15 minute read
6. Tin kisas den mi memoria
6. Tin kisás den mi memoria, un doló masjá scondí masjá bieu, ku mi sintí no por rebiba su istoria? (J. Sickman Corsen)1
Jan Kock: kas di Shon Max of eerder ‘e kas di spiritu’, het huis van de geesten.
1 Of voel ik dat heel diep verscholen op een plaats in mijn verleden oude pijn van lang geleden, in mijn ziel lijkt rond te dolen?
Dios ta kria bichi bou di tera, God laat wormen onder de grond leven: op Curaçao en bij God is alles mogelijk, Max Diemonts geliefde citaat.
Ik logeer halverwege de jaren zestig bij mijn vriend in het landhuis Siberi, richting Westpunt; bij een moeilijk te vinden afslag in de dichtbegroeide mondi ter hoogte van Seroe Djaka Komé2. In het bijgebouw hebben we een oude zwarte herenfiets ontdekt, met een nog net leesbaar beeldmerk ‘Fongers’ op een metalen schildje, bevestigd aan het frame onder het hoge stuur. Mogelijk de voormalige dienstfiets van de veldwachters die destijds vanaf de Banda Bou, Kleine Berg, politiepost hun rondes deden? Na een paar nieuwe banden van een afwijkende grote maat bij sportwinkel De Jong op Rio Canario te hebben gekocht, doen we vervolgens vet op de verroeste ketting. We slopen de doorgeroeste spatborden en kettingkast eraf; vervolgens maken we de terugtraprem weer gangbaar. In eerste instantie hebben we geen idee wat we zullen aantreffen in het binnenste van de achternaaf, terwijl de lagerkogeltjes bij het demonteren op de stoffige grond vallen. Al analyserend komen we erachter hoe ingenieus dit remsysteem was ontworpen. Tevreden over het overwinnen van dit technische enigma ontstaat onze ‘all terrain mountain bike’, ver vóór de tijd dat deze massaal zou gaan worden geproduceerd. Maar dan zonder de tientallen versnellingen, noch luchtvering op de beide vorken, of hydraulische schijfremmen; laat staan de geharnaste banden met noppen en vloeistof binnenin om de onvermijdbaar vermaledijde gaatjes meteen te dichten.
Het robuuste stijve frame met Lepper-zadel van verteerd doorgroefd leer en de stalen bagagedrager wil ons beiden nog altijd dragen. We ploegen door de hitte over de diabaas binnenpaden en drooggevallen
2 Letterlijk ‘Ratten eten’. Volgens Pater Brenneker moet deze heuvel naar de volksmond
Seru Jacumén heten: vernoemd naar Shon Mathijs, een blanke met een vlekkerig gezicht die daar vlakbij woonde. Jacomijntje, een samentrekking van jongens- en meisjesnaam, was in de oudheid ook de aanduiding van de arme blanke.
rooien richting landhuis San Sebastian. We maken daar een tussenstop bij onze leraar Nederlands van het Peter Stuyvesant College om een telegram af te geven. Enigszins ongemakkelijk met de situatie dat we onze leraar in plaats van in wit overhemd met das in zijn korte broek aantreffen, trekken we ons snel terug. We horen op afstand klokgelui en herinneren ons zijn favoriete thema van ‘agnost of atheïst’ als fervent anticlerus: waarom zijn zondagsrust zou moeten worden verstoord door tiranniek klokgebeier? Deze domineeszoon ontkwam hier ongewild toch niet aan: de kerk van St. Willibrordus heeft een paar machtige - in Nederland gegoten - klokken, hoorbaar tot ver voorbij zijn landhuis van San Sebastian. Elk moment van de dag worden de gelovigen herinnerd aan vesper, noon of metten. Los nog van het in- en uitluiden van begrafenissen, communiefeesten en huwelijken.
Sopi purá ta sali salu, snel gemaakte soep wordt zout
Richting Jan Kock naar de verwaarloosde ‘saliñas’, de zoutpannen van Sint Mariebaai. Duwend, sleurend aan de fiets om over de smalle, deels verbrokkelde dammetjes van de zoutpannen te komen. Dit is een habitat waar alleen de warawara, skerchi’s en pelikanen zich wagen in de zinderende hitte; alles reflecteert hier de helse zon. Als loog bijt het zout vermengd met de modder van deze bijna opgedroogde zoutpannen in onze blote voeten en schenen. We zakken er soms kniediep in: de scherpe zoutkristallen in de bovenlaag zorgen eerst voor kleine wondjes, de saline modder daaronder doet de rest. De pijn is nauwelijks te harden, maar heeft tegelijkertijd iets helend, ten minste zo voelt het. Porto Marie waar Tula en Karpata en hun volgelingen langskwamen om uiteindelijk bij Ser’i Neger (nabij Fontein) het onderspit te delven tegen de overmacht van het Nederlandse regiment. Triest einde van hun tocht naar Shon Grandi, de Gouverneur in Willemstad, om de geruchten uit Haïti bevestigd te krijgen dat de slaven van de Fransen hun vrijheid hadden herkregen.
Eeuwenlang hebben de slaven onder barre omstandigheden gebeuld - van zonsopgang tot zonsondergang - om zout te winnen voor de West Indische Compagnie. Werkend aan de vergaring van extreme rijkdom door de Nederlandse Heren XIX, de aandeelhouders uit de 17e eeuw. Waar de grondslag werd gelegd voor de latere succesvolle handelshuizen en financiële instituties. Toen Nederland wereldbefaamd was om zijn welvaart tijdens de Gouden Eeuw, “tegelijkertijd worstelend met haar aanhoudende vrees om gecorrumpeerd te worden door datzelfde geluk”, aldus Simon Schama.
We mogen slapen in de kelder onder het landhuis Jan Kock. Aan voormalige vleeshaken in het balkenplafond bevestigen we onze veelkleurige ‘hamacas’3, hangmatten. Gekocht voor een luttel aantal florins bij de ‘barkjes’ van de Venezolanen, die wekelijks aanmeren aan de Ruyterkade. In de weekenden is dit een soort bar waar Shon Max verveelde bemanningen van schepen ontvangt, die een rondtocht over het eiland maken en zijn landhuis Jan Kock dan kunnen bezichtigen. In de oude ijskast bewaart hij aluminium ijsbloktreetjes gevuld met bevroren eigengemaakte erwtensoep. Als de toerleiding zich aan de ‘poort’ (een ketting over de weg gespannen) meldt met een klein Japans busje, ontdooit hij vliegensvlug de groene smurrie, om daarmee de bezoekers iets ‘traditioneel Hollandsch’ uit de tropen voor te zetten4. Wij denken dat de heren meer zijn geïnteresseerd in de authentieke ‘Hollandsche genever’ (aangekondigd als Dutch Gin) die hij er overvloedig bijschenkt. Niet eens zo onverstandig om de door deze snert turbulent geactiveerde darmen weer wat tot rust te brengen, alvorens de toer naar Westpunt wordt vervolgd?
3 Van oorsprong een zeildoek met stokken: sommige Shons of hun vrouwen lieten zich in deze ‘ligstoel’, aan vier punten gedragen door slaven, vervoeren. Voor de langere routes naar de stad was dan een tweede ploeg slaven benodigd. 4 Veldwachten en soldaten kregen in de koloniale tijd deze soep al geserveerd, wat leidde tot het bijna anekdotische scheldwoord “makamba kuli bèrdè”, Hollander met groen achterwerk.
Hier hangt de atmosfeer van eeuwenoude eikenhouten-balken, gekalkte muren, stoffige glazuurtegels en verschaald bier. Een Nederlands monument, middenin de tropen. Her en der staan oude tonnen, omgekeerde kuipen moeizaam bijeengehouden door hun oude verroeste stalen singelbanden. Met een daarop gemonteerd rond blad waarvan kan worden gegeten. Langs de dikke binnenmuren staan houten banken afkomstig uit een kerk, gezien de knielplank aan de achterzijde. Levenswijsheden, afgewisseld met scabreuze teksten zijn door de bezoekers met krijt op de balken geschreven, naast een olijk karikaturaal duiveltje. Met als literaire prozaïsche rijmhoogstand ‘Wie hier niet als vriend naar binnen komt gehuppeld, wordt er zo weer uit geknuppeld’. Oude muziekinstrumenten, waartussen een Kaha di Orgel. Het ding is wezenloos vals, maar hoogtepunt van de rondleiding is dat een paar dorpelingen bereid zijn te ‘concerteren’, zoals Shon Max dat deftig met een knipoog noemt. Er worden walsen, mazurka’s, polka’s, merengues en tumba’s van verschillende generaties componisten van de familie Palm ten gehore gebracht, onder begeleiding van wiri, raspu, chapi en tambu5 . Wij proberen geluid uit het Ka’i Orgel te krijgen, maar ontdekken dat het een hele kunst is om de slinger met constante snelheid rond te draaien en dan ook nog op de juiste toonhoogte. Zonder horten en stoten, tegelijkertijd heel ritmisch waarbij deze Antilliaanse muziek nu juist opzweept tot een hoger tempo. De tijd is alweer voorbij dat ‘muzik di zumbi’ werd ontdekt door het grote publiek en Hoyer onder zijn platenlabel de roodkleurig geperste vinylite 78-toerenplaten op de markt bracht.
5 Ritme-instrumenten: stalen en hoornen rasp, hak (van oorsprong tuingereedschap) bespeeld met stalen pen en ‘drums’ gemaakt van kalebassen, in sommige varianten geplaatst in een bak met water. Kaha di Orgel, afgekort tot Ka’i Orgel, kistorgel; van oorsprong een klein pijporgel waar de muziek via een cilinder met pennetjes en een zwengel wordt overgebracht. Later een rechtopstaande cilinderpiano met 40 tonen in drie groepen, met 5 mineur en 5 majeur toonsoorten. Ooit groot gemaakt op de Antillen door Horatio Sprock en Dòdò Palm in de 19e eeuw.
Buriku bieu no ta laga maña, oude ezels verliezen hun streken niet
Max zit in het restaurant van het Hilton op het buitenterras uitkijkend over Piscaderabaai, onder de lantarens die in de Dreifi di Laman, zee-druif, zijn opgehangen. Hij heeft de “kasteelvrouwe van landhuis Siberië” zoals hij haar noemt uitgenodigd. Ze hebben een fijne, geanimeerde avond gehad met zijn herhaalde aanzoek om met hem te trouwen. Dat gaat wat haar betreft nog steeds niet, of duidelijker nog, in het geheel niet gebeuren. Hij kent het antwoord natuurlijk ook allang, waarop hij gemaakt recalcitrant, met ondeugende oogopslag zijn koffie in het schoteltje uitschenkt en die na luid blazen, genoeglijk opslurpt. Giechelend als jonge verliefden verlaten ze het restaurant, onder nieuwsgierige, wat verwarde blikken van de Amerikaanse gasten.
Altijd vol plannen, elke dag weer, altijd bezig terwijl hij al ver in de zeventig is. Wat verderop op zijn terrein heeft deze onvermoeibare oude landhuiseigenaar eigenhandig een huis gebouwd van cementblokken. Het geheel is nu wind- en waterdicht, maar de muren zijn niet afgepleisterd. Zoals zovele huizen op het eiland, omdat in die fase van afbouw nog geen belasting hoeft te worden betaald. Ondertussen is een vriend van hem - magistraat op het eiland die smadelijk door zijn echtgenote het huis is uitgezet - erin getrokken. Er moeten nog wat bouwmaterialen worden gehaald en we klimmen met z’n drieën in de cabine van een oude vaalgroene Chevrolet Pick-up met lekke reserveband in de houder op de treeplank. Daar waar de berijder zijn arm altijd uit het raam heeft hangen, is de autolak - door de zoutwerking van het zweet - weggebeten en wordt het grijs van de grondverf zichtbaar. Shon Max maant ons, nu we tot ‘péonnan’, sjouwers, zijn gepromoveerd dat wij ons vooral niet zo mogen gedragen. Dus geen ‘poeia’s’, windjes, laten in zijn kostbare truck. Wij kijken hem even gegeneerd aan en stappen in zijn ‘Wabi batí’, gedeukt barrel, waar de flarden kapokstof uit het hemeltje hangen en waarvan de skai bekleding van de bank is open-
gescheurd. Even later kijken we elkaar met nauw verholen ongeloof aan, terwijl Shon Max met tevreden neutrale blik voor zich uit tuurt. Ogenschijnlijk valt het hem niet mee om deze antieke pick-up met een groot stuurwiel waarin een behoorlijke vrije slag zit, op de weg te houden. Als wij van hem wegdeinzen in de beperkte ruimte, hoofd uit het rechterraam stekend, kijkt hij ons met opgetrokken piekhaarwenkbrauwen beschuldigend aan.
Zo is hij achter het landhuis begonnen met de aanleg van een openluchtterras met houtgestookte kookplaat. Hij heeft knoestige, kromme houten palen - gemaakt van de metershoge cadushi’s, zuilcactussen, van zijn landgoed - in beton gegoten en daarover waslijnen gespannen. Daarop zijn de gedroogde bruine bladeren van palmbomen gelegd waardoor er in de schaduw kan worden gegeten. Vol trots laat hij het met de hand geverfde naambord zien van zijn restaurant in wording: de Funchi Pot. De menukaart zal voorzien in de typische Antilliaanse gerechten, waaronder de onvolprezen ‘funchi’, maïspap, met ‘stobá’, stoofvlees. Het publiek zal niet meer bestaan uit ruw scheepsvolk, maar nette mensen, ‘Shon nèchi’ uit Willemstad die een avond willen verpozen op het platteland. Die een goede ‘lomito’, biefstuk, weten te appreciëren in historische, vooral ook romantische context, zoals hij dat enthousiast toelicht. Hij zal zijn plan niet meer gerealiseerd zien worden. Na zijn verscheiden worden de ‘happy hours’ op vrijdagavond geïntroduceerd, gevolgd door dansfeesten in het weekend. Net zoals dat later bij Landhuis Brievengat een begrip werd. Zoals hij dat had bedacht.
Balia ku almasola: dansen met de dienstknecht van de duivel, Homber Chiki
We hebben de fiets, die onder de ‘lodo’, modder, zit, schoongemaakt met regenwater uit het grote waterreservoir, waar we vervolgens zelf in zijn gaan zitten. Niets verkoelender dan dat, terwijl de regenwor-
men verontwaardigd wegkronkelen vanwege zoveel commotie in hun water. De hagedissen die op de rand van het bassin water plegen te drinken, waren al eerder in hun spleten verdwenen. Shon Max ontvangt ons op zijn terras, zittend in zijn mahoniehouten schommelstoel, ondertussen een ‘salú’, borrel, drinkend. Zijn hulp of ‘byside’ naar wij fantaseren, rommelt in de keuken en is bezig met ‘Arroz morro’ - niet ‘morto’, dood zegt Shon Max - en ‘bonchi wowo pretu y stobá di kabritu’, Spaanse rijst met zwartoogboontjes en geitenstoofvlees. De keuken is opgeknapt, geverfd in een mooie Oud-Hollandse stierenbloedrode kleur. Net zoals toegepast in de herenhuizen aan de grachtengordel van Amsterdam. Met het dekseltje van een witte verfpot heeft hij kunstig de muur getamponneerd. Hier en daar zijn de witte rondjes onderaan een beetje uitgelopen. Het lijken dan ballonnetjes aan een kort touwtje. Of zijn het volgegeten spermatozoïden met een te korte staart om te zwemmen?
Wij kijken naar het westen uit over het nabijgelegen dorp Sint Willibrordus en horen de kerkklokken voor de avondmis gedempt in de verte. Het geluid is net sterk genoeg om tegen de wind in toch te worden gehoord. Het is vredig, zo met de namiddagnevel die boven de zoutpannen ontstaat en de stofwolk die boven het voetbalveld hangt. De jeugd speelt hier elke avond totdat het donker wordt op deze roestbruine zandvlakte, een aantal op blote eeltige voeten. Met verroeste doelpalen waar de flarden van het vroegere net nog met de wind meebewegen. Deze vrolijke, elkaar vurig bestrijdende ‘hoop van de toekomst’, aangemoedigd door de frequente bezoekers van de bar op het kruispunt, die even onder de bomen vandaan zijn gekomen om hun dominospel te onderbreken. Shon Max vertelt ons terwijl de zon loom wegzakt achter Sint Willibrordus, over de ‘Brua’ 6 van dit bijzondere eeuwenoude landhuis. Hij is allesbehalve een ‘Hasidó di
6 Bruá, letterlijk ‘verward’. Mogelijk afgeleid van het Spaanse Bruja, heks.
Verzamelbegrip voor magisch-religieuze praktijken en geneeswijzen. Samenvoeging van West-Afrikaans, Rooms-Katholiek en lokaal volksgeloof, waarbij Papa Grandi (de
Heer) overigens leidend blijft in de geloofsovertuiging.
Brua’, beoefenaar van Brua, of ‘Miradó di kos’, helderziende. Ook het ‘mesesita’, een ronddansend tafeltje vastgehouden door de aanwezigen om boodschappen van gene zijde te ontvangen door middel van het aanduiden van letters, is aan hem niet besteed. Nee, hij heeft geconstateerd dat de bittere slavengeschiedenis in deze plantage van weleer heeft geleid tot veel dolende geesten. Conflicten tussen de plantagehouders, de Vitó’s, plantagebewakers, de Bomba’s, aangewezen voormannen (die qualitate qua niet werden geslagen), de plaatsvervangende Bastians (de wel gecastigeerden) en de ‘Katibu’ horigen (die met enige regelmaat werden afgeranseld). Maar ook tussen de slaven onderling, de familievetes en buitenechtelijke relaties. Eeuwen van stemmen die zich nog altijd laten horen en zich nooit zullen laten wegdrukken in de vergetelheid. In de kamer aan de noordzijde kun je op bepaalde tijden niet verkeren. Er worden dan geschillen beslecht en daar wil je - mag je - niet tussen zitten. Je hoort daar dan niet, ‘rèspèt’, eerbied, is vereist. De houten shutters van de ramen gaan dicht en de stoelen verschuiven.
Wij zitten op de nog warme balustrade van de veranda, vlak naast de klokvormige slavenbel aan de westzijde en luisteren aandachtig. Kennelijk met licht ongelovige blik: hij wijst ons naar de twee andere schommelstoelen, bij de buitenmuur van het huis, die lichtjes heen en weer bewegen. Er is gezelschap volgens Shon Max en ze zijn ‘kontentu’, tevreden, met de aanwezigen. Bij hem weet je het nooit: hij is altijd licht badinerend, doet of hij niet serieus moet worden genomen. Hij houdt van subtiel shockeren, maar kan ineens met zijn priemende blik heel scherp zijn. Hij boezemt ontzag in met zijn gebogen, wat schriele, ingevallen gestalte, kleiner dan wij uitgeschoten pubers. Tegelijkertijd hebben we naast bewondering, vooral ook mededogen met deze pezige man op zijn oude dag, alleen in de tropen. Hij kijkt ons vervolgens uitdagend aan, onderzoekt of we een echt tegenargument hebben. Je ziet de academicus van voorheen, die in is voor een debat zoals in zijn studententijd van ver
voor de oorlog. Die zijn postulaten getoetst wil zien met empirisch tegenbewijs. Hij test ons om te zien of de jeugd, wij, tegen hem durven in te gaan. Alleen hoe doen we dat: we durven hem niet echt te weerspreken, want het is voor ons evident dat de passaatwind de schommelstoelen doet bewegen7. Of toch niet, want ze staan wel erg dicht tegen de muur aan, niet vol in de wind. Of komt dat door de ‘warwarú’, dwarrelwind op de veranda, immers, bewegen de blaadjes van de bougainvilles in de potten tegen de muur ook?
Of toch, Ah wel si? ‘Es ku Dios ke’, zoals God het wil.
Tur kuminda ta di kome, pero tur palabra no ta di papia, al het voedsel is om te eten, maar alle woorden zijn niet om te worden uitgesproken.
Met verrassende snelheid schiet hij plots omhoog uit zijn schommelstoel, “bon, nos ta bai kome”, we gaan eten. De zon is onder, we eten onder de fel brandende lustre in de eetkamer in het middenstuk, de ‘sala’ van het huis. Tijdens de maaltijd is het stil, zoals dat betaamt. We genieten in gepaste rust van ons dagelijks eten. Buiten op het terras ritselen de blaadjes in een ronddraaiend windkolkje, zoals eeuwen daarvoor. En nog vele navolgende.
7 Zelf zittend in een schommelstoel en die hard of zacht heen en weer bewegen is, ook als gast, toegestaan. Een lege schommelstoel bewegen is zeer af te raden naar Curaçaos (bij?)geloof.
Na jarenlange proefnemingen uitsluitend Fongers fietsen door het leger gekozen. (Advertentie van de Groningse rijwielfabrikant Fongers)
Slavenmuur Siberi: Welk een kolossale arbeid werd hier verricht door de Curaçaose slaaf en met welk doel? (J. van de Walle)
Saliña di St Marie: Ora bo ta di malu, papel muhá ta kòrta bo, als je pech hebt, snijdt (zelfs) nat papier je
Laten zij die overvloed hebben niet vergeten dat zij omgeven zijn met doornen, en laten zij heel voorzichtig zijn niet erdoor te worden geprikt. (J.Calvijn)
Recordándoté van Jacobo Palm: “Bo n’ por tok’é”, je kunt dit niet spelen als plagerij naar Rudolph Dòdò Palm.
Segun e tambú ta bai, asina tambe sanka mester bai, zoals de trom gaat, moet ook het achterste gaan.
Naardien het aan Ons door deskundigen te kennen gegeven is dat de witte muren der huizen zeer nadeelig voor het gezigt zijn, uithoofde der wederkaatsing der zonnestralen op het oogstelsel, waardoor eene onherstelbare verzwakking aan hetzelve veroorzaakt wordt (...)
Publikatieblad No. 14 Anno 1817 m.b.t. het verven van muren in kleuren op straffe van een boete: gold alleen voor Willemstad en omgeving.