24 minute read
11. Amor no mester bini di un banda so
11. Amor no mester bini di un banda so1
Steunend op eigen kracht doch met de wil elkander bij te staan. In beton verankerde vrijheid?
1 Liefde moet niet van één kant komen.
Autonomia: eigen wetten opleggend
Onze beloning in 1955 na de aubade aan de Koningin en de Prins was een zakje mierzoete zuurtjes van de eerste Antilliaanse snoepfabriek op de Nieuwe Havenweg, Icasa, met als originele slagzin ‘Icasa en su casa’, in uw huis. Aan de stadskant van deze officieel tot Rijkseenheidsboulevard omgedoopte vierbaansweg werd vervolgens een monument ter gedachtenis van het vers ondertekende Statuut onthuld. Met een heus Nederlands ANWB-bord verwijzend naar de blinde, nog niet ontsloten vierde afslag. Een gewit betonnen staketsel met zes gestileerde vogels, de eilanden verbeeldend. Die voor de gelegenheid was ingezaaid met gras, een bijzonder fenomeen op de Antillen waarvoor de keiharde ruige aarde van diabaassamenstelling, gebrek aan frequent regenwater en harde wind niet begunstigend zijn. Alsof de natuur haar punt wilde maken, viel een korte regenbui tijdens de ceremonie waarbij geen paraplu voor de koningin voorhanden was. Dit alles ter bezegeling van het Koninkrijks Statuut van de zes Caraïbische ‘Nederlandse’ eilanden, een nieuw tijdperk inluidend. Voor zes gemeenschappen die noch geografisch of demografisch, noch historisch een hechte relatie met elkaar hadden. Anders dan dat het (nood-?) lot had bepaald dat Spaanse, Britse en later in afwisseling met Nederlandse piraten - gelegitimeerd met een ‘vrijbrief’ van hun regeringen - deze eilanden enkele eeuwen daarvoor toevalligerwijze hadden veroverd. Verschillende autochtone Indianenstammen - de Caiquetios, Arowakken en de Caraïben – van deze ‘Islas Inutiles’, nutteloze eilanden, werden naar de Spaanse bezittingen elders in de Caraïben overgebracht en tewerkgesteld, waar de meesten de zware arbeid niet overleefden2. Waarna de Geoctroyeerde West Indische Compagnie een eeuwenlange ren-
2 Bij verovering door de Nederlanders is nog een aantal overgebleven Indianen naar ‘tera firme’ overgebracht, omdat ze als spionnen werden gewantrouwd. Tot in de 19e eeuw bestonden er op Curaçao nog kleine Indiaanse populaties bij Rancho en Asenshon en voorts op Bonaire en Aruba. Hun genen en iets van hun taal zijn geassimileerd in de huidige bevolking.
derende handel in onder andere zout, verfstoffen en vervolgens slaven opzette, tot aan ongeveer 1830 toe. Door de verschillende Gouverneurs-Generaal, maar vooral op initiatief en doorduwen van de opkomende intelligentsia van Curaçao, was al vanaf 1936 gewerkt aan een nieuwe bestuursvorm voor de Antillen. Antilliaanse politici van verschillende etniciteit en uiteenlopende politieke overtuigingen ijverden voor één centraal doel zoals kernachtig verwoord door een van de vooraanstaande voorvechters, Da Costa Gomez: ‘bas den nos mes kas’, baas in eigen huis. Uiteindelijk kwam na verschillende uitputtende Ronde Tafel Conferenties, Grondwetswijzigingen en de Interim-regeling uiteindelijk het langverwachte Statuut tot stand.
De Preambule van dit staatkundige document is doorspekt met de termen ‘eigen belangen behartigen’, ‘in gelijkwaardigheid hun gemeenschappelijke belangen verzorgen’ en ‘wederkerig bijstand verlenen’. Vooral het wederkerige karakter lijkt van het begin af aan illusoir: wat had men zich daarbij voorgesteld? Feit is dat de Antillen ten tijde van de oorlogsjaren financieel hun eigen broek ophielden. Zelfs bijdroegen aan de oorlogskas van Nederland, gelden die noodzakelijk waren onder andere voor de oorlogsvoering in Indië (!). Navrant is ook dat gecollecteerde gelden door de Stichting S.A.N.O.C. (Steun Aan Nederlandse Oorlogsslachtoffers Curaçao) en het Comité Nederland - een ander op Curaçao opgericht fonds voor oorlogsgetroffenen - werden overgeheveld naar het Prins Bernhard Fonds. Eerst dienden volgens dat bestuur vliegtuigen (waaronder Spitfires) en wapens te worden aangekocht om daarmee als primair, ‘allerhoogste’ belang de bevrijding van het grondgebied in Europa te bereiken. Na verzet van de S.A.N.O.C.-initiatiefnemer Engels tegen deze oneigenlijke aanwending, werden die gecollecteerde gelden deels ‘bevroren’ in het Prins Bernhard Fonds. Na de oorlog zouden de gelden ter beschikking komen voor het Studenten Sanatorium in Laren waar studenten met tbc konden herstellen en studeren. Als dank kregen de Antillen in 1953 een zoveelste standbeeld van de
Nederlanders- ditmaal de ‘Vrouwe des Overvloeds’ (!) - door de Nederlandse regering aangeboden. De Nederlandse bedenkers van deze symbolische dankbetuiging hebben zich waarschijnlijk geen moment gerealiseerd dat deze Griekse mythologie geheel anders zou kunnen worden uitgelegd door de lokale bevolking. De grote veiligheidsrantsoenen ingeblikt voedsel, die in de oorlogsjaren werden opgeslagen in het Water Fort in opdracht van Gouverneur Kasteel, zouden na de oorlog uit elkaar spatten door bederf. Hoe schrijnend symbolisch voor een gemeenschap waar honger werd geleden.
Tot in de jaren vijftig werd voorts - dankzij de ‘booming’-periode van de Shell-raffinaderij - door de Antillen voor meer dan 30 miljoen gulden aan Nederland geleend. Waarvan een substantieel deel door de Antillen uiteindelijk moest worden afgeschreven. De financiële balans zou echter snel omslaan op het moment dat Nederland in de jaren zestig dankzij de Marshallhulp en de vondst van het aardgas als natuurlijke onuitputtelijke ‘bank’ wist te accelereren. Terwijl de economie van de Antillen nu juist begon te kwakkelen.
Een vernuftig politiek document, doch een vaag en duister staatsrechtelijk document (Staten Generaal der Nederlanden Verhandelingen #3517 in 1954)
Tegen het advies van de Raad van State in werd het Statuut boven de Grondwet gesteld. VVD-er prof. Oud stemde dan ook tegen omdat het wijzigingsartikel 55 z.i. strijdig was met de Grondwet. De Nederlandse volksvertegenwoordigers hadden daar echter belang bij getuige de Algemene Beschouwingen ter voorbereiding van het Statuut. De internationale agenda van deze nieuwe bestuursvorm van het koninkrijk was dat
‘iedere onbevooroordeelde beoordelaar, waar ook ter wereld, (...) het verdwijnen van de koloniale status zal erkennen’.
Vrees voor andermaal de mondiale storm aan kritiek als gevolg van de brute politionele acties van Nederland in Indonesië tot aan 1951? Het lukte inderdaad om de Verenigde Naties en de internationale pers te overtuigen van deze formele streep onder het koloniale verleden. Zij het dat in internationale perscommentaren werd gesproken over een status van Suriname en de Antillen ‘uitstijgend boven het koloniale’, maar nog niet vergelijkbaar met onafhankelijkheid zoals ingebed in de gemenebestgedachte. Terwijl een klein aantal Tweede Kamerleden, vooral van de Communistische Partij Nederland, fijntjes opmerkte dat:
‘geen zelfstandigheid om hun eigen zaken te behartigen, wordt gegeven. Reeds artikel 1, waarin de positie van de Kroon wordt geregeld is daarvan het meest sprekende bewijs’. ‘In schijn is de Nederlandse Regering als gevolg van de druk van de openbare mening in Suriname, de Antillen en de wereld bereid geweest een aantal concessies te doen, doch in feite houdt zij de macht volledig in handen’.
Zij concluderen vervolgens ‘Van werkelijke zelfstandigheid laat staan onafhankelijkheid, is krachtens het Statuut geen sprake’.
De meerderheid van de Kamer kwalificeerde dit vervolgens als ‘gratuite beweringen’. Waarvan akte. Het politieke spel in eigen huis kon nu echt beginnen, niet nadat premier Jonckheer eerst in december 1954 naar Nederland was gereisd om daar ten overstaan van Hare Majesteit Juliana en de Staten Generaal der Nederlanden zijn handtekening te zetten. Tijdens de plechtigheid in de Trêveszaal, geregistreerd door het Polygoonnieuws, is te zien hoe de ministers Beel en Luns zitten te ginnegappen, zonder enige aandacht voor de toe-
spraak van de Curaçaose Vertegenwoordiger Cola Debrot. Mogelijk parlementair gebruikelijk in Nederlandse omstandigheden, maar niet bijdragend aan wederzijds begrip, laat staan respect. Debrot zou nooit openlijk zijn afkeur tonen, maar het gerucht ging wel bij intimi dat hij het zijne dacht van de neerbuigende, niet altijd even hoffelijke Nederlanders3 .
Hoe ons land geregeerd wordt: opbouwende kritiek wordt door mij op prijs gesteld. (H. Braam)
Toen Braam in 1969 een gastles staatsinrichting kwam geven aan mijn eindexamenklas van het Peter Stuyvesant College, werd ons de gedachtegang van ‘de nieuwe staatsinrichting van de overzeese Rijksdelen’ ontvouwd. Curaçao als grootste eiland met de meeste inwoners zou als mengvorm van provincie / centrale overheid (genoemd ‘Land’) de aansturing verzorgen van de zes Eilanden, vergelijkbaar met kleine gemeentes. Gemakshalve werden de bovenwindse eilanden meer dan duizend kilometer verderop in elkaar geschoven tot één zogenoemd Eilandgebied. Met maar 1 stem in de centrale Staten op Curaçao, zodat daarmee hun invloed ook vanuit bestuurlijk opzicht overzichtelijk ingeperkt kon blijven? Dit zou het beproefde Europese model zijn - geamendeerd voor enige lokale aanpassingen - zoals dat al eeuwenlang functioneerde in de lage landen. Immers, die bestuurlijke grondvormen waren al ten tijde van het Romeinse Recht ontwikkeld. Staatkundig novum werd de bestuurlijke inrichting van de samenwerking tussen Nederland en de Overzeese Rijksdelen Suriname en de Antillen (intussen zonder Indonesië). Dat werd aangestuurd door ‘des Koninkrijks Ministerraad’. Namens de Antillen bemand met een Gevolmachtigd
3 De Antillianen in dit tijdsgewricht spraken - overigens perfect - Nederlands om aansluiting te hebben met de door de Nederlanders gedomineerde politieke elite.
Gaande de gedragingen van nieuwe generaties Nederlanders op het eiland en hun voor
Antillianen vaak wat onbehouwen wijze van uiten, ging men weer over naar het spreken in de eigen landstaal.
Minister met eigen kabinet en ambtswoning in Den Haag, 7.854 kilometer verderop.
En dat allemaal voor een gemeenschap ter grootte van een middelgrote stad in Nederland zoals Amersfoort of Gouda. De Franse eilanden in het Caraïbisch gebied (onder meer Martinique, Guadeloupe en St Martin) echter kregen een staatsinrichting volgens het in Frankrijk vigerende Département d’Outre-Mer model. De Britten kozen voor de Dominions binnen de Common Wealth-gedachte: letterlijk gezamenlijke welvaart. In terugblik lijkt het erop dat het Nederlandse getrapte besturingsmodel minder goed heeft gewerkt dan de directe aansturing door de Engelse en Franse voormalige overheersers. Zie het verschil tussen de helften van het eiland Sint Maarten / Saint Martin. Zodra fysiek de nauwelijks gemarkeerde ‘grenzen’ zijn gepasseerd naar de Franse kant, oogt de infrastructuur beter, zijn de restaurants en hotels naar Europese snit. Maar veel belangrijker, er hangt niet de zweem van nepotisme, zoals aan de Nederlandse kant. Een reputatie gevestigd na generaties heerschappij van enkele lokale familiedynastieën. Later nog negatiever versterkt nadat zelfs een Nederlandse medewerker van het Openbaar Ministerie op St. Maarten voor corruptie werd veroordeeld. Of neem Barbados, het oostelijkste eiland van de Caraïbische boog, eerste aanlandingspunt van de slaventransporten destijds vanuit Afrika. Een eiland dat in 1966 werd toegelaten tot het Britse Gemenebest, met de vergelijkbare staatkundige opzet van een Lager- en een Hogerhuis als in het Verenigd Koninkrijk, maar dan in miniatuuruitvoering. Met een Viceroy geboren op het eiland, als afgezant namens H.M. Queen Elizabeth. Een gemeenschap met focus op financiële dienstverlening, intensieve productie van rum en grootschalig toerisme in een stabiel politiek klimaat. Het leidde ertoe dat dit eiland binnen de Caricom tegenwoordig het hoogste inkomen per inwoner scoort. Per saldo redelijk welvarende eilanders die ondanks de raciale verschillen hun weg hebben gevonden van onderlinge tolerantie binnen een
voor het overige gescheiden samenleving. Een economische koppositie die de Antillen ooit eerder hadden en langzaam maar zeker verloren.
What are our priorities? First, the welfare, the survival of the people. Then, democratic norms and processes which from time to time we have to suspend. (Lee Kuan Yew)
Wij kregen van onze inleider Braam niet de achterliggende historische context uitgelegd waarbinnen dit Statuut tot stand was gekomen. Nederland kreeg in 1947 haast - gezien haar afbrokkelende internationale imago ten tijde van het dekoloniseren van Nederlands-Indië - met het snel regelen van de autonomie voor Indonesië. In die vaart, letterlijk der Volkeren, werden ook Suriname en de Antillen ‘meegenomen’. Maar meer als bijvangst in de poging het stuiptrekkende Koninkrijk der Nederlanden bij elkaar te houden. De uiteindelijk toch niet af te wenden finale breuk met Indonesië maakte het theoretisch mogelijk het Statuut in zijn grondvorm te heroverwegen met betrekking tot de Antillen en Suriname. Volledige onafhankelijkheid stond kennelijk aan geen van beide kanten van de oceaan op de agenda. Voor de Antilliaanse en Surinaamse onderhandelaars was het blijkbaar ook geen optie om een andere staatkundige inrichting te heroverwegen. Terwijl Suriname in eerste aanleg bij het begin van de onderhandelingen ten tijde van de eerste verkennende rondetafelconferenties nog een groot voorstander van een ‘federatie’ was. Twee keer gemiste kansen?
Wij werden ook niet ingewijd in het bijzondere staatkundige gedrocht van het Statuut versus de Grondwet: in het toen vigerende leermodel van onze HBS werd geen analyse gegeven van verschillende denkbare inrichtingen van een staat. Het goed kunnen ‘reproduceren van deze voor de MULO (de voorloper van de MAVO) bedoelde stof’ tijdens het eindexamen was de sleutel voor succes. Zo werd ons dat veertien jaar na het tekenen van het Statuut geleerd in een snikhete tijdelijke barak op de rand van het gymnastiekveld. Waarbij de meest relevan-
te achterliggende kernvragen al helemaal niet aan de orde kwamen. Bijvoorbeeld of Europese juridische structuren gebaseerd op geëxporteerde democratische principes überhaupt wel bijdragen aan het welzijn van een gemeenschap. Of die eerder in de weg staan.
Aan de andere kant van de wereld was intussen - uitgerekend een Nederlander - Winsemius bezig met het adviseren van het staatshoofd Lee Kuan Yew bij de ontwikkeling van wat later een megastaat zou worden: Singapore. Een geslaagde synthese van elkaar in principe nauwelijks gedogende etnische groepen op een piepkleine onvruchtbare peninsula, met een onverwerkt Engels koloniaal verleden. Nog zwaar gehavend als gevolg van de Japanse bezetting gedurende de Tweede Wereldoorlog. Waarbij als eerste belangrijk politiek statement werd besloten het pontificaal aanwezige standbeeld van de gehate Engelse koloniale stichter van Singapore, Stamford Raffles, te handhaven. Op z’n minst zo belangrijk was ook het kiezen van de Engelse taal als voertaal en de consistente doorvoering daarvan in het onderwijs en openbare leven. Een beter psychologisch statement - in het reine zijn met je verleden als natie - aan buitenlandse investeerders is niet denkbaar. In één generatie - zonder bloedvergieten of destructie van het opgebouwde - werd Singapore kundig opgestuwd naar een van de hoogste welvaartsniveaus ter wereld. In de perceptie van westerlingen een soms hardhandig regime, maar de pragmatische mengvorm van modern Aziatisch dictatorschap en oeroude Europese principes van ‘checks and balances’ bleek uitzonderlijk succesvol.
Ongenuanceerd geloof in de democratische zegeningen van het Nederlandse bestuursmodel onder een monarchie werd daarentegen het onvermijdelijke lot van de Antillen. Koningin Wilhelmina had ‘de’ autonomie al beloofd in haar rede zoals uitgesproken voor Radio Oranje vanuit Engeland in 1942. Het zal geen toeval zijn geweest dat dit strategisch samenviel met de periode dat Curaçao met de CPIMraffinaderij, een natuurlijk beschermde binnenhaven en het grote
vliegveld, de grootste brandstofleverancier was voor de geallieerden. In elk geval was voor de Antilliaanse elite het primaire doel - een formele streep onder de koloniale overheersing - bereikt. Of zoals geformuleerd in het Statuut:
Immers, om een koloniale verhouding te beëindigen, is niet altijd een onafhankelijkheidsstatus zonder binding aan anderen vereist, doch dient de eenzijdige oppermacht van het moederland doorbroken te worden: dit geschiedt in het Statuut op meer dan overtuigende wijze. (...) Algemene Beschouwingen.
Maar of daarmee het koloniale minderwaardigheidstrauma zou verdwijnen? Laat staan dat er een structurele oplossing zou komen voor het ‘self sustaining’-karakter van de lokale economieën van elk van deze kleine eilandjes. Aangestuurd door het centrale gezag van wildvreemden op het verre Curaçao? Ondersteund door een leger van Nederlandse ambtenaren die de verschillende overheidsdiensten voortvarend zouden helpen opbouwen? Psychologisch op zich goed bedacht en verklaarbaar: geef het volk zijn autonomie gebaseerd op eigen identiteit en nationale trots, waardoor de afhankelijkheid gestaag vermindert. Alleen, wie was het volk, de ‘hende’, hier? Een retorische vraag die voorzitter Sammy van de ambtenarenvakbond ABVO zich ook stelde bij de reconstructie van de rellen in ’69. Ook hij komt niet veel verder dan te constateren dat er onderling ‘un bulto di frustrashon eksplosivo’, een hoop explosieve frustratie, was. Later zou het Antilliaanse Statenlid Wiels in 2011 opmerken dat er op de Antillen geen sprake is van multiraciale integratie, maar puur en alleen het onderling gedogen van etnische groepen. Maar in deze jaren vijftig - in een samenleving met meer dan dertig bevolkingsgroepen gehuisvest op een eiland van twee keer Texel - was dit gedogen nog geen kwestie die openlijk werd besproken. Totdat iets ontzettend mis zou gaan op 30 mei 1969.
Steunend op andermans kracht doch met de wens van elkander af te komen?
Op 10 oktober 2010 werd het Statuut aangepast, waarbij Curaçao en St Maarten verder werden verzelfstandigd. Saba, St Eustatius en Bonaire werden een Gemeente naar Nederlands model, zij het nu direct aangestuurd vanuit Den Haag. Het Koninkrijk is daamee staatkundig deels weer terug bij af na iets meer dan een halve eeuw worstelen. Academische vraag blijft of het ‘wederkerige’ en het ‘gezamenlijke’ de eilanden en Nederland het beoogde heeft gebracht. De immateriële balans in termen van autonomie, vrijheid, beter onderling begrip, welzijn e.d. zoals beoogd ten tijde van het dekolonisatieproces, werd niet openlijk opgemaakt. Wel werd de opgebouwde Antilliaanse staatsschuld van €1.900 miljoen afgerekend en door Nederland kwijtgescholden. Als resultaat van drie jaar intensief overleg in allerlei politieke en beleidsgremia aan beide zijden van de oceaan kwamen de amendementen op het Statuut uit 1954 tot stand:
Voorzitter, het zal duidelijk zijn dat we aan een complex proces bezig zijn (A.Bijleveld)4. Het was niet altijd gemakkelijk, maar dankzij grote inzet van alle betrokkenen ligt hier dan toch een pakket rijkswetgeving dat leidt tot de vorming van twee nieuwe landen en de inbedding van Bonaire, Sint-Eustatius en Saba in het Nederlandse staatsbestel. Het is wetgeving die kort gezegd rechtspraak, politie, OM, financieel toezicht en de inspectie op de rechtshandhaving regelt. Over het nu voorliggende resultaat mogen we naar mijn mening echt tevreden zijn. Het is nog maar een klein onderdeel van al het werk dat is verzet en van wat er allemaal nog nodig is. Ik denk dat dat ook hier moet worden gezegd. (...)
Aldus Staatssecretaris Bijleveld-Schouten. Deze conclusie, die ook
4 Stenografisch verslag van een wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor
Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken, de vaste commissie voor Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties en de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken. Maandag 12 april 2010, aanvang 10.00 uur.
aan zichzelf gegeven schouderklop, lijkt gerechtvaardigd gezien de al jaren bestaande antagonistische, stekelige verhoudingen. Nederland andermaal in de paternalistisch neerbuigende rol, maar nu vanuit linkse hoek. Ditmaal 180 graden gedraaid ten opzichte van het CPNstandpunt ten tijde van de totstandkoming van het Statuut:
De heer Van Raak (SP): Ik word echter een beetje moe van bestuurders van Curaçao die er niet in slagen om de vergiftiging door de ISLAraffinaderij op te lossen, de mensenrechten in de gevangenis te handhaven, een fatsoenlijk ziekenhuis te maken of andere zaken te regelen voor hun bevolking, maar die wel gaan klagen als Nederland zijn verantwoordelijkheid neemt. Het is het een of het ander. Je kiest voor onafhankelijkheid en wilt niets met Nederland te maken hebben – die keuze heeft elke bevolking – of je blijft binnen het Koninkrijk en besluit dat Nederland bepaalde verantwoordelijkheden heeft. Dan moeten we er echter wel voor zorgen dat Nederland die verantwoordelijkheden kan nemen en dat Nederland niet telkens achter de problemen aan moet fietsen, zoals nu gebeurt. Bestuurders op Curaçao maken er nu een potje van en in Nederland zitten we met de gebakken peren. (...)
Om vervolgens, geheel volgens Nederlands calvinistische traditie te manen om nijver aan de slag te gaan, waarna volgens deze geloofsbelijdenis ongetwijfeld loon naar werken zal volgen:
De heer Van Raak (SP): Voorzitter, ik vraag aan mevrouw Eisden5 wanneer zij aan het werk gaat. Wanneer komen de bestuurders uit Curaçao in Nederland met één verhaal, met één toekomst voor de mensen van Curaçao, zodat we vooruit kunnen? (...) Ik wil heel graag de mensen op Curaçao een betere toekomst bieden en ik ben bereid daarvoor van
5 Dit Antilliaanse Statenlid verkeerde in de niet benijdenswaardige positie dat zij een 42% minderheidsstandpunt moest verdedigen. Gedurende het hele debat werd zij meermalen fijntjes gewezen op de democratische meerderheidsprincipes en het beperkte aantal stemmen dat zij vertegenwoordigde. Of haar duidelijke boodschap namens de
Curaçaose bevolking desondanks is overgekomen?
mijn achterban in Nederland heel veel geld te vragen en heel veel hulp te bieden. Dat wil ik allemaal doen, maar als er op Curaçao geen begin van eenheid is, van één visie op de toekomst, is dat heel erg moeilijk. In die zin maken de bestuurders van Curaçao het niet alleen de mensen op Curaçao heel moeilijk, maar ook de Tweede Kamer.
Het Nederlandse Kamerlid Raak zal zich mogelijk in de vuur van zijn betoog en / of uit frustratie niet hebben gerealiseerd hoe ‘fresku’, vrijpostig, zo niet onbeschoft hij zich gedroeg door specifiek een volksvertegenwoordiger, formeel van een andere Staten dan de zijne, rechtstreeks te kapittelen. Los van het feit dat niet de volksvertegenwoordigers maar de zittende regering verantwoordelijk dient te worden gehouden voor uitvoering van beleid. De voorzitter zou vervolgens ingrijpen door te wijzen op het democratisch vastgestelde protocol dat de voorzitter diende te worden aangesproken. Niet werd het Kamerlid door de aanwezigen gecorrigeerd voor zijn opmerkingen, politiek ver onder de gordel, integendeel. Of zijn pedante, hooghartige “ik” die zo regentesk genereus wilde zijn om geld beschikbaar te stellen. Voor zover deze exponent van een voormalig maoïstische beweging stammend uit de jaren zeventig dit ideologisch al niet had kunnen zien aankomen, maar hij wordt inderdaad omarmd van geheel andere zijde van het reactionaire spectrum, nog een stapje verder gaand:
De heer Brinkman (PVV): Volgens mij is het namelijk zo dat degene die betaalt, ook bepaalt. Nederland betaalt, dus behoort het ook te bepalen. Ligt de vrijwilligheid in het feit dat Curaçao gekozen heeft voor deze structuur? Was dat de vrijwilligheid? En hebben wij vervolgens voorwaarden gesteld op het gebied van politie, OM en financieel toezicht? Is dat de verplichting om samen te werken? (...) wij betalen 1,7 miljard aan schulden – helaas, zou ik zeggen – maar daar willen wij ook wat voor terug.
Die loze kreet van economische wederkerigheid, ooit geproclameerd in de jaren vijftig en daarna tot vervelens aan toe herhaald - zelfs ook weer tijdens het bezoek van de nieuwe Koning en Koningin aan de West in 2013 - staat garant voor uitlokking van een vinnige reactie (mogelijk met boos opzet uitgelokt):
Mevr. Eisden (Statenlid Nederlandse Antillen): Het kan nooit zo zijn dat nadat u zelfstandig beoordeelt dat het niet goed is gegaan, terwijl u in feite gebruik had kunnen maken van uw eigen bevoegdheden om sturing te geven gekoppeld aan duidelijke criteria voor de wijze waarop u kon ingrijpen – niet permanent zoals dat nu gaat gebeuren – dit voor u een reden is om ons een lege autonomie toe te kennen. Ik vind dat beschamend.
Opmerkelijk is dat dit Antilliaanse Statenlid zich onthoudt van repliceren op het niveau dat door genoemde Kamerleden werd ingezet: ze had een waslijst van corruptieschandalen, failliete ziekenhuizen, aangeschoten (staats-)banken en milieuvervuilingen van veel grotere omvang kunnen noemen. Maar verlaagde zich daartoe wijselijk niet. Waarna de voor Antillianen pijnlijke - vernederend in de zin van bloedgeld - kwestie van de afkoopsom wordt getild naar wat al eeuwen wringt:
Mevrouw Eisden: Ik hoor dat de heer Van Raak geld wil vragen, zelfs heel veel geld. Ik heb het niet over geld. Dat is juist waarover ik het niet wil hebben. Ik heb het over onze waardigheid, ons emancipatieproces en onze autonomie, waarvoor gekozen is vanuit ons zelfbeschikkingsrecht. Daar heb ik het over. Ik heb geld geen moment genoemd en ik zou geld ook geen moment willen noemen. Als dat de troef is waarmee vandaag wordt gediscussieerd, houdt het voor mij op. Ik spreek over heel andere zaken, die veel belangrijker zijn dan geld. Bovendien stel ik vast dat de nieuwe leider van de Partij van de Arbeid gezegd heeft dat euro’s niet belangrijker
zijn dan geluk. Dat is in uw eigen land, Nederland, gezegd: laat de heer Van Raak zich daardoor inspireren. (...) Ik adviseer de heer Van Raak om het VN-Handvest eens goed door te nemen. Dan kan hij daarop zijn vragen toespitsen.
Waarna de minister de discussie, misschien onbedoeld regentesk overkomend, maar in elk geval behendig en kordaat sluit:
Minister Hirsch Ballin: Ik durf alles aan iedereen ter toetsing voor te leggen, maar er is geen reden om het aan de Dekolonisatie Commissie van de Verenigde Naties voor te leggen. De dekolonisatie van de Nederlandse Antillen en Aruba is namelijk al voltrokken. Aan het einde van de besluitvorming zullen wij zien of deze conclusie op Aruba en de Nederlandse Antillen wordt gedeeld.
Yambo bieu a bolbe na wea, oude jambosoep wordt opnieuw opgediend
De geschiedenis blijft zich herhalen. Weliswaar een ommezwaai vergeleken met de behandeling van het toenmalige Statuut in 1954, ditmaal van vorm naar meer inhoud, hopelijk. In mijn achterhoofd gonst de herinnering aan de reünie van gepensioneerden van de APNA in het begin van de jaren negentig met de laatste nog levende diensthoofden. In een motel onder een grote toekanreclame, met avondvullend Antilliaans feest. Waar tachtigjarigen en ouder nog monter, zij het behoedzaam en wat stram de dansvloer betraden. De moedeloze, nooit openbaar uitgesproken conclusies van deze groep naoorlogse bestuursambtenaren waren evident. De wet van Parkinson speelde de Antillen parten: het gestaag wassende ambtenarenkorps ontspoorde ten opzichte van de tanende groei van de economie. Met als complicerende achtergrond dat nepotisme leidde tot een uitdijende piramide van ondergeschikten. Met ook weer als onvermijdelijk bijverschijnsel dat mensen elkaar improductief gin-
gen ‘bezighouden’. Een niet te stuiten neerwaartse spiraal, die onder meer had kunnen worden voorkomen indien een andere, simpeler staatkundige structuur zou zijn gekozen in 1954. Of zoals mijn vader enigszins fatalistisch in het feestgedruis opmerkte, als de ingepompte ontwikkelingsgelden voor het bewonersaantal van intussen 150.000 Antillianen op een mooie pensioenaanvulling hadden kunnen uitkomen, als die direct waren belegd? De econoom onder hen parafraseerde de wet van Gresham met ‘good money turns out bad money’. Een speelse, omgekeerde variant ter verklaring van het verdampen van het Nederlandse ontwikkelingsgeld, dat niet alleen in de bestuurlijke moloch maar ook via omwegen naar allerlei ‘off shores’ verdween. Zonder dat door de Nederlandse Rijksoverheid kon worden ingegrepen zoals te doen gebruikelijk bij wanpresterende Nederlandse gemeentes. Jaarlijks worden gemiddeld vijf tot acht van deze zogenoemde artikel 12-gemeentes met €25 - 30 miljoen ondersteund. Met als voorwaarde dat zij de aanwijzingen van de Minister opvolgen. Voor de gemeente Gouda en omstreken met een kleine 100.000 inwoners is dit bijvoorbeeld al veertig jaar het geval. Kennelijk krijgt zelfs de Nederlandse Rijksoverheid het niet altijd voor elkaar in eigen huis. Met een extra storting van €85 miljoen in 2008 hoopte men dat deze uitzonderingspositie (status aparte?) van Gouda definitief zou kunnen worden beëindigd.
Duña ta duña den porta di Shon Arei, gegeven blijft gegeven tot aan de poort van de koning
De verdere verzelfstandiging van Curaçao en Sint Maarten wordt overigens wel gekoppeld aan een verhoogd Nederlands toezicht op de lokale financiën alsook een grotere greep op de staande en zittende magistratuur. Zo hoopt men althans, misschien net zo ijdel als vijftig jaar daarvoor. En misschien wel als belangrijkste onderliggende eis: de versterking van de nationale veiligheid van de Koninkrijksgrenzen. Wordt die nog altijd ingefluisterd (met
de spreekwoordelijke baseball bat achter hun rug)6 door NAVObondgenoot de Verenigde Staten? Lees: de bestrijding van de nog steeds aanzwellende drugsroutes vanuit Zuid-Amerika via de Antillen naar de VS en Europa. Nog stammend uit het ‘akkoord’ met de Verenigde Staten ten tijde van de Tweede Wereldoorlog. De moderne AWACS monitoren vanaf Curaçao nauwgezet de bewegingen in Colombia en Venezuela. Maar niet alleen daar, want dit supersone veiligheidssysteem blijkt overal te werken.
Het is goed om weer met je vrienden van je eerste levensjaren een dag te gaan varen. Vanuit het Spaanse Water over de zee langs de nieuwe hotelprojecten - die overal langs de zuidkust uit de grond worden gestampt - door naar onze favoriete bar van weleer van het roemruchte Avilahotel, ooit eens het hospitaal van Dr. Maal. Intussen al enigszins ‘burachi’, aangeschoten, en ‘kibrá’, kapot, merken we plotseling dat het donker wordt en dat het tijd is om terug te gaan. We varen bij de snel invallende duisternis de zee op en vergeten daarbij de boordverlichting aan te steken. We stuiven vol gas stuiterend over de golven - uiterst voldaan na een onbezorgde middag - de warme tropennacht in, ‘navigerend’ op de lampen aan de kust. Totdat we ineens verstijfd in de schijnwerpers staan van een in oorlogskleuren gecamoufleerde Rib, een rubberboot met zwaarbewapende kustwachters die uit het niets is opgedoken. We zien er nou niet bepaald uit als drugtraffickers en na te hebben uitgelegd wat we hier doen, is het goed. Geen verzoek tot het tonen van ID’s, niet passend in de zwembroek, en vaarbewijzen die we geen van drieën hebben. We varen al sinds ons vijfde en zijn vijftig jaar later nog nooit op het idee gekomen die examens te gaan doen. Wel graag ‘saka bo lus’, lampen aandoen, wat we prompt toezeggen, waarna vervolgens allebei de boten weer onverlicht het duister in verdwijnen.
6 Speak softly and carry a big stick, you will go far, aldus president Theodore Roosevelt.
Maar hoe zat het ook alweer met de ‘wederkerigheid’, de ooit in de geest van het Statuut bedoelde economische vooruitgang van de bevolking van de Antillen?
Bij de opening van de Staten leer je de Gouverneur kennen (Curaçaos ‘Spraakchi’)
E. Jonckheer tekent in Den Haag in 1954, H.M. Koningin Juliana spreekt in 1955 op Curaçao.
Vroeger kwam men weinig buiten zijn eigen land. Nu kan men met het grootste gemak overal heen reizen. (HKH Juliana 1955)
Welkom majesteit - of mevrouw zoals u zelf liever hoort - op de Nederlandse Antillen, op Curaçao. (Beurs & Nieuwsberichten 1965)