Brandveilig.com, nr. 1, februari 2014

Page 1

PLATFORM VOOR PROFESSIONALS IN BRANDPREVENTIE

ZEVENDE JAARGANG NR. 1 FEBRUARI 2014

THEMA

ISOLATIE & AFDICHTING LET OP: meer informatie vindt u op brandveilig.com

INSPECTIE BOUWKUNDIGE BRANDBEVEILIGING

PRIVATE KWALITEITSBORGING KOMT ERAAN

BRANDVEILIGER MET WONINGSPRINKLERS


Zekerheid in brandwerend afdichten

1 De specialist voor brandwerende afdichtingen 1 Volledig gecertificeerd assortiment voor bouwkundige compartimentering 1 Advies, trainingen en projectbegeleiding

) % ' !$$ ), # 1 '*+ ,* )# $ $ 1 / info@nullifire.nl 1 www.nullifire.nl


Inhoud

8

Thema Isolatie & afdichting 8 | Brandveiligheidsniveau als rode draad 10 | Missie tegen missers

14 Verder in dit nummer

27

30

6

NIEUWS

13

COLUMN FRANK DONKERS

14

KORTSLUITING

17

SCHADEPRAKTIJK

18

GAAN ALS DE BRANDWEER

22

PRIVAAT WAT KAN, PUBLIEK WAT MOET?

24

UIT HET BRANDLAB

27

SOMS IS NIET OPTIMALISEREN BETER

30

BRANDVEILIGER MET WONINGSPRINKLERS

33

PREVIEW NATIONAAL BRANDVEILIGHEIDSCONGRES

36

PRAKTIJK

38

BRANCHE-INFORMATIE VBE

40

BEDRIJVENINDEX

42

COLUMN JORIC WITLOX nummer 1

februari 2014

3


Brandveiligheid voor deuren

In combinatie met optimale toegankelijkheid

HLS-CATCH DRAAGT BIJ AAN BRANDWERENDHEID VAN DE DEUR HLS-catch; een veiligheidspal getest voor toepassing bij 30 en 60 minuten brandwerende deuren. Als er een omgevingstemperatuur van ca. 500째 wordt bereikt, zal de pen uit de behuizing lopen in het tegenoverliggende sluitplaatje en wordt de deur gefixeerd. Daarmee wordt voorkomen dat de deur kan kromtrekken en daardoor de kans op vuurdoorslag aanzienlijk verkleind. De invloed van de HLS-catch op brandwerende deuren? Zie hiervoor de algemene beoordeling van Efectis (2010-R0451). DICTATOR; ook fabrikant en leverancier van deze brandveilige oplossingen:

ROOK- EN WARMTEMELDERS

DEURHOUDMAGNETEN (vloer)

DEURHOUDMAGNETEN (wand)

NETDELEN 24 VDC

(vrijloop) DEURDRANGERS


Colofon B+B VAKMEDIANET

Brandveilig.com is een uitgave van Vakmedianet Hoofdredacteur Arjen de Kort, arjendekort@vakmedianet.nl Eindredacteur Inge Mulder Medewerkers aan deze uitgave Wim van Alphen, Arjan Anderiesen (coverontwerp), Dennis van Asselt, Frank Donkers, Hendrik Jongerden, Foka Kempenaar, Nico Kluwen, John van Lierop, Leo Porrio, Betty Rombout, Emiel van Rossum, Jan Sterk en Joric Witlox Redactieraad

De redactieraad adviseert de redactie van Brandveilig.com. De uitingen geven echter niet per se de mening weer van de leden.

Coen van Beek, Eric Bosscher, Xander van Bree, Arnoud Breunese, Maarten de Groot, Dingeman de Jong, Johan Koudijs, Leo Oosterveen en Joric Witlox Uitgever Geert van den Bosch Accountmanager Marion Smits, marionsmits@vakmedianet.nl tel. 06-52867200 Vormgeving & opmaak Publish Impulse Group - Cross Media Solutions Alphen aan den Rijn Druk Ten Brink, Meppel Adres Vakmedianet, Postbus 448, 2400 AK Alphen aan den Rijn Tel. 088-5840918 www.brandveilig.com, info@brandveilig.com Abonnementenadministratie klantenservice@vakmedianet.nl, tel. 088-5840888

Abonnementen Brandveilig.com verschijnt 6 keer per jaar. Abonnement: Nederland € 110,-, overige landen € 125,00, los nummer € 17,00; prijzen exclusief btw. Op alle uitgaven van Vakmedianet zijn de Algemene Voorwaarden van toepassing. Die zijn te vinden op www.vakmedianet.nl. Doelgroep Professionals op het gebied van brandveiligheid, zoals architecten, aannemers, preventisten, brandweer, adviseurs, installateurs, leveranciers en beslissers op het gebied van facilitair management in bedrijf en gebouw. Partner Trigion Brand en Beveiligingstechniek Copyright Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. © Vakmedianet 2014 Publicatievoorwaarden Op iedere inzending van een bijdrage of informatie zijn de standaardpublicatievoorwaarden van Vakmedianet van toepassing. Deze zijn te vinden op www.vakmedianet.nl. Disclaimer Alle in deze uitgave opgenomen informatie is met de grootste zorgvuldigheid samengesteld. De juistheid en volledigheid kunnen echter niet worden gegarandeerd. Vakmedianet en de bij deze uitgave betrokken redactie en medewerkers aanvaarden dan ook geen aansprakelijkheid voor schade die het directe of indirecte gevolg is van het gebruik van de opgenomen informatie. ISSN 1876-5750

Spiegel Mijn vorige column opende ik met het bericht dat zich in de eerste negen maanden van 2013 al 109 grote bedrijfsbranden hadden voorgedaan, met een totaal schadebedrag van ruim een half miljard euro, waarmee 2013 weleens een recordjaar zou kunnen blijken te Arjen de Kort zijn. Ik concludeerde toen dat, als hoofdredacteur Brandveilig.com het zo vaak mis gaat, het kennelijk arjendekort@vakmedianet.nl ontbreekt aan kennis en bewustzijn en er dus nog veel te schrijven is over brandveiligheid. De afgelopen weken werd ik alleen maar bevestigd in deze conclusie. Zo was er het bericht dat 2012 een recordaantal binnenbranden in zorggebouwen kende. Incidentbeheersing Management Zorginstellingen meldde een stijging met ruim 55 procent tot het aantal van 1673. Bij deze branden waren in totaal vijf dodelijke slachtoffers te betreuren. Bijna tegelijkertijd kwam het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) met het bericht dat er in 2013 meer dodelijke slachtoffers waren gevallen als gevolg van brand: 52 in het afgelopen jaar. Meer dan in de vier voorgaande jaren, waarin steeds 43 doden vielen. Het instituut heeft nog geen verklaring voor de stijging van het aantal doden. Wel is opvallend dat er veel slachtoffers (45) vielen door huiselijke ongelukken, zoals de vlam in de pan en een ontbrandende frituurpan. Naast doden, veroorzaakten de branden in 2013 ongeveer 600 gewonden. Ruim de helft van de gewonden was in de vlammen terechtgekomen, de rest raakte gewond door het inademen van rook. Deze cijfers staan voor mijn gevoel in schril contrast met alle inspanningen en investeringen om Nederland brandveiliger te maken. Een recent voorbeeld hiervan is het initiatief van de Nederlandse Organisatie voor Brandveiligheid (NOVB) om het nut van woningsprinklers onder de aandacht te brengen. Gezien het eerdergenoemde aantal dodelijke slachtoffers door huiselijke ongelukken een initiatief om serieus naar te kijken. Ondanks alles gaat het in de praktijk nog steeds vaak mis. Daarom ben ik ook zo blij met de nieuwe rubriek Praktijk door Emiel van Rossum. In zijn eerste bijdrage in nummer 6 van 2013 gaf hij al een aansprekend voorbeeld. Ook in dit nummer laat hij zien dat een enkele zwakke schakel in de uitvoering forse investeringen in brandveiligheid teniet kan doen. Ik wil u met deze praktijkvoorbeelden elke twee maanden een spiegel voorhouden en hoop dat u er uw voordeel mee kunt doen.

nummer 1

februari 2014

5


NIEUWS

Recordaantal binnenbranden in zorggebouwen

AGENDA

In 2012 is het aantal binnenbranden in zorggebouwen met ruim 55 procent naar recordhoogte toegenomen tot 1673. Dat meldt Incidentbeheersing Management Zorginstellingen (IbMZ). De totalen zijn overgenomen uit de registratie van het CBS van medio december vorig jaar. Ten opzichte van het jaar 2011 (1081 binnenbranden) is er sprake van een forse stijging. Onder zorggebouwen vallen ondermeer zieken-

Meer informatie over alle activiteiten: www.brandveilig.com 6 MAART 2014

SEMINAR SPRINKLERKENNIS VOOR ADVISEURS TIEL

WWW.BP-AC.NL/GRATIS-AVONDSEMINARS/ 15 APRIL 2014

SEMINAR INSPECTIES BRANDVEILIGE ZORGINSTELLINGEN BAARN

Nieuwe besluiten sprinklerinstallaties

WWW.BOUWFORUM.NL

Het Deskundigenpanel VBB-systemen (voorheen Commissie van Deskundigen Blussystemen) heeft een aantal nieuwe besluiten gepubliceerd op het gebied van sprinklerinstallaties. Het betreft de volgende besluiten: r "BOQBTTJOH CFTMVJU PWFS XBUFSNFUFST r #FTMVJU JOUFSQSFUBUJF UFLTU /&/ &/ PWFS USBDJOH r #FTMVJU EJNFOTJPOFSJOH LPQQFMMFJEJOH XBUFSUBOLT r #FTMVJU JOUFSQSFUBUJF UFLTU /&/ &/ PWFS EF BGTUBOE UVTTFO TQSJOLMFST FO IFU EBL of plafond r "BOQBTTJOH CFTMVJU PWFS EF WFSQMJDIUF UPFQBTTJOH WBO /&/ r #FTMVJU PWFS WSJKF SVJNUF CJK PQTMBH UFHFO XBOE

17 APRIL 2014

NATIONAAL BRANDVEILIGHEIDSCONGRES 2014 EDE

WWW.SBRCURNET.NL

Van Luijken directeur business development Trigion

ADVERTEERDERSINDEX Tremco illbruck B.V.

2

Dictator Productie BV

4

Stobich Fire Protection

4

DPA Cauberg-Huygen

20

DPA Cauberg-Huygen

21

Tremco illbruck B.V.

43

Trigion Brand & Beveiligingstechniek

44

6

nummer 1

huizen en gebouwen voor ouderenzorg, psychiatrie en gehandicaptenzorg. Bij deze branden waren in totaal vijf dodelijke slachtoffers te betreuren in verpleeghuizen en woonzorgcentra. In de periode 2001-2012 zijn in totaal 48 dodelijke slachtoffers gevallen bij branden in zorggebouwen. IbMz noemt de getallen van binnenbranden en doden zeer zorgelijk. Vooral omdat er nog steeds geen tastbare en door de zorgbestuurders op te pakken strategie is ontwikkeld, met de noodzakelijke besluitvorming, om de binnenbranden en gewonden/doden in aantal terug te dringen. Ook constateert het IbMz dat de toezichthouders in de zorg tekortschieten in hun controletaken ten aanzien van dit dossier.

Met ingang van 2 januari is Coen van Luijken aangesteld als directeur business development bij beveiligingsorganisatie Trigion. Het gaat om een nieuwe functie binnen het sales- en marketingteam van Trigion. Hiermee investeert de organisatie in innovatie in nieuwe diensten en markten, ook buiten de traditionele beveiligingsbranche. Van Luijken is een bedrijfskundig opgeleide professional met ervaring in diverse branches. Sinds februari 2005 was hij actief bij &VSPĂ CFS MFWFSBODJFS WBO UFMFDPNEJFOTUFO

februari 2014


NIEUWS

ONLINE

FEITEN

NationaleNederlanden @ NNrisicodesk Waar is hier de nooduitgang? Oh wacht, ik doe even de stekker erin... #brandveiligheid pic.twitter.com/rPA8EzQh8h

Efectis en Peutz openen beide nieuw brandlab ;PXFM &GFDUJT BMT 1FVU[ IFCCFO SFDFOUFMJKL onder grote belangstelling hun nieuwe PGĂ DJĂŒMF CSBOEMBC HFPQFOE Peutz’ laboratorium voor brandveiligheid JO .PPL JT PQ EFDFNCFS PGĂ DJFFM HFPQFOE NFU FFO NJOJTZNQPTJVN /B afloop konden de ruim 200 bezoekers AMJWF FFO CSBOEQSPFG CFLJKLFO /BBTU EF PWFO WPPS HFDFSUJĂ DFFSEF CSBOEQSPFWFO van 3x4 meter, is er nu ook een multifunctionele ruimte van 120 m2 voor andersoortige proeven, bijvoorbeeld aan de brandveiligheid van daken of de effectiviteit van blussystemen. %F PGĂ DJĂŒMF PQFOJOH WBO IFU OJFVXF CSBOEMBC WBO &GFDUJT WPOE PQ KBOVBSJ KM QMBBUT Meer dan 200 gasten waren naar Bleiswijk afgereisd om tijdens een feestelijke bijeenkomst een kijkje achter de schermen te nemen in het hypermoderne laboratorium. (In Brandveilig.com 2013/6 staat een reportage over het nieuwe brandlab van &GFDUJT

MEER INFO WWW.BRANDVEILIG.COM

Meer doden door brand in 2013 Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) heeft de balans opgemaakt van het aantal doden door brand. Het afgelopen jaar telde 52 doden door brand. Meer dan in 2009, 2010, 2011 en 2012. In elk van die jaren vielen er steeds 43 doden. Het instituut heeft nog geen verklaring voor de stijging van het aantal doden. Daarnaar wordt onderzoek gedaan, dat naar verwachting in het voorjaar van 2014 klaar is. Het is opvallend dat er veel slachtoffers vielen door huiselijke ongelukken, zoals de vlam in de pan en een ontbrandende frituurpan. Door brand in huis kwamen in 2013 45 mensen om het leven. Bedrijfsbranden zorgden voor vijf doden en twee mannen stierven bij een brand bovenin een windmolen. /BBTU EPEFO WFSPPS[BBLUFO EF CSBOEFO JO POHFWFFS HFXPOEFO 3VJN EF IFMGU van de gewonden was in de vlammen terechtgekomen, de rest raakte gewond door het inademen van rook.

Politie vreest dodelijke slachtoffers door plofkraken De politie vreest dat plofkraken in de toekomst zo uit de hand kunnen gaan lopen, dat ze wellicht tot dodelijke slachtoffers zullen leiden. “Gelukkig zijn er tot nu toe nog geen dodelijke slachtoffers gevallen. Maar we zijn er wel bang voor dat een plofkraak zo ernstig uit de hand loopt dat er brand of iets dergelijks ontstaat, waarbij wellicht wĂŠl mensen omkomenâ€?, zegt het landelijke politieteam dat zich met deze misdrijven bezighoudt. In 2013 probeerden criminelen een recordaantal van 130 geldautomaten verspreid door IFFM /FEFSMBOE PQ UF CMB[FO *O EF BGHFMPQFO UXFF KBBS TMPFHFO NJTEBEJHFST CJK NFFS EBO 260 geldautomaten toe. Slechts ĂŠĂŠn op de tien pogingen slaagt, maar vrijwel altijd is de schade enorm. Zoals vorig jaar september, toen bij een poging tot een plofkraak nog CSBOE POUTUPOE JO FFO XJOLFMDFOUSVN JO &OTDIFEF

nummer 1

februari 2014

7


Thema Isolatie & afdichting

Foka Kempenaar

Regelgeving bestaande bouw en brandveilige isolatie

Brandveiligheidsniveau als rode draad

Wat is brandveilige isolatie? Wat zegt de regelgeving hierover? En wat verandert er eventueel als je een bestaand pand aanpast? Het antwoord op deze vragen is niet gemakkelijk te geven en leverde de afgelopen jaren veel discussie op. Ook omdat de regels veranderen: onze nationale eisen worden op termijn vervangen door Europese. Het Bouwbesluit 2012 schrijft voor nieuwbouwprojecten nu al Europese normen voor. Voor bestaande bouw is het gebruik van de Nederlandse normen NEN 6064, NEN 6065, NEN 1775 en NEN 6066 nog toegestaan.

H

et draait in het huidige Bouwbesluit om de eigenschappen van toegepaste constructieonderdelen en de wijze waarop die zijn toegepast en aangebracht. De materiaaleigenschappen die het Bouwbesluit onderscheidt zijn: brandvoortplanting (verschillende methoden voor vloeren en overige constructiedelen) en rookproductie. Daarbij is het goed om te realiseren dat het Bouwbesluit uitgaat van minimale eisen. Ontwerpers zullen eigenlijk altijd een

8

nummer 1

stap verdermoeten gaan om een gebouw te kunnen realiseren dat veiliger is en voldoet aan de gevraagde kwaliteitseisen. Maar welk brandveiligheidsniveau is acceptabel? Daar draait de discussie in de markt nu om, vooral in het geval van herbestemmen en transformeren van bestaande gebouwen. Een vraagstuk dat ook de rode draad vormt van het Nationaal Brandveiligheidscongres 2014 (zie verderop in dit nummer).

februari 2014

Normen

Terug naar de basis: welke regels zijn sowieso van toepassing? Zoals gezegd moet je voor nieuwbouwprojecten sinds het in werking treden van Bouwbesluit 2012 de Europese normen hanteren. Als het gaat om bestaande bouw – waar we gezien de actualiteit in de rest van dit artikel uitgebreider bij stil zullen staan – mag je nog steeds uitgaan van de Nederlandse brandklassering voor ‘materiaalgedrag bij brand’. Die vind je


Thema Isolatie & afdichting

MEER INFORMATIE SBRCURnet is een onafhankelijk kennisnetwerk voor de gehele bouwsector. Deel D van de SBRCURnetpublicatie Brandveiligheid: Ontwerpen en Toetsen (BOT) geeft uitgebreidere informatie over dit onderwerp, met een aantal tabellen waarin de brandvoortplanting en rookproductie van diverse materialen zijn terug te vinden. Het betreft zuivere materialen; de vermelde waarden zijn gebaseerd op de bevestiging op een ondergrond van onbrandbaar materiaal (met inachtneming van de hierboven genoemde parameters).

terug in NEN 6064 en NEN 6065, NEN 1775 en NEN 6066. Bovendien mag je sinds enkele jaren als tweede optie producten toepassen die voldoen aan de nieuwe Europese klasseringsnorm NEN-EN 13501-1. Om de ‘oude’ nationale normen met de nieuwe Europese te vergelijken, is er een omzettingstabel

(zie tabel 1). Met deze tabel kun je snel zien welke bouwproducten als ‘even veilig’ mogen worden beschouwd (bijvoorbeeld NEN 6065 klasse 4 komt overeen met Euroklasse D), zonder dat alle individuele bouwproducten in precies dezelfde ‘gelijkwaardige’ klassen hoeven te vallen als ze getest worden.

CE-markering

Voor diverse isolatieproducten is inmiddels al een Europese productnorm van kracht. Als dit het geval is, dan is het voldoen aan de Euroklassen verplicht en moet er op het product een CE-markering komen. De Nederlandse klassering is dan niet relevant meer. Het aantal Europese productnormen groeit gestaag. Standaardisatie-experts verwachten dan ook dat voor alle producten op termijn een Europese productnorm van kracht zal zijn en dat zij binnen afzienbare tijd dus ook allemaal (althans bij nieuwbouw) de CE-markering moeten dragen.

Onbrandbare materialen

Terug naar de bestaande bouw en de Nederlandse norm NEN 6064. Die duidt een groot aantal materialen aan als ‘onbrandbaar’. We hebben het dan in ieder geval over alle steenachtige materialen, die niet meer dan 1% homogeen verdeelde organische toeslagmaterialen bevatten. Ook keramische materialen, glas en de meeste metalen zijn onbrandbaar, net als legeringen van onbrandbare metalen. Tabel 2 geeft hiervan een overzicht. In

Tabel 1 (3.1 in publicatie): Vertaalslag van Euroklassen en NENklasseringen conform de regeling Bouwbesluit 2003

Tabel 2 (3.6 in de publicatie): Overzicht van onbrandbare materialen volgens NEN 6064 poedervorm kunnen veel van deze materialen weer wel brandbaar zijn.

Brandvoortplanting en rookproductie

Voor veel materialen geeft de Nederlandse norm één harde klassering of waarde. De eigenschappen liggen meestal binnen een bepaalde bandbreedte. Dit komt doordat de mate van brandvoortplanting en rookproductie niet alleen samenhangt met hoe een materiaal is samengesteld, maar ook van de volgende parameters afhangt: t een eventuele ondergrond en de bevestiging daarop; t de ouderdom van de materialen; t de ruwheid van de oppervlakte; t de dikte van het materiaal; t de dichtheid van het materiaal.

Samengestelde constructies

Let wel: door aanpassingen, bijvoorbeeld omdat je gaat verbouwen, kunnen de waarden voor de hierboven genoemde parameters uiteraard gaan afwijken. Dit kan dan op zijn beurt weer leiden tot brandeigenschappen buiten de opgegeven bandbreedte. Zo zijn de brandvoortplantingsklassering en rookproductie van samengestelde constructies niet goed te voorspellen. Een voorbeeld: PS-schuim dat je combineert met een staalplaatcachering kan bij de naadaansluiting tussen de panelen een zeer snelle brandvoortplanting opleveren als het niet op de juiste wijze is gemonteerd. Dit komt omdat de brandbare PS-gassen uit de naad ontsnappen en ontvlammen. De brandvoortplantingsklassering kan in een dergelijk geval zelfs hoger uitvallen dan die van één van de beide zuivere materialen. In geval van samengestelde constructies is het daarom extra belangrijk de daadwerkelijk gerealiseerde kwaliteit goed te borgen. Foka Kempenaar is redacteur bij SBRCURnet.

nummer 1

februari 2014

9


Thema Isolatie & afdichting

Jan Sterk

Inspectie van bouwkundige brandbeveiliging

Missie tegen missers Bouwkundige brandbeveiliging krijgt tegenwoordig steeds meer aandacht. “Dat is maar goed ook, want er is soms heel wat mis”, stelt Dick Schenkeveld, projectleider bouwkundige brandbeveiliging van inspectie-instelling R2B.

D

ick Schenkeveld: “Bij de inspectie van de bouwkundige brandbeveiliging gaat het om meer dan om de bouwmaterialen en -constructies alleen,” Schenkeveld is nu bijna vijf jaar werkzaam bij R2B en heeft meegewerkt aan de opbouw van de bouwkundige afdeling. Steeds meer opdrachtgevers weten de weg naar deze afdeling inmiddels te vinden. Hij vervolgt: “Je moet ook naar de ruimte zelf en naar de aanwezige brandbare materialen kijken. Je moet weten wat voor soort brand er zou kunnen ontstaan. Wat dat

bouwkundige brandbeveiliging niks mis kan gaan. Dat het wel goed zit, zodra de overheid een omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik afgeeft. Gelukkig begint dat tij te keren, want steeds meer zien we het deel bouwkundige brandbeveiliging als aandachtspunt bij opleveringen naar voren komen. Het is echter veel slimmer om in een vroeg stadium betrokken te zijn bij een project; het toetsen van uitgangspunten en het toetsen van een detailontwerp kosten in beginsel slechts een fractie van herstel-

‘Ook met goede oplossingen kan de uitvoering nog mis gaan’

INSPECTIE BOUWKUNDIGE BRANDBEVEILIGING De inspecties besteden onder meer aandacht aan: t brandscheidingen in relatie tot gebouwde omgeving én gebruik; t brandscheidingen en puiconstructies; t doorvoeringen/openingen; t zelfsluitende brandkleppen en deuren; t draagconstructies; t eventuele bouw- of montagefouten; t samengestelde constructies;

betreft is er een duidelijke overeenkomst met Fire Safety Engineering. Want uiteindelijk gaat het om de brandveiligheid. Opdrachtgevers willen weten of hun bedrijf of instelling brandveilig is.”

Verkeerde uitvoering?

Van origine voert R2B inspecties uit op het gebied van de actieve brandbeveiliging, zoals automatische blus- en meldsystemen. Bouwkundige zaken maken daar standaard onderdeel van uit, maar de vraag naar volledig bouwkundige inspecties was voorheen beperkt. Schenkeveld: “Het lijkt wel of men denkt dat er met

10

nummer 1

werkzaamheden nadat een gebouw is opgeleverd. En ook als er goede oplossingen zijn voorzien, kan het in de uitvoering nog mis gaan.”

Voorbeeld

Hij geeft een voorbeeld van hoe het in de praktijk kan lopen. “In een bedrijf was een muur aanwezig die onvoldoende brandwerend was. De aannemer stelde voor om de brandwerendheid te vergroten met een voorzetwand. Hij bestelde een goedgekeurd systeem dat compleet werd geleverd. Met metalen stijlen in de vorm van U-profielen voor de bevestiging van de voorzetwand,

februari 2014

t beoordeling ongeteste constructies; t gebruik en onderhoud; t en soortgelijke zaken. en met isolatieplaten voor de vulling van de holle ruimte tussen wand en voorzetwand. Bij de inspectie zag de aangebrachte voorzetwand er goed uit. Alleen lag er in een hoek nog een stapeltje U-profielen die over waren. Dat vormde de aanleiding om toch maar een stukje van de voorzetwand te demonteren. En wat bleek: de aannemer had per isolatieplaat steeds maar één


Thema Isolatie & afdichting

Dick Schenkeveld: “Een buitenstaander ziet dingen die je als eigenaar niet meer opmerkt. Bovendien zijn wij iedere dag bezig met brandveiligheid.”

U-profiel geplaatst in plaats van de voorgeschreven twee. Zo was hij sneller klaar en hield hij de helft van de profielen over. Dat had tot gevolg dat de isolatieplaten steeds maar aan één kant steun kregen in de opening van dat ene U-profiel. Aan de andere kant hadden de isolatieplaten geen steun, ze zouden bij brand wegvallen. De vereiste brandwerendheid werd zo dus niet gehaald.”

Inspectie

Een inspectie begint met het verzamelen van de uitgangspunten. Moet alleen voldaan worden aan de eisen van het Bouwbesluit of gelden er nog andere eisen? Zoals van de brandverzekeraar of voor de bedrijfscontinuïteit? Of zijn er mensen in het gebouw aanwezig die zich bij een brand niet zelf in veiligheid kunnen brengen? Of zaken die kwetsbaar zijn voor

de rook of de hitte van een brand? Ook voor bouwkundige brandbeveiliging maakt het verschil of het gaat om een verpleegafdeling of om bijvoorbeeld een datacentrum. Schenkeveld: “Bouwkundige voorzieningen kunnen in sommige gevallen afdoende zijn en in andere niet. Daarom gaan we bij inspecties voor iedere ruimte na of er wordt voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit en of er nog

nummer 1

februari 2014

11


Thema Isolatie & afdichting

BRANDVEILIGHEID VOLGENS PLAN “Bij de inspecties van R2B spreken we een professioneel waardeoordeel uit over de bouwkundige situatie van een gebouw aan de hand van een speciaal hiervoor ontwikkelde beoordelingssyste-

het aantal opdrachten voortdurend toeneemt. Schenkeveld is ook trots op de referenties die hij kan noemen: “Vorig jaar kregen we onder meer opdrachten van de VU en het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis in Amsterdam, van Nationale-Nederlanden voor de inspectie van de hoofdkantoren, van DuPont in Dordrecht en van ING.” Vanaf dag één is Schenkeveld begonnen om de verzamelde kennis over bouwkun-

brandbeveiliging. Examen-instelling CIBV neemt de examens af. De eerste cursisten hebben onlangs hun diploma in ontvangst mogen nemen. Schenkeveld: “Daarnaast zijn wij bezig met een inspectieregeling bouwkundige brandbeveiliging. Goedkeuring hierop heeft reeds plaatsgevonden door de Vereniging van Inspectie-Instellingen voor Veiligheid en Brandveiligheid (VIVB). De

matiek. We inspecteren de uitvoering van de brandscheidingen voor de brandcompartimenten in de praktijk op doeltreffendheid. In samenhang daarmee beoordelen we het complete pakket aan installatietechnische en organisatorische maatregelen.”

andere eisen gelden. Aan de hand van de aanwezige vuurlast en de overige factoren vormen we ons een beeld van het brandscenario. Op basis daarvan kunnen we de aanwezige bouwkundige voorzieningen met de bijbehorende installatietechnische voorzieningen en organisatorische maatregelen beoordelen. En uiteindelijk is het de vraag of dat leidt tot de vereiste brandveiligheid.” Bij de inspecties wordt onder meer nagegaan of de rook- en brandwerende scheidingsconstructies in orde zijn en of de draagconstructies bij brand voldoende lang stand zullen houden. Punten van aandacht zijn bijvoorbeeld de brandwerende afwerking van doorvoeringen en de goede werking van zelfsluitende voorzieningen als deuren en brandkleppen. Maar ook een goede uitvoering bij verbouwingen of de kwaliteit van het onderhoud van alle voorzieningen die bij brand van belang zijn.

‘Bouwkundige voorzieningen zijn soms afdoende, maar soms ook niet’ dige brandbeveiliging vast te leggen. Dat is zo langzamerhand gegroeid tot een flink boekwerk dat gebruikt wordt om kennis met collega’s te delen, maar ook om als syllabus te dienen voor een cursus bouwkundige brandbeveiliging. De cursus is vorig jaar van start gegaan en gaat over alle ins en outs van bouwkundige

Inspectieregeling

Het enthousiasme straalt er vanaf als Schenkeveld over de bouwkundige inspecties praat. Bovendien valt op dat hij het steeds over “wij” heeft. Dat komt omdat hij er sinds vorig jaar een collega heeft bijgekregen. Dat was nodig omdat

12

nummer 1

februari 2014

volgende stap is de regeling voorleggen aan het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid, het CCV. Een wettelijke aansturing voor inspectie van bouwkundige brandbeveiliging is daarmee binnenkort geen utopie meer.” Jan Sterk is freelance journalist.


Column

Frank Donkers

Vrienden of vijanden? De trend naar gebouwlabeling in Nederland lijkt zich door te zetten, ondanks het gematigde investeringsklimaat. Kijkend naar de groei van BREEAM-certificering in binnen- (BREEAM-NL) en buitenland (BREEAM International), mag gezegd worden dat dergelijke – bovenwettelijke – investeringen crisis- en toekomstbestendig zijn en dat de continuïteit gewaarborgd blijft. Een terugtrekkende overheid op het gebied van bouwregelgeving is geenszins een nieuw feit, maar de potentiële gevolgen van een nieuwe dereguleringsronde zijn wel aanstaande en confronterend. Zo liet minister Blok (Wonen en Rijksdienst) weten dat de aannemerij een grotere verantwoordelijkheid moet accepteren op het gebied van (ge)bouwprestaties en gaat de 80-15-5 methodiek van Nico Scholten door de markt als vehikel voor een lastenverlichting en procedureversnelling voor de Nederlandse bouw- en vastgoedsector.

Frank Donkers is managing director van Kingspan Geïsoleerde Panelen.

Als participant van Brandveilig Bouwen Nederland, het Nederlands Verbond Toelevering Bouw en de Dutch Green Building Council, ben ik van mening dat het aspect brandveiligheid tekort wordt gedaan door het eenvoudigweg te negeren als gevolg van de deregulering. Brandveiligheid in al haar BIO-facetten (Bouwkundig, Installaties, Organisatie), laat zich nauwelijks beheersen door standaarden in te richten, aangezien elk bouwproject in welke mate dan ook afwijkt van andere. Mocht deregulering van bouwregelgeving inhouden dat de verzekeringsindustrie in Nederland de touwtjes in handen gaat nemen, dan staat ons nog een flinke opgave te wachten. Niet onmogelijk. Immers: in landen als Engeland worden de brandveiligheidseisen van gebouwen al gedomineerd en gereguleerd door de schadeverzekeraars, met succesvolle resultaten. Naar mijn mening dient brandveiligheid integraal onderdeel te zijn van een bovenwettelijke gebouwlabeling als BREEAM. Aan de huidige BREEAM-NL ligt het wettelijk minimum van het Bouwbesluit ten grondslag, gericht op het veilig ontvluchten van een gebouw tijdens een brand. Het zou niet misstaan om een aantal ‘credits’ in het leven te roepen voor isolatie- en bouwmaterialen (MAT) die slechts een geringe rookproductie kennen en/of druppelvorming voorkomen tijdens het ontvluchten. Het borgen van de applicatiekwaliteit en het toepassingsbereik van het testcertificaat kan eveneens leiden tot een positieve bijdrage door middel van bijvoorbeeld de Verklaring Brandveilige Gevel die de toetsende partij Efectis Nederland kan afnemen. Ook de verzekeringsindustrie zal dergelijke initiatieven toejuichen, indien dit soort maatregelen leiden tot geringere rookschades en verbeterde continuïteit op de bedrijfsvoering waardoor uitval en/of faillissementen te voorkomen zijn. De markt heeft de instrumenten voorhanden voor een verbeterde en gegarandeerde borging van brandveiligheid in gebouwlabeling als BREEAM. Een koppeling tussen BREEAM en het Integraal Plan Brandbeveiliging van het Centrum Criminaliteitspreventie Veiligheid lijkt opportuun. Ik juich dit van harte toe en zal er alles aan doen om stakeholders als BBN, DGBC, het CCV, Efectis en het Verbond van Verzekeraars met elkaar te ‘verbinden’, zodat toekomstbestendige gebouwen een beter niveau van brandveiligheid krijgen aangemeten. BREEAM en brandveiligheid: vrienden voor het leven!

nummer 1

februari 2014

13


Brandverzekering

Nico Kluwen

Interpretatieverschillen clausule elektrische installatie

Kortsluiting

Vaak zijn interpretatieverschillen de reden van meningsverschillen - en zelfs civiele procedures - tussen de Woningen verzekeraar en andere en degebouwen verzekerde over de uitleg van de polisvoorwaarden van de brandverzekeringen en de daarbij behorende verzekeringsclausule NEN 1010. moeten een elektrische installatie hebben die aan NEN 1010 voldoet.

N

a de eerste aanleg en na elke (belangrijke) wijziging moet een elektrische installatie worden geĂŻnspecteerd voordat men deze in gebruik neemt. Het Bouwbesluit vermeldt de technische eisen waaraan moet zijn voldaan om een bouwvergunning te verkrijgen. EĂŠn van die eisen is dat woningen en andere gebouwen een elektrische installatie moeten hebben die aan NEN 1010 voldoet. NEN 1010 is de Nederlandse norm waarin de veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties zijn opgenomen en is de belangrijkste norm voor het ontwerpen, aanleggen en opleveren van deze installaties.

Polisvoorwaarden

De polisvoorwaarden van een brandverzekering verwijst naar de verzekeringsclau-

14

nummer 1

sule NEN 1010. Tussen de verzekeraar en de verzekerde komt een overeenkomst tot stand door aanbod en aanvaarding, zoals bedoeld in artikel 6:217 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Door het aangaan van een dergelijke overeenkomst ontstaan er zowel voor de verzekeraar als voor de verzekerde verplichtingen. De verzekerde is verplicht tot het betalen van premie en de verzekeraar is verplicht tot uitbetaling van schade ten gevolge van ontstane brand. Indien een verzekeraar niet of slechts gedeeltelijk de schade uitkeert, en partijen niet in onderling overleg tot overeenstemming kunnen komen, zal de verzekerde een vordering bij de burgerlijke rechter instellen tot nakoming van de verplichting van de verzekeraar uit de aangegane overeenkomst. Hij zal daartoe moeten stellen en zo nodig bewijzen dat de

februari 2014

verzekeraar toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit de brandverzekeringovereenkomst (ofwel: wanprestatie levert) door het niet of slechts gedeeltelijk uitkeren van de schade die onder de polis valt en is ontstaan ten gevolge van de brand. De verzekeraar zal als verweer wanprestatie naar voren kunnen brengen of een tekortschietende zorgplicht van verzekerde op basis van de polisvoorwaarden. Dan wel, in een ernstiger geval, een onrechtmatige daad (artikel 6: 162 BW e.v.). De clausule elektrische installatie behorende bij de polisvoorwaarden van de brandverzekering leidt daarbij vaak tot interpretatieverschillen. Van belang is vast te stellen wat in de polisvoorwaarden onder andere wordt bedoeld met een elektrische installatie, met de omvang van


Brandverzekering

de elektrotechnische installatie en welke normen op de brandverzekeringsovereenkomst van toepassing zijn.

Verzekeringsclausule

De betrokkenen hebben interpretatieverschillen over de verzekeringsclausule, omdat bepaalde aspecten niet of onvoldoende duidelijk in de verzekeringsclausule zijn geregeld. Belangrijk is om vast te

en aan de aansluitvoorwaarden van het stroomleverend bedrijf. De installatie dient tenminste één maal per drie jaar door een erkend elektrotechnisch bedrijf gecontroleerd te worden en eventueel geconstateerde gebreken dienen onverwijld te worden verholpen.”

Omvang elektrische installatie

De elektrische installatie is een algemeen begrip, waarbij geldt dat dit een samenstel is van bij elkaar behorend elektrisch materieel met onderling op elkaar afgestemde eigenschappen om bepaalde doelen te realiseren. Belangrijk is daarom om in de clausule van de verzekeringsovereenkomst aan te geven wat de omvang van de elektrische installatie is, omdat voor een installatie andere normen van toepassing zijn dan bijvoorbeeld voor elektrische toestellen, machines en dergelijke die op de elektrische installatie worden aangesloten. Elektrische toestellen, machines en dergelijke zijn voorzien van een CE-markering en moeten voldoen aan de van toepassing zijnde normen. Zo niet, dan mogen deze niet in de handel worden gebracht. Duidelijk aangeven wat onder de elektrische installatie valt, maakt ook de verzekerde duidelijk wat wel en wat niet onder de polisvoorwaarden valt en waarvoor hij de zorgplicht heeft. De omvang van de elektrische installatie moet als volgt worden geconcretiseerd: Controle van de totale elektrische installatie is nodig, vanaf de aansluiting van de netbeheerder tot en met de aangesloten elektrische apparatuur, machines, toestellen en andere verbruikers.

Het niet naleven van de voorwaarden uit de polisvoorwaarden en de daarvan

Bij de uitleg komt het ook aan op de wederzijdse verwachtingen van partijen stellen wat de verzekeraar en de verzekerde zijn overeengekomen. Uit de tekst van de overeenkomst, ofwel de verzekeringsclausule, moet dit te achterhalen zijn en dit impliceert dat de verzekeringsclausule tussen de verzekeraar en de verzekerde moet worden uitgelegd. De uitleg van een overeenkomst is niet alleen te geven op grond van een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van de overeenkomst. Bij de uitleg komt het eveneens aan op de zin die partijen over en weer aan de bepalingen van de overeenkomst mochten toekennen en hetgeen zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. De uitleg van bepalingen in de overeenkomsten is aan de rechtspraak en rechtswetenschap overgelaten. De gedragingen van partijen moeten in het licht van de totstandkoming van de overeenkomst worden beoordeeld met inachtneming van de algemene beginselen van redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 BW) en de vertrouwensleer (artikel 3:35 BW). Geschillen tussen verzekeraar en verzekerde bij een verzekeringsovereenkomst betreffen vaak de uitleg van die overeenkomst.

Verzekeringsclausule NEN 1010

De verzekeringsvoorwaarden van een brandverzekering verwijzen naar de clausule NEN 1010, die luidt: “De elektrische installatie dient te voldoen aan de veiligheidsvoorschriften voor laagspanningsinstallaties norm NEN 1010

deeluitmakende clausule is naar het oordeel van de Hoge Raad van 27 oktober 2000 geen argument voor de verzekeraar om slechts tot een gedeeltelijke of zelfs geen schadevergoeding over te gaan. Indien verzekerde niet aan de genoemde verplichting(en) uit de overeenkomst voldoet, verliest hij alle recht op schadevergoeding, tenzij verzekerde bewijst dat er geen causaal verband is tussen de ontstane (brand)schade en het niet voldoen aan deze verplichting(en). Indien wel een causaal verband aanwezig is, zal de verzekeraar zich beroepen op de overeenkomst, de polisvoorwaarde en de bijbehorende clausule.

Aan welke norm voldoen?

De tekst van de NEN 1010-clausule wordt als onderdeel van overeengekomen verzekeringsvoorwaarden bedongen. Bij het analyseren van de clausule valt deze uiteen in de volgende criteria: t De elektrische installatie dient te voldoen aan de veiligheidsvoorschriften voor laagspanningsinstallaties norm NEN 1010. t De elektrische installatie dient te voldoen aan de aansluitvoorwaarden van het stroomleverend bedrijf. t De installatie dient ten minste één maal per drie jaar door een erkend elektrotechnisch bedrijf gecontroleerd te worden. t Eventueel geconstateerde gebreken aan de installatie dienen onverwijld te worden verholpen.

De belangrijkste normen voor de laagspanningsinstallatie zijn de NEN 1010 Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallatie en de NEN 3140 Bedrijfsvoering van elektrische installaties – laagspanning. De clausule van de brandverzekeringsovereenkomst verwijst alleen naar de veiligheidsvoorschriften voor laagspanningsinstallaties norm NEN 1010. Aanpassing van deze voorwaarde is nodig als volgt: De elektrische installatie moet worden gecontroleerd of deze voldoet aan de relevante veiligheidsbepalingen die op het moment van aanleg van kracht waren.

Welke uitgave van toepassing?

Het ministerie van VROM bepaalt met een aanwijzing de editie van NEN 1010 waaraan nieuwe elektrische installaties moeten voldoen en de datum waarop deze editie van kracht wordt. Dus afhankelijk

nummer 1

februari 2014

15


Brandverzekering

van het jaar waarin de installatie is gerealiseerd, zal men te maken krijgen met de destijds geldende NEN 1010. De clausule gaat hieraan voorbij. Met de eis dat de installatie moet voldoen aan NEN 1010 beoogt men het veiligheidsniveau van de bestaande installatie in stand te houden. Voor het toetsen of de installatie al dan niet voldoet aan de bepalingen in NEN 1010, zal daarom eerst vast moeten komen te staan wanneer de installatie is aangelegd.

Aansluitvoorwaarden stroomleverend bedrijf?

De clausule verwijst naar de aansluitvoorwaarden van het stroomleverend bedrijf. In Nederland bestaat een scheiding tussen de in- en verkoopbedrijven van elektriciteit en de netbedrijven. Voor het realiseren van de juiste aansluiting is vooral de netcode van belang, omdat hierin de voorwaarden zijn vastgelegd. Niet voldoen aan de voorwaarden betekent geen aansluiting. Dit houdt in dat de toevoeging in de clausule van de brandverzekering dat de elektrische installatie moet voldoen aan de aansluitvoorwaarden van het stroomleverend bedrijf, overbodig is.

Erkend elektrotechnisch bedrijf

Binnen Nederland zijn er erkenningsregelingen voor installatiebedrijven. Een inschrijving als erkend elektrotechnisch installateur geeft aan dat de ingeschrevene over de in de voorschriften bedoelde vakbekwaamheid en outillage beschikt voor de in de vergunning aangegeven elektrotechnische werkzaamheden. Naast installatiebedrijven zijn er ook specifieke inspectiebedrijven die onder andere elektrotechnische installaties inspecteren. Deze inspectiebedrijven kunnen door de Raad voor Accreditatie of andere instellingen zijn erkend. Opgemerkt wordt dat in de clausule alleen de erkende elektrotechnische bedrijven staan genoemd, waardoor een conflict kan ontstaan indien de hiervoor bedoelde specifieke inspectiebedrijven de genoemde controles uitvoeren.

Wanneer eerste controle?

Voor wat betreft de vraag wanneer er controle op de installatie moet plaats vinden, is het arrest van de Hoge Raad van

16

nummer 1

9 september 1994 (NJ1995, 285) interessant. Ook al is in de NEN 1010-clausule niet opgenomen wanneer de vereiste controle moet plaatsvinden, wordt op grond van de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6: 248, lid 2 BW) de controle geacht te hebben plaatsgevonden op het moment dat de NEN 1010-clausule gold. Aanpassing van deze voorwaarde is nodig als volgt: De eerste controle moet binnen redelijke termijn (afhankelijk van de omvang van de installatie is redelijk een termijn van (maximaal) drie maanden) na totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst plaatsvinden.

doel treft. In aanmerking nemende dat in de clausule in één zin is opgenomen dat de installatie eenmaal per drie jaar gecontroleerd dient te worden en dat geconstateerde gebreken verholpen dienen te worden, dient de clausule naar het oordeel van de rechtbank aldus te worden uitgelegd dat de tijdens de periodieke controle geconstateerde gebreken onverwijld verholpen dienen te worden. De clausule ziet er naar het oordeel van de rechtbank derhalve niet op dat alle door wie en wanneer dan ook geconstateerde gebreken onverwijld hersteld dienen te worden.”

Wijze van controle?

Aanpassing van deze voorwaarde is nodig als volgt: Geconstateerde gebreken die brandgevaar vormen moeten direct worden verholpen. Indien dit niet mogelijk is moet het gedeelte van de elektrische installatie waarin die gebreken voorkomen,

In een procedure bij de rechtbank Rotterdam twisten partijen over de vraag op welke wijze de controle diende plaats te vinden. Daarbij stellen de verzekeraars dat die moest plaats vinden volgens de

Niet-naleving van de voorwaarden geeft de verzekeraar niet het recht om niet uit te keren norm NEN 3140 Bedrijfsvoering van elektrische installaties. De verzekerde betwist dit, omdat die eis niet in de clausule staat. De rechtbank gaat daarin mee. De clausule behoeft op dit punt aanvulling als volgt: De elektrische installatie moet aan de hand van de NEN 3140 Bedrijfsvoering van elektrische installaties worden gecontroleerd.

Geconstateerde gebreken

De gebreken die hier van belang zijn, zijn – in aanmerking nemende dat het om een brandverzekeringsovereenkomst gaat – de gebreken die een brand kunnen veroorzaken. Deze gebreken moeten dan ook onverwijld worden verholpen. In dit verband wordt verwezen naar het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 29 oktober 2008, waarbij als volgt is geoordeeld: “Uitleg van de clausule op de wijze als overwogen in rechtsoverweging 3.17 leidt er naar het oordeel van de rechtbank toe dat deze stelling van verzekeraars geen

februari 2014

volledig spanningsloos worden gemaakt totdat de gebreken vakkundig verholpen zijn.

Conclusie

Door de aanwezige hiaten en onduidelijkheden in de verzekeringsclausule NEN 1010 behorende bij de brandverzekering, ontstaan er vaak interpretatieverschillen die leiden tot rechtszaken tussen partijen. Over deze clausule zijn dan ook al vele rechtszaken geweest. Dit heeft nog niet geleid tot aanpassing van de genoemde clausule. Aanpassing van de clausule NEN 1010 behorende bij de polis van de brandverzekering zou de bestaande onduidelijkheden voor het grootste gedeelte wegnemen, met als resultaat minder rechtszaken op dit gebied. Nico Kluwen is Gerechtelijk Deskundige. Dit artikel is gebaseerd op de paper die hij in het kader van zijn opleiding aan de Universiteit Leiden heeft geschreven.


Schadepraktijk

Leo Porrio

Gelukkig nieuwjaar!

De jaarwisseling kende ook dit keer weer tal van vuurwerkgerelateerde incidenten, vaak resulterend in brand. Behalve het fysieke leed, was ook de financiële schade aanzienlijk. Een korte inventarisatie.

T

ijdens de jaarwisseling is er weer voor een kapitaal aan vuurwerk de lucht in gegaan. Schattingen gaan uit van 67 miljoen euro. De brandweer sprak na afloop over “druk maar beheersbaar…” en rukte ongeveer 3.500 keer uit. In totaal was er sprake van 8.400 incidenten, waarvan een groot deel vuurwerkgerelateerd was. Voorlopige schattingen gaan uit van 637 personen die gewond zijn geraakt als gevolg van vuurwerk. Er werden 800 mensen aangehouden. Meer dan honderd keer was er sprake van geweld tegen de politie en er waren talloze meldingen dat de brandweer werd gehinderd in zijn werk. In Gouda, Rotterdam en Schiedam moest zelfs de Mobiele Eenheid er aan te pas komen om hulpverleners te ontzetten die bedreigd werden met zwaar vuurwerk.

Schademeldingen

Het Verbond van Verzekeraars meldde een eerste resultaat: 9 miljoen euro aan schademeldingen van voornamelijk particulieren, exclusief medische schade. Meldingen van bedrijven zullen later komen. Het resultaat in aantallen ligt iets lager dan vorig jaar, zo niet de ernst van

de ongevallen. Langzaam druppelen allerlei aanvullende berichten binnen over incidenten met vuurwerk en de geleden schade. In Den Haag alleen al raakten 69 bezitters van auto’s hun voertuig kwijt door brandstichting, in Kamerik werd een houten brug in brand gestoken met vuurwerk en bij een buurtsupermarkt in Almere werd de voorgevel eruit geknald.

Struisvogelpolitiek

Het programma Reporter van de KRO, uitgezonden op 2 januari jl., besteedde aandacht aan het vuurwerkprobleem. Oogarts Tjeerd de Faber kwam in het programma aan het woord. Hij heeft al eerder gepoogd de politiek wakker te schudden ten aanzien van de vuurwerkproblemen. Het resultaat tot nu toe is echter nihil. Slechts drie partijen in de Tweede Kamer toonden serieuze belangstelling; volgens De Faber een typisch geval van struisvogelpolitiek. Nederland werd “wereldkampioen vuurwerk” genoemd in het programma.

volksfeest op de Erasmusbrug in Rotterdam, tiptop geleid door een professioneel vuurwerkbedrijf. Inmiddels heeft ook de burgemeester van Den Haag geopteerd voor een vuurwerkfeest boven de Hofvijver op 1 januari 2015. Er komt geld vrij door af te zien van de nieuwjaarsreceptie. Als het aan de Nederlandse burgemeesters ligt komt er een Europees verbod op zwaar explosief vuurwerk, aldus de voorzitter van het Genootschap van Burgemeesters. Dat verkondigde namens alle burgemeesters de mening dat er dit jaar een grens was overschreden. Deze mening werd gedeeld door de Politievakbond ACP. De Nederlandse Vereniging van Plastisch Chirurgen en Het Nederlands Oogheelkundig Gezelschap (NOG) hebben zich ook in die richting uitgelaten.

Anders

De grote steden over de hele wereld met hun vuurwerkshows bewijzen dat het ook anders kan. Nu de politiek nog.

Verbod

Dat het ook anders kan, bewezen steden als Amsterdam en Rotterdam. Een waar

Leo Porrio is risk control consultant.

nummer 1

februari 2014

17


Brandweer

Betty Rombout

Op weg naar dé Landelijke Meldkamerorganisatie

Gaan als de brandweer Op 21 juni 2013 ging de kogel door de kerk. De ministers van V&J, VWS en Defensie, besturen van de veiligheidsregio’s en van de Regionale Ambulancevoorzieningen, en de korpschef van de Nationale Politie bereikten overeenstemming over het proces voor een Landelijke Meldkamerorganisatie (LMO). Wat is de stand van zaken?

W

e praten met Anton Slofstra, directeur brandweer Veiligheidsregio Zuid-Holland-Zuid. Hij heeft tevens zitting in de Raad van Brandweercommandanten. Van de portefeuille ‘Incidentenbestrijding’ binnen deze Raad is Slofstra een van de voorzitters. Binnen de programmaraad houdt hij zich bezig met het aandachtsgebied ‘meldkamerdomein’. Daarnaast is hij plaatsvervangend voorzitter van de regiegroep meldkamer brandweer en multi-opschaling, die input geeft aan de projectorganisatie van het LMO. Deze regiegroep kent ook een taskforce ‘Repres-

is van 50 miljoen euro – op een budget van 200 miljoen euro - door alle meldkamers in Nederland samen te voegen tot één LMO. Primair is het tot stand brengen van een LMO dus ingegeven vanuit een bezuinigingsopgave. Gelijktijdig onderkennen we in een informatietijdperk te zitten. Willen we de ontwikkeling in de toekomst bijhouden, dan moeten we meer investeren in informatiesystemen. Dat lukt alleen als we de organisaties bundelen.” Nederland kent momenteel 22 meldkamers. Onder leiding van de minister van V&J komt er één LMO met maximaal 10 locaties: Drachten, Apel-

‘De invoering van een LMO is best lastig’ sie Meldkamer’, waar Slofstra eveneens voorzitter van is. De taskforce richt zich op het vraagstuk welke aanpassingen nodig zijn in het brandweerveld om te kunnen functioneren onder een meldkamer die vanuit één structuur werkt.

Bundelen

Waarom is besloten te komen tot een LMO? Anton Slofstra: “In het Regeerakkoord staat dat er een besparing mogelijk

18

nummer 1

doorn, Soest, Haarlem, Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Bergen op Zoom, Den Bosch en Maastricht. Deze uitvoeringslocaties van de LMO gaan door middel van het nog aan te besteden Nationale Meldkamer Systeem (NMS) virtueel fungeren als één nieuwe meldkamerorganisatie.

Voorbereidingen

Brandweer Nederland is druk doende met de voorbereidingen van de LMO. Slofstra

februari 2014

INFO 1. Transitieakkoord meldkamer van de toekomst www.rijksoverheid.nl/ documenten-en-publicaties 2. Notitie ‘Operationele Brandweerkaders Meldkamer’ www.brandweernederland.nl

vervolgt: “We hebben onze inbreng gehad in de totstandkoming van het transitieakkoord (zie 1 in kader INFO). Daarnaast zijn de operationele kaders voor de brandweer vastgesteld. Kaders die aangeven hoe wij als brandweer denken dat de LMO voor onze kolom moet functioneren (zie 2 in kader INFO). Ook zijn we bezig met een soort Service Level Agreement; het maken van een afsprakenkader over wat de LMO doet en wat de brandweer doet. En met de voornoemde taskforce ‘Repressie Meldkamer’ kijken we naar hoe de brandweer moet harmoniseren om aanstuurbaar te zijn voor de LMO.” Alle documenten gaan naar de kwartiermaker Brandweer Nederland en van daaruit naar de


Brandweer

landelijke kwartiermaker LMO, mevrouw Jill Wilkinson, die belast is met de bouw van de LMO.

KOSTEN LMO

Front- en backoffice

hele meldkamerdomein. Op het startbudget is een taakstelling

Uiteraard zijn we nieuwsgierig naar de operationele kaders voor de Brandweer Nederland. Hoe denkt de organisatie dat de LMO moet functioneren? Slofstra: “De LMO kent een front- en een backoffice. De frontoffice is de centralist die in verbinding staat met de melder. De backofficecentralist staat in verbinding met de brandweereenheden op straat. De frontoffice is multidisciplinair; gaat de telefoon dan vraagt de centralist wat er aan de hand is. Dit in tegenstelling tot vroeger, toen de centralist vroeg welke dienst de melder aan de lijn wilde hebben. De multidisciplinaire centralist maakt zelf de afweging welke dienst(en) opgeroepen moeten worden. Hij doet dit op basis van een standaard multidisciplinair uitvraagprotocol. Dit moet nog verder ontwikkeld worden. Na het doorlopen van dit protocol heeft de centralist voldoende informatie om een eerste alarmering te doen. We hebben al 16 knoppen gedefinieerd voor de frontoffice; wat gaat rijden? We verwachten dat daarmee de eerste snelle alarmering in 90 procent van de tijd ook meteen de juiste is. De backofficecentralist ziet vervolgens de

Partijen gaan uit van een startbudget in 2013 van 200 miljoen euro per jaar tot de taakstelling gaat lopen in 2015 voor het van toepassing van 10 miljoen euro in 2015, oplopend tot 50 miljoen euro structureel tot 2023. Na realisatie van de structurele taakstelling bedraagt het jaarlijkse budget voor het meldkamerdomein vanaf 2021 nog 150 miljoen euro. Dit is exclusief budget voor C2000 en de aanschafkosten 1-1-2. De cumulatieve besparing over de periode 2014-2022 wordt geschat op 250 miljoen euro. De totale transitiekosten worden geschat op 90 miljoen euro (59,5 miljoen euro personele kosten, 17 miljoen euro materiële kosten voor af te stoten meldkamers en 12,5 miljoen euro projectkosten). Bron: Transitieakkoord meldkamer van de toekomst, 21 juni 2013

melding van de frontofficecentralist op zijn scherm. Hij informeert de eenheden op straat en vult zo nodig de alarmering aan. We vinden dat deze centralist voldoende brandweerdeskundigheid moet hebben om de juiste handelingen te verrichten als de procedure niet toereikend is.”

Lastig traject

Wat is het voordeel van een LMO voor de burger? Slofstra: “Dat hij direct geholpen wordt, zoals gezegd.” Als we hem vragen

Anton Slofstra: “Primair is het tot stand brengen van een LMO ingegeven vanuit een bezuinigingsopgave. Gelijktijdig onderkennen we in een informatietijdperk te zitten.” (Foto: Gerben van den Boom, Brandweer Zuid-Holland Zuid)

of ook de brandweer zelf voordelen heeft bij een LMO, antwoordt hij: “Ik denk dat we realistisch moeten zijn. De invoering van een LMO is best lastig. Ik verwacht dat we eerst in kwaliteit gelijk blijven of zelfs achteruit gaan. Denk alleen al aan het harmoniseren van afspraken. Iedereen is er vóór, als je maar de afspraak neemt van jezelf. Bovendien, de noodzaak van een LMO komt niet vanaf de uitrukpost zelf. Het gaat toch goed? Waarom zouden we harmoniseren? Een ander kritisch punt is dat we ervoor moeten waken geen wij/ zij-cultuur te krijgen. We hebben nu veelal onze eigen meldkamer. We moeten het gevoel behouden dat het ‘onze’ meldkamer is. Dat het niet alleen een leverancierklantrelatie wordt. Gezamenlijk aan het product werken, is een must.” Ondanks het lastige traject biedt het LMO voor de toekomst het perspectief goedkoper en beter te worden, volgens Slofstra. “Ook zullen we beter gefaciliteerd zijn met allerlei informatiesystemen.” Het is de bedoeling dat de LMO in 2017 gaat draaien. Daarop focust Brandweer Nederland. Slofstra besluit: “We zijn wel nieuwsgierig naar de detailplanning van de landelijke kwartiermaker LMO. Het transitieakkoord is getekend, naar verwachting in 2014 de regionale akkoorden. Dan rest de vraag wanneer het NMS opgeleverd kan worden, de ruggengraat van de LMO.” Betty Rombout is freelance journalist.

nummer 1

februari 2014

19


Veranderende Veranderende markt vraagt markt vraagt innovatieve innovatieve oplossingen oplossingen

Veranderende tijden vragen Veranderende om creatieve tijden oplossingen vragen omvoor creatieve ruimten, oplossingen gebouwenvoor en ruimten, gebouwen e infrastructuren. infrastructuren. En om onderbouwde adviezen En om onderbouwde voor de adviezen voor de Akoestiek Akoestiek Bouwfysica Bouwfysica Brandveiligheid Brandveiligheid Duurzaamheid Duurzaamheid Externe veiligheid Externe veiligheid Luchtkwaliteit Luchtkwaliteit Milieu Milieu

Uiteraard gestoeld op vakkennis Uiteraarden gestoeld de laatste op vakkennis inzichten. en Datde is laatste DPA Cauberg-Huygen: inzichten. Dat is DPA Cauberg-Huyg onderscheidend in kennis onderscheidend en kunde. in kennis en kunde.

De kracht van kennis enDe kunde kracht van kennis en kunde Als zelfstandige werkmaatschappij Als zelfstandige van de werkmaatschappij landelijk actievevan DPAde Groep landelijk werken actieve we op DPA Groep werken we topniveau aan toonaangevende topniveau projecten, aan toonaangevende ondersteundprojecten, door ons geavanceerde ondersteund door laboratorium. ons geavanceerde la Een prachtige werkomgeving Een prachtige aldus voor werkomgeving ondernemende aldus senior vooradviseurs. ondernemende Er is volop senior ruimte adviseurs. Er is vo om te ontwikkelen. om te ontwikkelen.

Join a winning team Join a winning team Onze integrale visie en Onze aanpak integrale dagen enthousiaste visie en aanpak professionals dagen enthousiaste iedere dagprofessionals weer uit om iedere dag wee verder te kijken. In een winnend verder te team, kijken.dat In gewend een winnend is groot team, te denken dat gewend en vooruit is groot te te kijken. denken en vooruit t Komt u ons team versterken? Komt uNeem ons team contact versterken? op met vestigingsdirecteur Neem contact op met Henk vestigingsdirecteur Spierenburg, Henk Spie 020 560 64 12 of h.spierenburg@chri.nl 020 560 64 12 of h.spierenburg@chri.nl

www.dpach.nl

www.dpach.nl

Duurzaam Gezond en Duurzaam Veilig Gezond en Veilig


viseurs bouwfysica, Senior adviseurs brandveiligheid bouwfysica, enbrandveiligheid energie/duurzaamheid: en energie/duurzaamheid:


Congres

Arjen de Kort

Private kwaliteitsborging komt eraan

Privaat wat kan, publiek wat moet? Wie is verantwoordelijk voor de brandveiligheid? Deze vraag hangt al langere tijd boven de markt en houdt publieke en private partijen bezig. Dat bleek eens te meer tijdens het jaarlijkse BBN Congres op 21 november 2013, waar aan de hand van het thema ‘Brand je niet aan de centen’ meerdere deskundigen vanuit hun eigen perspectief deze vraag probeerden te beantwoorden.

D

at de vraag wie verantwoordelijk is voor de brandveiligheid steeds urgenter wordt, bleek uit de presentatie van Bart Dunsbergen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Als programmamanager is hij verantwoordelijk voor het programma Private Kwaliteitsborging, waarin de visie van de commissie-Dekker op de bouwregelgeving – ‘privaat wat kan, publiek wat moet’ – is uitgewerkt.

Private kwaliteitsborging

Private kwaliteitsborging houdt in dat de initiatiefnemer het bouwproces zodanig organiseert dat er voldoende waarborgen zijn dat het eindresultaat voldoet aan het

Bouwbesluit. De instrumenten voor private kwaliteitsborging moeten zijn afgestemd op het type bouwwerk en op de risico’s die aan het bouwen zijn verbonden. Private kwaliteitsborging ziet toe op het gehele traject van de bouw: van initiatief tot en met de oplevering. Dunsbergen schetste in zijn presentatie onder andere de kaders van het nieuwe stelsel bouwregelgeving en zoomde specifiek in op wat dit zal gaan betekenen voor de brandveiligheid. Uitgangspunten hierbij zijn: t Private kwaliteitsborging, geen bouwplantoets. t De markt ontwikkelt private instrumenten. t Proportionaliteit, betaalbaarheid, risicoklassen.

Jaap Eikelboom (voormalig programmadirecteur Rgd) schetste het traject om na de Schiphol-brand 16.000 gevangeniscellen brandveilig te maken.

22

nummer 1

februari 2014

t De overheid stelt kaders. t Toelatingsorganisatie toetst en sanctioneert. t Het bevoegd gezag is betrokken. Verder vertelde hij dat de opdrachtgever in het nieuwe stelsel verantwoordelijk zal worden voor de brandveiligheid, dat de brandweer in een vroegtijdig stadium moet worden betrokken bij de ontwikkeling van bouwwerken met een hoog risico en dat de benodigde informatie beschikbaar moet zijn in de vorm van een opleverdossier. Afsluitend schetste Dunsbergen het tijdpad voor het programma: nadat het kabinet eind vorig jaar een brief erover naar de Tweede Kamer heeft gestuurd,

Bjorn Peters (DGMR, rechts) en Igor Santhagens (Rijksmuseum): “Stel met alle betrokken partijen vast welke risico’s wel en niet acceptabel zijn.”


Congres

volgt dit jaar het wetsvoorstel, waarna als alles voorspoedig verloopt de nieuwe wet per 1 januari 2015 van kracht kan worden.

Gebouweigenaar

Het congresprogramma was verder opgebouwd uit drie delen, waarin een aantal interessante cases en visies werden gepresenteerd. Zo schetste Jaap Eikelboom van Wise Consult en voormalig programmadirecteur bij de Rijksgebouwendienst het traject dat de Rgd heeft doorlopen na de Schiphol-brand in 2005, gericht op het brandveilig maken van 16.000 gevangeniscellen. Dat betekende concreet: alle cellen op nieuwbouwniveau brengen. Het was boeiend om te horen hoe een dergelijk project in een turbulente omgeving – zowel politiek, ambtelijk, als in de media – met vele stakeholders succesvol is afgerond. Het resultaat is dat de brandveiligheid in justitiële rijksinrichtingen substantieel is toegenomen, waardoor er nu sprake is van een brandveilige sector. Een andere fraaie praktijkcase betrof de renovatie van het Rijksmuseum. Bjorn Peters (DGMR) en Igor Santhagens (Rijksmuseum) deden hun verhaal eerder al in Brandveilig.com 2013, nummer 3. Daarom volstaan hier hun belangrijkste conclusies en aanbevelingen: benoem bij een dergelijk project de mogelijke risico’s, stel vervolgens met alle betrokken partijen vast welke risico’s wel en niet acceptabel zijn en kies ten slotte bewust voor een bepaald veiligheidsniveau.

Winst

Het belang om alle betrokkenen, ook het bevoegd gezag, in een zo vroeg mogelijk stadium bij een (nieuw)bouwproject te betrekken, kwam ook duidelijk naar voren in de presentatie van Arthur van der Geest (I/AA architecten) en Laurens Welberg (Brandweer Twente) over Medisch Spectrum Twente. Architect en brandweer trekken al vanaf de start van dit project in 2007 samen op, waarbij het uitgangspunt is dat de brandweer aan de hand van scenario’s meedenkt met de architect en de opdrachtgever en niet tot in detail zal controleren. Deze nieuwe rol van de brandweer en het gebruik van het model Integraal Plan Brandveiligheid heeft er nu

Marcel Koene (midden) ontving de nieuwe editie van ‘De essentiële bouwkundige controlepunten’ uit handen van dagvoorzitter Rob Frek (links). al toe geleid – de oplevering van het project is namelijk pas in 2016 – dat er goede beeldvorming is bij de repressieve dienst en alle betrokken partijen vertrouwen hebben in het proces. In dit programma-onderdeel ging ook Fred Hart van Brandweer Amsterdam-Amstelland in op de veranderende rol van de brandweer en wat zij als expertpartner kan betekenen op brandveiligheidsgebied. Want zoals de titel van zijn presentatie al aangaf – Bouwregelgeving garandeert geen brandveilig gebouw – kan de brandweer de gebouweigenaar/gebruiker helpen om de brandveiligheid op een aanvaardbaar niveau te houden.

Hoe

In het kader van de beantwoording van de centrale vraag wie verantwoordelijk is voor de brandveiligheid, was de visie van Wico Ankersmit (Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland) verhelderend. Hij sprak zijn zorg uit over de gedachte ‘privaat wat kan, publiek wat moet’, zoals deze zijn beslag lijkt te krijgen in het eerder door Dunsbergen geschetste nieuwe stelsel bouwregelgeving. Ankersmit scherpte dit aan tot ’privaat wat moet, publiek wat onvermijdelijk is’ en hield een pleidooi voor Bouw- en Woningtoezicht als onmisbare schakel in dit nieuwe stelsel.

punten. Het betreft een gezamenlijke publicatie van de Brandweer Nederland en Brandveilig Bouwen Nederland (BBN). Belangrijke wijzigingen in deze editie zijn doorgevoerd in de onderdelen industriële branddeuren, brandschermen en brandwerende doorvoeringen. De publicatie dient als hulpmiddel bij het controleren van de brandveiligheid van gebouwen en is bestemd voor iedereen die belang heeft bij een brandveilig gebouw, zoals gebouweigenaren, gebruikers, architecten, adviseurs, aanemers en toeleveranciers. De nieuwe editie van is gratis op te vragen via info@bbn.nu. Een pdf van deze publicatie kunt u downloaden op www. bbn.nu.

Essentiële controlepunten

Tijdens het congres werd de nieuwe editie van ‘De essentiële bouwkundige controlepunten’ gepresenteerd door Marcel Koene, lid van het projectteam Essentiële controle-

Fred Hart (Brandweer AmsterdamAmstelland) ging in op de veranderende rol van de brandweer.

nummer 1

februari 2014

23


Uit het brandlab

Efectis vindt groeiende markt in opslag gevaarlijke stoffen Efectis houdt zich als adviseur steeds vaker bezig met de opslag van gevaarlijke stoffen. Volgens projectleiders Rudolf van Mierlo en Tony Lemaire beschikt het brandinstituut over onmisbare kennis voor deze markt. ‘Wij kunnen een heel nuttige bijdrage leveren.’

B

edrijven die in Nederland gevaarlijke stoffen produceren, opslaan, transporteren of gebruiken, moeten voldoen aan de criteria omschreven in de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS). De actualisatie en het beheer van deze handreiking werd in 2008 door het kabinet overgedragen aan de nieuw opgerichte PGS beheersorganisatie, waarin onder meer VNO-NCW, MKB Nederland, VNG en de Inspectie SZW vertegenwoordigd zijn. Er bestaan verschillende softwarepakketten die voor bedrijven de risico’s berekenen waarmee het benodigde brandveiligheidsniveau is vast te stellen. Maar er is volgens Rudolf van Mierlo, projectleider bij Efectis, behoefte aan meer individuele oplossingen om aan de criteria in de PGS te voldoen of om een gelijkwaardig niveau te bereiken. Van Mierlo houdt zich in dit project bezig met bedrijven die aan hun productie gekoppelde gevaarlijke stoffen in opslaghallen hebben staan, zoals cosmetica- of verffabrikanten. “Dit is een wereldje waarin bedrijven werken met een aantal gangbare modellen. Maar niet altijd naar tevredenheid, omdat ze voor bepaalde situaties te conservatief zijn en tot meer voorzieningen leiden dan nodig.” Er is volgens Van Mierlo behoorlijk veel discussie over regels die te weinig veiligheid opleveren. “Daardoor geeft een bedrijf misschien veel geld uit aan maatregelen voor een relatief laag veiligheidsniveau. De vraag is of je niet op een betere manier aan de criteria kunt voldoen dan met standaardvoorschriften, die zijn opgesteld voor veel verschillende soorten opslag. Die voorschriften zijn dus niet geoptimaliseerd voor een bepaald

24

nummer 1

type opslag. Een cosmeticafabrikant moet zich aan voorschriften houden die eigenlijk gelden voor iemand die veel alcohol op een gevaarlijker wijze opslaat.”

Afwijkend

Afwijken van de norm kan, zegt Van Mierlo. “Maar dan heb je een partij nodig die voldoende kennis heeft van wat je eigenlijk wilt bereiken met je norm. Dat is de meerwaarde die wij kunnen leveren.” Tony Lemaire, die zich als adviseur heeft toegespitst op de opslag van gevaarlijke stoffen in grote, verticale, cilindrische tanks in bijvoorbeeld het Rotterdams havengebied, benadrukt dat de kennis van Efectis met name van waarde kan zijn als het gaat om oplossingen die afwijkend zijn. “We doen weinig standaarddingen, andere adviserende partijen kunnen dat vaak efficiënter. Zodra een situatie om de een of andere reden afwijkt, zie je dat andere adviserende partijen niet zo goed weten hoe ze daarmee om moeten gaan. Wij geven dan advies op maat.” Lemaire geeft een voorbeeld van een afwijkende situatie: “Neem zo’n grote opslagtank. Die kan warm worden als er brand woedt in een nabijgelegen tank. Normaal moet je die tank voorzien van een sprinklerinstallatie om hem koel te houden. Een alternatief is om die tank te isoleren. Daar hebben we vanuit de markt ook vragen over gehad. Kan dat? Hoe dik moet je dat isoleren en onder welke omstandigheden? Met onze kennis van materiaalgedrag bij brand kunnen wij een te verantwoorden berekening maken en goed adviseren.” Ook voor bedrijven die op kleinere schaal gevaarlijke stoffen opslaan in een hal, kijkt

februari 2014

Efectis naar een effectievere manier om aan de veiligheidseisen te voldoen. Bijvoorbeeld met zeer open beton. Van Mierlo: “Een van de grootste problemen die in zo’n hal kunnen voorkomen, is een plasbrand als gevolg van een lekke tank of verpakking. Plassen lopen uit over een groot oppervlak en met een zeer groot brandvermogen. Met zeer open beton zakt de vloeistof meteen in de vloer, waardoor het vermogen vele malen minder wordt. Dat is een veiligheidsmaatregel als aanvulling op blussystemen, die we met ingenieursbureau Tebodin aan het ontwikkelen zijn. Die blussystemen kun je dan reduceren.”

Prioriteiten

Efectis is ook bezig een brandscan voor deze markt te ontwikkelen. Van Mierlo: “In 2002 zijn we in de bouwsector gestart met het toepassen van instrumenten waarmee het belang van een tekort duidelijk wordt, zodat je prioriteiten kunt stellen. Dat belang komt voort uit de doelen die je met de brandveiligheidsmaatregelen wilt nastreven. De ministeries van Binnenlandse Zaken en Defensie hebben onze brandscan al in honderden gebouwen toegepast. Nu willen we eenzelfde methodiek opzetten voor de opslag van gevaarlijk stoffen. We zoeken hiervoor nog partners uit de sector.” Met de brandscan van Efectis kunnen bedrijven volgens Van Mierlo veel beter inzien waarom ze zich aan bepaalde regels moeten houden en welke mogelijkheden er zijn om daar vanaf te wijken. “Bedrijven in de branche van gevaarlijke stoffen hebben heel erg de neiging om zich aan de norm te houden, want dan zitten ze goed bij de overheid. Maar dit instrument, de brandscan, levert de eindgebruiker de kennis om be bepalen of hij zijn geld wellicht beter ergens anders kan uitgeven binnen het pakket van brandveiligheidsmaatregelen.”


Uit het brandlab

Efectis verwacht als adviseur een belangrijke rol te kunnen spelen in de markt van gevaarlijke opslag, weet Van Mierlo: “We kunnen een heel nuttige bijdrage leveren en we willen dan ook een toenemend deel van onze omzet uit deze markt halen.”

Nichespeler

Echter, snel is de voortgang nog niet, heeft Van Mierlo gemerkt. “Het duurt een tijdje voordat ze doorhebben wat ze aan ons hebben. Als ze je kennen, roepen ze je direct in. Meestal kom je binnen via een

adviserende partij die een deel van het project aan ons uitbesteedt.” De adviseur van de adviseur dus, een TNO-traditie. “De meeste grote adviesbureaus hebben een groot scala aan kennis, maar minder kennis in de diepte”, aldus Van Mierlo. “Efectis is een nichespeler met specifieke, diepgaande kennis van brandveiligheid. We proberen onze kennis dus ook in te brengen als meerwaarde voor de advisering in deze industrie. Het gaat ons erom dat de klant een goed eindproduct heeft, tegen een reële investering.”

UIT HET BRANDLAB

‘Brandwerende doorvoeringen transportbanden vaak ad hoc’

In elke uitgave van Brandveilig.com verzorgt Efectis enkele pagina’s. Met meer dan tweehonderd medewerkers is Efectis de grootste organisatie die is gericht op brandveiligheid in Europa. De Efectis groep heeft vestigingen in Nederland (Rijswijk), Frankrijk (Parijs, Metz, Lyon, Montpellier en Bordeaux), Spanje (Madrid) en Turkije (Istanbul) en beschikt naast deskundig personeel over een uniek en breed scala aan beproevingsfaciliteiten en moderne computersimulatiemiddelen. Verder onderhoudt Efectis actief relaties met de brandweer en toezichthouders en ook met kennisinstellingen, zoals universiteiten en onderzoeksinstanties. Hierdoor is Efectis in staat voor haar brede klantenkring altijd snel een pasklaar antwoord of oplossing te genereren. Meer informatie: www.efectis.nl

Efectis Nederland heeft nog maar weinig testen uitgevoerd op brandwerende doorvoeringen van transportbanden die door een brandscheiding gaan. ‘Deze situaties komen veelvuldig voor, waarschijnlijk zonder geteste oplossingen.’ Daar wil het brandinstituut verandering in brengen. Talloze bedrijven maken gebruik van transportbanden. Denk bijvoorbeeld aan postbedrijven en luchthavens. Wanneer een transportband door een brandscheiding gaat, moet er een oplossing komen om die opening af te dichten in het geval van brand of rook. Immers, branddoorslag kan juist in dergelijke situaties vaak grote gevolgen hebben. In het verleden heeft Efectis maar zelden testen uitgevoerd op dergelijke brandwerende doorvoeringen. “Dat verbaast ons”, zegt Paul Kortekaas, projectleider constructiegedrag bij brand. “Waarschijnlijk wordt het in de praktijk ad hoc opgelost. Meestal gebeurt dat in twee delen. Eén onderneming kijkt of er geen spullen onder het luik kunnen staan en voor het brandwerende luik zelf verwijzen ze door naar een deurfabrikant die met een oplossing komt.” Kortekaas vraagt zich af of alle aspecten worden beoordeeld. “Een luik sluit alleen maar de opening boven de transportband af. Maar is er ook tussen de transportband

gekeken? Kunnen voorwerpen op de transportband de afdichting blokkeren? En welke materialen zijn gebruikt voor de transportband?

Norm

Er bestaat sinds 2004 een geharmoniseerde norm voor het testen van dit soort brandwerende doorvoeringen: de EN 1366-7. “Het lijkt een beetje op het testen van een deurconstructie”, legt Kortekaas uit. “Dus een open- en sluitcyclus en een brandproef. Maar we testen of beoordelen ook of dat voorwerp op de band inderdaad weg is op het moment dat het luik naar beneden komt.” De norm beschrijft veel verschillende uitvoeringen, aangezien er veel verschillende transportbanden en doorvoeringsafdichtingen bestaan. Kortekaas: “Sluit het luik in de opening of ervoor, horizontaal of verticaal? Het kunnen zelfs buizen zijn waarin door middel van lucht objecten getranspor-

teerd worden. Die kun je afsluiten met een soort guillotine, een klep die erdoorheen valt. Of je zorgt ervoor dat die buis goed geïsoleerd is.” Efectis wil zich meer in deze markt begeven om te kijken welke oplossingen bedrijven toepassen. “We richten ons op de praktijksituaties”, aldus Kortekaas. “We zullen de markt erop attent maken dat er een geharmoniseerde norm is en dat je als fabrikant een aantal testen zou moeten laten uitvoeren als je een oplossing denkt te hebben die je wilt toepassen.”

Bewustzijn

Het doel van Efectis? “Bewustzijn creëren, dan zijn we al heel tevreden. We hopen dat er op den duur meer fabrikanten zijn die een proef laten uitvoeren, als teken dat de markt zich op dit gebied ontwikkelt. Je kunt zeggen: ‘het zal wel goed gaan’, maar met een proef weet je het zeker. Ook inspecteurs moeten hier goed op letten.”

nummer 1

februari 2014

25


Uit het brandlab

SBR/ISSO-publicatie ‘Brandveilige doorvoeringen’

Koude rook weren

Van de SBR/ISSO-publicatie ‘Brandveilige doorvoeringen’ uit 2010 komt in april of mei een update uit. In de komende edities van ‘Uit het brandlab’ zoomt Carolien Boot-Dijkhuis, auteur van de bestaande en de nieuwe publicatie, in op een bepaald aspect van de update. Deze keer: het weren van koude rook bij doorvoeringen.

De update van Brandveilige doorvoeringen gaat onder meer in op de nieuwe norm NEN 6075:2011 (incl. C1:2012), die gericht is op het weren van (relatief) koude rook. “De norm is nog niet van kracht, maar we geven in de nieuw publicatie wel aan hoe eraan te voldoen”, zegt Carolien Boot-Dijkhuis. De verwachting is dat het Bouwbesluit de nieuwe norm dit jaar of volgend jaar zal aansturen. “Deze norm moet ervoor zorgen dat een vluchtroute langer rookvrij blijft en schade door rook en roet beperkt blijft.” De nieuwe norm NEN 6075 onderscheidt rook van 20 °C (= rookdoorlatendheid Sa) en rook van 200 °C (= rookdoorlatendheid S200). Het doel van de nieuwe norm is het tegengaan van relatief koude rook in de beginfase van een brand. De nieuwe publicatie van Brandveilige doorvoeringen

standaard brandkromme. Om aan dit criterium te voldoen, worden brandwerende voorzieningen aangebracht zoals brandwerende strippen (rondom deuren), brandmanchetten (bij kunststof leidingen) en brandkleppen met smeltlood (in luchtkanalen). Boot-Dijkhuis: “Een strip in een deur schuimt op bij zo’n 120 tot 150 °C. Grafiet in manchetten schuimt ook op bij 120 tot 150 °C. Een brandklep in een ventilatiekanaal sluit bij 70 °C.” Echter, tijdens de eerste fase van een brand (voor flash-over) is er sprake van veel rook van relatief lage temperatuur. Totdat de strip of het grafiet is opgeschuimd of de smeltlood de brandklep heeft gesloten, kan veel rook zich via dat constructieonderdeel verspreiden. De nieuwe norm schrijft voor dat de klep in het ventilatiekanaal moet sluiten als er

Het is zinvol om nu al in te spelen op toekomstige eisen bespreekt de gevolgen van de nieuwe NEN 6075 en welke maatregelen ter plaatse van de doorvoeringen van leidingen, kabels en luchtkanalen nodig zijn om aan de eisen te voldoen.

Huidige rookscheiding

In tegenstelling tot wat veel mensen denken, houdt een huidige rookscheiding (gebaseerd op NEN 6075:1991 inclusief C1:2005) de rook niet altijd tegen. Volgens deze norm is er sprake van een dertig minuten rookwerende constructie als de constructie gedurende twintig minuten aan het criterium ‘vlamdichtheid op afdichting’ voldoet, beproefd volgens de

26

nummer 1

rook ontstaat in de ruimte van waaruit de rookwerendheid wordt bepaald. Dit kan door te kiezen voor een rookmeldergestuurde klep. Boot-Dijkhuis: “De klep blijft dan niet openstaan totdat een temperatuur van 70 °C is bereikt, maar sluit zodra er een brandmelding is. Bij aansturing door de brandmeldinstallatie is het mogelijk meer kleppen tegelijkertijd aan te sturen. Een bijkomend voordeel is dat onderhoud op afstand eenvoudig kan plaatsvinden.”

Leidingen

Als brandwerende – en tevens rookwerende – oplossing bij kunststof leidingen

februari 2014

Via een te ruim geplaatst manchet kan veel rookverspreiding plaatsvinden.

plaatst men vaak manchetten rondom die leidingen. Daarbij is de ruimte tussen de buis en de sparingswand niet altijd dicht. “De manchet moet naadloos om de buis zitten. Een compriband tussen het manchet en de buis is ook een oplossing. Uiteraard kan er ook voor worden gekozen de ruimte tussen buis en sparingswand te dichten.” Volgens Boot-Dijkhuis is het zinvol om nu al in te spelen op de nieuwe eisen die eraan komen. “Als adviseur bij bijvoorbeeld een verbouwing van een ziekenhuis, zal ik er zeker op wijzen dat het ontbreken van een rookscheiding die relatief koude rook weert, niet bevorderlijk is voor het rookvrij vluchten. En dat verspreiding van rook veel roetschade kan veroorzaken. Als ze toch gaan verbouwen, is het verstandig om bijvoorbeeld door de rookmelder aangestuurde brandkleppen aan te brengen. Het is enkel een advies, nog geen eis.”


Onderzoek

Wim van Alphen en Hendrik Jongerden

Veiligheid van brandweerpersoneel

Soms is niet optimaliseren beter Veiligheid van brandweerpersoneel is een heikel onderwerp. Brandweermensen in de uitrukdienst kunnen meer risico’s lopen. Immers, bij gevaarlijke situaties waar andere mensen wegvluchten, gaan brandweermensen juist naar het gevaar toe.

V

eiligheid van brandweermensen is voortdurend een aandachtspunt. Ook bij de recente ontwikkelingen rond het inzetten van kleinere uitrukeenheden. In een onderzoek werd daarom nagegaan of er door de inzet van kleinere eenheden efficiënter te werken valt en in hoeverre de veiligheid dan in het geding zou kunnen komen. De grote vraag daarbij was of de bemanning van zo’n kleine uitrukeenheid zichzelf weet te bedwingen om bepaalde situaties al aan te pakken terwijl dat eigenlijk onverantwoord is zonder de aanwezigheid van extra hulptroepen. Als deze kleine uitrukploeg zich het incident ’in laat zuigen’, zou dat onverantwoord grote risico’s kunnen opleveren. Met de steeds toenemende eigen verantwoordelijkheid van bedrijven voor de brandveiligheid, is het van belang dat deze weten in welke mate en bij welke scenario’s zij kunnen rekenen op externe hulptroepen. Afhankelijk daarvan moeten zij in hun eigen bedrijfshulpverleningsorganisatie of bedrijfsnoodorganisatie aanpassingen doorvoeren.

Gebruikelijke gang van zaken

Normaliter wordt bij een melding eerst een groep van zes brandweermensen verzameld, die vervolgens met een groot

brandweervoertuig (de Tankautospuit TA6 of TS6) naar het incident gaan. Dit heeft als voordeel dat er dan altijd een grote ploeg aanwezig is en veel incidenten kunnen worden aangepakt. Nadeel is dat het soms veel tijd kost voordat er een

hoeven te komen. Bovendien is de kleinereTS2-auto sneller ter plaatse. De inzet kan dan eerder gebeuren, met mogelijk winst in de veiligheid. Een TS2 zal namelijk vaker met een minder ver ontwikkelde brand in aanraking komen

Een goede afstemming met de BHVorganisaties kan de veiligheid verder vergroten complete ploeg van zes mensen in de kazerne aanwezig is, zeker bij vrijwilligerskorpsen. Ook kan het een nadeel zijn dat de relatief grote auto minder snel ter plaatse is.

Snel interventieteam

De wetgever biedt sinds 2010 de mogelijkheid om af te wijken van de traditionele bezetting van zes personen. Daarom is het idee ontstaan om met een kleinere ploeg in een kleinere auto te gaan opereren, een zogenoemd snel interventieteam bestaande uit slechts twee brandweermensen: de TS2 of SIV. Het gevolg is dat er sneller kan worden uitgerukt, omdat er in eerste instantie minder mensen naar de kazerne

dan een TS6. De risico’s voor het brandweerpersoneel zijn daarmee kleiner. Omgekeerd gesteld: elke minuut dat een TS6 later dan een TS2 aankomt, zal de temperatuur van een zich ontwikkelende brand met 100 graden opgelopen zijn, met een toenemende kans op een flash-over (bij 800 0C) en bijgevolg grotere risico’s voor het brandweerpersoneel. De kans om nog slachtoffers te redden, is ook kleiner. In het onderzochte concept wordt achter de TS2 een TS4 aan gestuurd. De TS4 bestaat uit een even grote auto als de TS6, echter met slechts 4 brandweerlieden. Door een TS4 achter een TS2 aan te sturen, is enige tijd na aankomst van de TS2 toch een totale ploeg van 6 mensen

nummer 1

februari 2014

27


Onderzoek

ter plaatse. Het concept werkt ook omgekeerd: eerst rukt een TS4 uit en een TS2 sluit aan.

Experiment

Bij het experiment werd gewerkt met ploegen TS6, TS2 en TS4. In een reeks scenario’s met verschillende zwaartes onderzocht men in hoeverre de veiligheid en effectiviteit van de gecombineerde ploegen in het geding was tijdens de uitruk. Bewust viel de keuze op scenario’s die relatief grote risico’s kunnen opleveren: veelal die met brand, kans op explosies en aanwezigheid van gevaarlijke stoffen. Het aantal keren dat deze grotere scenario’s in werkelijkheid optreden, is relatief klein.

Resultaten

De TS2 bleek daadwerkelijk in staat om de eerste vijf minuten na aankomst effectief op te treden zonder dat de veiligheid van het brandweerpersoneel daarop inboette. Geen enkele keer liet een TS2-ploeg zich het incident inzuigen, maar maakte pas op de plaats om op de hulptroepen van de TS4 te wachten. Uit het onderzoek bleek zelfs dat effectiviteit en efficiency bij de inzet van een TS2 of TS4 hoger lijken te zijn dan bij de inzet van een TS6. Dit geldt zowel voor het redden van slachtoffers als voor de eerste blussing van de brandhaard. Behalve de aspecten van effectiviteit en efficiency, viel die van verantwoordelijkheid rondom veiligheid op. In de opleidingsstructuur van de brandweer krijgt de bevelvoerder de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de totale eenheid, terwijl ook de manschappen daar een verantwoordelijkheid in hebben. Binnen de brandweer ziet men de verantwoordelijkheid van de bevelvoerder als een serieuze taak, de bevelvoerder is immers de leidinggevende. Aan de andere kant is het de vraag in hoeverre de bevelvoerder deze verantwoordelijkheid waar kan maken. De brandweer kent grote subjectieve componenten waardoor manschappen een eigen visie op veiligheid hebben. Dit zorgt voor een discrepantie tussen de verantwoordelijkheden rondom veiligheid van de bevelvoerder en de inschattingen hiervan door de manschappen.

28

nummer 1

Algemene bevindingen

De veiligheid en effectiviteit van het optreden bleken een grote mate van subjectiviteit in zich te hebben. Veel keuzes die gemaakt worden binnen de brandweer berusten op subjectieve inschattingen van de bevelvoerder en/of manschappen. Deze lijken gebaseerd te zijn op een veelheid aan factoren: t kennis en ervaring van de aanwezige functionarissen; t kennis van routinematig handelen; t persoonlijkheidsstructuur van de bevelvoerder en de manschappen; t de daadkracht van het aanwezige personeel; t de mate van onderling overleg (deze is groter bij de TS6 dan bij de TS2); t het op elkaar ingespeeld zijn; t de goede werking van de communicatiemiddelen; t niet vergeten van standaardhandelingen.

Gevaarlijke stoffen

Uit het experiment bleek ook dat de brandweer in scenario´s met gevaarlijke stoffen niet goed optrad. Ongeacht de samenstelling van de repressieve eenheid (TS6, TS4 of TS2) lijkt bij gevaarlijke stoffen alles fout te gaan. Over het algemeen heeft men te weinig kennis over gevaarlijke stoffen, waardoor men de gevaren niet goed in kan schatten en verkeerd acteert. Dit lijkt voor een deel te komen door een geringe incidentervaring met

beiden lopen het risico te worden getroffen door de directe explosieve kracht of door weggeblazen voorwerpen, muurtjes of vallende plafonds. Maar in de huidige brandweercultuur is ‘met zijn tweeën’ nog het mantra.

Aanbevelingen

Op basis van de bevindingen van het onderzoek is voorgesteld het werken met de variabele voertuigbezetting (snelle interventieteams) voort te zetten en zelfs te verbreden naar andere regio’s. Bij die verdere verbreding is het van belang om op basis van de werkelijke uitrukken voortdurend de effectiviteit, de efficiency en de veiligheid te evalueren en te bekijken of de bij het onderzoek verkregen resultaten in de praktijk stand houden (en dus valide zijn). Van belang bij de verdere verbreding is het al bij de meldingen maken van een goede selectie ´aan de voorkant´ over de keuze van de inzet. Afhankelijk van de risico’s bij het object dient in de meldkamer het besluit te vallen om wel of geen TS2 in te zetten. Een TS2 kan een groot deel van de meldingen effectief en efficiënt afdoen. Maar mogelijk is het beter om bij hoogrisico-objecten juist geen TS2 te sturen. Dit vraagt een aangepaste werkwijze van de meldkamers, waar men veel meer gericht zal moeten doorvragen. Wegens de korte tijd die daarvoor beschikbaar is, moeten de risico’s bij de objecten van tevoren al in hoofdlijnen bekend zijn. Dit vraagt om een

Bedrijven moeten weten in welke mate zij kunnen rekenen op externe hulptroepen gevaarlijke stoffen doordat zulke incidenten in de dagelijkse praktijk niet vaak voorkomen. Opvallend is het gehanteerde uitgangspunt dat men altijd met zijn tweeën moet blijven. In veel situaties is dit terecht. Bij explosiegevaar is dat echter maar de vraag. Als er echt een explosie optreedt, heeft de directe nabijheid van een tweede man geen enkel voordeel. Sterker nog:

februari 2014

goede voorbereiding: de regio’s moeten de risico’s al in kaart hebben gebracht via de objectrisicoanalyse in de ‘warme risicoinventarisatie & -evaluatie’ (warme RI&E, zie hierna).

Risico’s

Om de risico’s voor brandweerpersoneel goed in kaart te brengen, is in 2006 al een instrument ontwikkeld door de toenma-


Onderzoek

lige Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg en Rampenbestrijding (nu Brandweer Nederland): de Leidraad Inventarisatie Veiligheidsaspecten bij Repressief Optreden. Deze heet ook wel ‘de warme RI&E’, omdat hij zich expliciet richt op de risico’s tijdens de uitruk. Deze aanpak levert een goed beeld op van de risico’s en maakt doeltreffende maatregelen mogelijk om die te reduceren. Het zou verstandig zijn om de verbreding van de variabele voertuigbezetting voorlopig alleen tot die regio’s te beperken die hun objectrisicoanalyse al helemaal op orde hebben en bijgevolg vooraf al kunnen kiezen voor welke objecten zij de TS2 of TS4 wel in kunnen zetten en voor welke per se niet. Dat laatste met name om de mensen tegen zichzelf te beschermen.

Beoogd doel

Het gevolg van de verdere uitbouw van de snelle interventieteams in de vorm van TS2-wagens is dat er relatief minder grote

TS6-auto´s nodig zijn. In de regio´s zal dan in veel kleinere dorpskernen een TS2 staan en op centrale punten een grotere TS4- of TS6-auto. Het doel: een veel efficiëntere inzet. Deze ontwikkelingen en een goede afstemming met de bedrijfshulpverleningsorganisaties binnen de bedrijven maken het mogelijk de veiligheid verder te vergroten.

Speeltje

Het is zaak om de betekenis van de grote brandweerauto’s op de betrokkenheid van beroepskrachten en vrijwilligers niet te onderschatten. Die grote auto’s zijn hun ‘speeltje’, daar lopen zij warm voor, daar ontlenen sommige beroepskrachten en vrijwilligers ook hun status aan. Voor veel brandweermensen vormen die grote auto’s de bindende factor en de motiverende kracht om bij de brandweer te gaan en te blijven. Met het wegvallen van de grote auto’s zouden binding en motivatie ook weleens kunnen wegvallen. Als dat een onderbezetting van de korpsen zou

veroorzaken, is de veiligheid daar natuurlijk niet mee gediend. De ontwikkelingen staan nu eenmaal niet stil en we willen almaar verder optimaliseren. Blustechnieken verbeteren, en ook willen we niet terug naar brandweerauto’s met 35 man op de wagen die elkaar emmers water of zand doorgeven. Met deze kleinere en snellere interventieteams is bij veel incidenten eerder en efficiënter ingrijpen mogelijk. De uitdaging zit er echter in om dit in sommige situaties (met te grote risico’s) juist niet te doen. Dat vraagt om een flexibele cultuur bij Brandweer Nederland. Wim van Alphen is hoger veiligheidskundige/arbeidshygiënist en verbonden aan de stichting Post Hoger Onderwijs (PHOV) te Utrecht. Hendrik Jongerden is beleidsmedewerker preparatie, repressie en nazorg en verbonden aan Brandweer Gooi en Vechtstreek.

nummer 1

februari 2014

29


Sprinklers

John van Lierop

Effectief en efficiënt detecteren, bestrijden en zelfs blussen

Brandveiliger met woningsprinklers

De publicatie ‘Brandveiliger met woningsprinklers’ van de Nederlandse Organisatie voor Brandveiligheid (NOVB) informeert huiseigenaren, bewoners, architecten, woningcorporaties, zorginstellingen en projectontwikkelaars over alle aspecten van woningsprinklers. des te meer nu de sterke tendens is dat deze risicogroep zich snel uitbreidt. Ouderen blijven immers, vaak gedwongen door overheidsbeleid, langer zelfstandig wonen.

Brandveilige woningen

I

n Nederland zorgen branden in de huiselijke omgeving voor de meeste slachtoffers, vaak beperkt zelfredzamen. Volgens het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) is liefst 73 procent van de slachtoffers overleden voordat de brandweer ter plaatse is. De meeste slachtoffers (47 procent) zijn 60 jaar of ouder, hoewel die groep ‘maar’ 22 procentvan de Nederlandse populatie uitmaakt.

Veilig vluchten

De NOVB is van mening dat de woningsprinklerinstallatie hét middel is om de

30

nummer 1

brandveiligheid significant te verhogen. Het is volgens haar een effectief middel, vooral omdat een woningsprinkler alleen bij een werkelijke brand automatisch start met blussen. Uit onderzoek blijkt dat het aantal dodelijke slachtoffers met minimaal 82 procent, het aantal gewonden met minimaal 60 procent en de materiële schade met minimaal 50 procent afneemt. De NOVB pleit voor het verplichten van sprinklerinstallaties, zeker in de woningen van de kwetsbaren in onze samenleving. Juist voor die risicogroep valt er vaak zelf niets te kiezen. Deze aanbeveling klemt

februari 2014

De overheid heeft bij wet een minimaal brandveiligheidsniveau vastgesteld. Bij die ondergrens zijn slachtoffers een ‘geaccepteerd’ risico. Een huis vormt in de meeste gevallen één brandcompartiment, wat betekent dat de brand zich binnen de buitenmuren ongehinderd kan ontwikkelen. De wetgever bepaalt de maximaal toelaatbare vluchtweglengte, waarin opmerkelijk genoeg de mate van zelfredzaamheid van bewoners geen enkel criterium is. Sinds 2003 is in nieuwbouwhuizen de rookmelder wettelijk verplicht gesteld, wat de brandveiligheid positief heeft beïnvloed. De rookmelder kent echter ook beperkingen. Zo blijken veel rookmelders niet te werken en recentelijk onderzoek toont aan dat veel kinderen niet wakker worden van een rookmelder die afgaat. In de praktijk blijkt dat projectontwikkelaars en huizenbouwers op het gebied van brandveiligheid niet verder gaan dan het minimumniveau. Dit komt vooral door de sterke prijsconcurrentie. Men heeft geen belang bij het bouwen van (brand)veiligere woningen. Sterker nog: commercieel gezien is brandveiliger bouwen voor hen onaantrekkelijk. Ook blijken kopers van


Sprinklers

woningen zich niet of nauwelijks bewust te zijn van de mate van brandveiligheid van hun woning. Het zou veel beter zijn als bewoners kunnen kiezen voor een woningsprinklerinstallatie en daarmee voor meer veiligheid van hun gezin.

Woningbranden en slachtoffers

Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek was in 2011 sprake van 5.466 woningbranden met een schadebedrag van bijna 83 miljoen euro. In 2011 kwamen bij brand 63 mensen om en bedroeg het aantal gewonden 882. Het IFV onderzoekt iedere brand met dodelijke slachtoffers. Branden als gevolg van brandstichting, moord of zelfmoord sluit het IFV uit. In 2011 en in 2012 registreerde het instituut 28 dodelijke brandslachtoffers. In de periode 2008-2012 hebben in totaal 148 (niet-opzettelijke) woningbranden 160 dodelijke slachtoffers geëist.

FEITEN, GEEN FABELS t Alleen sprinklers die worden verhit door brand gaan sproeien. t Sprinklers reageren niet op rook van sigaretten of kooklucht. t Sprinklers gebruiken minder water dan de brandweer. t Sprinklers blijken bij een brand van onschatbare waarde.

rookmelder kan een bewoner besluiten tot een hoger brandveiligheidsniveau door te kiezen voor een woningsprinklerinstallatie. Projectontwikkelaars die goed luisteren naar hun klanten bieden die optie gelukkig steeds vaker aan. De NOVB vindt dat de overheid in de weten regelgeving in maatregelen zou moeten voorzien die aansluiten bij de risico’s. Zo zou het logisch zijn om bewoners met een beperkte zelfredzaamheid te beschermen met een woningsprinklerinstallatie. Hoe kan men anders tijdig veilig vluchten als men afhankelijk is van de hulp van anderen? In andere landen zijn dergelijke wettelijke maatregelen reeds genomen.

Wijzigingen in de woonomgeving

Onderzoek wijst uit dat in de afgelopen jaren de overlevingstijd in een ruimte waar brand ontstaat gereduceerd is van 17 naar 3 minuten. Dat komt vooral doordat de afgelopen 20 jaar de wijze van woninginrichting drastisch is gewijzigd. De inrichting van woningen bevat veel meer materialen die bij verhitting brandbare rookgassen uitstoten die op een bepaald

Effectieve brandbestrijding

Automatische sprinklersystemen bestaan al meer dan 100 jaar en hebben ruimschoots bewezen dat ze effectief en efficiënt branden detecteren, bestrijden en

Sprinklers reageren op vuur en hete rook, niet op rook van sigaretten en kooklucht moment, bij aanwezigheid van voldoende zuurstof, ontbranden. Afgezien van de toegenomen vuurlast, beschikken huishoudens over steeds meer elektrische apparaten die de kans op het ontstaan van brand vergroten.

Langer zelfstandig wonen

De overheid bepaalde in 2012 dat mensen met een lichte zorgbehoefte geen recht hebben op een plek in een verzorgingstehuis. Het gevolg is dat de groep zelfstandig wonende ouderen snel groeit. Juist die groep blijkt eerder slachtoffer te zijn van de gevolgen van een brand. Ouderen blijken vaak niet in staat tijdig te vluchten, bijvoorbeeld doordat ze zijn aangewezen op een traplift, een rollator of een ander hulpmiddel.

Brandveiligheid is een keuze

De eigenaar/bewoner van een woning is zelf verantwoordelijk voor de brandveiligheid. Naast de wettelijk verplichte

meestal ook blussen. Sprinklers redden mensenlevens en voorkomen verlies van gebouwen en goederen. Speciaal voor woningen zijn er de afgelopen decennia oplossingen ontwikkeld. De woningsprinklerinstallatie heeft als primair doel veilig vluchten mogelijk te maken. In nieuwbouwwoningen en appartementen zijn woningsprinklers eenvoudig aan te brengen tegelijk met andere voorzieningen, zoals water, verwarming en elektriciteit. In bestaande woningen, ook met betonnen plafonds, zijn woningsprinklers te installeren. Dankzij zogenoemde wandsprinklers is het maken van leidingwerk naar het midden van het plafond overbodig. Met slimme oplossingen is het leidingwerk goed weg te werken.

Werking sprinklerinstallatie

Een sprinklerinstallatie bestrijdt een brand geheel automatisch, zonder tussenkomst van mensen, snel en doeltreffend. De brand blijft tot één

nummer 1

februari 2014

31


Sprinklers

ruimte beperkt, waardoor de gevolgen van een brand minimaal zijn. In de meeste gevallen blijkt de brand al geblust als de brandweer arriveert. De temperatuur en de schadelijke stoffen die vrijkomen bij de brand bepalen, samen met de conditie van een bewoner, de overlevingstijd. De woningsprinkler is ontwikkeld om typische woningbranden onder controle te houden: in de ruimte met de brand wordt een situatie gecreëerd waarin mensen het korte tijd kunnen ‘uithouden’.

rookmelder. Woningsprinklers reageren sneller op een brand en sproeien, anders dan industriële sprinklers, het water meer naar de wanden, waar zich de kasten en gordijnen bevinden. Ook sproeien zij meer water in hete rookgassen en voorkomen zo de eerder genoemde flash-over. Sprinklersystemen zijn betrouwbaar. De afgelopen jaren is gewerkt aan verdere vereenvoudiging van vooral de woningsprinklerinstallatie, met een positief gevolg voor de kostprijs. Nederland beschikt over een zeer betrouwbaar water-

Het primaire doel van een woningsprinklerinstallatie is bescherming van personen

TESTPROTOCOL Een sprinklerinstallatie is effectief wanneer deze tijdens een ‘vastgestelde’ brand voorkomt dat diverse criteria zoals maximumtemperatuur en CO-gehalte worden overschreden. Het testprotocol is de UL 1626 waarin de maximale gemiddelde temperatuur op ooghoogte (1,6 meter) midden in de ruimte niet meer mag zijn dan 93 ºC. De temperatuur van het plafondoppervlak moet onder 260 ºC blijven. UL 1626 schrijft een maximale luchttemperatuur van

Een woningsprinklersysteem bestaat uit sprinklerkoppen die verbonden zijn met een watervoorziening, bijvoorbeeld de waterleiding. In iedere afzonderlijke sprinklerkop bevindt zich een hittegevoelig element dat bij een bepaalde temperatuur water doorlaat, zo de brand bestrijdt en de ruimte koelt. Sprinklers reageren met andere woorden op vuur en hete rook en niet op rook van sigaretten en kooklucht, zoals vaak wordt gedacht. Er zijn vele uitvoeringen en soorten sprinklers, die kleiner zijn dan een

leidingnet waar het sprinklersysteem direct op aan te sluiten is. Door het toilet te combineren met de woningsprinklerinstallatie wordt deze bij iedere toiletspoeling automatisch getest.

Kwaliteit

Voor een effectieve werking van woningsprinklerinstallaties zijn ontwerpnormen vastgesteld, waaronder de NFPA13D. Binnenkort beschikt Nederland over de NEN-2077 Sprinklers voor woonomgeving. De kwaliteit is ook afhankelijk van de werkwijze van het installatiebedrijf. Een nieuwe certificeringsregeling waarborgt dat de installatiebedrijven over voldoende kennis en ervaring beschikken voor de aanleg van een woningsprinklerinstallatie. Vooral installateurs die in woningen de waterleiding, het sanitair en de centrale verwarming aanleggen, zullen in toenemende mate beschikken over de benodigde expertise voor het aanleggen van een woningsprinklerinstallatie.

Woningsprinklerinstallatie

Sprinklerinstallaties zijn in eerste instantie ontwikkeld om het verlies van goederen en gebouwen te voorkomen. Vooral de verzekeraars speelden hierin een belangrijke rol. In de jaren ‘70 van de vorige eeuw is het ‘Life Safety’-concept ontwikkeld, specifiek voor bescherming

32

nummer 1

februari 2014

316 ºC voor. Daarnaast dient het CO-gehalte onder 1.500 PPM te blijven.

van mensen. Dit resulteerde in beveiligingsvoorschriften voor de woonomgeving. Sprinklerinstallaties in de industrie en de utiliteitsbouw moeten gebouwen en goederen beschermen én de mensen die daarin aanwezig zijn. Het primaire doel van een woningsprinklerinstallatie is de bescherming van personen. In de praktijk blijkt dat woningsprinklers de brand ook vaak blussen. Dit soort sprinklers is speciaal ontwikkeld voor de woonomgeving: woonkamer, keuken en slaapkamer. De sprinklerkoppen zijn ook te combineren met reguliere sprinklersystemen voor bijvoorbeeld ziekenhuizen en woontorens. De gehele position paper en informatie over de Nederlandse Organisatie voor Brandveiligheid is terug te vinden op: http://brandveiligwonen.org. John van Lierop werkt bij het European Fire Sprinkler Network (EFSN) en de Nederlandse Organisatie voor Brandveiligheid (NOVB), john.van.lierop@novb.nl.


Congres

Nationaal Brandveiligheidscongres 2014

Veranderen van gebouwen Wat vinden we als Nederlandse marktpartijen een acceptabel brandveiligheidsniveau in bestaande gebouwen? Waar loop je tegenaan als een gebouw van functie verandert? Wat is het van ‘rechtens verkregen niveau’? En hoe kun je als beheerder of eigenaar zo goed mogelijk inspelen op toekomstige ontwikkelingen? Vragen als deze staan centraal tijdens het Nationaal Brandveiligheidscongres 2014, dat op 17 april plaatsvindt in het CineMec in Ede.

H

et volgen van de brandveiligheidseisen uit de wet- en regelgeving ontslaat eigenaars en beheerders niet van hun verantwoordelijkheid. Sterker nog: “Door de aanpassingen in het Bouwbesluit geeft die regelgeving nog slechts een basis, waarmee je de veiligheid in bestaande gebouwen onvoldoende kunt garanderen als eigenaar of beheerder. Dus moeten marktpartijen zélf een steeds scherper beeld hebben van het vereiste kwaliteitsniveau voor brandveiligheid in hun gebouwen”, legt SBRCURnet projectmanager Aldo de Jong uit. Samen met zijn collega Barbera Peters is hij verantwoordelijk voor het Nationaal Brandveiligheidscongres 2014. Nederland stapt over naar private kwaliteitsborging. Dat betekent dat niet de gemeente, maar de eigenaars van gebouwen op termijn zelf een professionele toetser moeten inhuren voor de beoordeling op brandveiligheid. 2014 is een proefjaar, waarna er drie jaar lang een duaal stelsel geldt. “Nu is dus bij uitstek het moment om nader stil te staan bij ieders verantwoordelijkheid. Tijdens het congres doen we dat aan de hand van

NBC 2014 Datum: 17 april Plaats: CineMec, Ede Kosten: 295,- euro Info: www.sbrcurnet.nl/nbc

twee belangrijke trends: verbouwen volgens het ‘rechtens verkregen niveau’ en het veranderen van functies van gebouwen. Dé reden waarom we ons congres het thema ‘Veranderen van gebouwen’ hebben meegegeven.”

Rechtens verkregen niveau en functieverandering

De ochtend start met een plenair deel over de kwaliteit van verbouwingen volgens het rechtens verkregen niveau’. Barbera Peters: “Dat is het daadwerkelijk bestaande kwaliteitsniveau dat een gebouw heeft op basis van de eisen die golden toen het werd gebouwd, plus wat hier in de loop van de levensduur aan toe is gevoegd. Tijdens het congres gaan we in op de vraag tegen welke risico’s je aanloopt als je veranderingen aanbrengt in een gebouw. Hoe kies je bewust voor een bepaald kwaliteitsniveau, kijkend naar de toekomst?” Het tweede plenaire deel gaat dieper in op de consequenties van functieverandering. Wat voor invloed heeft die verandering op de brandveiligheid van een gebouw? Hoe spelen gecombineerde gebruiksfuncties een rol bij brandveiligheid? Wat betekenen de veranderingen voor ieders verantwoordelijkheid en wat zijn de risico’s?

Innovatieprijs Brandveiligheid 2014 De congresmiddag staat in het teken van praktijkvoorbeelden en de uitreiking van de Innovatieprijs Brandveiligheid 2014. De congresdeelnemers bepalen wat het meest vernieuwende initiatief is dat een daadwerkelijke bijdrage levert aan een verbeterde brandveiligheid van gebouwen. Concrete casussen, projecten of producten kunnen worden aangemeld via de website van SBRCURnet (zie kader).

nummer 1

februari 2014

33


Vakevent Safety&Health@work 2014

Kennis en innovatie

Op dinsdag 8 en woensdag 9 april vindt het vakevent Safety&Health@work plaats in Ahoy Rotterdam. Naast een grote variatie aan stands met innovaties op het vlak van veiligheid en gezond werken, biedt deze beurs een doorlopend programma met maar liefst 30 gratis kennissessies van hoog niveau plus een gratis congres.

O

m veilig en gezond te kunnen werken moeten organisaties ervoor zorgen dat gevaren en risico’s zo efficiënt mogelijk worden beheerst. Maar hoe inventariseer je de risico’s en hoe weeg je die risico’s op de juiste wijze af? Hoe zorgt je ervoor dat alle partijen die hierbij betrokken zijn hun rol op de juiste manier invullen: deskundigen, verzekeraars en

34

nummer 1

februari 2014

werknemers? En ook uw onderaannemers? Hoe organiseert u dat alles? Tijdens Safety&Health@work presenteren kennispartijen, stakeholders, bedrijven en standhouders de nieuwste en meest actuele aanpakken, visies, technieken en producten op het gebied van veilig en gezond werken. Of in het kort: alles wat u nodig heeft voor een optimale risicobeheersing.

Informatie Wat? Safety&Health@work Wanneer? 8 en 9 april 2014 Waar? Rotterdam, Ahoy Meer weten? Kijk op www. safetyandhealthatwork.nl


Sterk inhoudelijk programma De stands op de beursvloer kennen een grote variëteit. Het doorlopende beursprogramma met 30 gratis kennissessies van hoog niveau en het gratis congres hebben een sterk inhoudelijke insteek. Op dinsdag 8 april staat het beursprogramma vooral in het teken van arbeidsveiligheid, gezondheid, externe veiligheid, security en verzekeren. Op diezelfde dag vindt ook het congres ‘Handen en voeten aan kennis’ plaats in samenwerking met de Stichting PPM (NVVK, BA&O) en NVAB. Op woensdag 9 april is het programma geconcentreerd rond arbeidsveiligheid, gezondheid, HR, or, preventiemedewerker en inkoop. Er valt voor u op deze dagen veel kennis te halen! Bekijk het veelzijdige beursprogramma uitgebreid op www.safetyandhealthatwork.nl.

Doelgroepen en partijen Het event is opgezet voor risicoprofessionals en arboprofessionals, zoals veiligheidskundigen, arbeidshygiënisten, bedrijfsartsen, A&O’ers, arbo- en KAMcoördinatoren en preventiemedewerkers. Maar ook inkopers, verzekeringsdeskundigen, securitymanagers, orleden en HR-managers kunnen hier nieuwe en actuele kennis opdoen. Aan het programma werken onder andere mee: de Stichting PPM (NVVK, BA&O) en NVAB, TNO, TU Delft, FNV Bondgenoten, ISZW, het ministerie van Defensie, FNV Bondgenoten, het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten, NEN, VenVN, NVBF en AVAG en HCW. Bedrijven als Prorail, Reym, Nationale-Nederlanden, NAM, het Sint Lucas Andreas Ziekenhuis en Menzies

Gratis kennissessies Het doorlopende beursprogramma biedt naast het gratis congres Handen en voeten aan kennis ook nog eens meer dan 30 kennissessies: » Samen voor veiligheid » Gezocht: risicoadviseur (m/v) » Lawaai: conflicten van plichten » Veiligheid: meer dan een systeem, techniek en PBM » Alles over de RI&E » Meten van veiligheid? Wat zeggen de cijfers? » Zitten is dodelijk? » Biomonitoring: werken met gevaarlijke stoffen in de industrie » Persoonlijke valbeveiliging en het rode Safetysign » Defensie: veilig werken volgens de wet of overleven? » Outsourcen van veiligheid, kan dat wel? » Een nieuw tijdperk voor adembescherming » Draagvlak voor werkplektrainingen » Hoe de inspectie SZW ongevallen onderzoekt » Inkoop: mvo of juist niet? » Bescherming tegen infectieziekten op de werkvloer » Een boete! En wat nu? » Druk de werkdruk » Hoe koop je een nieuwe kledinglijn in? » Ketenverantwoordelijkheid op het werk » Veiliger werken en RI&E door OHSAS18001 » Samen - veilig en gezond - werken: get it done! » Redden en evacueren op hoogte » Gezonder uit de crisis? » Help, hoe voorkom je een loonsanctie? » Smile&Squeeze, wat is jouw DNA?

Aviation vertellen over hun ervaringen. Op de beursvloer: keynote speeches van Dr. Carel Hulshof, bijzonder hoogleraar Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde, Prof. dr. ir. Pieter van Gelder, Professor of Safety and Security Science TU Delft, Rafael Gallis van TNO en Jos Bus.

Activiteiten Tijdens het event wordt de Nationale Veiligheidsaward uitgereikt en zullen er vele (spectaculaire) activiteiten te volgen

zijn. Blijf op de hoogte en volg de ontwikkelingen op de website www.safetyandhealthatwork.nl. In Ahoy vindt op 8, 9 en 10 april ook de Emergency Expo plaats, een beurs voor partijen die betrokken zijn bij rampenbestrijding, risicomanagement en crisisbeheersing. Kijk voor meer informatie op www.emergencyexpo.nl.

Veilig en gezond werken nummer 1

februari 2014

35


Praktijk

Emiel van Rossum

Toepassing brandwerend glas in brandwerende scheiding Een ketting is maar zo sterk als de zwakste schakel. Dat gaat ook op bij het toepassen van duur brandwerend glas.

T

ussen twee woningen moet altijd een brandwerende scheiding aanwezig zijn van 30 of 60 minuten WBDBO. Dat wil zeggen: weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag. Dit om te voorkomen dat een brand kan overslaan van de ene woning naar de andere. Ook beglazing in de brandwerende scheiding moet minimaal aan diezelfde WBDBO-eis voldoen. Glas speelt een belangrijke rol in bouwwerken. Het voorziet in de broodnodige daglichttoetreding en creĂŤert vaak een ruimtelijk effect. De laatste decennia wordt glas steeds meer toegepast in bouwwerken om de positieve effecten die het heeft op ons leefklimaat. Daarnaast heeft het hedendaagse glas ook erg goede eigenschappen op het gebied van warmteisolatie, geluidsisolatie en brandwerendheid. Het hedendaagse glas is in vele brandwerendheidsklassen te krijgen. De toepassing ervan kent wel enkele randvoorwaarden. Zo hangt de uiteindelijke brandwerendheid van de ruit af van in welke richting die gemonteerd is, welk oppervlakte het glas heeft, in wat voor type kozijn het glas gemonteerd is en welke stel- en bevestigingsmaterialen toegepast zijn.

36

nummer 1

februari 2014


Praktijk

Project

E: Vlamdichtheid betrokken op de afdichting W: Thermische isolatie betrokken op de warmtestraling

NEN 6068 bleek dat 30 minuten WBDBO hier voldoende was. Daarmee viel wellicht van de zware eis van het specifieke kozijn af te wijken.

Zoals gezegd zal de maximumbrandwerendheid alleen gelden als aan alle randvoorwaarden wordt voldaan. In het testrapport van dit EW 60-glas staat vermeld dat de 60 minuten WBDBO alleen te halen is bij gebruik van een specifiek voorgeschreven kozijn. In dit voorbeeld liet men niet alleen toepassing na van het voorgeschreven kozijn, het glas was ook

Oplossing

Het glas was slechts gekit in een standaard houten kozijn

We hebben in het navolgende project te maken met een monumentaal grachtenpand aan de Keizersgracht in Amsterdam. Het pand wordt gerestaureerd en opgesplitst in appartementen. Vanwege die opsplitsing is het noodzakelijk de verschillende appartementen onderling brandwerend te scheiden.

nog slechts gekit in een standaard houten kozijn. Dat maakte de bevestiging tot de zwakste schakel. Deze constructie zou nooit de 60 minuten WBDBO halen.

Probleem

Overwegingen

In een vroeg stadium heeft de aannemer al brandwerend glas aangebracht. De aannemer heeft hiervoor bijzonder prijzig brandwerend glas toegepast met een classificatie EW 60. Dit houdt in dat het 60 minuten standhoudt op de criteria:

Is het nodig om 60 minuten WBDBO te halen? Of is 30 minuten WBDBO ook voldoende? En stel dat 30 minuten WBDBO voldoende is, mag het glas dan wel in een generiek houten kozijn geplaatst? Bij een toetsing aan het Bouwbesluit en de

We hebben navraag gedaan bij de leverancier of het glas bij toepassing voor 30 minuten WBDBO andere eisen had dan bij 60 minuten WBDBO. De leverancier gaf aan dat het wel was toegestaan om voor 30 minuten WBDBO het glas in een generiek houten kozijn te plaatsen. De montage moet dan aan enkele voorwaarden voldoen: t plaatsing van een glaslat met een hoogte van 17 mm; t toepassing van een keramische band; t plaatsing van het glas op blokjes van een door de fabrikant voorgeschreven type; t horizontale bevestiging van de glaslat met om de 200 mm schroeven van 40 mm; t verticale bevestiging van de glaslat met om de 300 mm schroeven van 40 mm. Kortom: montage van het glas in een generiek houten kozijn was in dit geval toegestaan, mits op de hiervoor beschreven wijze. Daarop is besloten dat de aannemer al het glas opnieuw moest monteren op de voorgeschreven manier. In dat geval was het in elk geval mogelijk om de gebruikte kozijnen te behouden.

PRAKTIJK Brandveilig bouwen is een zaak van details. Maar juist die details kunnen grote investeringen in veiligheid teniet doen. In de dagelijkse praktijk stuit Emiel van Rossum regelmatig op dat soort details. Hij adviseert opdrachtgevers hoe zij vervolgens toch tot een brandveilige oplossing kunnen komen. In deze rubriek deelt hij zijn ervaringen met de lezers van Brandveilig. com. Emiel van Rossum is brandpreventie-adviseur en daarnaast docent bij Brandpreventie Academy. Hij gebruikt zijn ervaringen uit de praktijk om als docent praktijkgericht les te geven. Kijk voor meer info op www.bp-ac.nl.

nummer 1

februari 2014

37


Branche-informatie VBE Doelstellingen

De Verenigde BrandveiligheidsExperts (VBE) stellen zich ten doel de kennis van brandveiligheid te delen, te vergroten en te verspreiden. Zij bieden een platform voor discussie over allerlei (actuele) brandveiligheidsthema’s. De VBE bestaat sinds 2007 en is onderdeel van de Nederlandse Organisatie voor Brandveiligheid (NOVB), een koepelorganisatie die zich sterk maakt voor een brandveiliger Nederland. Iedereen die een bijdrage kan leveren aan vergroting van kennis over brandveiligheid en de doelstellingen van de vereniging onderschrijft, kan lid worden. Het lidmaatschap is uitsluitend op persoonlijke titel en mag niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt. De huidige ca. 280 leden zijn afkomstig uit onder andere installatiebedrijven, inspectieinstellingen, de brandweer, de overheid, de bouw- en projectontwikkelaarswereld, toeleveringsbedrijven, het facilitair management en de verzekeringswereld.

Lid worden?

Bent u expert op één of meer brandveiligheidsterreinen en geïnteresseerd in een lidmaatschap, dan kunt u zich via de website aanmelden en bij voorkeur een VBE-lid als referentie opgeven. Het VBE-comité beslist over de toelating. Het comité bestaat uit de VBE-leden Maarten de Groot (voorzitter), Bruno van Burik, Alex Ivanovic, Siem-Jan Stam en Wim van de Geijn. Verenigde Brandveiligheid Experts Hogeweg 37A 5301 LJ Zaltbommel Tel. 0418-510828 E-mail info.vbe@novb.nl www.brandveiligheidslimbekeken.nl www.vbe.novb.nl

www.brandveiligheidslimbekeken.nl

38

nummer 1

Samenstelling VBE-comité Per 14 januari 2014 is de samenstelling van het VBE-comité gewijzigd. Toegetreden zijn Mathijs van Ballegooien, Marc van Zelst en Carolien de Vries. Wim van de Geijn heeft wegens drukke werkzaamheden het comité verlaten en om dezelfde reden maakt Bruno van Burik geen deel meer uit van het comité. Met voorzitter Maarten de Groot, Alex Ivanovic en Siem-Jan Stam bestaat het comité nu uit zes personen. Zij zullen zich ook in 2014 voor het leeuwendeel richten op de organisatie van themabijeenkomsten en het seminar in het najaar. Ook beslist het comité over toelating van leden. Daarbij zijn de expertise die men heeft en de tijd dat men werkzaam is geweest in (delen van) de brandveiligheidsbranche belangrijke criteria.

Deelname voor VBE-leden is gratis. Niet-leden betalen bij binnenkomst € 50,00. Vanaf 18.30 uur staan de koffie en thee klaar, waarna de bijeenkomst om 19.00 uur aanvangt. In het programma is tijd ingeruimd voor discussie. Na de bijeenkomst is er gelegenheid tot informeel napraten en netwerken. Over de volgende themabijeenkomsten zal via de website en e-mail met de leden worden gecommuniceerd.

8 oktober 2014 VBE-Seminar Noteert u alvast in uw agenda dat op woensdag 8 oktober 2014 het jaarlijks VBE-seminar plaatsvindt in de Evenementenhal te Gorinchem. Het onderwerp zal binnenkort bekend worden gemaakt.

VBE in NOVB-bestuur

Opleidingen brandveiligheid

VBE-lid Pieter Verstappen heeft Joric Witlox opgevolgd in het bestuur van de brandveiligheidskoepel NOVB.

De VBE adviseert het OpleidingsCentrum Brandveiligheid (OCB ) over de ontwikkeling van opleidingen.

VBE-Jaarprogramma

Toegepaste Sprinklerbeveiliging

De VBE realiseert haar doelstellingen onder andere door geregeld themabijeenkomsten te organiseren en een jaarlijks seminar in het najaar. Daarin komen verschillende brandveiligheidsonderwerpen aan de orde.

12 februari 2014 Themabijeenkomst De eerste themabijeenkomst van de VBE staat gepland op 12 februari 2014 en wordt verzorgd door JeanClaude Desmedt van de Society for Fire Protection Engineers (SFPE). Als voorzitter van het Benelux-chapter van de SFPE geeft hij uitleg over de activiteiten en de meerwaarde van de SFPE. Daarnaast zal hij de overwegingen en keuzes uiteenzetten voor het brandbeveiligingsconcept van de luchthaven Brussel, dat later ook is toegepast voor de luchthaven van Singapore.

februari 2014

De eerstvolgende vierdaagse cursus ‘Toegepaste Sprinklerbeveiliging’ staat gepland in april 2014. De cursus, die aanvankelijk is opgezet voor de brandweer, is ook interessant voor met name architecten, installateurs, risk- en facilitair managers, verzekeringsmakelaars, preventisten en allen die betrokken zijn bij de realisatie en het gebruik van een bouwwerk met sprinkler of de instandhouding ervan. Voor meer informatie: http://hetocb. nl/cursussen/sprinklertechniek/ toegepaste-sprinklerbeveiliging

Leidinggevend Monteur Sprinkler Op 7 maart gaat de volledig vernieuwde cursus Leidinggevend Monteur Sprinkler (voorheen VSI-A) van start. Na vier cursusdagen volgt


Branche-informatie VBE LinkedIn

een examen dat wordt afgenomen door het CertificeringsInstituut BrandVeiligheid (CIBV). Er is geen vooropleiding vereist voor deelname, maar wel werkervaring met sprinklerinstallaties. Voor meer informatie en aanmelden: http://hetocb.nl/ cursussen/sprinklertechniek/vsi-a

(Aankomend) Technicus Sprinkler Ook deze cursussen zijn vernieuwd en starten op respectievelijk 13 maart en 4 maart 2014. Voor meer informatie en aanmelden: http://hetocb.nl/ cursussen/sprinklertechniek

De leden kunnen zich aansluiten bij de VBE-Linkedin groep. De bijdragen aan de VBE-Linkedin groep zijn zeer divers. Men kan elkaar vragen stellen, er vindt discussie plaats over de beste beveiligingsmethoden van bijvoorbeeld parkeergarages en tunnels en over onderzoeksresultaten en men kan er ook commentaar aantreffen op branden. Bovendien is het een goed medium voor aankondigingen van symposia en evenementen waarin de brandveiligheid aan de orde komt.

Voordeel voor VBE-leden VBE-leden mogen gratis deelnemen aan alle verenigingsactiviteiten, ontvangen regelmatig informatie over de activiteiten van de vereniging en hebben hun eigen discussieplatforms. Daarnaast zijn er regelmatig kortingen op evenementen van derden. Kent u een seminar, opleiding of andere interessant item, neem dan contact met ons op. Ook ontvangen VBE-leden dit blad tegen een aantrekkelijke prijs.

Productnieuws

Productnieuws

Het antwoord op al uw brandwerende vraagstukken!

Turn key in passieve brandpreventie

Walraven heeft het nieuwe Handboek ‘Brandveilig doorvoeren en bevestigen’ ontwikkeld. In dit handboek staat de toepassing van het assortiment BIS Brandwerende Systemen duidelijk en volledig omschreven. Dit bestaat uit diverse afdichtingsproducten voor passieve brandbescherming van werktuigbouwkundige en elektrotechnische installaties. Het assortiment omvat diverse typen brandmanchet, brandwerend schuim, brandwerende coating, kit en mortel voor het brandwerend, rookdicht en geluidsisolerend afdichten van: t buis- en kabeldoorvoeringen t dilatatievoegen, bouwnaden en holle ruimtes t verlichtingsarmaturen voor verlaagde plafonds en contactdozen voor brandwerende wanden, alsmede: t diverse op brandveiligheid geteste bevestigingsproducten. In het Handboek komen tevens onderwerpen als de huidige weten regelgeving (conform Bouwbesluit 2012) en het testen en certificeren van de brandwerende producten/systemen naar voren. Met het Handboek ‘Brandveilig doorvoeren en bevestigen’ is iedere vakman zélf in staat om elke buis- en kabeldoorvoering gegarandeerd brandveilig af te dichten. Bestel het Handboek ‘Brandveilig doorvoeren en bevestigen’ nu gratis via de Walraven website of bekijk het digitale inkijkexemplaar.

Walraven BV 0297-233000 www.walraven.com

Firestopsupply B.V. adviseert, levert en installeert producten en diensten t.b.v. gas-, water- en brandveilige sparingen en doorvoeringen. Wij zijn sterk in: t brandwerend en waterdicht afdichten d.m.v. isoleren en coaten t plaatsen van brandkleppen t installeren van CT Units t installeren van seals en bouwkundige constructies t.b.v. doorvoeringen en sparingen t engineering, advies en inspectie t beheer en onderhoud t maken van complete rapportages t.b.v. het logboek inclusief tekenwerk. Firestopsupply B.V. is importeur en leverancier van de Unieke CT Unit, een brandwerende, zelfexpanderende kabeldoorvoerunit. De CT Unit biedt u de mogelijkheid om kabels en kabelgoten door te voeren met behoud van de brandveiligheid conform NEN1366-3. De CT Unit werkt kostenbesparend en verzekert u van een brandveilige omgeving. De CT Unit blijft flexibel en isoleren is niet nodig.

Firestopsupply B.V. 078-6811515 www.firestopsupply.nl

nummer 1

februari 2014

39


Brandveilig.com bedrijvenindex ADEMBESCHERMING

AFVALBAKKEN

ADVIESBUREAUS

ASPIRATIESYSTEMEN

Dräger Nederland www.draeger.com

EHCM www.ehcm.nl

Altavilla Brandveiligheid www.altavilla.nl

AerOcheck www.aerocheck.eu

AMMA de Bruin www.ammadebruin.nl

BHV

Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl

Bartels Ingenieursbureau www.bartels.nl

Saval Brandbeveiliging www.saval.nl

DGMR dgmr.nl

Wagner www.wagner-nl.com

Dijkoraad Viavesta www.brandweerondersteuning.nl

BINNENDEUREN Albo Deuren www.albodeuren.nl

Floriaan www.floriaan.nl

Berkvens www.berkvens.nl

Leeuwesteijn Bandveiligheid www.leeuwesteijn.org

KONE Deursystemen www.konedeursystemen.nl

Nieman Raadgevende Ingenieurs www.nieman.nl

Limburgia Utiliteitsdeuren www.limburgia.nl

Obex www.obex.nl

REINÆRDT Deuren bv www.reinaerdt.nl

Peutz www.peutz.nl

Theuma DoorSystems www.theuma.nl

Synchro Brandveiligheid www.synchro.nl Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl Vgib Onderhoudsmanagement www.vgib.nl

BLUSDEKENS

P&G Safety www.pengsafety.nl

BLUSGASINSTALLATIES Ajax Chubb Varel www.ajaxchubb.nl

AED

Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl

Breman Brandbeveiliging www.bremanbrandbeveiliging.nl

AFDICHTINGEN

DEF Nederland Fire-Technology www.def-firetech.nl

BBWest www.bbwest.nl

DMS Brandwerende Systemen www.brandwerendeconstructies.nl Firestopsupply www.firestopsupply.nl

Hi-Safe Systems www.hisafe.nl SK FireSafety Group www.skfiresafetygroup.com Tyco Integrated Fire &Security www.tyco.nl

Gerco Beveiligingen www.gerco.com

BLUSMIDDELEN

IBMO www.ibmo.eu

Ajax Chubb Varel www.ajaxchubb.nl

Tremco illbruck www.nullifire.nl

Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl

Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl

Hugen Brandbeveiliging en Adviesbureau www.hugen.com

Walraven www.walraven.com

AFSLUITERS

BERMAD Fire Protection www.bermad.nl

40 40

Nu-Swift Brandbeveiliging www.nu-swift.nl P&G Safety www.pengsafety.nl

nummer 1

februari 2014

Saval Brandbeveiliging www.saval.nl

BD Service Nederland www.bdservice.nl

Schuurman Brandbeveiliging www.schuurman-brandbeveiliging.nl

Brakel Atmos www.brakelatmos.com

BOUWMATERIALEN

DEF Nederland Fire-Technology www.def-firetech.nl

Draka Kabel www.draka.nl

Gyproc www.gyproc.nl Promat www.promat.nl Reppel www.reppel.nl

BOUWPLANTOETSING Bartels Ingenieursbureau www.bartels.nl

BRAND/GASDETECTIE Ajax Chubb Varel www.ajaxchubb.nl

Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl Breman Brandbeveiliging www.bremanbrandbeveiliging.nl Dräger Nederland www.draeger.com

BRANDBEVEILIGING BBD Brandveiligheid www.bbdbrandveiligheid.nl BrandPrevent Applications www.brandprevent.nl Dictator Productie www.dictator.nl Gerco Beveiligingen www.gerco.com Hugen Brandbeveiliging en Adviesbureau www.hugen.com Saval Brandbeveiliging www.saval.nl SK FireSafety Group www.skfiresafetygroup.com Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl Tyco Integrated Fire &Security www.tyco.nl

BRANDKLEPPEN

Hefas Branddetectie www.hefas.nl SK FireSafety Group www.skfiresafetygroup.com Tyco Integrated Fire &Security www.tyco.nl

BRANDSLANGHASPELS Ajax Chubb Varel www.ajaxchubb.nl

Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl Saval Brandbeveiliging www.saval.nl

BRANDTESTEN

Efectis (voormalig TNO) www.efectis.com/nl Peutz www.peutz.nl

BRANDVERTRAGING BrandPrevent Applications www.BrandPrevent.nl Finivlam www.finivlam.nl Fireprevention.NL www.fireprevention.nl Walraven www.walraven.com

BRANDWERENDE COATINGS DMS Brandwerende Systemen www.brandwerendeconstructies.nl Sika Nederland www.sika.nl

BRANDWERENDE DEUREN Alprokon Aluminium www.alprokon.com

Brandwerende Deuren en Constructiefabriek Enschede www.bdc-enschede.nl GNS Brinkman www.gnsbrinkman.nl

FSS International www.firestopsystems.nl

Indeko Holland www.indeko.nl

Rucon Systemair www.systemair.nl

KONE Deurystemen www.konedeursystemen.nl

BRANDMELDINSTALLATIES

Metacon www.metacon.nl

Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl


Brandveilig.com bedrijvenindex REINÆRDT Deuren bv www.reinaerdt.nl

Kiwa BPSI www.kiwabpsi.nl

FSS International www.firestopsystems.nl

Stöbich Fire Protection www.stoebichfireprotection.nl

R2B Inspecties www.r2b.nl

SPRINKLERS

Theuma DoorSystems www.theuma.nl

ISOLATIEMATERIAAL

Ajax Chubb Varel www.ajaxchubb.nl

Unilin Insulation www.unilininsulation.com

Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl

Peutz www.peutz.nl

Rockwool Benelux www.rockwool.nl

Breman Brandbeveiliging www.bremanbrandbeveiliging.nl

Efectis (voormalig TNO) www.efectis.com/nl/

KABELS

Kemkens Brandbeveiliging www.kemkensbrandbeveiliging.nl

CFD

Exiss www.exiss.eu ONE Simulations www.onesimulations.com

DEUREN INDUSTRIE

Cable Masters www.cablemasters.nl Draka Kabel www.draka.nl Eldra www.eldra.nl

SK FireSafety Group www.skfiresafetygroup.com Wolter & Dros www.blussenmetbeleid.nl

TRAINING/OPLEIDING

Brandwerende Deuren en Constructiefabriek Enschede www.bdc-enschede.nl

NOODVERLICHTING

Firetexx www.firetexx.com

Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl

Hoefnagels Branddeuren BV www.hoefnagels.com

Nu-Swift Brandbeveiliging www.nu-swift.nl

Merford Special Doors www.specialdoors.nl

Raca Batteries www.racabatteries.nl

Metacon www.metacon.nl

Saval Brandbeveiliging www.saval.nl

Protec Industrial Doors www.protecindustrialdoors.com

ONLINE LOGBOEK

VUURLASTBEREKENING

PARKEERGARAGE-VENTILATIE

Bartels Ingenieursbureau www.bartels.nl

REINÆRDT Deuren bv www.reinaerdt.nl

DEURVERGRENDELINGEN Dictator Productie www.dictator.nl

DROGE BLUSLEIDINGEN

Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl Saval Brandbeveiliging www.saval.nl

GASBLUSSYSTEMEN

Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl

GLAS

AGC Flat Glass Nederland www.yourpyrobel.com

INSPECTIEBUREAUS

Ajax Chubb Varel www.ajaxchubb.nl

LogboekenOnline® www.logboekenonline.nl Colt International www.coltgroup.com Rucon Systemair www.systemair.nl

ROOK- EN WARMTEAFVOER Brakel Atmos www.brakelatmos.com Colt International www.coltgroup.com

ROOKMELDERS P&G Safety www.pengsafety.nl

ROOKSCHERMEN Brakel Atmos www.brakelatmos.com

Brand Veiligheid Inspecties BVI www.bvibv.nl

Firetexx www.firetexx.com

Bureau Veritas www.bureauveritas.nl

Hoefnagels Brand- en Bedrijfsdeuren www.hoefnagels.com

Dijkoraad Viavesta www.brandweerondersteuning.nl

ROOSTERS

Ajax Chubb Varel www.ajaxchubb.nl

Dräger OpleidingsCentrum www.draeger.com Hefas Branddetectie www.hefas.nl Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl

VLUCHTLUIKEN Gorter Luiken www.dakluiken.nl

Leeuwesteijn Brandveiligheid www.leeuwesteijn.org

Floriaan www.floriaan.nl

WATERMIST

DEF Nederland Fire-Technology www.def-firetech.nl Fire Technology www.firetechnology.nl SK FireSafety Group www.skfiresafetygroup.com Technoship www.ultrafog.com Unica Automatic Sprinkler www.unica.nl/brandbeveiliging.htm

Uw bedrijf ook in de bedrijvenindex? Bel of mail accountmanager Marion Smits, marionsmits@

Aralco www.firecatch.nl

vakmedianet.nl, 06 - 52867200

nummer 1

februari 2014

41


Column

Joric Witlox

Monteer brandveilig! 'First time right' is een gevleugeld streven bij kwaliteitsmanagement. Zo is het in de auto-industrie gebruikelijk om direct de lopende band te stoppen als er een kwaliteitsprobleem is, bijvoorbeeld een niet goed vastgezette deur. Als het gaat om het realiseren van een brandveilig gebouw zit een belangrijke en steeds terugkerende uitdaging in het in één keer goed monteren van brandveilige bouwmaterialen. Dat vereist dat degene die monteert kennis neemt van en handelt volgens het montagevoorschrift van de fabrikant. Voorbeelden van aandachtspunten hierbij zijn de plaatsing van brandwerend glas en de plaats van het glasstempel en het bevestigingsmateriaal voor het glas, het aantal schroeven en de lengte ervan bij brandwerende deuren en rolluiken en het behoud van het brandwerende, opschuimende materiaal, ook na plaatsing (is het niet weggeschuurd?). Vraag bij twijfel dan ook aan de fabrikant hoe het zit. We investeren veel in het testen van bouwmaterialen en constructies, getuige de recente opening van nieuwe brandtestlabs van zowel Efectis als Peutz. Echter, om in de praktijk de prestatie-eis te halen die in het brandlab is vastgesteld, is het wel van belang de producten conform montagevoorschrift van de fabrikant te monteren. Daarmee staat of valt de brandveiligheid. Maar in de praktijk blijkt steeds weer dat het moeilijk is hieraan te voldoen. Joric Witlox is voorzitter van vereniging Brandveilig Bouwen Nederland (BBN).

Ook verzekeraars blijken zich steeds meer bewust van het belang van goed geplaatste en gemonteerde brandwerende voorzieningen. Immers, hoe deze uiteindelijk geplaatst worden, bepaalt het feitelijke risico dat de verzekerde loopt. En daarmee de kans dat de verzekeraar een schadebedrag moet uitkeren. Met andere woorden: een misser bij de montage kan de verzekeraar soms heel veel geld kosten. Inmiddels dringt het besef steeds breder door dat het niet het vooraf zo mooi opgestelde bouwplan of het gedegen advies is waar het om draait, maar het brandveilige pand. En dat op zich is al winst! In de praktijk kan dit trouwens tot opmerkelijke situaties leiden. Namelijk dat degene die aan het monteren is, door verschillende adviseurs wordt gecontroleerd. Dat brengt de adviseurs dicht bij de praktijk van het bouwen. Maar als dat ertoe zou leiden dat je veel meer aan advieskosten uitgeeft dan aan de feitelijke montage, dan kun je je afvragen of alle inspanningen even doelgericht zijn. Wellicht zijn er dan ook verbeteringen mogelijk in de kwaliteitsbeheersing van de montage zelf. Vandaar mijn reflectie op de auto-industrie waarmee ik deze column begon. Zouden we bij het bouwen zover kunnen komen dat we – in het belang van de brandveiligheid – elkaar constructief en opbouwend helpen door, als zaken aantoonbaar niet goed gemonteerd worden, dit aan elkaar aan te geven en met elkaar op te lossen? Zo moeilijk moet het niet zijn, want de essentiële bouwkundige controlepunten kennen we toch?

42

nummer 1

februari 2014


Advertorial

Hoe kan de brandveiligheid in gebouwen verhoogd worden?

Honderd procent brandveiligheid bestaat niet en in een gebouw is daarom altijd een risico op brand aanwezig. Brandveiligheid en brandrisico’s zijn gekoppeld aan de functie van het gebouw. In gebouwen met een zorgfunctie wonen bijvoorbeeld vaak verminderd zelfredzame personen. Het is dus uitermate belangrijk om altijd de functie van een gebouw helder te hebben en te bekijken wat voor personen er in het gebouw aanwezig zijn. Maatregelen Er zijn drie soorten maatregelen om de brandveiligheid van een gebouw te verhogen: t Bouwkundig (b.v. brandcompartimenten) t Installatietechnisch (b.v. rookmelders) t Organisatorisch (b.v. vluchtplannen) De bouwkundige maatregelen in een gebouw zijn daarbij leidend. Beperking van uitbreiding van brand Als een brand ontstaat in een gebouw is het van levensbelang dat die zich niet

MEER INFORMATIE WWW.NULLIFIRE.NL

uitbreidt door het gehele pand heen. Als de brand zich beperkt tot het compartiment waar deze ontstaan is, dan kunnen mensen vluchten en zou de brandweer de brand effectief kunnen bestrijden. Compartimenteren is het opdelen van een gebouw in kleinere stukjes; brandcompartimenten. Knelpunten in gebouwen bij (sub)brandcompartimenten Als brandcompartimenten en subbrandcompartimenten op de juiste manier zijn geïnstalleerd, beperken ze de brand- en rookuitbreiding aanzienlijk. In de praktijk zien we echter vaak dat brand niet beperkt blijft en over- of doorslaat, omdat de brand en rook via de muren en vloeren het compartiment uit kan gaan. Daarom moet er speciaal aandacht worden besteed aan de volgende knelpunten in een gebouw: t Voegen: bij verdiepingsvloeren en niet-dragende wanden t Uitsparingen in vloeren en wanden voor: - Metalen leidingen (geïsoleerd en ongeïsoleerd) - Kunststof leidingen - Losse kabels - Kabelgoten - Luchtkanalen - Hollewandcontactdozen

Honderd procent brandveiligheid is niet te realiseren, maar tremco illbruck slaagt er samen met u in de bouwkundige brandveiligheid van elk gebouw te verhogen! Oplossingen met Nullifire tremco illbruck kan u helpen om deze knelpunten op de juiste manier brandwerend te dichten met het assortiment van Nullifire. Nullifire is het complete, volledig gecertificeerde pakket van brandwerende en rookdichte afdichtingsproducten voor voegen en doorvoeren in bouwkundige constructies. Hierbij ligt de focus op de bouwkundige compartimentering in een gebouw.

Om ervoor te zorgen dat de (sub)brandcompartimenten de brand en rook kunnen beperken, moeten de knelpunten op de juiste manier brandwerend worden afgedicht.

Naast een hoogwaardig productassortiment biedt tremco illbruck advies, trainingen en projectbegeleiding die u helpen aan de juiste brandwerende oplossingen.

nummer 1

februari 2014

43


Trigion Brand en Beveiligingstechniek Houttuinlaan 18 | 3447 GM Woerden | tel. (0348) 40 55 00 | info@trigionbbt.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.