige kuststrook. Net als de geheel verziekte, met roet van carcinogene teerresten bezoedelde volkswijken Marchena, Buenavista, Gasparito, Kas Chikitu, Wishi, Mundo Nobo en Charo. De Curaçaose samenleving kent hogere verschijningsvormen van keel- en longkanker maar een directe relatie is (nog) niet aangetoond. De longitudinale statistische onderbouwing over meer generaties ontbreekt met de verleidelijke valkuil

van doelredenering8. Wel zijn sinds de jaren zeventig gezondheidsonderzoeken en milieurapporten uitgebracht met waardemetingen van uitstoot van giftige stoffen die onverantwoord hoog zijn. Die in Nederland zouden nopen tot acute stillegging van het raffinageproces. Door verschillende Antilliaanse stichtingen en actiegroepen wordt om die reden gewaarschuwd voor de hoge mortaliteit vooral ook onder jonge kinderen. En wordt terecht aangedrongen op maatregelen ter bestrijding van deze ongecontroleerde grootschalige milieuvervuiling.

Bula pipa, over pijpen springen (of een tukje doen)

Over geheel Curaçao ligt een groot aantal olieleidingen, onder andere van het Schottegat naar de luchthaven bij Hato in het noorden, naar Bullenbaai in het westen en naar Caracasbaai in het oosten. Bij deze overslagplaatsen aan de zee konden grote tankers aanleggen die niet in het Schottegat pasten. Dwars door de mondi maar ook langs kunuku-percelen en woonwijken lopen oliepijpen gebundeld naast en onder elkaar, die gloeiendheet worden. Waar niet overheen geklommen kan worden, zeker niet in het hete middaguur. Hier en daar zijn voor de wegen overgangen of onderdoorgangen gemaakt en werden de pijpen voor voetgangers voorzien van kleine metalen loopbruggetjes. In de volksmond wordt met het figuurlijk springen over deze pijpen - gezien de onmogelijkheid daarvan - gedoeld op het ontlopen van afspraken. Door de Shell in het bijzonder. Die interpreteerde dit als werkgever waarschijnlijk geheel anders: met ‘bula pipa’ werd namelijk ook geduid op werknemers die zich tijdens het werk op het wijd uitgestrekte complex van de raffinaderij even ‘terugtrokken’ onder de schaduw van het pijpenstelsel. Pacta servanda

8 In ons gezin van vier hebben drie op latere leeftijd verschillende meervoudige vormen van kanker gekregen na tien jaar op Mundo Nobo te hebben gewoond, waar ook de ontziltingsinstallatie - zo’n honderd meter van ons huis - bij verkeerde wind nog ‘bijdroeg’ aan ernstige uitstoot. Ziekteverschijnselen die volgens statistici niet aantoonbaar zijn te relateren aan die tijd.

sunt, afspraken moeten worden nagekomen volgens de Koninklijke Shell, waarvan de Nederlandse koninklijke familie prominent aandeelhouder is. Daarmee eeuwenoude heersende rechtsprincipes van legaliteit bevestigend, echter geensdeels beantwoordend aan die van legitimiteit en moraliteit. Geen koninklijk vertrek van de Shell, na een ‘deal signed and sealed’ met de overheid voor in totaal 1 Antilliaanse ‘florin’, gulden. Nigeria en Pernis weten waar ze aan toe zijn bij afslanking, zo ook de wereldgemeenschap met betrekking tot het erfgoed van de Noordpool waar Shell voornemens is met olie-exploratie een begin te maken.

The future belongs to those who are virile, to whom it is a pleasure to live, to create, to whet their intelligence on that of the others. (Henri Deterding)

In 2019 loopt het exploitatierecht van de Venezolaanse staatsolieonderneming af en valt het gebied van meer dan 400 hectares toe aan de Curaçaose overheid, ruim honderd jaar na de verkoop door Chapman. Tot die tijd zullen - ondanks het feit dat een milieuvergunning werd afgegeven - het milieu en de bevolking verder worden aangetast door excessieve uitstoot van CO2, SO2 en No x : de handhaving blijkt tot heden nog steeds niet effectief. Grootse - miljarden aan investering eisende - plannen om het onroerend goed te gaan ontwikkelen zijn intussen gepresenteerd. Met de bekende, te verwachten karavaan aan Nederlandse adviesbureaus en zelf geproclameerde ‘experts’. Of meedoen in de mondiale powerplay van fossiele brandstofallocatie en de raffinaderij revampen en/of ombouwen tot (strategische) overslagbuffers? De gemeenschap, i.e. de politici staan voor een geweldige uitdaging want ‘barika ta un barí sin bòm’, de buik is een vat zonder bodem. Er zal gegeten moeten blijven worden door vele navolgende generaties. Het advies van Deterding is gratis: met de viriliteit en de levensvreugde kwam het altijd wel goed op de Antillen. Maar

misschien het scherpslijpen van de intelligentie nu eens niet aan de Nederlanders overgelaten?

Of zoals de nieuwe generatie Antillianen het nu verwoordt op het bord bij Post 5 waar het ooit in 1969 misging: ‘met de kennis van het verleden, laten we vandaag de toekomst bepalen, leef het heden!’ Naast het bord staat een Pita met een metershoge voortplantingsstam waarop de nieuwe vetplantjes geduldig wachten totdat deze door afsterving omvalt. Na meters verderop van de moederplant te zijn neergevallen, worden ze daar eerst nog door gevoed, waarna de moeder afsterft. Totdat ze zelf houvast hebben gevonden in de schrale aarde en zich als moederplanten in spe weer verplaatsen via hun nakomelingen. Weg van de verstikkende ‘catcrackers’ en opslagtanks, richting de vruchtbare, schone aarde van de vroegere plantage. De metafoor bij uitstek voor de volgende Antilliaanse economische uitdaging in een leven na de raffinaderij.

Schottegat: Dit zeer ruim en allerbevalligst binnenwater. (M.D. Teenstra)

Danki di mundu ta pishi di yewa, ‘s werelds dank is paardenpis, stank voor dank.

Een reeks van maatregelen is genomen ter bestrijding van lucht- en waterverontreiniging en verliezen. (directie Shell 1965, Ir A. Deelen, vijftig jaar na de opstart)

Zeta riba awa, olie op het water, nabij Marchena, bepaald niet onbevlekt als een maagd.

Deskanso, rust in vrede: de joodse begraafplaats hoefde nog net niet plaats te maken voor de aandeelhouders van de Shell; de zerkinscripties zijn door luchtvervuiling niet meer te lezen.

The world will have to get used to a barrel of oil priced above 50 dollars, it will be difficult to increase production. (president van Venezuela Hugo Chavez) De Isla produceert op minder dan halve capaciteit…

Infrastructuurwijziging in 1954 dankzij de Shell: van Awa di Jobé, regenwater, naar water uit zoutwaterdestillatie.

Loke no bai na awa ta bai na hariña, wat niet wordt uitgegeven aan water, gaat naar meel.

Architect Kees Bakker is te dronken geweest om de consequenties te overzien bij het ontwerpen van Julianadorp. (C.Weeber)

Kas di bleki korozín van medewerkers van Shell: uit nood geboren en zeker niet ideëel gedreven recycling avant la lettre van platgeslagen Shell-kerosineblikken als wandbedekking.

Magyari: eerst Mozart, dan Hejre Kati met opgeplakte snorren (m.u.v. Nils Palm, die er een van zichzelf had), daarna Un Recuerdo van Jacobo Palm.

Het verleden kennend, laten we vandaag de toekomst bepalen, leef het heden.

This article is from: