PLATFORM VOOR PROFESSIONALS IN BRANDPREVENTIE
ACHTSTE JAARGANG NR. 2 APRIL 2015
THEMA BLUSMIDDELEN / AUTOMATISCHE BLUSINSTALLATIES LET OP: meer informatie vindt u op brandveilig.com
BLUSKRACHT IN POCKETFORMAAT
HET MAG, DUS HET VOLDOET?
BRANDWEER ‘GOES SCIENCE'
Zor gen dat het ook br an dt i n geval van een br an d. We kn ow .
In geval van nood moet iedereen uw gebouw snel en veilig kunnen verlaten. Dat lijkt simpel, maar bij calamiteiten vallen nog altijd onnodig veel slachtoffers doordat de nooduitgangen niet tijdig bereikt worden. Wat bij daglicht een makkelijke route lijkt, wordt bij stroomuitval of rookontwikkeling een onneembare val. Bij Saval kunt u naast uw blusmiddelen ook uw noodverlichting vakkundig laten controleren. Want als u er niet uit komt, kunt u rekenen op ons.
saval.nl
Inhoud
8
Thema Blusmiddelen / Automatische blusinstallaties 8 | Brandveiligheid is een keuze 10 | Slimme melders
10
12 | Sprinklers boven een verlaagd plafond 15 | Bluskracht in pocketformaat 16 | Hoe onderhoud je kleine blusmiddelen? Verder in dit nummer
12 16
6
NIEUWS
18
STRATEGISCH SAMENWERKEN TEGEN BRANDEN
22
UIT HET BRANDLAB
25
GASTCOLUMN RICARDO WEEWER
26
HET MAG, DUS HET VOLDOET?
28
TEKORTKOMINGEN NALEVING BRZO-REGELGEVING
33
COLUMN JORIC WITLOX
34
BLUSWATER VERBODEN
37
SCHADEPRAKTIJK
38
PRAKTIJK
40
VBE BRANCHE-INFORMATIE
42
BEDRIJVENINDEX nummer 2
april 2015
3
Alle vrijheid in blussystemen SenseTek is de Nederlandse distributeur van FSL en BlazeCut automatische blussystemen en biedt hiermee een zeer compleet programma blussystemen voor de kleinste schakelkast tot het grootste datacentrum. Wij bieden u alle vrijheid bij het toepassen van onze blussystemen. Wij kunnen u alle zorgen uit handen nemen door naast de levering van de materialen tevens de installatie, inbedrijfstelling, certificering en onderhoudswerkzaamheden voor u te verzorgen, maar als u deze werkzaamheden zelf wilt uitvoeren, dan is dat geen probleem. Op deze manier hoeven uw verdiensten zich niet tot alleen de levering van een blussysteem te beperken, maar kunt u uw klant zelf ook een onderhoudscontract aanbieden. SenseTek is dĂŠ specialist op het gebied van bijzondere branddetectie en blussystemen.
Fire & Security Solutions
SenseTek B.V. | Abberdaan 162 | 1046 AB Amsterdam | Nederland T 020-6131611 | F 020-6132212 | info@sensetek.nl | www.sensetek.nl
Colofon
Brandveilig.com is een uitgave van Vakmedianet Hoofdredacteur Arjen de Kort, arjendekort@vakmedianet.nl Eindredacteur Christine Linneweever Medewerkers aan deze uitgave Arjan Anderiesen (coverontwerp), Jos Bienefelt, Auke van Dam, Lyndey Dubbeld, Femke van den End, Johan Hoogeweg, Rob Jastrzebski, Henny de Nooijer, Yvonnen Olij, Leo Porrio, Klarinda de Rijke, Betty Rombout, Emiel van Rossum, Aad van den Thoorn, Ricardo Weewer, en Joric Witlox Redactieraad
De redactieraad adviseert de redactie van Brandveilig.com. De uitingen geven echter niet per se de mening weer van de leden.
Coen van Beek, Eric Bosscher, Xander van Bree, Arnoud Breunese, Maarten de Groot, Dingeman de Jong, Johan Koudijs, Leo Oosterveen en Joric Witlox Uitgever Geert van den Bosch Accountmanager Marion Smits, marionsmits@vakmedianet.nl tel. 06-52867200 Vormgeving & opmaak colorscan www.colorscan.nl Druk Ten Brink, Meppel Adres Vakmedianet, Postbus 448, 2400 AK Alphen aan den Rijn Tel. 088-5840918 www.brandveilig.com, info@brandveilig.com Abonnementenadministratie klantenservice@vakmedianet.nl, tel. 088-5840888
Abonnementen Brandveilig.com verschijnt 6 keer per jaar. Abonnement: Nederland € 134,00, verzending buitenland € 27,00 (EU) en € 38,00 (niet-EU-landen); prijzen zijn exclusief btw. Op alle uitgaven van Vakmedianet zijn de Algemene Voorwaarden van toepassing. Deze zijn te vinden op www.vakmedianet.nl. Doelgroep Professionals op het gebied van brandveiligheid, zoals architecten, aannemers, preventisten, brandweer, adviseurs, installateurs, leveranciers en beslissers op het gebied van facilitair management in bedrijf en gebouw. Partners Hoefnagels, Stöbich, Trigion Brand en Beveiligingstechniek Copyright Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. © Vakmedianet 2015 Publicatievoorwaarden Op iedere inzending van een bijdrage of informatie zijn de standaardpublicatievoorwaarden van Vakmedianet van toepassing. Deze zijn te vinden op www.vakmedianet.nl. Disclaimer Alle in deze uitgave opgenomen informatie is met de grootste zorgvuldigheid samengesteld. De juistheid en volledigheid kunnen echter niet worden gegarandeerd. Vakmedianet en de bij deze uitgave betrokken redactie en medewerkers aanvaarden dan ook geen aansprakelijkheid voor schade die het directe of indirecte gevolg is van het gebruik van de opgenomen informatie. ISSN 1876-5750
Cultuuromslag Doordat regelgeving en handhaving al enkele jaren minder worden, staat de brandveiligheid van gebouwen onder druk, zo hebben verschillende experts in eerdere edities van dit blad reeds vastgesteld. Ik breng de zorg van de directeur en de voorzitter van BBN nog maar eens in herinnering, Arjen de Kort hoofdredacteur Brandveilig.com toen zij vorig jaar in een interview stelden “dat een groot deel arjendekort@vakmedianet.nl van de gebouwen niet eens aan het Bouwbesluit - het huidige minimumniveau - voldoet.” Om hiertegen ten strijde te trekken zien zij - en daarin staan zij niet alleen - een belangrijke rol weggelegd voor de gebouweigenaar. Immers, die is verantwoordelijk voor de brandveiligheid en loopt een enorm risico als hij het niet goed regelt. Maar die gebouweigenaar/-gebruiker is helemaal niet bezig met brandveiligheid, stelde ik eerder al eens vast. Zijn core business is het behalen van rendement op zijn investering. In geval hij een nieuw pand laat bouwen of een bestaand gebouw gaat huren, zijn locatie, prijs en comfort daarbij doorslaggevend en is (brand)veiligheid slechts beperkt van belang en al zeker geen showstopper. Dit blijkt ook uit het interview met Bob de Jong (directeur van Garantienet en adviseur bij TNO) in dit nummer, waarin hij onder andere zegt: “De locatie van het gebouw komt op de eerste plaats (...). Daarna volgt de uitstraling van het gebouw, alsook de duurzaamheid. Echter, niemand vraagt specifiek om een (...) brandveilig gebouw. Wij mogen er gewoon van uit gaan, dat dit het geval is. (...) De vastgoedeigenaar houdt zich aan de wet. Maar daar blijft het vaak bij.” Die wet is het Bouwbesluit, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen een bestaande en een nieuwe situatie. “Simpel gesteld, alles wat je beet pakt, moet voldoen aan de eisen van vandaag. Alles wat je niet aanraakt, mag voldoen aan de eisen van de dag waarop er vergunning voor verleend is”, aldus De Jong. Met zijn conclusie dat een gebouw daardoor soms een betonnen doos met een kartonnen dak is, legt hij de vinger op een zere plek en blijft de vraag overeind of een gebouw dat aan de wettelijke brandveiligheidseisen voldoet, écht brandveilig is? De Jong antwoordt met een wedervraag: “Is het vuur nu heter dan in 1980?” Het antwoord lijkt mij evident en daarom kan ik mij vinden in het pleidooi van De Jong voor een andere manier van denken, een cultuuromslag, omdat pas dan een gebouw écht brandveilig is. nummer 2
april 2015
5
NIEUWS
Geen verwarring over rookklasse
AGENDA
In Brandveilig.com 2015, nummer 1 schreef Leo Oosterveen (directeur BBN Brandveilig Bouwen Nederland) in het artikel 'Gevaren van rook' het volgende over bouwmaterialen: "Daarnaast is het belangrijk dat er bouwmaterialen toegepast worden die in geval van brand slechts een minimum aan rook veroorzaken. A1 geclassificeerde bouwproducten kennen per definitie geen of nauwelijks rookontwikkeling. De rookklasse wordt aangeduid met de letter s en een cijfer dat de hoeveelheid rookproductie aangeeft; s1 geeft een geringe, s2 een gemiddelde en s3 een grote rookproductie. Indien de brand- en rookklasse niet aan de hand van het bouwmateriaal zelf getraceerd kunnen worden, dan dient de fabrikant van het product u hierover nader te informeren." Echter, ter voorkoming van eventuele ver-
Meer informatie over alle activiteiten: www.brandveilig.com 21 & 28 MEI
BASISCURSUS BRANDVEILIGHEID BREUKELEN
WWW.BRANDVEILIG.COM 4 JUNI
LEZINGENMIDDAG VVBA EDE
WWW.VVBA.NL 10 JUNI
NATIONALE KENNISDAG BRANDPREVENTIE ECHTELD
WWW.NKDB.NU 4 & 5 NOVEMBER
NATIONAAL CONGRES FIRE SAFETY & SCIENCE ARNHEM
WWW.IFV.NL
warring wijst Oosterveen er nadrukkelijk op dat Rookklasse s1 en s2 los staan van de Europese brandclassificatie A, omdat ook oplossingen met de brandclassificatie B kunnen worden onderverdeeld naar rookklasse s1 en s2. In de volgende editie van het boekje Essentiële Controlepunten (verschijnt in november), wordt nader ingegaan op welke eisen wanneer gesteld moeten worden aan rookwerendheid van constructies. Er is hierover consensus in de normcommissies en adviesorganen van het ministerie van Binnenlandse Zaken.
BBN-gedragscode gepresenteerd Brandveilig Bouwen Nederland (BBN) heeft aan Bert Veurink van het Verbond van Verzekeraars de BBN-gedragscode uitgereikt. Met deze door alle leden van BBN ondertekende gedragscode leveren BBN en haar leden een verdere bijdrage aan brandveiliger gebouwen. Bert Veurink noemde de gedragscode een "goede impuls die gebouweigenaren en verzekeraars helpt bij vermindering van brandrisico’s’. Zeker als daarbij nog eens gebruik wordt gemaakt van het boekje essentiële controlepunten.” BBN-voorzitter Joric Witlox is trots op het
feit dat alle BBN-leden met de ondertekening van de gedragscode laten zien dat zij zich actief inzetten voor verbetering van brandveiligheid: “Het toont dat de leden actief werken aan verbetering van brandveiligheid en dat zij hiervoor verantwoordelijkheid nemen.”
Geen grootschalige schade kanaalplaatvloeren ADVERTEERDERSINDEX Messe Frankfurt
31
Saval Brandbeveiliging
2
SenseTek fire & security solutions
4
Stöbich Fire Protection
4
Trigion Brand en Beveiligingstechniek
6
nummer 2
44
april 2015
In het artikel 'Brandwerendheid vloerconstructie bij een natuurlijke parkeergaragebrand' (Brandveilig.com 2014, nummer 1) staat "de schade aan kanaalplaatvloeren die bij parkeergaragebranden over de afgelopen jaren is ontstaan, is groot". Dit wekt de suggestie als zou het hier gaan om meerdere parkeergaragebranden met schade aan kanaalplaatvloeren. Echter, er hebben in de afgelopen jaren - behalve de in het artikel genoemde parkeergaragebrand in 2007 in Rotterdam - geen verdere parkeergaragebranden met kanaalplaatvloeren met (grootschalige) schade plaatsgevonden. Bij de overige parkeergaragebranden met schade was geen sprake van een kanaalplaatvloer. De betreffende zin had dan ook niet specifiek gericht moeten zijn op parkeergarages met kanaalplaatvloeren.
NIEUWS
Per 1 juli brandweerdrones in de lucht? Zullen er per 1 juli brandweerdrones uit Twente en Midden- en West-Brabant boven Nederland vliegen? “Dat is de vraag”, aldus Wilbert Kleijer, projectleider bij Brandweer Nederland. Wat zijn de redenen hiervoor en hoever staat de brandweer in dit proces? Brandveilig.com sprak Kleijer. Begin maart schreef het kabinet aan de Tweede Kamer een brief. Zij wil dat de brandweer en politie vanaf 1 juli met drones boven gebouwen en mensenmenigten mogen vliegen. Want de onbemande luchtvaartuigen kunnen een grote rol spelen bij hulpverlening, opsporing en handhaving van de openbare orde. “Veel pakten dit bericht op alsof de brandweer en politie per 1 juli beroepsmatig altijd en overal met drones mochten vliegen”, vertelt Wilbert Kleijer, projectleider bij Brandweer Nederland. “Maar dat is niet zo.” Momenteel mogen mensen met drones ver van mensen, gebouwen en infrastructuren vandaan vliegen binnen bepaalde tijd – alleen daglichtperiode - en locatie. Dit heet ook wel het ‘klasse 1’ vliegen. Beroepsmatig vliegen met drones mag alleen als de partij daarvoor een ontheffing heeft gekregen, want er is nog geen vastgestelde weten regelgeving. Terwijl de brandweer werkte aan de ontheffing, schreef het kabinet een brief aan de Tweede Kamer. Het kabinet wil beroeps-
matige vliegers per 1 juli in kleine stapjes de mogelijkheid tot klasse 2 vliegen bieden. Daarbij komt eerst wet- en regelgeving voor vliegen op bepaalde tijd en locatie. Daarna volgen in fasen wetten en regels om beroepsmatig te vliegen op onbepaalde tijd en locatie. De brandweer mag dus per 1 juli niet overal en altijd vliegen waar ze wil. Daarvoor moet de wet eerst klaar zijn. “Liever willen wij wel in de buurt van gebouwen, infrastructuur en mensen vliegen, en het liefst ook in de nacht”, reageert Kleijer. “Maar voordat de wet dat mogelijk maakt, kan het wel 2018 zijn. Want eigenlijk wacht de overheid op de internationale regels van Brussel. Of Nederland die op nationaal niveau één op één overneemt, is natuurlijk de vraag.”
WET De wet is er nog niet klaar voor drones die altijd en overal mogen vliegen. Maar de brandweer en politie werken hard aan een regeling om toch te mogen vliegen naar eigen behoefte. “Deze regeling biedt tijdelijke kaders wanneer wij mogen vliegen tegen bepaalde voorwaarden”, legt Kleijer uit. Een onderdeel om die regeling te krijgen is een landelijke beleidslijn. Kleijer: “De minister gaf ons de opdracht om die te schrijven. Omdat vliegen met drones niet zomaar wat is, besloten wij om eerst te oefenen en een handleiding te schrijven.” Hij gebruikt het voorbeeld van iemand die leert autorijden. “Eerst leer je theorie, dan doe je praktijkervaringen op. Zo leer je
langzaam veilig autorijden.” Dus oefent de brandweer met vliegen. Op grond van deze praktische ervaringen schrijven de twee regio’s een operationeel handboek. Die voegen ze samen tot één handboek. Hierin beschrijft de brandweer wat ze precies doet, hoe ze vliegt, met welke systemen ze vliegt en welke veiligheidsmaatregelen en protocollen zij in acht nemen. “Zo kan de inspectie controleren of we doen wat we zeggen dat we doen”, aldus Kleijer. Op grond van die handleiding kan de brandweer de benodigde certificeringen behalen om daadwerkelijk beroepsmatig klasse 2 te mogen vliegen.” Waar staat de brandweer nu in dit proces? Kleijer: “We proberen per 1 juli te voldoen aan de komende wettelijke vereisten. Ondertussen werken we met de politie samen om klasse 2 te mogen vliegen. Maar dat kan nog wel een tijd duren."
Sportcentrum Lisse voldoet aan NEN 6098
De parkeergarage van Sportcentrum Lisse is een van de eerste projecten in Nederland die gerealiseerd is volgens de nieuwe NEN 6098. Deze norm geeft beoordelingscriteria
voor het toetsen van rookbeheersingssystemen in mechanisch geventileerde parkeergarages. De parkeergarage heeft een oppervlakte van 4.500 m2. Systemair heeft voor de parkeergarage een compleet (brand)ventilatiesysteem, inclusief gasdetectie en ontruimingsinstallatie geleverd. De brandventilatie is conform de nieuwe NEN 6098 gerealiseerd en bestaat onder andere uit negen AXC 1250 mm afvoerventilatoren. Deze zijn in de wand gemonteerd en kunnen in geval van brand gezamenlijk ruim 700.000 m3 lucht per uur verplaatsen.
Voor het dagelijks gebruik van de parkeergarage is het ventilatiesysteem zo ontworpen dat er, afhankelijk van de luchtkwaliteit, meer of minder wordt geventileerd. De twee CJF50 stuwkrachtventilatoren en zeven IV85 stuwkrachtventilatoren zijn ingebouwd in het verlaagde plafond en zorgen voor een vermenging van de verse lucht met de lucht in de garage. Zo kunnen er geen ontoelaatbare concentraties CO/LPG optreden. Worden de concentraties toch te hoog dan worden ook de afvoerventilatoren naar een hoger toerental geschakeld.
nummer 2
april 2015
7
thema blusmiddelen / automatische blusinstallaties
Aad van den Thoorn
Nieuw portaal: brandveiliggebouw.nu
Brandveiligheid is een keuze Gebouweigenaren zijn verantwoordelijk voor de brandveiligheid van hun gebouw. Het is aan hen om een visie te ontwikkelen op dit gebied, op basis van goede argumenten en de juiste kennis. Om eigenaren en opdrachtgevers bewust te maken van de keuzes die zij kunnen maken en de weg te wijzen naar specifieke deskundigheid lanceert SBRCURnet een nieuw portaal: brandveiliggebouw.nu. John van Lierop, actief in onder andere de Nederlandse Organisatie voor Brandveiligheid (NOVB), leverde een bijdrage aan dit portaal.
E
igenaren van gebouwen en bestuurders hebben de sleutel in handen als het om brandveiligheid gaat. 100 procent brandveiligheid bestaat niet, maar als gebouweigenaar of als bestuurder moet je wel nadenken over het niveau van brandveiligheid dat je wilt bereiken. Welke gevolgen van brand accepteer je wel en welke niet? Het zijn vragen waar een eigenaar zich een mening over moet vormen, om tot een visie op brandveiligheid te komen. Adviseurs, brandweer en verzekeraars kunnen helpen bij het vertalen van beleid naar maatregelen. Daarbij is het van belang te beschikken over objectieve informatie over de keuzes die er in grote lijnen zijn.
Eerste hulp
Brandveiliggebouw.nu moet daar in voorzien. Van Lierop: “Bedoeling van dit portaal voor gebouweigenaren is een soort eerste hulp te bieden bij de bewustwording van deze doelgroep. Verder krijgt het portaal een doorverwijsfunctie naar meer informatie op dit gebied. We willen laagdrempelige en gevalideerde informatie bieden. In de expertgroep die voor de inhoud zorgt zijn daarom vele partijen betrokken. Ik zit erin namens de NOVB, dat onder andere de leveranciers en fabrikanten van actieve blus-
systemen vertegenwoordigt, maar ook NEN, TNO en Bouwen met Staal zijn vertegenwoordigd. Waar we als NOVB dus op aansturen is het vormen van een visie op brandveiligheidsgebied. Die visie kán zijn: iedereen veilig het gebouw uit, en de buren beschermen tegen een overslaande brand, zoals het Bouwbesluit eist. Maar die regels garanderen niet de bescherming van het gebouw tegen brand- en rookschade, en al helemaal niet de gevolgschade. Als de continuïteit van de bedrijfsvoering wordt verstoord, kan dat ernstige financiële gevolgen hebben, die niet door de brandverzekering worden gedekt. Een ziekenhuis dat een week dicht moet, kan daardoor failliet gaan. Mensen denken dat regels brandveiligheid garanderen, maar je moet vaak verder gaan, afhankelijk van de risico’s in een specifieke situatie. We zien nu nog vaak dat te weinig op risico’s wordt gestuurd en dat er niet goed doordachte keuzes worden gemaakt.” Het besef moet volgens Van Lierop groeien dat je als bestuurder andere keuzes kunt maken dan alleen voldoen aan de wettelijke regels.
Zorg
De brandveiligheid waar een bestuurder invloed op heeft is ook in zorginstellingen
Het portaal geeft antwoorden op vele vragen 8
nummer 2
april 2015
gebaseerd op drie elementen: bouwkundige, installatietechnische en organisatorische maatregelen. Een bestuurder kan bijvoorbeeld door extra investeringen in sprinklers besparen op brandcompartimentering of een slimmere en goedkopere bedrijfshulpverlening organiseren. Van Lierop: “Sprinklers zijn nooit verplicht, behalve bij vuurwerkopslag. Ze bieden een universele oplossing om branden in de kiem te smoren, waardoor je ze ook kunt toepassen om langere vluchtwegen bij brand mogelijk te maken.”
Portaal
Op brandveiliggebouw.nu wordt de gebouweigenaar bewust gemaakt van de keuzemogelijkheden die er zijn om zijn visie op brandveiligheid gestalte te geven. Vanzelfsprekend komt de bezoeker niet op detailniveau binnen. Het begint met algemene, veel gestelde vragen die je aan het denken zetten. Zoals: t Wat heeft de gemeente/brandweer te zeggen over de brandveiligheid in mijn gebouw? t Wat is het doel van een sprinklerinstallatie? t Wat kan ik doen als mijn vergunningaanvraag is afgewezen door de gemeente? t Is de stalen gevel van mijn industriehal wel voldoende brandwerend? t Reageren sprinklers op sigarettenrook? t Kan de BHV organisatie eenvoudiger met een sprinkler- of watermistinstallatie?
Foto beschikbaar gesteld door John van Lierop/NOVB
thema blusmiddelen / automatische blusinstallaties
Volgens John van Lierop moeten vooral gebouweigenaren goed weten welke keuzes ze maken op brandveiligheidsgebied. Als de bezoeker van het portaal zijn belangrijkste keuzes heeft gemaakt, wordt deze geleid naar informatie over de manier waarop je de brandveiligheid kunt realiseren, dus welke mix van bouwkundige maatregelen en (blus)installaties mogelijk zijn en wat gebouweigenaren en gebruikers zelf kunnen doen om de brandveiligheid in hun gebouw te bevorderen. Het portaal geeft de antwoorden op deze en vele andere vragen die leven en verwijst naar andere relevante informatie uit diverse bronnen. Vanaf 9 maart is het in de lucht.
Brancheverenigingen
John van Lierop werkt als Landenmanager binnen een samenwerkingsverband tussen de brancheverenigingen European Fire Sprinkler Network (EFSN) en NOVB. De NOVB bestaat uit een viertal afdelingen: 1. VSI: Vereniging Sprinkler Installateurs 2. VBE: Verenigde Brandveiligheid Experts 3. FSS: Fire Safety Suppliers 4. VWI: Vereniging Woningsprinklers Installateurs “Slogan van NOVB is ‘Samen naar een brandveilige samenleving’ en wat wij doen is het verbinden van belanghebbenden en
het delen van kennis via onder meer onze websites. Bij verschillende doelgroepen bestaat nog steeds veel onduidelijkheid over brandveiligheid, en daar willen wij via voorlichting en PR wat aan doen. Vanuit onze commissie Techniek participeren we ook in het Deskundigen Panel van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid en NEN-commissies. Sinds kort mag ik voorzitter zijn van de NEN-commissie Blussystemen. In dat verband is vorig jaar gewerkt aan de NEN 2077, een nieuwe norm voor woningsprinklerinstallaties. Als NOVB zijn we ook bezig het onderwerp brandveiligheid aan te kaarten bij Breeam, in verband met de certificatie van energiezuinige gebouwen. In die systematiek staat nu niets over brandveiligheid, terwijl we van mening zijn dat een gebouw dat niet afbrandt erg duurzaam is”, aldus Van Lierop.
Speerpunten
Vanuit de commissie PR heeft NOVB verschillende speerpunten geformuleerd, zoals zorginstellingen, woningsprinklers en ook parkeergarages. Volgens Van Lierop gebeurt er in verschillende sectoren momenteel het nodige om de brandveiligheid
structureel te verbeteren. “Op het gebied van parkeergarages nemen wij deel aan een werkgroep van Vexpan, de belangenvereniging van parkeergarage-exploitanten. Ook in de zorg gebeurt het nodige: de gezamenlijke zorgkoepels, verenigd in de BoZ hebben het initiatief genomen voor een landelijk actieprogramma waarin onder andere de toepassing van actieve blussystemen verder wordt onderzocht. Het onderzoek wordt mede mogelijk door het Ministerie.”
Risicogericht
Het zijn ontwikkelingen die NOVB stimuleert, omdat ze de omslag markeren van regelgericht naar risicogericht werken. Van Lierop: “Vooral gebouweigenaren moeten goed weten welke keuzes ze maken op brandveiligheidsgebied. Daar kan ook het nieuwe portaal een goede ondersteuning bieden. Sprinklers kunnen een goede oplossing bieden in de mix van bouwkundige, installatietechnische en organisatorische maatregelen. De kunst is de juiste balans te vinden tussen de maatregelen en de investeringen.” Aad van den Thoorn werkt bij SBRCURnet
nummer 2
april 2015
9
thema blusmiddelen/automatische blusinstallaties
Rob Jastrzebski
Slimme melders
Troef in strijd tegen ongewenste brandmeldingen Brandweer Midden- en West-Brabant heeft de strijd tegen ongewenste automatische brandmeldingen een nieuwe dimensie gegeven. Vorig jaar is het korps samen met zorginstellingen en leveranciers van brandmeldsystemen een pilot gestart om nut en meerwaarde van ‘slimme rookmelders’ te onderzoeken. De eerste resultaten zijn hoopgevend.
M
idden- en West-Brabant is landelijk een van de voorlopers in het project STOOM (Structureel Terugdringen Onechte en Ongewenste Meldingen). En met reden, want de regio heeft een fors aantal objecten met een wettelijk verplichte automatische doormelding van de brandmeldinstallatie naar de meldkamer van de veiligheidsregio. Bij elkaar gaat het om 1700 aansluitingen. Via een individuele benadering zet de regio al drie jaar in op een partnerschap met bedrijven en instellingen, om gezamenlijk de oorzaken van ongewenste meldingen op te sporen en op te lossen. Deze aanpak heeft al tot een flinke afname van het aantal meldingen geleid. De regio was echter ook ge-
interesseerd in de mogelijke rol van de techniek bij de aanpak van het vraagstuk.
Kennis opdoen
“Slimme melders die een daadwerkelijke brand kunnen onderscheiden van omgevingsinvloeden, zoals roken, koken, stoomvorming of een brandende kaars, zijn al langer op de markt, maar we hebben nog te weinig kennis van de techniek zelf en het proces”, vertelt Henny Sijbring, hoofd van de afdeling Risicobeheersing Midden van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant en regionaal projectleider STOOM. “Waarom worden ze bijvoorbeeld niet op grote schaal toegepast als de techniek al bestaat? De wet verplicht slimme brand-
bedrijven die willen deelnemen aan de pilot mee aan het verschil in kostprijs tussen traditionele rookmelders en intelligente melders. Met de uitkomsten van de pilot hopen we bedrijven en instellingen te stimuleren om te investeren in slimme melders.”
Voorkomen van onrust
Het regiobestuur gaf eind 2013 groen licht voor de pilot en stelde geld beschikbaar. Vorig jaar ging het eerste project van start in GGz Breburg, een grote psychiatrische zorginstelling in Zuid-Nederland met jaarlijks circa 17.000 patiënten verspreid over elf locaties. Op de locatie Etten-Leur werd begin 2014 door Siemens het eerste zorggebouw van slimme rookmelders met ASA
Slimme melders kunnen binnen vastgestelde marges omgevingsinvloeden uitfilteren
Het zorggebouw van GGz Breburg in Etten-Leur, waar de eerste slimme melders zijn geïnstalleerd.
10
nummer 2
april 2015
melders niet, dus kiezen bedrijven via een aanbestedingstraject vaak de goedkoopste melders om aan de brandveiligheidsregelgeving te voldoen. Om toch de meerwaarde van intelligente meldertechniek te kunnen aantonen, hebben we als regio onze nek uitgestoken en bij het bestuur budget aangevraagd voor een in onze ogen unieke pilot. Daarbij betalen wij als brandweer voor
sensortechnologie voorzien. Dat leverde al snel een zodanige afname van het aantal ongewenste alarmmeldingen op, dat de afdeling vastgoed van de zorginstelling besloot om ook in alle andere klinische gebouwen op het terrein de intelligente melders toe te passen. Dit jaar worden de laatste gebouwen aangepast. Luud van Gils, senior medewerker Facili-
thema blusmiddelen/automatische blusinstallaties
Partners in een bijzondere pilot. Van links naar rechts: Sjaak Taal (Siemens), Henny Sijbring van Brandweer Midden- en West-Brabant, Luud van Gils van GGz Breburg en Zeb Braal (Brandweer Midden- en West-Brabant).
taire Staf van GGz Breburg, is enthousiast over het effect van de nieuwe melders. “Als zorginstelling hebben we groot belang bij het minimaliseren van ongewenst brandalarm. Als in een zorggebouw het brandalarm wordt geactiveerd, heeft dat grote impact. Het gebouw moet worden ontruimd en dat geeft enorme onrust bij de patiënten. Onrust die soms dagen lang kan doorwerken. Daar komt bij dat een ontruiming een stevig beroep doet op onze bedrijfshulpverleningsorganisatie, waaronder veel verpleegkundigen. Die kunnen dan geen zorg bieden aan de patiënten, terwijl wij juist een patiëntencategorie met een grote zorgbehoefte huisvesten. Om deze redenen wilden wij graag deelnemen aan de pilot en de meerwaarde van slimme rookmelders in de praktijk toetsen.” De investering miste zijn doel niet. Zeb Braal, projectmedewerker STOOM bij Brandweer Midden- en West-Brabant becijfert dat de brandweerpost Etten-Leur vóór het project STOOM bijna dagelijks moest uitrukken naar de vestiging van GGz Breburg, terwijl dat nu, mede door de pilot, nog maar zo’n twee keer per maand is.
Locatiespecifieke melderkeuze
“Gebouwbeheerders die verantwoordelijk zijn voor brandveiligheid, zijn zich vaak niet bewust van de invloed van omgevingsfactoren”, stelt Sjaak Taal, manager Kenniscentrum bij Siemens Nederland. “Hun
belang is te voldoen aan de brandveiligheidseisen tegen zo laag mogelijke kosten, met een gecertificeerde brandmeldinstallatie en rookmelders die voldoen aan de NEN 2535 en de EN54. De NEN 2535 regelt ook hoeveel ongewenste meldingen een installatie maximaal mag genereren. Als een leverancier beheerders ervan overtuigt dat hun melders en BMI voldoen aan die eisen, gaan ze voor de laagste prijs, zonder zich ervan bewust te zijn dat specifieke ruimten, zoals wasgelegenheden, keukens en technische ruimten bijzondere eisen stellen aan het type melder. Slimme melders kunnen binnen vastgestelde marges omgevingsinvloeden van bijvoorbeeld roken, koken en stoomvorming uitfilteren. Om als branche een bijdrage te leveren aan het terugdringen van ongewenste brandmeldingen, hebben de leveranciers van rookmelders gezamenlijk een lijst van circa vijftig typen ruimten opgesteld, waar naar onze stellige overtuiging slimme melders moeten worden toegepast. Een brancherichtlijn, met de afspraak dat we ons daar ook aan houden bij de advisering van klanten over het juiste meldertype.” Het ‘smart’ karakter van slimme melders zit volgens Taal in het feit dat ze niet slechts reageren op de overschrijding van één ingestelde drempelwaarde voor de concentratie rookdeeltjes in de lucht, maar ook meten hoe snel die concentratie toeneemt en wat de samenstelling van de rook is. Daarnaast
zijn er ook zogenaamde multicriteriamelders, die behalve rook ook de combinatie met temperatuur en koolmonoxide kunnen meten. Alle grote leveranciers hebben een lijn met verschillende meldertypen, variërend in functionaliteit en prijs. En de prijs ten opzichte van de traditionele rookmelders hoeft volgens Taal geen probleem te zijn. “Een gemiddelde brandmeldinstallatie met circa 450 rookmelders, waarvan 25 procent slimme melders, vraagt slechts een extra investering van zeven procent. Al met drie nodeloze uitrukken minder gedurende de levensduur van het brandmeldsysteem, is de extra investering terugverdiend. Bovendien werken de melders op iedere Siemens brandmeldcentrale en ook in een systeem met meerdere typen melders door elkaar. Want je hoeft niet elke ruimte van slimme melders te voorzien. In een kantooromgeving, gangen en vluchtwegen, volstaan reguliere rookmelders. De slimme sensoren hoeven alleen te worden geplaatst in ruimten die door hun gebruiksfunctie een groter risico op ongewenst alarm opleveren.”
Uitbreiding pilot
Taal vindt het eigenlijk een wat vreemde beweging dat de overheid in Midden- en West-Brabant gedeeltelijk de aanschaf van slimme melders financiert. Hij vindt dat de markt en gebouweigenaren zich moeten houden aan de brancherichtlijn voor afgewogen melderkeuze voor risicoruimten en moeten voldoen aan de norm voor het maximum aantal ongewenste en onechte meldingen. Slimme melders winnen overigens wel terrein in installatieland. Volgens Taal valt op dit moment circa dertig procent van de afzet aan rookmelders onder de noemer ‘intelligente sensoren’. Brandweer Midden- en West-Brabant gaat, gesterkt door de eerste resultaten van de pilot in Etten-Leur, de proef verder uitrollen in de regio. Henny Sijbring van de afdeling Risicobeheersing: “We zijn in overleg met meerdere instellingen en andere rookmelderleveranciers voor het opstarten van vervolgprojecten. Uiteindelijk willen we dit jaar vier praktijkpilots opzetten, zodat we een breder beeld krijgen van de mogelijkheden en effecten van slimme rookmelders en de bijdrage die ze kunnen leveren aan het terugdringen van ongewenst alarm.” Rob Jastrzebski is freelance journalist
nummer 2
april 2015
11
thema blusmiddelen/automatische blusinstallaties
Auke van Dam en Johan Hoogeweg
Sprinklers boven een verlaagd plafond In veel gebouwen wordt in het kader van gelijkwaardigheid of om schade bij brand te beperken een sprinklerinstallatie aangebracht. Een al jaren bij (bijna) elk project terugkerende vraag: “Moeten er ook sprinklers aangebracht worden boven verlaagde plafonds?” Het antwoord op deze vraag lijkt simpel, maar behelst meer dan een simpel ‘ja’ of ‘nee’. In dit artikel wordt nader ingegaan op dit vraagstuk.
Z
odra binnen het ontwerpproces het woord ‘sprinkler’ valt, start vaak snel een discussie over de plaatsen waar sprinklers aangebracht dienen te worden. Het maakt niet uit welk sprinklervoorschrift je erbij pakt, alle voorschriften beginnen met de basisregel dat ‘alle ruimten voorzien moeten worden van sprinklers’; dus ook de ruimten boven een plafond.
Sprinklervoorschriften
In Nederland mag je bij de aanleg van een sprinklerinstallatie uit meerdere ontwerpvoorschriften kiezen. De bekende voorschriften zijn: t NEN-EN 12845 + NEN 1073: ‘Vaste brandblusinstallaties - Automatische sprinklerinstallaties. Ontwerp, installatie en onderhoud’ (NEN-EN 12845) t NFPA 13 ‘Standard for the Installation of Sprinkler Systems’ (NFPA 13) In dit artikel bekijken we de eisen en de gevolgen hiervan aan de hand van NEN-EN 12845 en de NFPA 13.
Voorschriftmatig uitgangspunt
In de sprinklervoorschriften is de basisregel dat elke ruimte in eerste instantie moet worden voorzien van sprinklers, dus ook de ruimte boven een verlaagd plafond. Daarnaast bevat elk sprinklervoorschrift ‘vrijstellingsmogelijkheden’ op de eis. Vrijstelling is mogelijk, mits er aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Deze voorwaarden heb-
12
nummer 2
april 2015
ben met name betrekking op het beperken van de kans op het ontstaan van brand en de doorgroei van een brand tot een omvang die bedreigend kan worden voor het gebouw. Dit is ook te verklaren: als er niets is dat kan branden of kan leiden tot een brand die zich kan ontwikkelen, dan heeft het geen meerwaarde om een (kostbare) beveiliging aan te brengen.
Eisen per voorschrift
Hierna gaan we nader in op de belangrijkste eisen per voorschrift. NEN-EN 12845 voorwaarden Voor NEN-EN 12845 gelden voorwaarden om in aanmerking te komen voor vrijstelling. De eisen beslaan anderhalve bladzijde tekst uit de norm. Kort samengevat zijn
Elk sprinklervoorschrift bevat ‘vrijstellingsmogelijkheden’ ASPECT
VRIJE HOOGTE <_ 300 mm
> 300 mm <_ 800 mm
onbrandbare (1) constructie (vloer/plafond)
--
onbrandbare (1) isolatie
--
--
--
--
onbrandbare
(1)
leidingwerk
vuurbelasting van de toegepaste materialen (leidingen /isolatie/aftimmerhout) < 11,356 MJ/m2 elektrische bekabeling dient uitgevoerd te zijn in een kwaliteit ‘moeilijk brandbaar’
--
> 800 mm
--
--
Opmerking 1: klasse A volgens NEN-EN 13501-1
Tabel 1. Eisen NEN-EN 12845: voorwaarden vrijstelling sprinklers boven verlaagde plafonds.
thema blusmiddelen/automatische blusinstallaties
deze eisen te vertalen in drie pakketten, afhankelijk van de interne hoogte van de vrije ruimte en het brandrisico in deze ruimte. In tabel 1 is een korte samenvatting van de eisen aangegeven. Bij de meeste projecten is de vrije ruimte boven een plafond tussen 300 en 800 millimeter hoog. Dit betekent dat er middels een vuurbelastingsberekening aangetoond dient te worden dat er voldaan wordt aan de vrijstellingsvoorwaarden. Maar wanneer moet je dit berekenen? Vroeg in de ontwerpfases is vaak nog niet bekend welk en hoeveel materiaal er in de verborgen ruimte wordt toegepast. Met als gevolg dat in een latere fase blijkt dat de gemiddelde vuurbelasting toch meer is dan toegestaan en dus de verborgen ruimte moet worden voorzien van sprinklerbeveiliging. Als dit pas blijkt tijdens de uitvoering kan dit vergaande consequenties hebben voor de voortgang (en de kosten). Omdat alle materialen boven het verlaagd plafond moeten worden meegenomen in de berekening van de vuurlast, wordt de maximaal toegestane hoeveelheid snel bereikt. Wanneer er een beperkt aantal kunststof leidingen aanwezig is, geïsoleerd met een kunststof isolatie (bijvoorbeeld Armaflex), dan wordt de maximaal toegestane hoeveelheid al snel bereikt. In tabel 2 op de volgende pagina is een indicatieve voorbeeldberekening van een kantoorvertrek (3,6 x 3,6 meter) weergegeven. Als het gebouw tijdens het ontwerp ‘scherp’ ontworpen is (waarbij precies wordt voldaan aan de eis dat er niet meer dan 11,3 MJ/m2 aan vuurbelasting boven het plafond aanwezig is), dan kan dit beperkingen opleveren tijdens de gebruiksfase. Het toevoegen van extra vuurbelasting boven het plafond (bijvoorbeeld door extra kabels richting de serverruimte) kan als gevolg hebben dat de grens van 11,3 MJ/m2 wordt overschreden en dat er opeens aanvullende sprinklers boven het plafond moeten worden aangebracht terwijl het gebouw in gebruik is. NFPA 13 voorwaarden Net zoals de NEN-EN 12845 kent de NFPA 13 ook voorwaarden waaronder vrijstelling mogelijk is. Vanuit de NFPA 13 is de volgende vrijstellingsregeling van toepassing: ‘Concealed spaces of non-combustible and
Foto 1: Ruimte die onbeveiligd mag blijven.
limited-combustible construction with minimal combustible loading having no access shall not require sprinkler protection.’ Dit betekent dat: ‘in verborgen ruimten, bestaande uit niet of beperkt brandbare materialen zonder toegang geen sprinklerbeveiliging vereist is’. Daarbij is aangegeven dat: ‘Minor quantities of combustible materials such as - but not limited to - cabling, non-metallic plumbing piping, non-structural wood and so forth can be present in concealed spaces constructed of limited or noncombustible materials, but should not typically be viewed as requiring sprinklers.’ In het artikel is aangegeven dat ‘Beperkte hoeveelheden brandbare materialen, (zoals bekabeling niet-metalen leidingen, nietconstructief hout en dergelijke) die in verborgen ruimten aanwezig kunnen zijn, geen directe aanleiding geven om sprinklerbeveiliging aan te brengen.’ Naast deze algemene eisen wordt nog verder ingegaan op specifieke situaties, zoals het toepassen van isolatie die niet brandbaar mag zijn. Hierbij is bijvoorbeeld een toplaag bovenop de isolatie van papier of een dunne plastic folie wel toegestaan, mits de vuurbelasting van het product beperkt is tot 11,356 MJ/m2. De belangrijkste eis die gesteld wordt, is dat toegepaste constructiematerialen minimaal voldoen aan de klasse ‘limited combustible’. Dit zijn producten met een beperkte verbrandingswaarde (maximaal 8,1 MJ/kg), waarbij de branduitbreiding over het oppervlak van het product (‘flame spread’) laag is.
Hierbij wordt verwezen naar testmethoden die in de Verenigde Staten gebruikelijk zijn, maar die in Nederland geen toepassing kennen, zoals ASTM E 84. Het gevolg hiervan is dat een vertaling noodzakelijk is naar een materiaalbeoordelingssystematiek die in Nederland gehanteerd wordt: NEN-EN 13501-1. Doordat testmethoden afwijken is een éénop-één-vertaling lastig, maar als we naar de doelstelling van de gestelde eisen kijken dan is er wel een praktische vertaling te maken. Door de eis ‘limited combustible’ te vertalen naar klasse B, zoals bedoeld in NEN-EN 13501-1, dan mogen er alleen materialen worden toegepast die slechts zeer beperkt bijdragen aan de ontwikkeling van een brand. Alle normale houtsoorten en beplatingsmaterialen, zoals MDF en multiplex, voldoen in de basis niet aan deze eis. Het toepassen van materialen als gipskartonplaten en brandvertragend, behandeld MDF is vereist om aan deze eis te kunnen voldoen. Deze materiaaleis is vergelijkbaar met de eis die we in het Bouwbesluit stellen aan de toe te passen materialen in ‘extra beschermde vluchtroutes’.
Aandachtspunten
Foto 1 laat een typische ruimte boven een verlaagd plafond in een kantoorgebouw zien. Op grond van de NFPA 13 zijn hier geen sprinklers noodzakelijk. Is eenmaal de keuze gemaakt om te voldoen aan alle eisen om ruimten boven een plafond onbeveiligd te laten, dan betekent dit dat de voorwaar-
nummer 2
april 2015
13
thema blusmiddelen/automatische blusinstallaties
den hiervoor goed in het ontwerp van het gebouw verankerd dienen te worden. In de bestekken en detaillering dienen de juiste materialen te worden voorgeschreven. Ook vraagt het om scherpte bij de uitvoering door de betrokken partijen. Het aanbrengen van extra hout om een onderdeel te kunnen monteren of een plaatje isolatie om een koudebrug op te lossen kan vergaande gevolgen hebben. Foto 2 toont een voorbeeld van een ruimte waar sprinklers noodzakelijk zijn op grond van de NEN-EN 12845 en de NFPA 13.
Geen sprinklers, wel veilig?
In sommige gevallen geeft het voorschrift aan dat er sprinklers noodzakelijk zijn. Bij een installatie die is aangelegd volgens de NEN-EN is dit van toepassing op alle situaties waarbij er minder dan 300 millimeter aan vrije ruimte beschikbaar is. Bij dergelijke beperkte ruimten is het lastig om leidingen aan te leggen en voor de sprinklerkoppen een mooi sproeipatroon te realiseren. Hier hoeft dus - ongeacht de toegepaste materialen - geen sprinkler te worden aangebracht. Dit betekent dat in deze ruimte veel brandbare materialen en ontstekingsbronnen aanwezig mogen zijn, zonder dat deze worden beveiligd door middel van een sprinklerinstallatie. Het risico hierbij is dat een brand zich boven het verlaagd plafond dusdanig kan ontwikkelen dat er geen sprake meer is van een beheersbare situatie, met grote schade in het gebouw als gevolg. Bij toepassing van de NEN-EN 12845 zijn er geen aanvullende voorwaarden van toepassing om dit risico te compenseren. Bij toepassing van een NFPA-installatie zijn er wel aanvullende voorwaarden van toepassing om de gevolgen van een brand in dit gebied te beperken. Hierbij dient de watervoorziening uitgelegd te zijn op een groter sproeivlak.
Resumé
hoeveelheid
verbrandingswaarde
vuurbelasting
1
4 x UTP
12,00 m
0,680 MJ/m
8,156 MJ
2
pvc installatiebuis voor utp
3,00 m
0,666 MJ/m
1,999 MJ
3
pvc installatiebuis voor verlichting
3,60 m
0,666 MJ/m
4
1x wandcontactdoos voor verlichting
1,00 st
2,55 MJ/st
2,550 MJ
5
bekabeling naar wandcontactdoos (3 x 2,5 mm2)
6,60 m
0,792 MJ/m
5,227 MJ
6
achterhout wandcontactdoos (200 x 200 mm, multiplex 12 mm)
0,04 m2
4,56 MJ/st
0,182 MJ
7
bekabeling van wandcontactdoos naar lamp (3 x 1,5 mm2)
6,00 m
1,58 MJ/m
9,480 MJ
8
rooster luchtbehandeling (metaal)
-
0,000 MJ
9
luchtbehandelingskanaal (metaal, ongeïsoleerd)
-
0,000 MJ
10
klimaatplafond
-
0,000 MJ
11
toevoerleiding, DN32 kunststof schuimisolatie, d = 8 mm
12
retourleiding, DN32 kunststof schuimisolatie, d = 8 mm
13
houten kantlat plafond (18 x 34 mm)
14
div. onvoorzien, o.a.: klembeugels leidingen, stekkers (10%)
2,398 MJ
1
1,08 kg/m
39,0 MJ/m3
42,189 MJ
1,08 kg/m
39,0 MJ/kg
42,189 MJ
3,97 kg
19,0 MJ/m1
75,349 MJ 11,437 MJ
vuurbelasting vuurbelasting/m
+
201,158 MJ 2
15,521 MJ
Tabel 2. Indicatieve voorbeeldberekening kantoorvertrek (3,6 x 3,6 meter).
Foto 2: Ruimte die voorzien moet worden van sprinklers.
De vraag of sprinklers boven een verlaagd plafond achterwege mogen blijven, is een complexe vraag. Als we kijken naar de eisen die hierbij van toepassing zijn, dan moeten veel voorwaarden in acht genomen worden. Deze zijn niet alleen van toepassing tijdens het ontwerp en de bouw van een gebouw, maar ook in de gebruiks-
14
onderdeel
nummer 2
april 2015
fase. Vaak betekent dit dat er andere materialen toegepast dienen te worden om aan de vrijstellingsvoorwaarden te kunnen voldoen. Wel dient ervoor gewaakt te worden dat er voor de gebruiker nog een praktisch te gebruiken gebouw overblijft.
ing. Auke van Dam is technisch specialist brandveiligheid bij DGMR ing. Johan Hoogeweg is adviseur brandveiligheid bij DGMR Dit artikel is gebaseerd op de DGMR whitepaper ‘Sprinklers boven een verlaagd plafond’
thema Blusmiddelen/Automatische blusinstallaties
Rob Jastrzebski
Bluskracht in pocketformaat De Woerdense wethouder Yolan Koster (sociaal domein) had op 25 februari de primeur om als eerste de kleinste brandblusser met grootste bluskracht te mogen beproeven. De door Ardexx vervaardigde miniblusser is in het bijzonder geschikt voor gebruik door mensen met lichamelijke beperkingen, omdat het de enige blusser is die met één hand kan worden bediend en spuit in elke houding. Een bijdrage aan de brandveiligheid voor de verminderd zelfredzame mens.
A
an de presentatie van de compacte blusser gaat een geschiedenis van ruim acht jaar vooraf. Destijds was de Taakgroep Handicap en Lokale Samenleving samen met het ministerie van BZK actief met het bevorderen van de zelfredzaamheid van gehandicapten in geval van brand en ander onheil. Het ging onder andere om bewustwording onder gehandicapten, beleidsmakers en hulpverleners van de hindernissen waarmee mensen met lichamelijke en verstandelijke beperkingen bij brand en crisis worden geconfronteerd. Yolan Koster was lid van de taakgroep. Koster: “Een veel gehoorde klacht van mensen met een lichamelijke handicap, was dat er geen goede brandblussers voor hen op de markt waren. De meeste standaard blusapparaten zijn te groot, te zwaar en lastig te bedienen, vooral voor mensen met bijvoorbeeld reumatische klachten of die maar één arm kunnen gebruiken.”
Simpel
Sindsdien hebben de initiatiefnemers van de taakgroep gezocht naar een innovatief compact blusapparaat, waarmee iedereen een beginnende brand in de woon- of verblijfsomgeving kan doven. Acht jaar later is Ardexx erin geslaagd een blusser op de markt te brengen die aan die behoefte voldoet. Een blusser in pocketformaat; 150 ml
AFFF blusschuim in een kunststof spuitbus met een totaalgewicht van 280 gram. Het bijzondere aan de Ardexx-blussers is dat ze geen drukhouder met drijfgas hebben, maar gebruik maken van een siliconen krimpreservoir. De brandblussers zijn hierdoor technisch bijzonder simpel en behoeven geen jaarlijkse keuring of onderhoud. Ze zijn drie jaar houdbaar, Kiwa goedgekeurd, bruikbaar op alle typen brandhaarden en zelfs in ruimten met hoogspanning.
Bedieningsgemak
Met de kleine blusser kan circa veertien seconden worden geblust. Dat lijkt niet veel, maar een blusdemonstratie door mevrouw Koster was overtuigend (bekijk de video op www.brandveilig.com). Een fors brandende wokpan met olie werd in vijf seconden effectief geblust. “Ik ben onder de indruk van de bluskracht van dit apparaat en ook van het bedieningsgemak. Het is mijn overtuiging dat deze blusser bijdraagt aan het brandveiligheidsniveau van verminderd zelfredzamen. Ik voel me in ieder geval een stuk zekerder met zo’n blusser onder handbereik”, aldus Yolan Koster. Ardexx-directeur Vincent Ruinaard licht toe dat er behalve de miniblusser ook nog een drietal grotere typen blussers verkrijgbaar zijn. Met 800 in plaats van 150 ml blusstof, maar nog steeds relatief licht en met de-
Yolan Koster als brandweervrouw. Brandende wok in vijf seconden geblust. Zien is geloven.
zelfde eigenschappen als hun kleine broer. “De blussers zijn voor iedereen, maar speciaal aangepast op gebruik door mensen met lichamelijke beperkingen. Ze worden al aangeboden via een keten zorgwinkels en we zijn in overleg met andere partners, waaronder bouwmarkten om een landelijk verkoopnetwerk op te zetten. Ook vanuit de BHV-wereld is er al interesse.” Rob Jastrzebski is freelance journalist
nummer 2
april 2015
15
thema blusmiddelen / automatische blusinstallaties
Klarinda de Rijke
Hoe onderhoud je kleine blusmiddelen?
Discrepantie tussen de norm en de regel Sproeischuimblussers, CO2-blussers, ABC-blussers en brandslanghaspels – kleine blusmiddelen moeten altijd grijp- en gebruiksklaar zijn. Onderhoud ervan is dus van groot belang. Welke wettelijke vereisten zijn er, waar moet de opdrachtgever bij een onderhoudsleverancier op letten en wat kan hij zelf doen? Gerrit Hagen, directeur van BVO, geeft tips en trucs
D
e gehanteerde normen en de wettelijke vereisten van het Bouwbesluit omtrent het onderhoud van kleine blusmiddelen schuren met elkaar. Waar de één zegt ‘onderhoud kleine blusmiddelen ieder jaar’, vertelt de ander dat één keer per twee jaar een korte controle voldoende is. “Wat de minister in het Bouwbesluit heeft vastgelegd, geldt. Iedere twee jaar moeten bedrijven dus hun kleine blusmiddelen onderhouden. Verder is de regel dat het onderhoud van kleine blusmiddelen adequaat moet zijn aan de situatie waarin de apparaten zich bevinden”, vertelt Gerrit Hagen. De directeur van BVO vindt dat ene zinnetje in het Bouwbesluit van groot belang. “Daar ligt de nuance hoe vaak, welk en hoe je het onderhoud van de kleine blusmiddelen zelf invult.”
Loopbaan
Hagen werkt zijn hele loopbaan al in de veiligheidsbranche die specifiek is toegespitst op brandveiligheid. Hij startte bij Philips bedrijfsbrandweer, stapte daarna over naar een veiligheidsinstituut in Amsterdam. Na die job kwam hij met een collega terecht bij BVO. Nu is hij directeur van het instituut en traint hij al jaren professionals om de veiligheid van gebouwen en mensen te waarborgen. Als geen ander kan hij tips geven voor het onderhoud van kleine blusmiddelen. Welke blusmiddelen vallen eigenlijk onder de noemer ‘kleine blusmiddelen’? In een vlot
16
nummer 2
april 2015
tempo noemt Hagen “rode blikken toestellen, brandslanghaspels en blusdekens” op. Het komt neer op draagbare blusmiddelen tot 20 kilo en brandslanghaspels. Hij vult het rijtje aan: “Denk aan sproeiblussers, poederblussers, CO2-blussers en ABC-blussers. Daarnaast zijn ook verrijdbare blusmiddelen met een blusstofinhoud tot 250 kilo en droge blusleidingen van belang.”
vastgelegd voor welk type brand het blusapparaat geschikt is: type A, B, C, D of F of een mix van de types. Het Bouwbesluit maakt de onderhoudsregels inzichtelijk. De rode lijn? Kleine blusmiddelen moeten altijd grijp- en gebruiksklaar zijn. “Hiervoor is de gebouwbeheerder, de directie van het be-
Voor Nederland gelden de regels uit het Besluit draagbare blusmiddelen Aanschaf en onderhoud
Bij de aanschaf van zulke blusmiddelen moeten deze voldoen aan de aanschaf- en onderhoudsregels. Voor Nederland gelden de regels uit het Besluit draagbare blusmiddelen (1997). Zo moet een draagbaar blustoestel tot 20 kilo een keurmerk van Rijkstypekeur hebben in de ellips op het etiket. Dit keurmerk geeft het nummer aan waaronder de toestemming tot het in de handel brengen en de ‘geldigheidstermijn’. Daar is het eerste “probleem” al, volgens Hagen. “De vaak goedkopere blustoestellen uit het buitenland voldoen lang niet altijd aan de Nederlandse wettelijke vereisten. Die mogen hier niet worden verhandeld, maar kunnen bij internationaal werkende bedrijven meekomen. Ook wordt er bij de keuring
drijf of diegene die brandveiligheid onder zijn hoede heeft, verantwoordelijk. Hij moet erop letten dat de blusmiddelen voortdurend in een werkvaardige toestand zijn”, aldus Hagen.
WAT WIL DE VERZEKERAAR? “Verzekeraars kunnen gebouwbeheerders verplichten kleine blusmiddelen bij gecertificeerde onderhoudsleveranciers te laten onderhouden”, vertelt Hagen. “En als je het heel goed doet, kun je zelfs korting op de premie hierdoor krijgen. Lees daarvoor het contract goed of ga daarover in gesprek.”
thema blusmiddelen / automatische blusinstallaties
NORMEN Het onderhoud wordt uitgevoerd volgens de onderhoudsinstructies van de fabrikant en volgens de Nederlandse normen die hiervoor zijn opgesteld: NEN 2559 (draagbare blustoestellen), NEN 2659 (verrijdbare blustoestellen), NEN 671-3 (brandslanghaspels) en NEN 1594 (droge blusleidingen).
Bron: het CCV
Gerrit Hagen: “Onderhoud kleine blusmiddelen is vooral afhankelijk van de omgeving waarin het apparaat hangt.”
“Als je het blustoestel hebt gebruikt, de gebruiksaanwijzing niet meer leesbaar is, de borgpenningen weg zijn of als het toestel gebutst of beschadigd is, moet de verantwoordelijke de onderhoudsleverancier bellen”, reageert Hagen op de vraag wanneer direct onderhoud nodig is. “Hij controleert, vult, repareert of vervangt het toestel dan.”
Discrepantie
Om die werkvaardige toestand te waarborgen zijn er de regels in het Bouwbesluit en de ‘normen’. De standaardnorm is bijvoorbeeld: ieder jaar klein onderhoud, het vijfde jaar uitgebreid onderhoud, het tiende jaar revisie en het vijftiende jaar weer uitgebreid onderhoud. Als het twintigste jaar is aangebroken, moet het kleine blusmiddel worden vervangen.
DE PLEK VAN KLEINE BLUSMIDDELEN Conform NEN-4001 moeten kleine blusmiddelen op de juiste plek hangen. Maar de keuze van een goede plek kan ook de hoeveelheid onderhoud inperken, reageert Hagen. “Hang blussers op waar de kans op butsen, krassen, lagen stof of stoten van karren minimaal is.”
“Maar de minister gooide roet in het eten met het Bouwbesluit (artikel 6.31 lid 4 Bouwbesluit). Die stelt dat maximaal één keer per twee jaar voldoende is voor draagbare en verrijdbare blusmiddelen”, vertelt Hagen. Deze regeling klopt niet meer wanneer een bedrijf ook de normen wil hanteren. “Dat betekent dat je om de twee jaar blusmiddelen onderhoudt. Dan moet je bij het vierde jaar al groot onderhoud plegen enzovoort. Het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) heeft een conversietabel gepubliceerd op haar website, maar dat kost veel meer geld”, reageert hij. “Daar zit dus de discrepantie tussen de norm en de regel.”
Norm en regel
Om de juiste hoeveelheid onderhoud tussen de norm en de regel te bepalen, moet de opdrachtgever met de onderhoudsleverancier overleggen, tipt de directeur. “Want welk en hoeveel onderhoud kleine blusmiddelen nodig hebben, is vooral afhankelijk in welke omgeving het apparaat hangt.” Hij geeft een voorbeeld: “In kantoren en ziekenhuizen is het niet nodig om ieder jaar alle kleine blusmiddelen te onderhouden, want die toestellen worden vrijwel niet belast.” In een industriële omgeving schat Hagen dat de blusmiddelen ieder jaar onderhoud nodig hebben. “Maar je kunt slijtage, corrosie en stof ook voorkomen door er een
plastic zak omheen te hangen. Of je kunt de blusser verplaatsen wanneer deze op een plek hangt waar mensen er vaak met karren tegenaan rijden.” Ook moeten bedrijven slim zijn, “want een onderhoudsleverancier wil ieder jaar of vaker de kleine blusmiddelen onderhouden”, aldus Hagen. “Tip: Leid bijvoorbeeld een medewerker op in het ‘lezen’ van de NEN 2559. Niet om zelf kleine blusmiddelen te onderhouden, daarvoor is onderhoudsapparatuur veel te duur. Maar met de kennis kan hij zien wanneer onderhoud noodzakelijk is, of het op een goede manier wordt uitgevoerd en kan hij in gesprek gaan met de onderhoudsleverancier over hoe vaak en welk onderhoud adequaat is.”
REOB-leveranciers
De volgende stap. Welke onderhoudsleverancier moet de opdrachtgever kiezen? “Een gecertificeerde”, aldus Hagen. Die certificaten stelde het CCV vast en is te herkennen aan de zogenoemde REOB-leveranciers. Het certificaat stelt eisen aan de uitvoering en documentatie van het onderhoud en het onderhoudsbedrijf zelf. “Het certificaat geeft blijk van kwaliteit. Handig dus, maar geen wettelijk vereiste”, aldus Hagen. Ook is een goede onderhoudsleverancier te herkennen aan een reële prijs. “Voor zeven euro per controle kan een onderhoudsmonteur niet werken. Reëler is twaalf tot vijftien euro voor tien minuten werk bij een draagbaar blustoestel.” Wat kan de verantwoordelijke zelf aan onderhoud doen? “Weinig”, reageert Hagen. “Eigenlijk hoeft hij alleen te kijken of de blusser op de juiste plek hangt conform NEN 4001, herkenbaar is, het etiket goed leesbaar is, de borgingen aanwezig zijn en het blusmiddel niet stuk is.”
nummer 2
april 2015
17
preventie
Lynsey Dubbeld
Strategisch samenwerken tegen branden Het Verbond van Verzekeraars en Brandweer Nederland hebben een strategische samenwerking aangekondigd. Wat betekent dit voor professionals â&#x20AC;&#x201C; en voor de brandveiligheid in Nederland in het algemeen?
Stephan Wevers (links) en Leo de Boer ondertekenen de intentieverklaring waarin de samenwerking tussen Brandweer Nederland en het Verbond van Verzekeraars wordt bevestigd.
18
nummer 2
april 2015
preventie
E
r is geen standaard manier waarop een woningbrand zich ontwikkelt. Vast staat dat rook letterlijk doodgevaarlijk is: rook verspreidt zich razendsnel en maakt het lastig om tijdig een brandend huis te ontvluchten. Dat zijn twee uitkomsten van de zes brandproeven die de Brandweeracademie en Brandweer Nederland hebben uitgevoerd in (sloop)woningen in Zutphen.
Hoewel het onderzoek aantoont dat branden zich moeilijk laten voorspellen, biedt het wel handreikingen voor preventie. In woningen met gesloten binnendeuren zijn de kansen om te vluchten – en dus te overleven – beter dan in huizen met open ruimten. En om adequaat te kunnen reageren, zijn rookmelders geen overbodige luxe. Brandweer Nederland zal deze inzichten
verwerken in brandveiligheidsadviezen aan burgers, zo belooft voorzitter Stephan Wevers in reactie op de in januari gepresenteerde onderzoeksuitkomsten.
Brandonderzoek
De brandproeven in Zutphen zijn een vorm van onderzoek dat hoog op het wensenlijstje staat van Brandweer Nederland en het Verbond van Verzekeraars. De organisaties ondertekenden begin dit jaar een intentieverklaring om de strategische samenwerking te bestendigen. De verklaring is voorzien van een groslijst van thema’s die verzekeraars en brandweer gezamenlijk willen oppakken. En daarin scoort brandonderzoek bijzonder hoog, vertelt Leo de Boer, directeur van het Verbond van Verzekeraars. “We kunnen nog zo veel leren van incidenten. Er vindt in Nederland krankzinnig veel brand plaats. Het gaat jaarlijks om zo’n 14.000 branden in woningen en bedrijven. En het laatste jaar is het aantal branden bij grote bedrijven toegenomen. De schadelast voor ondernemers is meer dan 600 miljoen euro.”
Fragmentarisch
Stephan Wevers, voorzitter van de Raad van Brandweercommandanten, benadrukt dat brandweer en verzekeraars al langer sa-
Brandweer en verzekeraars zijn natuurlijke partners
menwerkten. Bijvoorbeeld via de Stichting Salvage, die in 1986 werd opgericht om hulpverlening na brand te bieden. “De afgelopen jaren zijn brandweer en verzekeraars ook op diverse beleidsterreinen actief samen opgetrokken. Zoals bij acties gericht op het vergroten van de risicobewustwording bij bedrijven en burgers. Onder andere via de brandpreventieweken. En via de ontwikkeling en inzet van preventie-instrumenten, zoals de Checklistbrand.nl voor on-
nummer 2
april 2015
19
DAG OVER PREVENTIE
16 JUNI 2015 DE REEHORST IN EDE
Tussen Wet en Werkelijkheid Korting voor abonnees en bij inschrijving met meerdere personen
Preventie is een zaak van werkgever ĂŠn werknemer. Bedrijven zien het nut er wel van in, maar investeren er nog niet genoeg tijd en geld in. Dit terwijl de Arbowet een aantal zaken verplicht stelt. Ervaar tijdens deze dag hoe je preventie beter kan. Zijn wetgeving en procedures hierbij de belangrijkste richtingbepalende factoren?
SKO punten zijn aangevraagd
WWW.DAGOVERPREVENTIE.NL
#overpreventie
preventie
dernemers en de voorlichtingscampagnes voor bezoekers van de Huishoudbeurs in Amsterdam. De samenwerking tussen brandweer en verzekeraars was echter fragmentarisch en daardoor niet altijd optimaal.”
Intentieverklaring
In Brandweer Nederland, dat ruim 30.000 brandweermensen verspreid over 25 regio’s vertegenwoordigt, heeft het Verbond een handzaam aanspreekpunt gekregen, zegt De Boer, die erkent dat de samenwerking tot nu toe ad hoc was. “Tot voor kort was de brandweer niet landelijk georganiseerd en spraken we met afzonderlijke veiligheidsregio’s. We zien nu op nationaal niveau kansen om structureel samen te werken aan problemen die beide organisaties signaleren. Denk aan de onvolkomenheden die we zien in het Bouwbesluit.” In de intentieverklaring hebben brandweer
van de bedrijven gaat na een brand failliet. Dus er is zo veel winst te behalen met preventie. Verzekerden kunnen ook merken dat we meer doen aan preventie, en met betere voorstellen komen op dat terrein. We willen bijvoorbeeld voor elkaar krijgen dat elk huis een rookmelder in huis krijgt. Als dat lukt, dan zullen we dat terugzien in het aantal branden. En op termijn kan dat gevolgen hebben voor prijs van een verzekering – maar dan loop ik wel heel ver op de ontwikkelingen vooruit.”
Visies
De intentieverklaring waarmee het Verbond van Verzekeraars en Brandweer Nederland de samenwerking bezegelen, voorziet in een jaarplan met actiethema’s. Deadlines zijn daaraan niet gekoppeld. In die zin verschillen de afspraken van de Safety Deals die het Verbond van Verzekeraars in 2014 afsloot
Er is zo veel winst te behalen met preventie en verzekeraars onder meer aangegeven dat ze samen optrekken richting stakeholders om effectieve brandalarmering en -bestrijding te bevorderen. En dat ze zich gezamenlijk inzetten om brandveiligheid in de bedrijfsvoering en het dagelijks handelen bij eigenaren en gebruikers van gebouwen te stimuleren. “Ik kan gerust stellen dat hier het adagium ‘samen kunnen we meer’ absoluut van toepassing is”, zegt Wevers. “Vanuit parallelle belangen voor wat betreft een brandveilig Nederland is het effectiever om de krachten van beide organisaties te bundelen. En door het bundelen van kennis, menskracht, netwerk en financiële middelen kunnen beide organisaties hun maatschappelijke rol verder versterken.” Wat gaat de praktijk merken van de strategische samenwerking tussen brandweer en verzekeraars? De Boer: “Uiteindelijk moet dit natuurlijk leiden tot een brandveilig Nederland. Als het meer brandt dan ooit, dan is er echt iets misgegaan. Circa een derde
met in totaal 36 maatschappelijke stakeholders. De Boer: “Een belangrijke lijn in onze ‘Visie op veiligheid’ is dat we zeggen: veiligheid is niet alleen een overheidstaak, maar iets voor ons allemaal, en verzekeraars misschien wel voorop. Daarom zijn we gestart met Safety Deals, waarin we stakeholders samenbrengen om concrete acties mee te ondernemen.” Zo zijn recent deals gesloten op het terrein van woninginbraken en woningovervallen. En met vereniging iKeur sloot het Verbond van Verzekeraars in 2013 de ‘Safety Deal Brandveilige elektra’ om zogenoemde elektrabranden terug te dringen. “Convenanten zijn geduldig, maar we moeten wel boter bij de vis doen. We willen echt gezamenlijk aan de slag: na het verlopen van de termijn van een Safety Deal is een probleem ofwel opgelost, ofwel we kunnen het gewoon helemaal niet aan. In dat laatste geval kan de loopduur verlengd worden. Maar zonder een eerste deadline modderen we misschien voort zonder iets te bereiken.” De Boer kan zich goed voorstellen dat er binnen het kader van de strategische samen-
werking tussen brandweer en verzekeraars Safety Deals worden gesloten.
Ambities
De strategische samenwerking tussen brandweer en verzekeraars past ook bij de ambities tot samenwerking van Brandweer Nederland, zegt Wevers. “Vanuit de visie ‘Brandweer over morgen’ (uit 2010) investeert de brandweer in versterking van brandveiligheidsbewustzijn én in innovatie van incidentbestrijding. Door toepassing van nieuwe technologieën, nadruk op zelfredzaamheid en extra aandacht voor de voorkant van de keten is de brandveiligheidszorg vernieuwing ingeblazen. Een belangrijk onderdeel hiervan is dat de brandweer dit niet alleen kan en dus op zoek gaat naar samenwerking met andere publieke en private partners. Zo tekende Brandweer Nederland in februari een intentieverklaring over samenwerking met koepelorganisaties in de zorgsector: Actiz, GGZ Nederland en de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland.”
Partners
Brandweer en verzekeraars zijn natuurlijke partners, vindt De Boer. “We hebben als verzekeraars een aantal belangen en functies, die aansluiten bij die van de brandweer. Denk aan de preventie van schade. Verzekeraars kunnen via polisvoorwaarden sturen op preventie, bijvoorbeeld door bepaalde preventiemaatregelen verplicht te stellen. De brandweer kan daarbij helpen, met name via inspectiebezoeken. Maar ook na incidenten werken we samen: de brandweer komt om een brand te blussen, en verzekeraars bieden hulp via Salvage.” Ook voor Wevers ligt strategische samenwerking tussen brandweer en verzekeraars eigenlijk voor de hand. “Zowel de brandweer als verzekeraars spelen een rol in het verhogen van risicobewustzijn bij burgers en bedrijven, en in het terugdringen van het aantal branden, inclusief de omvang en impact ervan. We willen uiteindelijk allebei brandveiligheid vergroten – en branden, slachtoffers en schade verminderen.” Lynsey Dubbeld is freelance trendanalist en tekstschrijver
nummer 2
april 2015
21
Uit het brandlab
Data analytics en Brandtesten, gebouwinspecties, risicoanalyse, computermodellering â&#x20AC;&#x201C; bijna iedere tak binnen de brandveiligheidswereld genereert data. We zijn goed in het genereren van data, maar weten we hoe we deze data op de beste manier kunnen inzetten? Hoe kunnen we data op een intelligente manier gebruiken om de brandveiligheid van constructies en producten te optimaliseren, of om de nauwkeurigheid van Fire Safety Engineering oplossingen te verbeteren?
22
nummer 2
april 2015
Uit het brandlab
brandveiligheid I
edereen kent het verhaal van de boze vader die reclame van de supermarkt thuis kreeg voor zijn zwangere dochter maar dit nog niet wist. Hij kreeg kortingsbonnen voor babykleertjes en wiegjes. De vader liep boos de supermarkt binnen om de manager te spreken. Na een paar dagen verontschuldigde de vader zich bij de supermarkt, want de dochter bleek inderdaad zwanger te zijn. De statistici bij de supermarkt hadden uit het koopgedrag van het meisje afgeleid dat ze vermoedelijk binnen enkele maanden ging bevallen. Dit voorbeeld bewijst de kracht van datamining.
Uitdaging
We horen meer en meer over data-analyse, datamining, Big Data en predictive analytics. Het draait om het zoeken naar informatie en verbanden in de enorme informatiebrij die we inmiddels hebben verzameld, nog steeds verzamelen en zullen blijven verzamelen. Want we betreden de informatie-eeuw, waarbij we definitief de industriële revolutie achter ons laten. We gaan data opslaan in nieuwe soorten systemen. We gaan deze informatie ontginnen en we visualiseren deze op nieuwe manieren. In de brandveiligheid komen we data in veel verschillende vormen tegen. Bijvoorbeeld, bij brandtesten wordt numerieke data geproduceerd die het gedrag van een constructie of materiaal bij brand kwantificeert. Bij gebouwinspecties worden er checklists gebruikt voor het verzamelen van binaire data (‘ja’ of ‘nee’ antwoorden). Kan data-analyse verbanden vinden tussen deze data en ‘key factors’ identificeren, zodat deze nieuw opgedane kennis kan leiden tot weloverwogen beslissingen en het ontwikkelingen van meer nauwkeurige tools? Hierin zit de uitdaging! Dit artikel beschrijft hoe Efectis wil reageren op deze uitdaging.
Data-analyse in brandveiligheid
Het is onmiskenbaar dat we steeds meer data gaan verzamelen, managen en analyseren. Brandweer Amsterdam-Amstelland heeft hierin al een voorsprong genomen. Door het gebruiken van datamining technieken hebben ze de enorme hoeveelheid data gerelateerd aan bijvoorbeeld gebouwen en infrastructuur geanalyseerd, zodat ze gebieden hebben kunnen identificeren waar een verhoogde kans bestaat op brand. Deze informatie is gevisualiseerd op een landkaart, zodat de brandweer zijn middelen op de meest effectieve en efficiente manier kan inzetten. Datamining technieken worden ook gebruikt in het lokaliseren van risicogebieden voor bosbranden. Aan de hand van variabelen zoals weercondities en het vegetatietype, worden risicogebieden aangeduid. Op basis van de aangeduide risicogebieden kunnen preventieve maatregelen worden genomen, waardoor de kans op kostbare en gevaarlijke bosbranden wordt verkleind. In Nieuw Zeeland zijn met behulp van datamining- en predictive modelling technieken (technieken om iets te voorspellen) al verschillende modellen ontwikkeld die door de brandweer worden gebruikt om het verloop van branden te kunnen voorspellen. Ook in Nederland worden predictive modelling technieken ontwikkeld en operationeel ingezet voor de voorspelling van de verspreiding van een natuurbrand en van het effect van verschillende blustechnieken op de bestrijding van zo’n brand. Efectis is nauw betrokken bij de ontwikkeling en verificatie van deze modellen.
Voordelen
De hierboven genoemde voorbeelden demonstreren de voordelen van Big Data analytics om grote hoeveelheden data te analyseren. Maar data analyse kan ook op
UIT HET BRANDLAB In elke uitgave van Brandveilig.com verzorgt Efectis enkele pagina’s. Met meer dan tweehonderd medewerkers is Efectis de grootste organisatie die is gericht op brandveiligheid in Europa. De Efectis groep heeft vestigingen in Nederland (Bleiswijk), Frankrijk (Parijs, Metz, Lyon, Montpellier en Bordeaux), Spanje (Madrid) en Turkije (Istanbul) en beschikt naast deskundig personeel over een uniek en breed scala aan beproevingsfaciliteiten en moderne computersimulatiemiddelen. Verder onderhoudt Efectis actief relaties met de brandweer en toezichthouders en ook met kennisinstellingen, zoals universiteiten en onderzoeksinstanties. Hierdoor is Efectis in staat voor haar brede klantenkring altijd snel een pasklaar antwoord of oplossing te genereren. Meer informatie: www.efectis.nl
een kleinere schaal een rol spelen in andere data genererende gebieden binnen de brandveiligheid. Een voorbeeld hiervan zijn brandwerendheidstesten. Als een constructie faalt tijdens een test, slechts enkele minuten voordat de gewenste brandwerendheidsduur behaald is, is de meest logische vraag uiteraard: Wat ging er verkeerd? Om deze vraag te kunnen beantwoorden is meer inzicht in het gedrag van constructies tijdens het testen cruciaal. Vanwege deze reden is Efectis met een initiatief gestart om een relatie te vinden tussen de variabe-
nummer 2
april 2015
23
Uit het brandlab
len die gemeten worden tijdens een brandtest, zoals oppervlaktetemperatuur en vervorming van de constructie, en de eigenschappen van de materialen tijdens brand. Het doel van het onderzoek is om te beschrijven of kwantificeren wat de verbanden zijn tussen de factoren. Uiteindelijk zou een dergelijk model de fabrikant kunnen ondersteunen.
Brandwerendheidsoven
Bovendien kunnen de eigenschappen van de gebruikte brandwerendheidsoven ook een rol spelen. Bijvoorbeeld, onder welke condities ontstaan er lokaal hetere plekken (‘hot spots’) in de brandwerendheidsoven? Hoe ‘nauwkeurig’ reproduceert de oven de temperatuur van een zich snel ontwikkelende brand vergeleken met een zich langzaam ontwikkelende brand? Om meer inzicht te krijgen in het gedrag van onze eigen brandwerendheidsoven wil Efectis alle oventemperaturen die tijdens de afgelopen 500 brandtesten, en over een tijdspanne van twee jaar, zijn verzameld analyseren. De verwachting is dat op basis van deze analyse de oven ‘afgestemd’ kan worden voor iedere brandcurve en type constructie. (Zie de grafiek.)
Virtueel testen
De hierboven genoemde projecten dienen ook een ander doel: Meer kennis op het gebied van constructiegedrag en over de brandwerendheidsoven zelf geeft Efectis
24
nummer 2
april 2015
een basis voor het ontwikkelen en valideren van een ‘Virtuele Oven’ – een software tool dat het gedrag van een constructie kan simuleren bij een oneindig groot aantal ovencondities. Zo’n tool geeft de mogelijkheid tot het ‘virtueel’ testen van verschillende varianten van een constructie. Een duidelijk voordeel is de mogelijkheid om op voorhand te bepalen wat de kans is dat een constructie een brandproef kan doorstaan voordat begonnen wordt met het daadwerkelijke testtraject. Voor onze klanten kan dit een vermindering van de hoeveelheid gefaalde testen brengen. Dit leidt uiteindelijk tot een reductie in kosten en tijd die nodig zijn om een product op de markt te brengen. Bovendien zou een Virtuele Oven gebruikt kunnen worden om te beoordelen in welke mate een geteste brandwerende constructie aangepast kan worden zonder het opnieuw uitvoeren van een ‘fysieke’ brandwerendheidstest. Deze informatie kan een essentiële rol spelen in het bepalen van extended applications (ExAps) van een gegeven constructie.
Spatten van beton
Dit zijn Efectis’ huidige aandachtsgebieden, maar het is niet lastig voor te stellen dat in de toekomst in andere gebieden van brandveiligheid data-analyse gebruikt gaat worden. Een voorbeeld hiervan is het spatten van beton. Gezien de ervaring die Efec-
tis hiermee heeft, en de grote hoeveelheid meetdata die over de jaren heen verzameld is, kan datamining wellicht meer inzicht verschaffen in het mechanisme achter spatten en kan een prediction model ontwikkeld worden. Op basis van dit model kan van tevoren beter ingeschat worden welke betonsoort geschikt is voor welke toepassing. Daarmee kunnen dure testen en lange ontwikkelingstrajecten worden voorkomen, en kan een betere onderbouwing plaatsvinden voor het gebruik van brandwerende bekleding. Een andere mogelijkheid kan zijn om een risk assessment model voor aannemers te ontwikkelen, waarbij de kans op onjuist toegepaste brandveiligheidsmaatregelen kan worden berekend en gekoppeld aan de bijbehorende kosten voor het aanpassen van een fout. Dit zou de aannemer kunnen helpen in het beslissen over een acceptabel risiconiveau.
Ooievaars
Datamining kan echter gemakkelijk op de verkeerde manier gebruikt worden. Zo kunnen er ook onbedoeld correlaties en verbanden gevonden worden door een verkeerde analyse methodologie of geen gezond verstand te gebruiken. Door gebrek aan begrip van het correct toepassen van analytische technieken, bijvoorbeeld door overfitting, kan een model gemaakt worden dat te veel ruis bevat. Daardoor zouden er bijvoorbeeld verbanden tussen de geboorte van kinderen en de aanwezigheid van ooievaars gevonden kunnen worden. Om het meeste te halen uit onze data, en om zorg te dragen dat we de juiste analyse technieken gebruiken voor een gegeven probleem, combineert Efectis zijn expertise op het gebied van brandveiligheid met de expertise van data-analisten van The Future Group en Consultrend. Samen onderzoeken we hoe we de tot nu toe verzamelde data het beste in kunnen zetten en leggen de basis voor een meer productief gebruik van data in de toekomst.
Yvonne Olij-Kenyon en Jos Bienefelt zijn projectleiders bij Efectis Nederland. Hennie de Nooijer specialiseert zich in informatiemanagement, datawarehousing en business intelligence bij The Future Group. Femke van den End is marketing intelligence analist en eigenaresse van Consultrend.
Column
Ricardo Weewer
Brandweer goes science ‘Brandweer sticht woningbranden’ (NOS), ‘Brandweermannen die een huis in de fik steken, het gebeurt in Zutphen’ (RTL Nieuws) en ‘De brandweer goes science’ (de Volkskrant). De Brandweeracademie en Brandweer Nederland waren vanwege de praktijkexperimenten in de Zutphense wijk De Achtermars eind vorig jaar volop in het nieuws. Naast de suggestieve one-liners was er gelukkig ook voldoende aandacht voor de inhoud. ‘Voor Nederlandse begrippen unieke experimenten met een grote wetenschappelijke waarde voor de brandweerkorpsen’, zo heb ik op laten tekenen door de aanwezige pers. Waarom zijn deze experimenten zo uniek en welke conclusies kunnen eruit getrokken worden? Tijdens de praktijkexperimenten is onderzocht wat het brandverloop en de overleefbaarheid zijn bij een woonkamer-, keuken- en slaapkamerbrand in een woning die veel voorkomt in Nederland en met een inrichting die in veel huishoudens gebruikelijk is. De (binnen)deuren waren soms open en soms gesloten. Het is in Nederland niet eerder gelukt om zulke grootschalige praktijkexperimenten op te zetten. De experimenten zijn onder andere zo succesvol verlopen vanwege de inzet van vele tientallen brandweermensen uit het hele land. Dat is ook de manier waarop de Brandweeracademie onderzoek wil doen: van, voor en met brandweermensen uit de praktijk, het verbinden van vakmanschap aan wetenschap. Daarnaast heeft het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) deelgenomen aan de experimenten. NFI-experts hebben in Zutphen proeven gedaan met onder meer diverse brandversnellers. De belangrijkste conclusies van de praktijkexperimenten zijn de volgende. Rook is het grootste gevaar bij branden in woningen. Rook verspreidt zich razendsnel. Het gesloten houden van deuren belemmert de rookverspreiding. Snel ontwikkelende branden in woningen hebben ook snel zuurstofgebrek en gaan in korte tijd over in een smeulende brand. Het brandverloop in een woning hangt van veel factoren af: hoe een brand zich in een woning uitbreidt, is daarom onvoorspelbaar. Theoretisch wisten we een aantal van deze zaken al, maar dat het in de praktijk zo snel zou gaan, daarover waren we verbaasd. Ook hadden we niet verwacht dat branden zo snel ondergeventileerd zouden raken, zelfs in deze oude woningen. Tijdens de experimentweek zijn de temperatuurontwikkeling, de rookverspreiding, de ontwikkeling van de stralingshitte en de aanwezige koolmonoxide-, stikstofdioxide-, en zuurstofpercentages per experiment en in iedere ruimte gemeten. Een ongekende hoeveelheid aan bruikbare data. Ons werk is dan ook nog lang niet klaar. De data (meetgegevens, maar ook video- en fotobeelden) en de hieruit voortvloeiende conclusies en aanbevelingen zullen we verwerken in de lesen leerstof voor brandweeropleidingen. Verder moet nog bekeken worden hoe het nieuwe inzicht in het sluiten van deuren het beste in het brandveiligheidsadvies aan burgers kan worden verwerkt. Het complete onderzoeksrapport kan gedownload worden op de site van het Instituut Fysieke Veiligheid: www.ifv.nl. Ricardo Weewer is Lector Brandweerkunde Brandweeracademie
nummer 2
april 2015
25
bouwkundige brandveiligheid
Betty Rombout
Het mag, dus het voldoet? Als de brandveiligheid van een gebouw voldoet aan het wettelijke kader, dan is het ook veilig. Dat is niet altijd waar volgens Bob de Jong, directeur van Garantienet en adviseur bij TNO. “Een gebouw is pas écht brandveilig, als zowel vastgoedeigenaar en huurder het willen. En dat kost tijd en geld.”
D
e brandveiligheid van een bestaand gebouw is geen verkoopargument, volgens Bob de Jong. Hij kan het weten. Vanaf zijn studie aan de TU Delft houdt De Jong zich al bezig met de bestaande voorraad in Nederland. “De locatie van het gebouw komt op de eerste plaats, als we kijken naar de verkoopargumenten. Daarna volgt de uitstraling van het gebouw, alsook de duurzaamheid. Echter, niemand vraagt specifiek om een waterdicht of brandveilig gebouw. Wij mogen er gewoon van uit gaan, dat dit het geval is. Een gebouw moet voldoen aan de wettelijke eisen, zoals voor brandveiligheid en constructieve veiligheid. De vastgoedeigenaar houdt zich aan die wet. Maar daar blijft het vaak bij. Dus komt de vraag op: ‘Is het gebouw dan écht brandveilig?’.”
Betonnen doos, kartonnen dak
Vastgoedeigenaren zijn zich dus bewust van hun verantwoordelijkheden aangaande brandveiligheid. Ze houden zich aan de wet, beschreven in het Bouwbesluit. In dit besluit wordt een onderscheid gemaakt tussen een bestaande en nieuwe situatie. De Jong legt uit: “Simpel gesteld, alles wat je beet pakt, moet voldoen aan de eisen van vandaag. Alles wat je niet aanraakt, mag voldoen aan de eisen van de dag waarop er vergunning voor verleend is. Stel, een bedrijf zit op een verdieping in een verzamelgebouw. Het kent een ingang voor en een achter. De eigenaar of huurder vindt dat de (brandscheidende) entreepui meer uitstraling moet krijgen. Men gaat aan de slag met de verbouw. Gevolg is, dat dan ook de brandveiligheid onder de loep genomen moet worden. De wet vereist dat de nieuwe
26
nummer 2
april 2015
pui 60 minuten brandwerend moet zijn. Met de achterdeur, de vluchtdeur naar het brandtrappenhuis, wordt niets gedaan. Vanuit de vergunde situatie in bijvoorbeeld 1980, is de deur 20 minuten brandwerend met draadglas. Prima. Dat blijft zo. Aanpassen aan de brandveiligheidseisen van dit moment, is niet nodig. De vastgoedeigenaar raakt de achterdeur immers niet aan, verbouwt niets en voldoet daarmee aan de wettelijke eisen brandveiligheid. Conclusie? Een gebouw is soms een betonnen doos met een kartonnen dak. Dat mag in Neder-
Jong antwoordt met een wedervraag: “Is het vuur nu heter dan in 1980? De eisen worden aangepast met voortschrijdend inzicht. Het gaat echter om het statement: het mag, dus het voldoet. Die houding van de vastgoedeigenaar is te verklaren. De vastgoedmarkt is een huurdersmarkt. De huurder heeft een grote keuze in gebouwen. Hij heeft het voor het zeggen. Stel dat de vastgoedeigenaar voorstelt: ‘We gaan het gebouw ‘onwijs’ veilig voor je maken!’. Dan is het antwoord van de gemiddelde huurder: ‘Prima, als het maar geen extra
‘Is het vuur nu heter dan in 1980?’ land. Echt vreemd is het ook weer niet. Stel, je vraagt een vergunning aan voor een nieuwe voordeur van je huis, betekent dit dan tegelijkertijd dat je je dak moet vernieuwen (lees: aanpassen aan de op dit moment geldende eisen voor isolatie)? Nee. Zonder genoemde regel zouden er veel oneigenlijke eisen gesteld kunnen worden. Niemand zou meer iets kunnen doen aan een gebouw. Maar zoals gezegd, deze bescherming in de wet kan tegelijkertijd een situatie veroorzaken die we niet wensen. Willen we een achterdeur met een vergunde brandveiligheid uit 1980 of eentje aangepast aan de brandveiligheidseisen van vandaag?”
Vreemde situatie
Dus blijft de vraag overeind: ‘Is een gebouw, dat aan de wettelijke brandveiligheidseisen voldoet, écht brandveilig?’. De
geld kost’. Het resultaat is, dat er geen extra brandveiligheidsmaatregelen genomen zullen worden. De vastgoedeigenaar steekt er geen geld in. Hij voldoet aan de wet. Dat is het uitgangspunt. En dan zijn we weer terug bij de achterdeur met een vergunde brandveiligheid uit 1980. Het is een vreemde situatie. Wat de Brandweer hier van zegt? Hetzelfde als de vastgoedeigenaar. Het gebouw voldoet aan de wettelijke eisen. De polsstok van de brandweer is ook niet langer dan de wet reikt.”
Verantwoordelijkheid
Maar brandveiligheid is meer dan het gebouw alleen. Bij brandveiligheid gaat het in eerste instantie over ‘het op tijd kunnen vluchten van mensen’. En dát is volgens De Jong de verantwoordelijkheid van de gebruiker, de huurder. “Deze moet er bijvoorbeeld voor zorgen dat er traprolstoelen zijn,
bouwkundige brandveiligheid
‘Investeren in brandveiligheid is niet sexy’
wordt dan aangepakt. Zowel genoemde voor- als achterdeur gaan er uit. Bij herbestemmen ga je een vergunningssituatie aan. Een situatie waarin nieuwe eisen gesteld worden aan de brandveiligheid van het gebouw.”
Samen
Foto: Mark Verwey
De denkwijze over brandveiligheid van bestaande gebouwen is te begrijpen. Maar jammer is het wel dat er niet ‘doorgepakt’ wordt. De Jong: “Wist je dat zes van de tien bedrijven die ooit een brand gehad hebben, failliet gaan? Het bedrijf kan niet meer leveren, is zijn spullen kwijt et cetera. Brand is dus een behoorlijke risicofactor voor het voortbestaan van een bedrijf. Wat dat betreft zouden we in Nederland heel wat kunnen leren van bijvoorbeeld Amerika. Daar gaan ze voor topveilig. De meerderheid van de bedrijfsgebouwen zijn voorzien van sprinklerinstallaties. De huurder trekt aan de bel. Gaat het gesprek aan met de vastgoedeigenaar. Deze investeert. Een investering die vervolgens terug komt via de huur die de huurder betaalt. Daar werken beiden dus samen. Beiden zien het belang van extra brandveiligheid boven het wettelijk kader.” Bob de Jong: “Het is een andere manier van denken, een cultuuromslag. Pas dan is een gebouw écht brandveilig.”
te gebruiken in geval van nood. Ook dient hij te beschikken over een goed vluchtplan. Goed georganiseerd zijn. Maar wat als het gebouw zelf afbrandt? Ach. De verzekering betaalt. De premies zijn niet hoog, want zo vaak breekt er geen brand uit. Extra inves-
teren in brandveiligheid is, in tegenstelling tot bijvoorbeeld investeren in duurzaamheid, niet ‘sexy’. Dus gebeurt het niet snel. Overigens, de situatie ligt anders als we praten over het herbestemmen of herontwikkelen van een gebouw. Het hele gebouw
“Het samen willen. Daar gaat het om”, benadrukt De Jong tot slot. “Samen er tijd en geld in steken. Het is een andere manier van denken, een cultuuromslag. Maar besef wel, pas dan is een gebouw écht brandveilig.” Betty Rombout is freelance journalist.
nummer 2
april 2015
27
onderzoek
Rob Jastrzebski
Promotieonderzoek schetst verontrustend beeld:
Tekortkomingen in naleving Brzo-regelgeving Eind 2014 promoveerde Dr. Marieke Kluin aan de TU Delft op haar proefschrift ‘Optic compliance’ over naleving en handhaving van wet- en regelgeving in de Nederlandse chemische industrie. Haar onderzoek schetst een verontrustend beeld van de (brand)veiligheid in de zwaarste categorie risicobedrijven.
H
andhaving van de wet- en regelgeving in de chemische industrie is complexe en weerbarstige materie. Veel bedrijven overtreden de regels in meer of mindere mate en aan de andere kant is moeilijk aantoonbaar welk effect overheidstoezicht en handhaving hebben op het risicogedrag van ondernemingen. Een greep uit de bevindingen van Dr. Marieke Kluin. Zij promoveerde in november aan de TU Delft op haar proefschrift ‘Optic compliance’ over naleving en handhaving van wet- en regelgeving in de Nederlandse chemische industrie.
Brzo-ondernemingen
Het onderzoek van Kluin spitste zich toe op vijftien bedrijven in Rotterdam-Rijnmond, die vallen onder de Brzo-regelgeving (Besluit rampen en zware ongevallen). Het Rijnmondgebied, als grootste industriële cluster van Nederland, telt ook het grootste aantal Brzo-ondernemingen in ons land. Bedrijven die vanwege de aard van hun processen en producten een risico vormen voor de omgeving en daarom een robuust veiligheidsbeleid moeten voeren. Hoe geven de Brzo-bedrijven en de regelgevende en toetsende overheden invulling aan hun
Veel Brzo-ondernemingen hebben moeite met naleving van de regelgeving.
28
nummer 2
april 2015
verantwoordelijkheden? En welke factoren spelen een rol bij het wel of niet voldoen aan de regels door bedrijven? Marieke Kluin onderzocht vanuit het vakgebied rechtshandhaving de interactie tussen Brzo-ondernemingen en inspecteurs tijdens inspecties. Een bijzondere benadering, want onderzoeken naar milieu- en veiligheidsregelgeving hebben doorgaans vooral een technische insteek.
Gezamenlijke inspecties
“Het Rijnmondgebied was vanuit wetenschappelijk oogpunt een interessante onderzoeksomgeving, omdat hier drie diensten intensief samenwerken bij de Brzo-inspecties”, reflecteert Marieke Kluin. “De Milieudienst DCMR, de Inspectie SZW en de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond; drie diensten met verschillende achtergronden en culturen en ook verschillende inspectiebelangen. Nederland is in dat opzicht internationaal uniek, omdat het het enige land in Europa is waar dergelijke gezamenlijke inspecties worden gehouden.” Om de wisselwerking tussen de inspecteurs en de Brzo-ondernemingen te onderzoeken, liep Marieke Kluin mee tijdens negentien fysieke inspecties bij vijftien bedrijven. Dat fysieke deel van haar onderzoek vond plaats tussen 2009 en 2012, maar de voorafgaande literatuurstudie besloeg de periode vanaf 1999 tot en met 2011. Het bestuderen van handhavingsdossiers van een groot aantal Brzo-ondernemingen gaf de
onderzoek
onderzoeker inzicht in meer dan tien jaar regelnalevend gedrag van Brzo-bedrijven. De branche vindt de onderzoeksresultaten achterhaald en herkent zich niet in de conclusies die Kluin trekt. Die conclusies liegen er niet om. “Geen enkel geïnspecteerd bedrijf voldeed volledig aan de wet- en regelgeving”, stelt de promovenda vast. “Vier bedrijven konden worden gecategoriseerd als ‘maatschappelijk verantwoorde ondernemingen’, aangezien deze bedrijven vanuit morele overwegingen wettelijke regels naleven. Als een overtreding werd geconstateerd, werd deze meestal snel opgelost en uit de waarnemingen tijdens inspecties gaven de bedrijven de indruk proactief met veiligheid bezig te zijn. Bij de overige tien Brzo-bedrijven was sprake van soms forse tekortkomingen. Overtredingen waarvoor ook sancties werden opgelegd, zoals bestuurlijke dwangsommen en het tijdelijk stilleggen van installaties. Het onderzoek schetst een verontrustend beeld van de nalevingscultuur bij sommige bedrijven. Vooral omdat we hier praten over de zwaarste categorie risico-industrieën, waar incidenten grote gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid binnen en buiten de onderneming. Dat legt een zware verantwoordelijkheid op de schouders van de directies en managers van die bedrijvencategorie.”
Vierdeling
En die verantwoordelijkheid wordt lang niet altijd vanzelfsprekend genomen, ontdekte Kluin. Zij deelde op grond van haar bevindingen de vijftien geïnspecteerde bedrijven in vier categorieën in. Ten eerste de maatschappelijk verantwoorde ondernemers, die veiligheid op alle niveaus goed verankeren in hun bedrijfsvoering. Vier onderzochte bedrijven kregen dit predikaat, al lieten ook zij soms steekjes vallen. Ten tweede de ‘onfortuinlijke’ ondernemingen, bedrijven die het ontbreekt aan financiële middelen of kennis om de veiligheid up-todate te houden conform de Brzo-normen (één bedrijf). Dan zijn er als derde categorie de roekeloze ondernemingen, die onwetend of onverantwoord handelen en het nut van wet- en regelgeving niet inzien (zes bedrijven). Ten slotte de ‘calculerende ondernemingen’, volgens Kluin de gevaarlijkste categorie. “Want deze bedrijven zijn zich bewust van
Marieke Kluin: “Calculerende bedrijven vormen het grootste gevaar.”
het feit dat ze de regels omzeilen, vaak vanuit bedrijfseconomische overwegingen. Zij zien overheidsinspecteurs vooral als lastige bemoeials van buiten en werken uitsluitend reactief. Ze reageren wel met maatregelen ná incidenten, maar zullen niet op eigen initiatief proactief beleid voeren om risico’s te minimaliseren. Illustratief daarvoor is een letterlijke uitspraak van een manager die ik tijdens een inspectie hoorde: ‘Wij ondernemen alleen actie als we daartoe door de overheid worden gedwongen.’ De vier bedrijven die ik ‘calculerend’ zou willen noemen, waren stuk voor stuk grote onderne-
mingen met meer dan 250 medewerkers en soms al een lange staat van dienst op handhavingsgebied. In de vorm van ernstige overtredingen en ook zware sancties.”
Onderzoeksconclusies
In haar promotieonderzoek zocht Marieke Kluin het antwoord op de vraag in hoeverre toezicht en handhavingsprocessen de regelnaleving bij Brzo-plichtige bedrijven beïnvloeden. Hebben inspecties een preventief of afschrikkend effect? En leiden opgelegde sancties tot een betere nalevingscultuur? Zij onderzocht via een vragenlijst ook wat de
nummer 2
april 2015
29
Leer in 2 dagen theorie en praktijk over brandveiligheid & wetgeving
NIEUW!
2-daagse cursus
BRANDWERENDHEID EN BRANDOVERSLAG 27 MEI & 3 JUNI 2015 5 & 12 NOVEMBER 2015 Hotel van der Valk, Breukelen
INHOUD VAN DE CURSUS U leert in korte tijd veel over de theoretische en praktische kennis van de verschillende oplossingen voor WBDBO, de weten regelgevingen en computerprogrammaâ&#x20AC;&#x2122;s voor brandoverslag. Zo bent u in staat bent om de WBDBO te waarborgen. Voor wie? De cursus is opgezet voor o.a. brandpreventisten, brandweer, bouwkundig adviseurs, architecten en ontwerpers, installateurs, preventiemedewerkers, medewerkers bouw- en woningtoezicht, handhavers, projectmanagers & verzekeraars.
Kijk voor meer informatie en inschrijven op
www.brandveilig.com/opleidingen
Brandtheorie WBDBO Wettelijke aansturing WBDBO Normen WBDBO Verdieping R, E, I, W WBD versus WBO Brandoverslag Brandoverslag berekenen Woningscheidende wanden Brandwerende details utiliteitsbouw & industriehallen Brandwerende doorvoeringen Praktijkvoorbeelden
Deze cursus wordt afgesloten met een toets. Als u de toets met goed gevolg aflegt, ontvangt u hiervan een certificaat
OPLEIDINGEN
onderzoek perceptie van werknemers in de Brzo-bedrijven is van wet- en regelgeving en van het optreden van de inspecteurs in de bedrijven. Kluin: “De hoofdconclusie van mijn onderzoek is dat handhaving en naleving van de Brzo-regelgeving een complexe aangelegenheid is. Dat hangt ook samen met de interactie tussen de bedrijven en de inspecteurs. Bedrijfssituaties zijn heel verschillend, net als de achtergronden en de kennis van de inspecteurs en de wijze waarop zij inspecties uitvoeren. Medewerkers die de vragenlijst hebben ingevuld, ervaren sommige inspecteurs als meedenkend en bereid tot overleg, terwijl anderen overkomen als rigide en bestraffend. Die stijlverschillen bepalen mede hoe een bedrijf inspecties interpreteert en hoe de samenwerking en de informatie-uitwisseling tijdens de inspectie verloopt. Door de gevonden verschillen is het moeilijk situaties met elkaar te vergelijken en is het ook niet eenvoudig om het effect van overheidsingrijpen via handhaving objectief te meten.”
De internationaal toonaangevende beurs voor technisch textiel en vliesstoffen
performance protection
mobility
functionality
‘Geen enkel geïnspecteerd bedrijf voldeed volledig aan de wet- en regelgeving’ Eén van de constateringen die Kluin deed is dat inspectiediensten soms terughoudend zijn bij het opleggen van zware sancties, waardoor handhaving door bedrijven vaak als ‘mild’ wordt gezien. Daardoor missen inspecties het preventieve effect, dat zou moeten uitgaan van de zichtbare aanwezigheid van overheidsdiensten op het terrein en hun kritische beoordeling van het veiligheidsbeleid. De promovenda vat samen dat haar onderzoek geen eensluidend antwoord heeft gegeven op de vraag wat het effect van inspecties en sancties is op het regelnalevend gedrag van Brzo-ondernemingen. Wel heeft de studie veel inzicht gegeven in de factoren die invloed hebben op de nalevingscultuur bij bedrijven, zoals de genoemde sociale interactie tussen de bedrijven en de Brzo-inspecteurs.
4 t/m 7. 5. 2015 Frankfurt am Main www.techtextil.com info@messefrankfurt.nl Tel. +31 (0) 70 262 90 71
Landelijk vervolgonderzoek
Marieke Kluin pleit voor een landelijk vervolgonderzoek naar het effect van overheidsinspecties en handhaving en voor een landelijke handhavingsstrategie. Dat laatste is sinds 2013 al gerealiseerd. Verder vindt zij dat er in administratieve zin nog wel wat te verbeteren is bij de inspectiediensten. Zo worden bijvoorbeeld overtredingen en tekortkomingen die tijdens de inspectieperiode al worden opgelost niet altijd in de inspectieverslagen opgenomen. Dat maakt het volgens Kluin lastig om over een periode van meerdere jaren de nalevingscultuur van een bedrijf te volgen en eventuele recidive bij overtredingen vast te stellen.
Gelijktijdig met:
Rob Jastrzebski is freelance journalist
nummer 2
april 2015
31
NIEUW!
Leer in 2 dagen theorie en praktijk over brandveiligheid & wetgeving
2-daagse Basiscursus
BRANDVEILIGHEID 21 & 28 MEI 2015 7 & 14 OKTOBER 2015 Hotel van der Valk, Breukelen
INHOUD VAN DE CURSUS U leert in korte tijd veel over brandveiligheid, wetgeving en de toepassing hiervan. We gaan uitgebreid aan de slag met het bouwbesluit. De tweede dag wordt een casus (bouwplan) op een interactieve manier behandeld. De brandveiligheidsaspecten van dit bouwplan worden beoordeeld en zo brengt u opgedane kennis direct in de praktijk. Voor wie? De cursus is opgezet voor o.a. brandpreventisten, bouwkundig adviseurs, architecten en ontwerpers, installateurs, projectmanagers, werkvoorbereiders & verzekeraars.
Kijk voor meer informatie en inschrijven op
Termen, begrippen en definities binnen het bouwbesluit Achtergrondinformatie over brand Wet- en regelgeving Bouwkundige brandpreventie Brandbeveiligingsinstallaties Ontvluchting Bouwplantoets
Deze cursus wordt afgesloten met een toets. Als u de toets met goed gevolg aflegt, ontvangt u hiervan een certificaat
www.brandveilig.com/opleidingen
OPLEIDINGEN
Column
Joric Witlox
Gebouw in de kreukels De markt voor brandveiligheid staat feitelijk nog in de kinderschoenen. Maar door de voortschrijdende Europese regelgeving is het nu snel afgelopen met het land der blinden, waarin éénoog koning is. De markt is gelukkig in rap tempo aan het professionaliseren. Fabrikanten en montagebedrijven komen nadrukkelijk minder weg met halve waarheden, onvolledige testrapporten, ondeugdelijk werk, onzinnige adviezen, en geheimzinnigheid.
Joric Witlox is voorzitter van vereniging Brandveilig Bouwen Nederland (BBN).
Maar er zijn nog altijd partijen die angstvallig vasthouden aan de relatief veilige, afgeschermde wereld van brandveiligheid en daarmee échte veiligheid in de weg staan. Dit zijn bedrijven die over de volle breedte van de markt, of het nu gaat om passieve (bouwkundige) of actieve brandpreventie (denk aan installaties), grote stofwolken opwerpen en eenzijdig informatie verspreiden uit angst omzet te moeten missen. De wildgroei aan bedrijven die zich aanbieden als ‘specialist, marktleider, of jong en dynamisch’ en Teun de Beun die ook zijn zakken vult met brandveiligheid als kaskoe, komt de branche bovendien ook niet ten goede en is schadelijk voor partijen die deugdelijk werk willen neerzetten. Aanbieders gaan dikwijls niet uit van eigen kracht en kennis, maar denken voordelen te moeten beargumenteren door anderen en hun systemen aan- of af te vallen. Er ís geen eenduidig systeem dat brandveiligheid optimaal waarborgt. Soms zijn meerdere oplossingen nodig en gewenst voor een optimale veiligheid. Samenwerking van aanbieders is daarom nodig, maar blijkt een zeldzaamheid in de praktijk. In een publicatie uit 2014 in ‘Hét Ondernemingsbelang’ gebruikte de geïnterviewde Jan Koster een aansprekende metafoor. Vrij geciteerd: “Een pand dat brandveilig is, valt te vergelijken met een veilige auto. Het ABS-systeem, de airbag en de gordel zijn actieve veiligheidsmaatregelen die de impact van een botsing reduceren. Maar zonder de kooiconstructie en de kreukelzone worden de passagiers alsnog verfrommeld bij een aanrijding.” Dit is een mooie vergelijking met de brandveiligheid in gebouwen. We hebben bouwkundige maatregelen (kreukelzone) net zo hard nodig als de actieve installaties (airbag). Na deze metafoor voor Bouwkundige (B) en Installatie (I) maatregelen, behoort Organisatie (O) er ook bij. De bestuurder zal namelijk ook maatregelen moeten nemen om er voor te zorgen dat de (B) en (I) voorzieningen hun werk doen, maar zonder (O) opleiding (= rijvaardigheid) helpen (B) en (I) ook niet zoveel. Het gaat dus om een totale set aan elkaar volledig aanvullende brandveiligheidsmaatregelen om te voorkomen dat een gebouw alsnog in de kreukels raakt bij een calamiteit. Ophouden dus om als ‘airbag’ aanbieder te zeggen dat er geen ‘kreukelzone’ meer nodig is en als aanbieder van ‘kreukelzones’ te zeggen dat airbags en ABS niet meer nodig zijn. BBN is een vereniging voor fabrikanten van bouwkundig brandpreventieve producten. Het is duidelijk waar dat voor staat. Boven alles wil ik persoonlijk én met BBN werken aan een hogere mate van brandveiligheid in Nederland. Bij deze roep ik als voorzitter van BBN alle verenigingen die te maken hebben met brandveiligheid op, om in dit kader samen te werken. Vanuit BBN nemen we inmiddels al veel initiatieven op dit vlak. Alleen samen kunnen we échte stappen zetten. Wie doet er mee?
nummer 2
april 2015
33
Automatische blusinstallatie
Erwin van Leeuwen
Zuurstof verdringen met gasblussysteem
Bluswater verboden Hoogspanningsschakelstations zijn onderdelen van de vitale infrastructuur van Nederland. Deze schakelstations staan bekend als zeer betrouwbaar. Maar wat gebeurt er als er zich onverhoopt toch een calamiteit zoals brand voordoet?
Harm Straathof (links) en Maarten van Riet tussen het blusgas.
34
nummer 2
april 2015
Automatische blusinstallatie
H
et hield Maarten van Riet ‘s nachts wakker: het idee dat de hoogspanningsschakelstations waarvoor hij technisch verantwoordelijk is, onvoldoende beveiligd zijn tegen brand. De gevolgen van een brand zouden desastreus zijn, de economische schade zou in de honderden miljoenen euro’s lopen. Toen ook onderhoudsmonteurs angstig werden na een grote brand bij een vergelijkbaar transformatorstation van Tata Steel, werd een projectteam geformeerd om tot een passende oplossing te komen.
Bevredigende oplossing
Brandveilig.com is op bezoek bij het hoogspanningsschakelstation van Amstelveen. Daar spreken we met Maarten van Riet, Manager R&D van netwerkbeheerder Liander en Harm Straathof, Manager Business & Product Development bij Saval. We krijgen uitleg over de bevredigende oplossing die ze uiteindelijk vonden voor het complexe brandbeveiligingsprobleem van dit station. Zo bevredigend dat ze die nu uitrollen naar andere hoogspanningsschakelstations die bij Liander in beheer zijn. Hoogspanningsschakelstations zijn onderdelen van de vitale infrastructuur van Nederland. Op een station als dit wordt hoogspanning van 150 kilovolt (kV) teruggebracht en verdeeld over kabels van 50 kV. Nederland telt er zo’n twaalf. Bijna allemaal oliegeïsoleerde Coq-systemen. Ze zijn kort voor de oorlog ontwikkeld door de firma Coq. Deze schakelstations staan bekend als zeer betrouwbaar. Maar wat gebeurt er als er zich onverhoopt toch een calamiteit voordoet?
Worst case scenario
Op het Nederlandse elektriciteitsnet zijn sinds de oorlog slechts vierentwintig zware verstoringen geweest. In vier van de gevallen is het station volledig uitgebrand. Hoe ontstaat zo’n brand? “Schakelaars van de Coq-installaties zijn omgeven door olie voor de isolatie”, legt Van Riet uit. “Stel nu dat kortsluiting optreedt in één van die eindsluitingen en hij barst open, dan zal normaliter binnen 20 milliseconden automatisch de stroom van het systeem gaan. De isolatieolie druipt in de lekbak. Wanneer er nu, door onoplettendheid in de controlekamer of een nieuwe technische storing, weer stroom wordt gezet op de leiding, kunnen de vonken (vlambogen) die ontstaan in
combinatie met de gelekte olie tot brand leiden. Wanneer deze brand niet direct wordt geblust en het schakelstation brandt af, ligt niet alleen het elektriciteitsnet van Noord-Holland eruit, ook voor het internetknooppunt op Schiphol is dit kritiek.”
Water en vuur
Doordat de Coqs zo betrouwbaar waren, werd de noodzaak voor een blusinstallatie voorheen niet sterk gevoeld. Daarnaast ontbrak het ook aan blusmogelijkheden. Blussen deed je destijds immers met water. Maar hoogspanning en water zijn niet te combineren, net zo min als een oliebrand en water. In april 2013 werd het project ‘Veiligstelling Coq-batterijen’ gestart. Met in het projectteam de bouwer van de installatie en deskundigen op het gebied van olie, analyse en ontladingsmiddelen. Geen brandexperts. Van Riet moest met zijn collega’s zelf op zoek naar alternatieven voor blussen met water. In eerste instantie deden zij tests met aërosols. “We hebben een experiment gedaan met wat brandende olie op een schaaltje. Binnen een half uur waren we
t een schriftelijke garantie dat de isolerende eigenschappen van de olie bij afblazing van blusgas behouden blijven; t een systeem dat bij 50 kV magnetische straling (EMC) niet tot storing leidt; t montage tijdens vol bedrijf (zorgvuldigheid is geboden want een monteur zal contact met 50kV niet overleven). De praktijktesten voerden Liander en Saval uit bij het brandtestcentrum in Baak. Het blusgas bleek naar volle tevredenheid te werken. Al snel was de conclusie dat InerFlex hiervoor het meest geschikt was, een inert gasblussysteem. Dit blust niet, maar verdringt de zuurstof uit de ruimte met een combinatie van argon en stikstof. Daarbij blijft een waarde van zo’n tien tot elf procent zuurstof over (de normale waarde bedraagt 21 procent). “Als mens kan je daarin overleven”, verzekert Straathof. Om de acceptatie van dit idee te vergroten, konden medewerkers van Liander tijdens een personeelsbijeenkomst in een afgesloten demo-unit koffie drinken bij een atmosfeer met elf tot twaalf procent zuurstof. “Dat was om te laten zien dat in
Hoogspanning en water zijn geen goede combinatie genezen”, zegt Van Riet. Want wat bleek? “De aerosol blust wel, maar vliegt op de olie af en vreet er in. En kopermaterialen die in aanraking kwamen met het mengsel van olie en aerosol waren binnen enkele dagen gecorrodeerd.” Via-via kwam Van Riet in contact met het Brandopleidingscentrum in Baak. Toen werd duidelijk dat het team met aërosol op het verkeerde pad zat en kwam de suggestie voor blussen met gas. Zo kwam Liander bij Saval terecht, een van de weinige partijen die blusgassystemen met deze complexiteit kan realiseren.
Koffie in ijle lucht
In een gesprek zetten de betrokkenen de randvoorwaarden van het benodigde blussysteem op een rijtje: t een blusproef met brandende Shell-Coq isolatieolie met een groter oppervlakte dan zes vierkante meter en een groter vermogen dan 10 megawatt;
die atmosfeer elke sigaret uitgaat. Je kunt absoluut geen lucifer aansteken, maar je kunt als mens gewoon ademhalen.” Daarmee was het personeel om en was de keuze voor InerFlex definitief. Straathof sloeg aan het rekenen: “Voor een ruimte van dit volume (circa 2000 kuub) zijn er ongeveer 50 cilinders nodig. Het blussysteem bestaat uit een detectiesysteem en een gasblusleiding met nozzles. Een juiste en, tijdens vol 50kV bedrijf, veilige plaatsing van de nozzles is essentieel. De plaatsing van de nozzles, en ook de plaatsing en de grootte van de gaatjes daarin, werden met speciale software berekend. Zo is te bepalen waar er hoeveel kg uitstroomt om de ruimte optimaal te vullen. Hydraulische calibratie noemen we dat.”
Dubbele beveiliging
Na activatie van het ontstekingsmechanisme blazen alle 50 cilinders leeg. Stoppen is er dan niet meer bij en hervullen is prijzig.
nummer 2
april 2015
35
Automatische blusinstallatie
Leidingen in het gelid.
Dus wil je een onterechte afblazing graag voorkomen. Straathof en Van Riet bedachten daarom een uniek aanspreekcriterium. Wanneer de detectie wordt geactiveerd, is dat een vooralarm: de blusinstallatie gaat nog niet open. Ook een storing op zich geeft geen alarm. “Bij tachtig procent van alle storingen hoef je niks te doen”, geeft Van Riet aan. “Bij kortsluiting gaat daarom eerst het systeem een half uur op scherp. Is er binnen een half uur na een sluiting geen detectie, dan is er geen brand. Pas wanneer een kortsluiting ontstaat én die de detectie aanspreekt, gaat de installatie afblazen.”
Na de brand
Een eventuele brand wordt gedoofd door verdrijving van de zuurstof door een mengsel van stikstof en argon. Uit proeven is gebleken dat de olie spontaan ontvlamt bij 363 graden. Die heeft een half uur nodig om voldoende af te koelen en daarom moet de ruimte gegarandeerd een half uur afgesloten blijven (standtijd), zodat er geen zuurstof kan binnendringen.
Verdriet
Wat zou het mooi zijn als we het systeem toch eens écht in werking zouden zien, bij een échte calamiteit. Helaas, de kans dat de installatie in werking moet treden is klein. Het team moet het doen met het bevredigende gevoel dat de brandbeveiliging van het HS tussenstation nu perfect op orde is. En er is veel praktijkkennis opgedaan. Van Riet: “We rollen dit systeem al uit naar andere locaties. Maar ik ben er ook van overtuigd dat dit blussysteem voor veel meer toepassingen interessant is. Bedrijven kiezen nu voor droge transformators in plaats van olie-geïsoleerde, natte transformators met het oog op het brandgevaar. Maar een natte installatie is veel betrouwbaarder, zuiniger en stiller. Met deze techniek plaats je gewoon een natte transformator in een gesloten ruimte, je zet er één kruik achter en het is klaar. Daarmee wordt een natte installatie ook interessant voor bijvoorbeeld de elektriciteitsvoorziening van een ziekenhuis.”
36
nummer 2
april 2015
schadepraktijk
Leo Porrio
Oudejaarsbranden
Scholen eenvoudig slachtoffer? Tijdens de jaarwisseling 2007/2008 ging een recordaantal van 22 scholen in vlammen op, met een schadebedrag van ruim 24,3 miljoen euro. De oorzaak was brandstichting met of door vuurwerk. Voor een deel betrof het leegstaande panden en noodgebouwen.
D
F[F BMBSNFSFOEF TJUVBUJF XBT WPPS IFU /FUXFSL 7FS[FLFSJOHFO (FNFFOUFMJKLF 0WFSIFJE /70( BBOMFJEJOH PN PQ NFJ FFO TZNQPTJVN PWFS EF[F QSPCMFNBUJFL UF PSHBOJTFSFO *O FFO SFFLT QSFTFOUBUJFT EPPS HFNFFOUFO FO WFS[FLFSBBST XFSEFO HFOPNFO PG UF OFNFO NBBUSFHFMFO PQHFTPNE %PPS FFO WFFMIFJE BBO BDUJFT [PBMT QFSJPEJFLF WPPSMJDIUJOH NFU nZFST WBO POEFS BOEFSF HFNFFOUFO WFS[FLFSBBST FO BOEFSF CFUSPLLFO QBSUJKFO XBT IFU SFTVMUBBU WBO EF KBBSXJTTFMJOH BMMFT[JOT CFNPFEJHFOE %F TDIBEFDJKGFST MBHFO QSPDFOU MBHFS EBO IFU KBBS FSWPPS FO IFU TDIBEFCFESBH LXBN VJU PQ DJSDB â&#x201A;¬ NJMKPFO 7PPS[JDIUJHF DPODMVTJF EJF LPO XPSEFO HFUSPLLFO IFU IFFGU [JO EF[F QSPCMFNBUJFL CJK TDIPMFO QFSJPEJFL POEFS EF BBOEBDIU UF CSFOHFO
Maatregelen
OBBTU WPPSMJDIUJOH LVOOFO UBM WBO NBBUSFHFM IFMQFO PN IFU VMUJFNF EPFM UF CFSFJLFO OBNFMJKL TDIPMFO WSJKXBSFO WBO BGCSBOEFO PG EF TDIBEF [PWFFM NPHFMJKL UF CFQFSLFO %FOL EBBSCJK BBO 0SHBOJTBUPSJTDIF NBBUSFHFMFO t WFSMJDIUJOH DBNFSB T t PSEF OFUIFJE t UPFHBOLFMJKLIFJE BMHFNFFO t UPFHBOLFMJKLIFJE CSBOEXFFS t UPF[JDIU DPNNVOJDBUJF NFU EF CVVSU t PQWPMHJOH BMBSNFO TJHOBMFSJOH t #SBOE EFUFDUJF t "VUPNBUJTDI CSBOENFMETZTUFFN UPUBBM EFUFDUJF WMVDIUXFHCFWFJMJHJOH
t &MFLUSPOJTDIF JOCSBBLCFWFJMJHJOH UFS WPPSLPNJOH WBOEBMJTNF CSBOETUJDIUJOH Repressie: t CMVTNJEEFMFO t BVUPNBUJTDIF CMVTTZTUFNFO P B TQSJOLMFS IJFS OPH OJFU WFFM UPFHFQBTU JO &OHFMBOE BM IFFM HFXPPO t CSBOEXFFS 4DIBEFCFIFFSTJOH t EPPS AOJFVXF UFDIOJFLFO FO QSFWFOUJFNBBUSFHFMFO 4JHOBMFSJOH TDIBEFPQWPMHJOH DFOUSBBM WFS[BNFME t TJHOBMFSFO FO BENJOJTUSFSFO JODJEFOUFO TDIBEFO CJKW WJB TQFDJBBM POUXJLLFMEF QSPHSBNNBUVVS t HFHFWFOTBOBMZTF t LMFJOF JODJEFOUFO TDIBEFT MFJEFO WBBL UPU FFO HSPUF TDIBEF t DFOUSBMF TDIBEFQSPDFEVSF HFFGU PWFS[JDIU
Jaarwisseling 2014/2015
%F MBBUTUF KBBSXJTTFMJOH TDPPSEF POHFWFFS NJMKPFO FVSP BBO CSBOETDIBEF [POEFS EF TDIPMFOTDIBEF 7VVSXFSL CMFFL JO WFFM HFWBMMFO EF WFSPPS[BLFS WBO EF FMMFOEF FFO WBO EF LMBQQFST PQ PVEFKBBSTBWPOE XBT EF CSBOE JO 6EFO XBBS UXFF BBOFFOHFCPVXEF CBTJTTDIPMFO WSJKXFM HFIFFM BGCSBOEEFO 7FSNPFEFMJKLF PPS[BBL WVVSXFSL TDIBEFTDIBUUJOH UVTTFO FO NJMKPFO FVSP .FO
WFSXBDIU CJOOFO UXFF KBBS XFFS FFO OJFVX TDIPPMHFCPVX HFSFBMJTFFSE UF IFCCFO *O EF QSBLUJKL CFUFLFOU EJU XFM UXFF KBBS WFSEFMJOH PWFS FFO BBOUBM CFTUBBOEF MPDBUJFT FO UXFF KBBS PWFSMBTU WPPS TDIPMJFSFO FO MFFSLSBDIUFO
Conclusie
7PPS[JDIUJH HFSFLFOE NFU EF CJKLPNFOEF TDIBEFT BBO TDIPMFO [JUUFO XF UPDI XFFS PQ IFU OJWFBV WBO EF KBBSXJTTFMJOH WBO POEBOLT EBU FS PQ EJWFSTF QMBBUTFO BBOXJKTCBSF WFSCFUFSJOHFO [JKO HFSFBMJTFFSE NFU POEFS BOEFSF EF CPWFOWFSNFMEF NBBUSFHFMFO %F LPTUFO IJFSWBO XFHFO BCTPMVVU OJFU PQ UFHFO EF HFMFEFO CSBOE TDIBEF .BBS BMUJKE TQFFMU EF WSBBH XBU LPTU IFU FO XJF HBBU EBU CFUBMFO 5FSXJKM IFU VMUJFNF EPFM NPFU [JKO TDIBEF UF WPPSLPNFO PG UF CFQFSLFO &ML KBBS XFFS &O EBU WSBBHU FFO DPOUJOVF JO[FU WBO NJEEFMFO FO LFOOJT Leo Porrio is risk control consultant
nummer 2
april 2015
37
Praktijk
Emiel van Rossum
Afvalverbranding omtoveren tot pretpark Herbestemmen van gebouwen is steeds actueler in een land dat vol met karakteristieke gebouwen staat die in sommige gevallen hun functie verliezen. Vooral als deze gebouwen jong en karaktervol zijn.
Z
o ook bij de voormalige Afvalverbranding in Rotterdam. Dit gebouw is niet meer in gebruik als afvalverbranding, maar het is een mooi en nog jong gebouw. Een bekende ondernemer wil dit gebouw omtoveren tot pretpark. Dit is natuurlijk een heel ingrijpende aanpassing, waar de nodige uitdagingen op het gebied van brandveiligheid bij komen kijken. Een bestaand gebouw, met een nieuwe functie, van een geheel ander karakter.
38
nummer 2
april 2015
Achtergrond
De Afvalverbranding in Rotterdam dient ingericht te worden als pretpark. Dit is een geheel andere functie met een veel hogere bezetting van mensen. Daarnaast is het de wens van de ondernemer om een open meerlaagse structuur te hanteren, waar brandcompartimentering een behoorlijke uitdaging wordt. De meest gebruikelijke horizontale brandscheidingen, zoals in reguliere gebouwen worden toegepast, zijn
al niet meer mogelijk. Dit resulteert in brandcompartimenten tot wel 8.000 m2. Het gebouw dient te worden getoetst op verbouwartikelen van de gebruiksfunctie bijeenkomstfunctie. Bouwbesluit 2012 gaat hier als volgt mee om. Deze verwijst bij het verbouwen met functieverandering naar het van rechtens verkregen niveau. De uitdaging met het van rechtens verkregen niveau is over het algemeen dat oudere bouwvergunningen en dossiers vaak
Praktijk
incompleet of onvindbaar zijn. Zo ook in dit geval.
Probleem
Aangezien het dossier onvindbaar is, zal er toch naar het Bouwbesluit gekeken moeten worden. Voor een bijeenkomstfunctie zijn de eisen voor brandcompartimentsgrootte conform bouwbesluit, afdeling 2.10 Beperking van uitbreiding van brand, respectievelijk 1.000 m2 voor nieuwbouw en 2.000 m2 voor bestaande bouw. De toetsende overheid heeft aangegeven dat we in dit geval, omdat het van rechtens verkregen niveau niet te achterhalen is, op bestaande bouw mogen toetsen. Echter is het brandcompartiment van 8.000 m2 nog steeds veel te groot. Hier kan vanzelfsprekend, met de wensen van de ondernemer niet aan worden voldaan.
Overwegingen
Naast de prestatie-eisen die in afdeling 2.10 van het Bouwbesluit staan, worden er ook functionele eisen gegeven. De functionele eis van afdeling 2.10 is als volgt: â&#x20AC;&#x153;Een te bouwen bouwwerk is zodanig dat de kans op een snelle uitbreiding van brand voldoende wordt beperkt.â&#x20AC;? Dit geeft de doelstelling van de afdeling weer. Tevens geeft dit een basis voor het afwijken van de prestatie-eisen. Want op grond van artikel 1.3 van het Bouwbesluit mag er afgeweken worden van de prestatie-eisen indien, door het treffen van een andere maatregel, een zelfde niveau van veiligheid en bescherming wordt geboden. Om dit te bewerkstelligen dient men dus terug te grijpen naar de functionele eis om te achterhalen wat de doelstelling van de afdeling was.
De voormalige Afvalverbranding in Rotterdam is niet meer in gebruik als afvalverbranding, maar het is een mooi en nog jong gebouw.
De doelstelling is in dit geval het voorkomen van een snelle branduitbreiding. Een mogelijke gelijkwaardigheid hierop zou een sprinklerinstallatie kunnen zijn. Dit is een installatie die door het beheersen van de brand de snelle branduitbreiding zeer effectief tegengaat. Een sprinklerinstallatie is echter een erg dure installatie. Aan de andere kant brengt deze installatie een veel grotere ontwerpvrijheid met zich mee. Voorheen is de Afvalverbranding ook voorzien geweest van een sprinklerinstallatie.
De doelstelling is het voorkomen van een snelle branduitbreiding
Hierdoor zijn enkele onderdelen van de oude sprinklerinstallatie nog aanwezig, zoals de dieselpompen en de watertank. Echter staat deze watertank op een zeer ongunstige locatie, namelijk precies waar de entree van het pretpark komt. Het is de vraag of het mogelijk is om de watertank te verplaatsen.
Oplossing
Uiteindelijk is het, gezien de noodzaak voor ontwerpvrijheid, noodzakelijk om een sprinklerinstallatie aan te brengen. De tank is helaas niet meer bruikbaar als deze verplaatst is. Vandaar dat hier een andere oplossing voor moet komen. Waarschijnlijk wordt een reinwaterkelder toegepast.
PRAKTIJK Brandveilig bouwen is een zaak van details. Maar juist die details kunnen grote investeringen in veiligheid teniet doen. In de dagelijkse praktijk stuit Emiel van Rossum regelmatig op zulke details. Hij adviseert opdrachtgevers hoe zij vervolgens toch tot een brandveilige oplossing kunnen komen. In deze rubriek deelt hij zijn ervaringen met de lezers van Brandveilig.com. Emiel van Rossum is brandpreventie-adviseur en daarnaast docent bij Brandpreventie Academy. Hij gebruikt zijn ervaringen uit de praktijk om als docent praktijkgericht les te geven. Meer informatie: www.brandpreventie.academy
nummer 2
april 2015
39
column SLEUTELFIGUUR
Deze rubriek is bedoeld voor een column van een VBE-lid over het thema van dit blad. Dit lid deelt zijn of haar waardevolle kennis met de andere leden van de VBE, en de lezers van dit blad. Ik ben weliswaar geen deskundige op het gebied van blussystemen, maar toch heb ik gemeend een bijdrage te kunnen leveren aan deze editie van Brandveilig.com. Ik kan u niets vertellen over de technische specificaties en over mogelijkheden van dergelijke systemen, maar ik kan wel beschrijven waar ik in mijn werk als organisatieadviseur regelmatig tegenaan loop en waar mijn relaties en klanten tegenaan lopen. En voor deze mensen werken wij uiteindelijk allemaal. Veiligheid wordt vaak benaderd op de BIO-methode. Er wordt gekeken naar Bouwkundige, Installatietechnische en Organisatorische aspecten die in een goede samenhang met elkaar een veilige situatie kunnen realiseren. In de zorg is deze benadering extra interessant. Het bieden van zorg aan kwetsbare mensen die voor hun veiligheid afhankelijk zijn van zorgverleners is een bijzondere verantwoordelijkheid. De rol van de individuele zorgverlener wordt nogal eens onderschat. Een voorbeeld is een woning in een woonwijk, waar 10 verminderd zelfredzame personen wonen. ’s Nachts is er één - jawel één - medewerker aanwezig. Als het meezit is die medewerker als slaapwacht op de woning aanwezig. Maar situaties dat deze medewerker soms op minuten afstand is, komen ook regelmatig voor. Deze medewerker is degene die moet gaan handelen bij een calamiteit en moet dus in het ergste geval 10 personen alleen uit een brandend huis halen. Wanneer hij of zij verkeerde keuzes maakt, zijn de gevolgen niet te overzien. Om medewerkers toch zo goed mogelijk voor te bereiden op juist handelen krijgen zij meestal instructies, oefeningen en opleidingen over hoe zij moeten handelen. Maar laten we vooral niet vergeten dat
40
nummer 2
april 2015
Een zorgmedewerker is in eerste instantie zorgverlener, geen hulpverlener.
deze medewerker in eerste instantie toch zorgverlener is en geen hulpverlener. De medewerker is dus een sleutelfiguur bij een calamiteit. Bouwkundige voorzieningen en installaties zijn dan hulpmiddelen voor de medewerker waarmee levensreddende tijd kan worden gewonnen, of waar de brandhaard mee kan worden geblust of vertraagd. Gelukkig zie ik steeds meer blusinstallaties in de zorg, want dit kunnen cruciale hulpmiddelen zijn als je helemaal alleen 10 personen naar buiten moet brengen. Maar hoe kan het nou, dat deze individuele medewerker maar zelden op de hoogte is van de exacte werking en functionaliteiten van een installatie? Regelmatig vraag ik aan medewerkers wat er precies gebeurt met de aanwezige installaties als er brand ontstaat. Ze hebben geen idee: “Dat weet de afdeling techniek”, of “Staat dat niet ergens in een logboek op het kantoor van iemand anders?” Sleutelfiguren weten niet hoe ze met de belangrijkste hulpmiddelen in een gebouw moeten omgaan. Of op wat voor een manier ze erop kunnen vertrouwen. Ik ben absoluut overtuigd dat zorginstellingen brandveiligheid aanzienlijk kunnen vergroten door te investeren in passende blus-
installaties. Maar laten we vooral niet vergeten dat mensen in een gebouw moeten weten hoe het werkt, zodat er een gezonde samenhang tussen de BIO aspecten ontstaat. Maar vooral, dat ze de goede keuzes maken.
Carolien de Vries, Shenook brandveiligheid en risicomanagement
Bent u VBE lid en wilt u ook een keer een column schrijven? Neem dan contact op met secretariaat@novb.nl
@VEBONVEILIG 6 FEBRUARI
-GGCE=DR=IJ M=IHDA<@K AF =DC= NGFAF? $F F:MGD?AF? M:F !I:FCIABC HD=AK 1 *) AF )' MGGI :D?=@=D= M=IHDA<@KJK=DDAF? @KKH ;AK DP ? @
@HETCCV 8 JANUARI
GF<=HK K=<@FAJ<@ ;LD D=KAF ;=L?=DAF? M:F JHIAF CD=ID=ARAF?=F MGGI <GEE=F K::I '==J K AF R= 1 FA=LNJ;IA=> d@=K 1
@DENNIS_VGM 18 MAART
.HIAFCD=IJ KG=H:JJ=F GLN;=JDLAK I=?=DK :DD==F R:K E=FJ=F ;AB ;I:FR M=ADA? LAK @=K ?= ;GLN CLFF=F MDL<@K=F =?=I)' d;I:FRM=ADA? d;I:FR)'>
/# ( $% )&*(./ WATERVOORZIENINGEN
= :MGFR M:F E::IK JKGFR AF @=K K=C=F M:F N:K=I MGGIQA=FAF?=F MGGI JHIAFCD=IAF JK:DD:KA=J =Q= ?G=R;=QG<@K= K@=E:;AB==FCGEJK ;=JKGFR LAK KN== R=D=F "=IIAK &ILAK@G> M:J<G ;=@:FR=DR= @=K GFR=I N=IH N:K=IK:FCJ =F .B::C DGE =F AIC R= %GF? !.. DAR 1:F 2ABC =F G=IE: !AI=H:<CJ ?AF ?=F GFR=I :FR=I= AF GH RILC;= ?I=FQAF? GM=IJKGIKCD=HH=F =F RILC KG=I=FI=?=DAF? QG:DJ GEJ<@I=M=F AF /=<@FAJ<@ LDD=KAF
"I::? NAD @=K 1 <GEAK² F: E=FJ :DD= D=R=F R= JHI=C=IJ M:F R=Q= :MGFR ;=R:FC=F MGGI @LF D=QAF? =F MGGI @=K ;=:FKNGGIR=F M:F R= M=D= MI:?=F *H F::I R= MGD?=FR= K@=E:;AB==FCGEJK GH :HIAD
ç AFJR:? BLFA /@=E:;AB==FCGEJK ç AFJR:? J=HK=E;=I /@=E:;AB==FCGEJK ç 2G=FJR:? FGM=E;=I /@=E:;AB==FCGEJK /@=E:àJ NGIR=F ;=C=FR ?=E::CK GH 'AFC=R$F =F GH GFQ= N=;JAK= NNN
;I:FRM=ADA?JDAE;=C=C=F FD 2= @GH=F L K= EG?=F ;=?IG=K=F GH GFQ= K@= E:;AB==FCGEJK=F
nummer 2
april 2015
41
Brandveilig.com bedrijvenindex ADEMBESCHERMING
ASPIRATIESYSTEMEN
ADVIESBUREAUS
SenseTek www.sensetek.nl
AerOcheck www.aerocheck.eu
Dräger Nederland www.draeger.com
Altavilla Brandveiligheid www.altavilla.nl
BHV
AMMA de Bruin www.ammadebruin.nl
Saval Brandbeveiliging www.saval.nl
Bartels Ingenieursbureau www.bartels.nl
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
DGMR dgmr.nl/brandveiligheid
BINNENDEUREN Berkvens www.berkvens.nl
Dijkoraad Viavesta www.brandweerondersteuning.nl
KONE Deursystemen www.konedeursystemen.nl
DPA Cauberg-Huygen www.chri.nl
Limburgia Utiliteitsdeuren www.limburgia.nl
Floriaan www.floriaan.nl INNAX gebouwmanagement www.innax.nl KappetijnBriks www.kappetijnbriks.nl
Peutz www.peutz.nl Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
AED
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
AFDICHTINGEN
Walraven www.walraven.com
AFSLUITERS
BERMAD Fire Protection www.bermad.nl
AFVALBAKKEN EHCM www.ehcm.nl
42
Walraven www.walraven.com
BOUWPLANTOETSING Bartels Ingenieursbureau www.bartels.nl
BRAND/GASDETECTIE
Breman Brandbeveiliging www.bremanbrandbeveiliging.nl
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
BRANDBEVEILIGING BrandPrevent Applications www.brandprevent.nl
DEF Nederland Fire-Technology www.def-firetech.nl
Dictator Productie www.dictator.nl
Hertek www.hertek.eu
Gerco Beveiligingen www.gerco.com
SenseTek www.sensetek.nl
Hugen Brandbeveiliging en Adviesbureau www.hugen.com
SK FireSafety Group www.skfiresafetygroup.com
BLUSMIDDELEN
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
Reppel www.reppel.nl
BLUSGASINSTALLATIES
DMS Brandwerende Systemen www.brandwerendeconstructies.nl
IBMO www.ibmo.eu
Promat www.promat.nl
Dräger Nederland www.draeger.com
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
Gerco Beveiligingen www.gerco.com
Hertek www.hertek.eu
Draka Kabel www.draka.nl
Theuma DoorSystems www.theuma.nl
BBWest www.bbwest.nl
Firestopsupply www.firestopsupply.nl
BOUWMATERIALEN
Chubb Fire & Security www.chubbfs.nl
Chubb Fire & Security www.chubbfs.nl
Obex www.obex.nl
Hefas Branddetectie www.hefas.nl
REINÆRDT Deuren www.reinaerdt.nl
Breman Brandbeveiliging www.bremanbrandbeveiliging.nl
Nieman Raadgevende Ingenieurs www.nieman.nl
Wolter & Dros Safety Partners www.wd-safetypartners.nl
Saval Brandbeveiliging www.saval.nl SK FireSafety Group www.skfiresafetygroup.com
Chubb Fire & Security www.chubbfs.nl
Smeba Brandbeveiliging www.smeba.nl
Hugen Brandbeveiliging en Adviesbureau www.hugen.com
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
Nu-Swift Brandbeveiliging www.nu-swift.nl
BBWest www.bbwest.nl
BRANDKLEPPEN
Prymos Nederland www.prymos.nl
FSS International www.firestopsystems.nl
Saval Brandbeveiliging www.saval.nl
Systemair www.systemair.nl
Schuurman Brandbeveiliging www.schuurman-brandbeveiliging.nl
BRANDMELDINSTALLATIES
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl Unica Automatic Sprinkler www.unica.nl
nummer 2
april 2015
BD Service Nederland www.bdservice.nl
DEF Nederland Fire-Technology www.def-firetech.nl
Protec Brandbeveiliging www.protecbrandbeveiliging.nl SK FireSafety Group www.skfiresafetygroup.com Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl Unica Automatic Sprinkler www.unica.nl Wolter & Dros Safety Partners www.wd-safetypartners.nl
BRANDSLANGHASPELS Chubb Fire & Security www.chubbfs.nl
Saval Brandbeveiliging www.saval.nl Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
BRANDTESTEN
Efectis (voormalig TNO) www.efectis.com/nl Peutz www.peutz.nl
BRANDVERTRAGING BrandPrevent Applications www.BrandPrevent.nl Finivlam www.finivlam.nl Fireprevention.NL www.fireprevention.nl
BRANDWACHTEN SERIS Safety www.seris-group.nl
BRANDWERENDE COATINGS DMS Brandwerende Systemen www.brandwerendeconstructies.nl Sika Nederland www.sika.nl
BRANDWERENDE DEUREN Alprokon Aluminium www.alprokon.com
Brandwerende Deuren en Constructiefabriek Enschede www.bdc-enschede.nl GND-garantiedeuren www.gnd.nl Hoefnagels Branddeuren www.hoefnagels.com KONE Deurystemen www.konedeursystemen.nl
Brandveilig.com bedrijvenindex Merford Special Doors www.specialdoors.nl REINÆRDT Deuren www.reinaerdt.nl Stöbich Fire Protection www.stoebichfireprotection.nl Theuma DoorSystems www.theuma.nl
CFD
Colt International www.coltgroup.com Efectis (voormalig TNO) www.efectis.com/nl Exiss www.exiss.eu Peutz www.peutz.nl
DEUREN INDUSTRIE
Brandwerende Deuren en Constructiefabriek Enschede www.bdc-enschede.nl Firetexx www.firetexx.com
INFRA
Colt International www.coltgroup.com
ISOLATIEMATERIAAL Rockwool Benelux www.rockwool.nl
Unilin Insulation www.unilininsulation.com
KABELS
Cable Masters www.cablemasters.nl Draka Kabel www.draka.nl Eldra www.eldra.nl
LADDERS
Gorter Luiken www.dakluiken.nl
LUIKEN
Stöbich Fire Protection www.stoebichfireprotection.nl
ROOSTERS
FSS International www.firestopsystems.nl
SPRINKLERS
Breman Brandbeveiliging www.bremanbrandbeveiliging.nl Chubb Fire & Security www.chubbfs.nl Kemkens Brandbeveiliging www.kemkensbrandbeveiliging.nl SK FireSafety Group www.skfiresafetygroup.com Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl Unica Automatic Sprinkler www.unica.nl
Gorter Luiken www.dakluiken.nl
Van Walraven www.vanwalraven.com
NOODVERLICHTING
Wolter & Dros Safety Partners www.wd-safetypartners.nl
Chubb Fire & Security www.chubbfs.nl
TRAINING/OPLEIDING
Merford Special Doors www.specialdoors.nl
Hertek www.hertek.eu
REINÆRDT Deuren www.reinaerdt.nl
Nu-Swift Brandbeveiliging www.nu-swift.nl
Hefas Branddetectie www.hefas.nl
DEURVERGRENDELINGEN
Saval Brandbeveiliging www.saval.nl
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
VLUCHTLUIKEN
Alprokon Aluminium www.alprokon.com Dictator Productie www.dictator.nl
DROGE BLUSLEIDINGEN Saval Brandbeveiliging www.saval.nl
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl Van Walraven www.vanwalraven.com
GLAS
AGC Flat Glass Nederland www.yourpyrobel.com Vetrotech Saint-Gobain Benelux www.vetotech.nl
INSPECTIEBUREAUS
Brand Veiligheid Inspecties BVI www.bvibv.nl Bureau Veritas www.bureauveritas.nl
PARKEERGARAGE-VENTILATIE Colt International www.coltgroup.com Systemair www.systemair.nl
ROOK- EN WARMTEAFVOER Brakel Atmos www.brakelatmos.com Colt International www.coltgroup.com
ROOKMELDERS
Chubb Fire & Security www.chubbfs.nl
Gorter Luiken www.dakluiken.nl
VUURLASTBEREKENING Bartels Ingenieursbureau www.bartels.nl Floriaan www.floriaan.nl
WATERMIST
DEF Nederland Fire-Technology www.def-firetech.nl Fire Technology www.firetechnology.nl
First Alert – Sprue Safety www.firstalert.nl
SK FireSafety Group www.skfiresafetygroup.com
Dictator Productie www.dictator.nl
Technoship www.ultrafog.com
ROOKSCHERMEN
Unica Automatic Sprinkler www.unica.nl
Brakel Atmos www.brakelatmos.com
Ook in de bedrijvenindex?
Dijkoraad Viavesta www.brandweerondersteuning.nl
Colt International www.coltgroup.com
Bel of mail accountmanager
Kiwa BPSI www.kiwabpsi.nl R2B Inspecties www.r2b.nl
Firetexx www.firetexx.com
marionsmits@vakmedianet.nl
Marion Smits: tel. 06-52867200
Hoefnagels Brand- en Bedrijfsdeuren www.hoefnagels.com
nummer 2
april 2015
43
Trigion Brand en Beveiligingstechniek | Houttuinlaan 18 | 3447 GM Woerden | tel. (0348) 40 55 00 | fax (0348) 40 55 99 info@trigionbbt.nl | www.trigion.nl | Onderdeel van Facilicom
Trigion. Toonaangevend in veiligheid