PLATFORM VOOR PROFESSIONALS IN BRANDPREVENTIE
ZEVENDE JAARGANG NR. 5 NOVEMBER 2014
THEMA
RWA/BMI LET OP: meer informatie vindt u op brandveilig.com
RBI EN BMI: SAMENHANG BEPAALT KWALITEIT
NIEUWE BRL ROOKBEHEERSINGSSYSTEMEN
ACTUELE ONTWIKKELINGEN IN BRANDPREVENTIE
Een succesvolle blussing vraagt om een betrouwbaar systeem. We know.
Daarom is het van zeer groot belang dat deze systemen zorgvuldig gemonteerd, getest en in bedrijf gesteld zijn volgens de ontwerpcriteria. Onze service afdeling is in staat om het volledige onderhoud van uw branddetectie- en brandblussystemen te verzorgen. Tevens kunnen wij voor u als erkend branddetectiebedrijf de controle en onderhoudswerkzaamheden verrichten conform de NEN2654 voor uw gehele brandmeldinstallatie.
U heeft uw handen al vol aan andere zaken.
saval.nl
Inhoud
8
Thema RWA/BMI 8 | De som der delen 12 | Focus op het kritieke punt 14 | Een flinke stap vooruit 16 | Twee vliegen in één klap
14 Verder in dit nummer 6
24
30
NIEUWS
20
COLUMN JORIC WITLOX
21
UIT HET BRANDLAB
24
PREVENTIE IS PURE NOODZAAK
27
BLUSSCHUIM 2.0
28
BLUSWATER VAN DE TAP
30
DE BETERE TUNNELVISIE
32
SPEERPUNT BRANDVEILIGHEID
34
KLEIN MAAR EFFECTIEF
36
PRAKTIJK
38
BRANCHE-INFORMATIE VBE
40
BEDRIJVENINDEX
42
SCHADEPRAKTIJK nummer 5
november 2014
3
Iedereen heeft recht op continuïteit Elke organisatie heeft wel een voor bedrijfsvoering kritische ruimte met kostbare apparatuur en data die brandgevaar lopen. Die risico’s kunnen Hertek en Hi-Safe Systems beperken. Of u nu een standaard of een blusgasinstallatie op maat wenst. Doe het professioneel
gebundeld om een bredere markt te bedienen. Van
of uw aanvraag door Hertek of Hi-Safe wordt opge-
Brandpreventie is een kwestie van risico’s ken-
kantoren en datacenters tot logistiek en industrie.
volgd. Door onze gezamenlijke expertise en aanpak
nen en maatregelen treffen. Toch is niet iedere
Op basis van ruim 60 jaar gezamenlijke ervaring
stellen wij u nooit teleur. Net als bij alle organisaties
organisatie daarin even ver. Waar de een de
kunnen wij adequaat adviseren én implementeren.
die u al voor gingen.
werkelijke brandrisico’s nog moet ontdekken,
Snel en marktconform, voor groot en klein. Ook
zoekt de ander al een gerichte oplossing. Maar
al vergt de ene situatie een standaard systeem
waar u zich ook tussen risico-inventarisatie en
en de andere een specifieke blusgasinstallatie.
blussing bevindt, zonder professionele exper-
Bij ons heeft iedere organisatie evenveel recht op
tise blijft u onnodig risico lopen.
continuïteit.
Voor klein en groot
Tevreden klanten
Hertek en Hi-Safe Systems hebben hun exper-
Bij ons heeft u een vaste contactpersoon en krijgt
tise op het gebied van brandrisicobestrijding
elke offerte onze volle aandacht. Samen bekijken wij
Hertek B.V. www.hertek.nl Hi-Safe www.hisafe.nl
Colofon
Preventie Brandveilig.com is een uitgave van Vakmedianet Hoofdredacteur Arjen de Kort, arjendekort@vakmedianet.nl Eindredacteur Inge Mulder Medewerkers aan deze uitgave Arjan Anderiesen (coverontwerp), Ruud van Beek, Lynsey Dubbeld, Ron van Eck, Frank van Elsen, Rob Jastrzebski, Erwin van Leeuwen, Marc Mergeay, Willem van Oppen, Leo Porrio, Betty Rombout, Emiel van Rossum en Joric Witlox Redactieraad De redactieraad adviseert de redactie van Brandveilig.com. De uitingen geven echter niet per se de mening weer van de leden.
Coen van Beek, Eric Bosscher, Xander van Bree, Arnoud Breunese, Maarten de Groot, Dingeman de Jong, Johan Koudijs, Leo Oosterveen en Joric Witlox Uitgever Ruud Bakker Accountmanager Marion Smits, marionsmits@vakmedianet.nl tel. 06-52867200 Vormgeving & opmaak colorscan www.colorscan.nl Druk Ten Brink, Meppel Adres Vakmedianet, Postbus 448, 2400 AK Alphen aan den Rijn Tel. 088-5840918 www.brandveilig.com, info@brandveilig.com Abonnementenadministratie klantenservice@vakmedianet.nl, tel. 088-5840888 Abonnementen Brandveilig.com verschijnt 6 keer per jaar. Abonnement: Nederland € 110,-, overige landen € 125,00, los nummer € 17,00; prijzen zijn exclusief btw. Op alle uitgaven van Vakmedianet zijn de Algemene Voorwaarden van toepassing. Die zijn te vinden op www.vakmedianet.nl. Doelgroep Professionals op het gebied van brandveiligheid, zoals architecten, aannemers, preventisten, brandweer, adviseurs, installateurs, leveranciers en beslissers op het gebied van facilitair management in bedrijf en gebouw. Partner Trigion Brand en Beveiligingstechniek Copyright Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. © Vakmedianet 2014 Publicatievoorwaarden Op iedere inzending van een bijdrage of informatie zijn de standaardpublicatievoorwaarden van Vakmedianet van toepassing. Deze zijn te vinden op www.vakmedianet.nl. Disclaimer Alle in deze uitgave opgenomen informatie is met de grootste zorgvuldigheid samengesteld. De juistheid en volledigheid kunnen echter niet worden gegarandeerd. Vakmedianet en de bij deze uitgave betrokken redactie en medewerkers aanvaarden dan ook geen aansprakelijkheid voor schade die het directe of indirecte gevolg is van het gebruik van de opgenomen informatie. ISSN 1876-5750
Voorkomen is beter dan genezen. Dit spreekwoord is zeker van toepassing als het gaat om brand. Om de meest recente cijfers over 2013 er nog maar eens bij te pakken: afgelopen jaar deden zich 148 grote branden voor met een schaderaming van één miljoen euro of meer, en de totale Arjen de Kort schadelast bedroeg 634 miljoen hoofdredacteur Brandveilig.com arjendekort@vakmedianet.nl euro (cijfers Nivre). Een beetje preventie kan dus een leuke besparing opleveren. Gelukkig zijn steeds meer betrokkenen zich hiervan bewust, zo bleek in de vorige editie van dit blad. Doelgroepbenadering en bewustwording werden aangemerkt als mogelijke sleutels voor brandveilig gedrag. Maar er is meer, want ook kennis over de aard en omvang van branden biedt aanknopingspunten voor gerichte preventie, zo blijkt uit de recente publicatie 'Brandstichting onder vuur' van het onderzoeksprogramma Politie & Wetenschap. Dit onderzoek biedt inzichten in de daders en kenmerken van brandstichting. Brandstichting is een belangrijke oorzaak van branden. Volgens cijfers van het CBS is gemiddeld zo’n 20 procent van de binnenbranden het gevolg van opzettelijk handelen. De publicatie levert niet alleen inzichten voor opsporing en verhoor, maar zeker ook voor preventie. Uit het onderzoek komt verder naar voren dat de daders de meeste branden impulsief plegen, met lucifers of aanstekers. Interessant zijn de daderkenmerken: meestal gaat het om een man, werkeloos en twintiger. De meerderheid is Nederlands, is minder dan gemiddeld intelligent en vertoont al vanaf de jeugd gedragsproblemen. En wat te denken van de motieven voor brandstichting? Verveling of geldgebrek. Eerder onderzoek naar de kenmerken van reeksen branden maakte al duidelijk dat daders in veel gevallen kampen met psychische stoornissen en bij de politie bekend zijn vanwege vandalisme, openbare-ordeproblemen en vermogensdelicten. Deze seriebrandstichtingen vinden vaak plaats rond weekenden, en in de avond of nacht. Uit deze inzichten zijn handreikingen af te leiden voor brandpreventie. Zo is de aanpak van brandstichting gebaat bij vroegtijdig signaleren en ingrijpen bij risicogroepen. Het onderzoek naar seriebranden adviseert gemeenten om afvalcontainers op straat te vervangen door ondergrondse voorzieningen. Zo neemt de gelegenheid tot brandstichting af. Daarnaast zou (betere) registratie van – potentiële – seriematige delicten nodig zijn. Wat mij betreft een verhelderend verhaal, waaruit blijkt dat preventie niet alleen gaat over goedwillende mensen, maar ook draait om mensen met problemen.
nummer 5
november 2014
5
NIEUWS
Brandweer afrekenen op opkomsttijden is 'te gek voor woorden'
AGENDA Meer informatie over alle activiteiten: www.brandveilig.com
13 NOVEMBER 2014
BBN STUDIEDAG ‘AANTOONBARE BRANDVEILIGHEID’ NIEUWEGEIN
WWW.BBN.NL 20 NOVEMBER 2014
ASIS SECURITY MANAGEMENT CONGRES NIJKERK
SECURITYMANAGEMENT.NL/ CONGRES
De brandweer moet niet uitsluitend worden beoordeeld op opkomsttijden, vindt brandweercommandant Elie van Strien van de regio Amsterdam-Amstelland. "Het is eigenlijk te gek voor woorden dat de brandweer uitsluitend wordt afgerekend op het aantal minuten om bij een incident te komen, zonder dat naar de context wordt gekeken", zei Van Strien onlangs in een interview met NU.nl. "Nu wordt te makkelijk gezegd: Er was brand, de brandweer was laat, dus het was hun schuld. Maar ik hoor nooit iemand spreken over de verantwoordelijkheid van de burger." Politici zijn volgens hem te veel bezig met de tijd tussen de melding van brand en het ter plaatse zijn van de brandweer. Van Strien is momenteel werkzaam als landelijk projectleider van RemBrand, waarbij wordt gekeken naar een andere evaluatie van de brandweer. Brandpreventie moet daar ook een rol in gaan spelen. "De brandweer is eigenlijk alleen maar op tijd als we gebeld worden voor-
dat de brand ontstaat." De projectgroep kijkt onder meer naar eisen voor brandvertragende meubels en ruimtelijke ordening. Begin volgend jaar levert de projectgroep een aantal aanbevelingen aan bij het Veiligheidsberaad, de 25 burgemeesters van de veiligheidsregio's. Volgend jaar wordt besloten of de aanbevelingen worden omgezet in wetsvoorstellen.
Van den Brink directeur CCV
Hendriksen voorzitter ASPO
20 NOVEMBER 2014
BRANDVEILIGHEID IN HOGE GEBOUWEN ROTTERDAM
SBRCURNET.NL
18
Dictator Productie
39
Hertek
4
Saval Brandbeveiliging
2
Stöbich Fire Protection
4, 35
Technoship
10
Tremco illbruck
43
Trigion Brand en Beveiligingstechniek
44
6
nummer 5
Op 1 december treedt Patrick van den Brink als directeur in dienst bij het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) in Utrecht. Hij volgt daarmee Onno Peer op die deze functie de afgelopen drie jaar vervulde. Van den Brink heeft ruime ervaring als lokaal bestuurder. Sinds mei 2007 is hij burgemeester van IJsselstein. Daarvoor was hij wethouder en loco-burgemeester van de gemeente Hilversum.
november 2014
P. van de Kerkhof
Chubb Fire and security
gemeente IJsselstein
ADVERTEERDERSINDEX
Arjan Hendriksen is eind september aangetreden als nieuwe voorzitter van de vereniging Algemeen SchadePreventie Overleg (ASPO). Hendriksen was reeds bestuurslid en volgt Ad Durinck op die de afgelopen jaren de voorzittershamer hanteerde. In het dagelijks leven is hij sinds 2005 werkzaam bij Interpolis-Achmea, momenteel in de functie van manager risicobeheersing.
NIEUWS
Gevraagd: deelnemers NEN 2535-werkgroep NEN organiseert op 16 december een informatiebijeenkomst over de gedeeltelijke herziening van NEN 2535 ‘Brandveiligheid van gebouwen – Brandmeldinstallaties – Systeem- en kwaliteitseisen en projectierichtlijnen’. De bijeenkomst moet leiden tot de oprichting van de werkgroep die het herzieningstraject gaat realiseren. NEN 2535 geeft regels voor het ontwerp, de uitvoering, de compatibiliteit en de kwaliteit van de te installeren brandmeldinstallatie. Er gelden ook eisen voor het op te stellen programma van eisen (PvE). Na publicatie van een norm gaan de ontwikkelingen verder: nieuwe materialen, nieuwe technieken en nieuwe eisen maken een norm onderhevig aan ‘slijtage’. Op enig moment is het niet meer mogelijk vragen uit de markt op te lossen met de bestaande norm en is het moment gekomen die te herzien. Daarom heeft de normcommissie 351 086 ‘Brandmeldsystemen’ besloten een werkgroep samen te stellen met als opdracht (gedeeltelijke) herziening van NEN 2535. De werkgroep ‘NEN 2535’ moet hét platform worden van actualisatie voor alle belanghebbenden en betrokkenen. Bijwonen van de informatiebijeenkomst is gratis. Deelname aan de werkgroep vindt plaats tegen vergoeding van projectkosten. Bij aanmelding voor de informatiebijeenkomst krijgt u het concept-projectplan vooraf toegezonden. Deelname aan de werkgroep staat open voor: r fabrikanten brandmeldinstallaties of componenten binnen deze installaties; r (branche)organisaties van leveranciers en/of installateurs; r afnemers (opdrachtgevers) van projecten met implementatie van brandmeldsystemen; r brandweer; r controlerende/certificerende instanties; r onderzoek- en kennisinstellingen; r adviseurs. U kunt zich aanmelden bij Marc Mergeay: marc.mergeay@nen.nl.
ONLINE
FEITEN
Ricardo Weewer@ricardoweewer Met ruim 120 collega’s bij de incidentonderzoeksdag, mijlpaal in het delen van kennis uit brandonderzoek! #brwacademie #brandweer_NL
Jasper van Kuijk@jaspervankuijk 'Grote brand in pand naast Madame Tussauds.' Het is zeker teveel gevraagd dat Gerard Joling smelt?
Patrick Leliveld @PatrickLeliveld Veel belangstelling voor #brandveiligleven op de #50plusbeurs in de #jaarbeurs Utrecht @Brandweer_NL @vrutrecht pic. twitter.com/JO6XXWKRjD
CCV @HetCCV Laat uw brandbeveiligingssysteem leveren en onderhouden door een gecertificeerd brandbeveiligingsbedrijf
MEER INFO WWW.BRANDVEILIG.COM
112 niet overal bereikbaar Op ruim 50.000 adressen in Nederland is het noodnummer 112 niet met een mobiele telefoon te bereiken. Het probleem speelt zowel op het platteland als in de steden. Ongeveer 1 procent van het Nederlandse grondgebied heeft volgens KPN geen mobiele dekking. Om het probleem op te lossen zouden meer zendmasten moeten worden geplaatst, maar dat is een ‘weerbarstig proces’, aldus KPN. Met name in de grensregio zijn veel klachten over het gebrek aan mobiel bereik. Maar ook in de Jordaan in Amsterdam zijn volgens de KPN-woordvoerder plekken waar een gsm-toestel het niet doet. Er zijn voorbeelden van ernstige ongelukken waarbij 112 niet met een mobieltje te bellen was. Het ministerie van Economische Zaken komt later dit jaar met de resultaten van een onderzoek naar het mobiele bereik in het land. Op de website van de telecomaanbieder is precies te zien waar de ‘witte vlekken’ in het mobiele bereik zitten. Mensen die in zo’n gebied wonen doen er verstandig aan om ook een vaste telefoonlijn aan te houden, want daarmee kunnen zij 112 altijd bellen.
Eigen aansprakelijkheidsverzekering VEB De Vereniging Europese Beveiligingsbedrijven VEB) komt dit jaar, in samenwerking met Multimediair en Hiscox Nederland, met een speciaal op de branche toegesneden aansprakelijkheidsverzekering. De VEBverzekering voor aansprakelijkheid is een combinatie van een Bedrijfs- (AVB) en Beroepsaansprakelijkheid (BAV). Stan de Krom, voorzitter van de VEB: "De BAV dekt bijvoorbeeld aanspraken in verband met gemaakte fouten die financiële, zaak- en personenschade voor derden tot gevolg hebben. Hierbij is het voeren van juridisch verweer inbegrepen. Ook opzicht en onderaannemers zijn standaard meeverzekerd." De VEB-verzekering is af te sluiten via www.coverveb.nl. nummer 5
Stan de Krom (voorzitter VEB, links) en Casper Bijleveld (Multimediair BV) november 2014
7
Thema RWA/BMI’s
Willem van Oppen
RBI en BMI: kwaliteit door samenhang
De som der delen Rookbeheersingsinstallaties (RBI) en brandmeldinstallaties (BMI) vervullen een belangrijke functie in de brandbeveiliging van gebouwen. Een goede afstemming van deze installaties met bouwkundige en organisatorische voorzieningen is noodzakelijk, vindt het CCV. Daarom is in veel gevallen niet alleen een certiďŹ caat voor de RBI en de BMI verstandig, maar ook een inspectie van de samenhang tussen RBI, BMI en andere maatregelen.
Het grootste gevaar voor mensen bij brand vormen rook en hitte.
8
nummer 5
november 2014
Thema RWA/BMI’s
H
et grootste gevaar voor mensen bij brand vormen rook en hitte. Rook vermindert het zicht, belemmert de ademhaling en maakt brandbestrijding moeilijk. Bij branden vallen de meeste slachtoffers niet door verbranding, maar door verstikking. De hitte van de brand zorgt voor uitbreiding van het vuur en vergroot de schade. Snelle signalering van de brand kan helpen om deze te beheersen en de verspreiding van rook te voorkomen. Systemen voor de effectieve afvoer van rook en hitte en het creëren van rookvrije zones, zogeheten rookbeheersingsinstallaties (RBI), zijn een hulpmiddel bij het veilig vluchten uit een gebouw.
bruikers noch vergunningverleners zijn zelf in staat om te beoordelen of de RBI juist is ontworpen en aangelegd. Zonder extern toezicht op de leverancier bestaat daarom het risico dat de RBI niet passend is in de gegeven omstandigheden. Met certificatie (extern toezicht door een onafhankelijke derde) is dit risico te verkleinen. Sinds jaar en dag bestaat daarvoor een Regeling Rookbeheersing 2002, uitgevoerd door Kiwa. In
naar de brandweer en stuurt de BMI zo nodig andere brandbeveiligingsinstallaties aan, zoals de rookbeheersingsinstallatie en de ontruimingsalarminstallatie. In aansluiting daarop moet de bedrijfshulpverlening de ontruiming van het bouwwerk starten. De verantwoordelijkheid voor een kwalitatief goed en functionerend brandbeveiligingsconcept ligt bij de gebruiker van het bouwwerk.
Brandveiligheid ontstaat niet door techniek alleen
Functies Met de veiligheid van personen en schadebeheersing als doelen, moet een RBI presteren als het erop aankomt. De gebruiker van het bouwwerk (grotere kans op ontvluchten), de brandweer (minder kans op slachtoffers, grotere redkans van personen uit het gebouw) en de verzekeraar (lager schadebedrag, minder rookschade) gaan er vanuit dat de RBI op haar taak is berekend. Hierop zijn van invloed: t het ontwerp van de installatie; t de afstemming van de installatie op het doel van de brandbeveiliging; t het gebruik van en de omstandigheden in het object; t de kwaliteit van componenten en de uitvoering van het installatiewerk.
Knelpunten Bekende knelpunten bij RBI’s doen zich voor in de ontwerpfase en de projectering. Aan het ontwerp van een RBI moet nogal wat gerekend worden. Bij onjuiste ingave van parameters klopt de berekening van bijvoorbeeld rookproductie, luchttoevoer of luchtstroomrichting niet. Met mogelijke fouten in de dimensionering en projectering van de RBI als gevolg. Dit vraagt om vakbekwaamheid en vooral ervaring in het projecteren van RBI’s. RBI’s worden toegepast in trappenhuizen (overdrukinstallaties), in grote brandcompartimenten (natuurlijke ventilatie) en in tunnels en parkeergarages (mechanische ventilatie, stuwdrukventilatie). Gebouwge-
juni 2014 heeft de Regeling Rookbeheersing plaatsgemaakt voor de BRL-K 21025 Rookbeheersingssystemen (zie www.kiwafss.nl).
Aansturing van RBI via BMI RBI’s worden aangestuurd door een brandmeldinstallatie (BMI). Voor brandmeldinstallaties bestaat sinds 1997 de mogelijkheid tot certificatie, tegenwoordig op grond van de CCV-certificatieschema’s BMI (zie schema). Er zijn drie disciplines: 1. levering (inclusief ontwerp) van BMI’s 2. installatiewerk van BMI’s 3. onderhoud van BMI’s
Samenhang Een BMI vormt vaak het hart van een brandbeveiligingsconcept, dat bestaat uit bouwkundige, installatietechnische en organisatorische brandbeveiligingsvoorzieningen (de ‘BIO-maatregelen’). Na detectie van een brand gaat er een automatische melding
LEV
Brandveiligheid ontstaat dus niet door techniek alleen. De RBI en de BMI kunnen goed zijn (de leverancier van de RBI of BMI is verantwoordelijk voor de kwaliteit van levering), maar voor het bedoelde effect van die installaties is meer nodig. Voorbeeld: weten de BHV’ers wat zij moeten doen als het brandalarm afgaat? De organisatie van brandveiligheid en de aanwezigheid van bouwtechnische voorzieningen zoals rookscheidingen maken het verschil. Maar hoe weet een gebouwgebruiker of dit op orde is? Dat roept de vraag op welke instantie op een onafhankelijke manier het brandbeveiligingsconcept kan beoordelen.
Beveiligingsconcept: inspectie Gebouwgebruikers kunnen een inspectieinstelling opdracht geven om te inspecteren of de brandbeveiligingsinstallaties doeltreffend zullen zijn in geval van brand. De inspecteur beoordeelt de installaties en
INS
Norm voor certificatie: NEN 2535
ONH
Norm voor certificatie: NEN 2654-1
Verhouding tussen de CCV-certificatieschema’s BMI.
nummer 5
november 2014
9
Thema RWA/BMI’s
de organisatorische en bouwkundige randvoorwaarden die voor het goed functioneren van de installaties van belang zijn. Is aan de eisen voldaan, dan ontvangt de gebouwgebruiker het inspectiecertiďŹ caat. Dit certiďŹ caat is voor speciďŹ eke situaties verplicht gesteld in het Bouwbesluit.
Bouwbesluit Per 1 januari 2015 is het in 2012 gepubliceerde Bouwbesluit geheel in werking. Voor bepaalde situaties vereist het Bouwbesluit inspectie van de RBI (art 6.32) en de BMI (6.20) volgens het betreffende CCV-inspectieschema. In die gevallen is het inspectiecertiďŹ caat verplicht. Een onafhankelijke inspectie-instelling moet die inspectie uitvoeren; een installateur of onderhoudsbedrijf mag dit niet doen. Het inspectiecertiďŹ caat staat juridisch helemaal op zichzelf. In de praktijk is er uiteraard sprake van een keten: ontwerp-aanleg-onderhoud-inspectie. Als de installatie onder certiďŹ caat is aangelegd en onderhouden, maakt dat de inspectie eenvoudiger. Bij het (onder certiďŹ caat) uitvoeren van een inspectie wordt gewerkt met een checklist. Deze is een stuk korter als het onderhoud onder certiďŹ caat is verricht.
Organisatorische maatregelen De gebouwgebruiker is verantwoordelijk voor adequaat beheer van de BMI en de RBI. Dat betekent in elk geval dat hij bekend is met de functie van de installaties en moet weten hoe de installaties werken en bediend worden. Afhankelijk van het soort in-
stallatie is het nodig deze regelmatig na te lopen en te testen op een goede werking. Ook is het bijhouden van een logboek een vereiste. De leveranciers van installaties leveren documentatie over de installatie mee; bewaar die goed. In de documentatie staan bijvoorbeeld aanwijzingen voor het onderhoud en de instelwaarden van apparatuur. Deze zijn van belang bij onderhoud en inspectie. Installaties kunnen slijten en daarom hebben ze onderhoud nodig. Hoe gevoeliger de
Kwaliteit door samenhang Een goed brandbeveiligingsconcept bestaat uit de bouwkundige, installatietechnische en organisatorische brandbeveiligingsmaatregelen die passen bij de situatie van de opdrachtgever. Het is diens verantwoordelijkheid om die maatregelen te nemen. Afhankelijk van de omstandigheden kunnen een RBI en een BMI daar onderdeel van uitmaken. GecertiďŹ ceerde brandbeveiligingsbedrijven staan borg voor de kwaliteit van de installaties en het onderhoud. De certiďŹ catie-instellingen zien erop toe dat
De gebouwgebruiker is verantwoordelijk voor adequaat beheer van de BMI en RBI installatie, des te vaker onderhoud noodzakelijk zal zijn. Een elektrische verlichtingsinstallatie is minder gevoelig dan een elektronisch systeem als een brandmeldinstallatie. Bij ingebruikname is er vaak een onderhoudsvoorschrift van de fabrikant waarin staat welk onderhoud hoe vaak nodig is. De gebouwgebruiker is zelf verantwoordelijk voor het bepalen van de noodzakelijke onderhoudsfrequentie. Hij kan zijn keuze baseren op de onderhoudsvoorschriften van de fabrikant, afspraken met andere belanghebbenden (bijvoorbeeld de verzekeraar) en de situatie waarin de installatie zijn werk moet doen (bijvoorbeeld stof, corrosieve atmosfeer, kans op vandalisme).
deze bedrijven werken volgens de geldende criteria voor brandveiligheid. Brandveiligheid ontstaat niet door techniek alleen. Om na te gaan of de verschillende beveiligingsmaatregelen in een gebouw goed op elkaar zijn afgestemd, voert een inspectie-instelling een inspectie uit. De inspecteur beoordeelt of de samenhang tussen de verschillende (brand)beveiligingsmaatregelen op orde en de beveiliging doeltreffend is. Want de samenhang bepaalt de kwaliteit en vergroot de kans op minder schade. Willem van Oppen is adviseur Conformiteitschema’s bij het CCV.
(advertentie)
Productnieuws Hogedruk watermistsystemen Veiligheidsinstanties vragen steeds meer aandacht voor geavanceerde vormen van brandbeveiliging, ook in de woonomgeving. In ScandinaviĂŤ en het Verenigd Koninkrijk is het al gebruikelijk om woonhuizen, verzorgings- en bejaardentehuizen tegen brand te beveiligen met hogedruk watermistsystemen.
Dit verhoogt de overlevingskansen drastisch. t "DUJWFSJOH HFTDIJFEU EPPS EFUFDUJF t 1FS SVJNUF UPU N JT TQSJOLMFSLPQ WFSFJTU t )FU TZTUFFN JT HFNBLLFMJKL UF NPOUFSFO FO vrijwel onderhoudsvrij.
Ultra Fog AB heeft vele jaren ervaring met dergelijke systemen. Deze voldoen aan INSTA-900, regels die de grondslag vormen voor de NEN 2077. Utra Fog-systemen vernevelen het water onder hoge druk en zorgen door koeling en verstikking van het vuur voor een uiterst efficiĂŤnte en snelle beheersing van de vuurhaard.
Technoship BV 055-355 5876 info@technoship.nl www.technoship.nl
10
nummer 5
november 2014
Continuïteit van de business Is security in beeld?
20 november 2014 | Nijkerk Business Continuity Management (BCM) is het proces dat potentiële bedreigingen voor een organisatie identificeert en is structureel van aard. Security is vaak incidentgedreven en geen deel van het kernproces. Daar liggen kansen voor u! Dagvoorzitter
Schrijf u in voor het ASIS Security Management Congres op 20 november, stel uw eigen programma samen en leer hoe u security een serieuze rol kunt laten spelen in BCM!
Toine van Peperstraten, presentator bij Fox.
Gratis voor ASIS Benelux leden IFPO Europe leden, abonnees op Security Management of studenten: € 69,- p.p. Reguliere prijs: € 199,- p.p.
Meer informatie en inschrijven:
www.securitymanagement.nl/congres Hoofdsponsor
Sponsors Goud
Sponsors Zilver
Organisatie
Thema RWA/BMI’s
Frank van Elsen
Inspectiecertificaat en toezichtarrangement
Focus op het kritieke punt Toepassing van een RWA-installatie is de laatste jaren teruggelopen, met alle gevolgen voor de brandveiligheid. Dit artikel gaat in op het kritieke punt dat aan de basis ligt van de huidige positie die de RWA-installatie inneemt in de brandveiligheid: vuurbelasting, branduitbreidingssnelheid en de controle daarop.
I
n een vorig artikel gewijd aan nut en noodzaak van een rook- en warmteafvoerinstallatie (Brandveilig.com 2013-5) is reeds beargumenteerd aangegeven dat niet alle vooruitgang per definitie ook verbetering betekent. Zo is de toepassing van een RWA-installatie de laatste jaren teruggelopen, omwille van allerlei meer of minder onderbouwde argumenten. Dit heeft zeker geen verbetering van de brandveiligheid tot gevolg gehad. Een veel gehoord argument daarbij is dat de binnenaanval niet meer geaccepteerd wordt. Uitgangspunt van de binnenaanval is dat de brandweer de brand dan effectief kan blussen. Invulling van bepaalde prestatie-eisen uit het Bouwbesluit kunnen dan vanwege gelijkwaardigheid achterwege blijven. Zo’n binnenaanval bleek in de praktijk nogal eens weerbarstig anders uit te pakken. Lees: het bleek niet mogelijk de brand te beheersen, met alle gevolgen van dien. (Lees ook het artikel ‘Rekenmodel voor beheersbaarheid van brand onder vuur’ over de casus Maxum Megastore Brielle, in Brandveilig.com 2014-4.)
oppervlak had, wordt dit tegenwoordig nog slechts beperkt geaccepteerd. Namelijk alleen als dit met behulp van de methode Beheersbaarheid van Brand (BvB) 2007 (NEN 6060) als mogelijkheid valt ‘aan te tonen’. Een uitgangspunt daarbij is onder andere beperking van de vuurlast, waarbij ook voorwaarden worden gesteld aan de ‘brandbaarheid’ van aanwezige brandbare materialen. BvB gaat ervan uit dat, als aan deze voorwaarden is voldaan, de omvang van een mogelijke brand dermate beperkt blijft totdat de brandweer met de binnenaanval kan beginnen (water op het vuur, BvB 2007) dat een succesvolle brandbestrijding mogelijk is. U begrijpt, er moeten nogal wat randvoorwaarden ingevuld zijn die onderhevig zijn aan verandering. Met het verstrijken van de tijd blijkt het gebruik namelijk nogal eens
daan, namelijk (in dit kader) acceptatie van de voorgestelde gelijkwaardige oplossing middels de binnenaanval (oftewel: toepassing van een RWA-installatie). Of anders gezegd: is de brandveiligheid nog wel geborgd? In de praktijk echter neemt men om onduidelijke redenen slechts zelden een toezichtarrangement in de vergunning op. Het is dan ook niet vreemd dat er de laatste jaren nogal wat ‘praktijkvoorbeelden’ zijn geweest waarbij dit concept, dat berust op een effectieve binnenaanval door toepassing van een RWA-installatie, niet bleek te ‘presteren’. Nu is er echter het Bouwbesluit 2012 waarin, onder andere middels artikel 6.32, is vastgelegd dat een sprinkler en een RWAinstallatie voorzien moeten zijn van een geldig CCV-inspectiecertificaat. Het CCVinspectieschema brandbeveiliging noemt in tabel 7.5.3. als één van de inspectiepun-
Een toezichtarrangement is slechts zelden in de vergunning opgenomen
Kritieke punt Nu richt ik me op het kritieke punt waardoor een RWA-installatie de positie in de brandveiligheid heeft gekregen die het thans heeft, namelijk: nee, tenzij. Dat is het punt van de (variabele) vuurbelasting en de branduitbreidingssnelheid en met name de controle en de handhaving hiervan. Daar waar de brandweer in een (ver) verleden een RWA-installatie voorschreef als een (industrieel) pand een bepaald gebruiks-
12
nummer 5
te veranderen. Of liever gezegd: blijkt de vuurlast in aard en omvang te veranderen. BvB 2007 geeft hiertoe het bevoegd gezag de mogelijkheid een zogenoemd toezichtarrangement op te leggen.
Toezichtarrangement Het toezichtarrangement dient ertoe om periodiek te controleren of nog aan de oorspronkelijke uitgangspunten wordt vol-
november 2014
ten het ‘feitelijk gebruik in relatie tot het ontwerp’. Dit betekent dat een inspectieinstelling in dit geval hoort vast te stellen dat het feitelijk gebruik nog overeenkomt met het in het uitgangspuntendocument (UPD) vastgelegde gebruik. Door in het UPD als uitgangspunt te verwijzen naar een onderliggende BvB-rapportage, is de toegestane aard en omvang van aanwezige (brandbare) materialen vastgelegd. Bij af-
Emiel van Rossum
Thema RWA/BMI’s
Een RWA-installatie moet zijn voorzien van een geldig CCV-inspectiecertificaat. wijking hiervan moet de gebruiker aantonen nog steeds te voldoen aan de randvoorwaarde(n) voor toepassing van maatregelpakket II (binnenaanval op basis van RWA). Zeker in die gevallen waarin de variabele vuurlast duidelijk hoger is geworden of de branduitbreidingssnelheid is vergroot door andere aanwezige materialen, is er alle aanleiding om de toegepaste gelijkwaardige oplossing tegen het licht te houden. Blijft echter nog het aspect van hoe vaak er inspectie moet plaatsvinden. BB 2012 geeft slechts aan dat het certificaat geldig en niet verlopen moet zijn, met verwijzing naar de desbetreffende CCV-regeling. Ook deze geeft echter geen vaste perioden waarbinnen inspectie moet plaatsvinden. Dit lijkt logisch, want gebruik, aard en omvang van aanwezige brandbare materialen zijn geen
zaken die zich langs een vooraf vastgesteld tijdpad ontwikkelen (een enkele uitzonderlijke situatie daargelaten). Het is dan ook van belang in het UPD voor de RWA-installatie een inspectie-interval op te nemen die recht doet aan de wens tot zekerheid enerzijds en kostenbeperking anderzijds. Elkaar sneller opvolgende fluctuaties vereisen een kortere inspectie-interval. Daar waar intern een daartoe opgeleide functionaris aanwezig is met direct zicht op de vuurlast die, gelijk aan de logboekfunctie van een OP (opgeleid persoon), brandmeldinstallaties en fluctuaties in vuurlast bijhoudt en kan vaststellen of hierbij grenswaarden worden overschreden, kan een inspectie door een inspectie-instelling gerust jaarlijks plaatsvinden. Is deze functionaris er niet, dan is ten minste halfjaarlijkse inspectie nodig.
Gebouwgebruiker/-eigenaar De gebouwgebruiker/-eigenaar dient zich echter te allen tijde bewust te zijn van zijn verantwoordelijkheid (aansprakelijkheid) op dit punt. Zijn de randvoorwaarden voor toepassing van maatregelpakket II ingevuld en gewaarborgd, toezicht en inspectie geregeld, is de gebruiker geïnstrueerd en over zijn rol in het geheel geïnformeerd en zijn, last but not least, opkomst van de brandweer en aanwezigheid van voldoende bluswater geborgd? Dan moet ook in deze tijd de binnenaanval op basis van toepassing van een RWA-installatie een goede, gelijkwaardige oplossing zijn voor grote brandcompartimenten en langere vluchtwegen. Frank van Elsen is directeur van FE-Fire Safety Engineering, www.fe-fire-safetyengineering.nl.
nummer 5
november 2014
13
Thema RWA/BMI
Ruud van Beek
Nieuwe BRL Rookbeheersingssystemen
Een flinke stap vooruit De uit 2003 daterende certificeringsmethode voor rookbeheersingssystemen voldeed niet meer aan de eisen en voorwaarden van nu. Na tien jaar was het tijd voor een herziening van de regeling. Sinds 1 juni is er een nieuwe beoordelingsrichtlijn.
N
adat een ijverige werkgroep enkele jaren aan de certificeringsregeling had gewerkt, reikte NCP 1 januari 2003 het eerste bedrijfserkenningscertificaat uit. Deze verouderde certificeringsregeling voldeed echter niet meer aan de eisen en voorwaarden van tegenwoordig. Na tien jaar was de regeling aan herziening toe. In 2013 hebben Vebon (Sectie Rookbeheersingssystemen) en Kiwa-NCP de krachten gebundeld om te komen tot een nieuwe accrediteerbare certificeringsregeling. Op 1 juni 2014 is deze beoordelingsrichtlijn BRL K21025 gepubliceerd.
Toepassingsgebied De nieuwe BRL K21025 geeft duidelijk aan wat het toepassingsgebied is. En nog belangrijker, welke beveiligingsdoelstellingen de gebruiker nastreeft met een bepaald rookbeheersingssysteem. De BRL onderscheidt daartoe doelstellingen voor een rook- en warmteafvoer (RWA) installatie, een rookbeheersingssysteem voor parkeergarages en overdruksystemen. Door een klasse-indeling in te voeren is het ook mogelijk deze BRL toe te passen op bestaande installaties. De BRL onderscheidt twee klassen: 1. Volgens de norm(en) met geverifieerde prestatie-eisen (gemeten) en voldoet aan de beveiligingsdoelstelling(en) uit de norm(en) en het Programma van Eisen. 2. Volgens specifieke eisen in het Programma van Eisen met geverifieerde prestatieeisen (gemeten) en voldoet aan andere
14
nummer 5
beveiligingsdoelstelling(en) dan de norm(en) die wel zijn vastgesteld in het Programma van Eisen. Bovendien vindt de gebruiker in hoofdstuk 4 van de richtlijn een duidelijke procesbeschrijving, met een weergave in tabelvorm. Bijkomend voordeel: de BRL geldt voor zowel nieuwe installaties als voor onderhoud.
Installatiecertificaat Zodra een nieuwe installatie voldoet aan de eisen, wordt dit vastgelegd middels een gestandaardiseerd Rapport van Oplevering. Na onderhoud en als de installatie (nog) voldoet aan de eisen, wordt dit vastgelegd in een gestandaardiseerd Rapport van Onderhoud. In beide gevallen geeft het gecertificeerde rookbeheersingsbedrijf een Installatiecertificaat af met een geldigheidsduur van 1 jaar. De BRL stelt duidelijke eisen aan het rookbeheersingsbedrijf en de certificerende instantie (Kiwa-NCP).
Betrouwbaarheid Kortom, de nieuwe regeling betekent een enorme stap vooruit voor de rookbeheersingsbedrijven en vele stappen vooruit op het gebied van betrouwbaarheid van installaties en gecertificeerde bedrijven. De rookbeheersingsbedrijven moeten nu minimaal een half jaar conform deze nieuwe BRL functioneren alvorens Kiwa-NCP accreditatie kan aanvragen. Begin 2015, zes maanden na publicatie van de nieuwe BRL, krijgen de bedrijven opnieuw een audit conform de
november 2014
nieuwe regeling. Daarna is het mogelijk het accreditatieproces op te starten. De markt beschikt dan over een geaccrediteerde certificeringsregeling voor rookbeheersingssystemen. En daarmee over een economisch verantwoorde en marktvriendelijke methode om gelijkwaardigheid van rookbeheersingssystemen aan te tonen. De betrouwbaarheid van zowel de gecertificeerde bedrijven als de rookbeheersingsinstallaties is zo optimaal gewaarborgd. Ruud van Beek is sectievoorzitter Rookbeheersing bij Vebon.
Thema RWA/BMI
De nieuwe regeling betekent een enorme stap vooruit voor de rookbeheersingsbedrijven
nummer 5
november 2014
15
Thema RWA/BMI
Ron van Eck
Minder loze alarmen, maximale brandveiligheid
Twee vliegen in één klap Als het gaat om brandveiligheid, focussen bedrijven helaas vaak op het wettelijk minimumniveau. Juist door te profiteren van nieuwe technologie kunnen bedrijven twee vliegen in één klap slaan: minder loze alarmen en toch maximale brandveiligheid.
D
e wijziging van het Bouwbesluit in april 2012 had een grote impact op de brandveiligheid. Zo ligt de verantwoordelijkheid voor brandveiligheid steeds meer bij de gebouweigenaar en -gebruiker. En waar voorheen brandmeldingen verplicht werden doorgemeld aan de Regionale Alarmcentrale (RAC) van de brandweer, geldt deze automatische doormelding na de wijziging van het Bouwbesluit in veel gevallen niet meer. Voordat de brandweer in actie komt is eerst verificatie van de melding nodig door een Particuliere Alarmcentrale (PAC). Het voordeel is dat er minder loze alarmen binnenkomen op de RAC en de brandweer dus minder vaak onnodig uitrukt.
hoognodige maatregelen nemen om te voldoen aan de wettelijke eisen die het Programma van Eisen (PvE) stelt. Het PvE focust met name op de toepassing van een optische of thermische brandmelder, ofwel een brandmelder die op rook of hitte detecteert. Meestal zijn dit soort melders meteen de voordeligste optie en ze worden dan ook vaak toegepast.
Hoewel de nieuwe aanpak voor de overheid zeker resulteert in minder loze meldingen en een verlichting van de werkdruk voor de brandweer, betekent het niet dat loze alarmen verleden tijd zijn. In brandtechnisch complexe omgevingen zoals de zorg en in gebouwen met een logiesfunctie komen loze alarmen nog steeds veel voor, blijkt uit de CBS Brandweerstatistiek 2012:
Inleveren op veiligheid De nadelen van het vervallen van de automatische doormelding zijn echter groter dan de voordelen. De extra stap bij een brandmelding – de verificatie door een PAC – kost tijd. En de factor tijd is natuurlijk cruciaal bij een brand. In het geval van een echte melding is de brandweer later op de hoogte en kan dus ook pas later ter plaatse zijn. De gevolgschade van een brand kan in een dergelijk geval zowel materieel als immaterieel vele malen groter zijn dan voorheen. Met alle gevolgen van dien voor het betreffende gebouw, de omliggende gebouwen en de aanwezige mensen. Terwijl de overheid efficiënter wil werken, zijn kostenbesparingen ook voor bedrijven zelf aan de orde van de dag. In de praktijk betekent dit dat bedrijven vaak alleen de
16
nummer 5
Het is met moderne technologieën mogelijk om op koolstofmonoxide (CO) en op een combinatie van de brandverschijnselen rook, hitte en CO te detecteren.
november 2014
Thema RWA/BMI
GGZ Oost Brabant heeft de triple multisensormelder in alle gebouwen toegepast en dat heeft inmiddels geresulteerd in een daling van het aantal meldingen met 70 procent. t POHFWFFS POHFXFOTUF FO PG POFDIUF BMBSNEPPSNFMEJOHFO t IFU NFSFOEFFM WBO EF MP[F CSBOEBMBSNFSJOHFO XBT BGLPNTUJH VJU HFCPVXFO NFU FFO XPPO HF[POEIFJET[PSH PG MPHJFTGVODUJF 0N IFU BBOUBM MP[F NFMEJOHFO UFSVH UF ESJOHFO LBO IFU WPPSLPNFO EBU CSBOEEFUFDUJFCFESJKWFO IVO NFMEFST APOHFWPFMJHFS NBLFO EPPS EF JOTUFMMJOHFO UF WFSBOEFSFO %F NFMEFS HFFGU EBO JOEFSEBBE NJOEFS TOFM BMBSN CJK WFSTUPSJOHFO EPPS CJKWPPSCFFME TUPG FO TUPPN )FMBBT HBBU EF NFMEFS PPL NJOEFS TOFM BG JO IFU HFWBM WBO FFO FDIUF CSBOE PQ IFU NPNFOU EBU TOFMIFJE XFM HF-
CPEFO JT &FO CSBOE JO FFO SVJNUF NFU IFEFOEBBHT JOUFSJFVS FO NFVCJMBJS CFSFJLU
[JKO IJFSEPPS EVT TUFFET CFMBOHSJKLFS HFXPSEFO WPPS EF CSBOEWFJMJHIFJE
Efficiency, betrouwbaarheid en reactiesnelheid zijn steeds belangrijker voor brandveiligheid CJOOFO ESJF NJOVUFO FFO EPEFMJKL OJWFBV UFO PQ[JDIUF WBO EFSUJH NJOVUFO JO FFO SVJNUF NFU NFVCJMBJS VJU EF KBSFO &GmDJFODZ CFUSPVXCBBSIFJE FO SFBDUJFTOFMIFJE
Technologische vooruitgang %F UFDIOPMPHJTDIF POUXJLLFMJOH TUBBU OJFU TUJM FO FS [JKO JONJEEFMT IPPHXBBSEJHF PQMPTTJOHFO PN EF CSBOEWFJMJHIFJE OJFU BMMFFO UF WFS-
nummer 5
november 2014
17
Thema RWA/BMI
CASUS HUIZE PADUA GGZ Oost Brabant biedt cliënten specialistische psychische zorg, zowel kort- als langdurig. De zorginstelling beschikt over verschillende locaties van waaruit zij jaarlijks ongeveer 11.000 cliënten behandelt. Op de locatie ‘Huize Padua’, een terrein van ruim één hectare met verschillende gebouwen, zijn ruim 200 cliënten in behandeling. Een groot aantal van de cliënten krijgt 24-uurs zorg en woont tijdelijk in de instelling. In totaal beschikt de locatie over 24 brandmeldcentrales. De instelling kampte met veel loze brandmeldingen, voornamelijk veroorzaakt door rookgedrag van cliënten. Vanwege de complexe psychische problematiek volstond alleen een aanpassing van het rookbeleid niet. Charles van Oorschot, medewerker elektrotechniek bij GGZ Oost Brabant: “Onze instelling biedt 24-uurs zorg en daarom gaan brandmeldingen automatisch naar de brandweer, ook de loze. De brandweer nam elke melding serieus en rukte daardoor regelmatig voor niets uit. Ook voor onze organisatie zorgen loze meldingen voor veel overlast. Na elk alarm moet een gecertificeerde medewerker de melder resetten en dat kost onnodig veel tijd en geld.” De complexe gebruikersfunctie van de gebouwen, namelijk de combinatie tussen werk- en woonomgeving, stelt hoge eisen aan de brandbeveiliging. Van Oorschot: “In een zorgappartement bevinden keuken en slaapplek zich in één ruimte. De wet vereist dan plaatsing van een optische melder. Nadeel is dat deze ook reageert op bijvoorbeeld stoom uit de magnetron en zo kunnen er loze meldingen ontstaan. Een thermische melder zou daarom geschikter zijn, maar dat is niet toegestaan vanwege de slaapfunctie van de ruimte.” Om de loze meldingen drastisch te verminderen, is GGZ Oost Brabant op zoek gegaan naar een nieuw soort melder. De Triotec brandmelder van Tyco Integrated Fire & Security kwam als triple multisensormelder al snel in beeld, omdat deze melder op drie brandverschijnselen detecteert: rook, hitte én CO. GGZ Oost Brabant besloot een proef te doen met twintig melders. Van Oorschot: “We hebben de melders specifiek in ruimtes getest die problemen opleveren en het resultaat was bijzonder goed: geen loze brandmeldingen meer. Aansluitende toepassing in alle gebouwen heeft geresulteerd in een daling van het aantal meldingen met 70 procent. Dit scheelt niet alleen onze organisatie veel kosten, maar ook de brandweer.”
groten, maar ook efficiënter te maken. Desondanks worden deze nog nauwelijks ingezet, simpelweg omdat de regelgeving achterblijft bij de technologische vooruitgang. Waar een-
voudige melders detecteren op hitte of rook, is het met moderne technologieën ook mogelijk om op koolstofmonoxide (CO) en op een combinatie van de brandverschijnselen rook,
(advertentie)
Productnieuws Mousseal-CF F-30 schuimpremix Onlangs is een nieuwe versie Mousseal CF schuimpremix gelanceerd: het Mousseal-CF F-30. De eerdere versie Mousseal CF werd al geruime tijd door Chubb Fire & Security geleverd ten behoeve van de beveiliging van helidecks aan boord van off-shore platforms en ziekenhuizen. De kwaliteit van deze schuimpremix wordt voor 5 jaar gegarandeerd, mits aan de opslagvoorwaarden is voldaan.
18
Chubb Fire & Security vervangt nu de oude versie voor het nieuwe Mousseal-CF F -30. Mousseal-CF F-30 is eveneens een kant-en-klare AFFF premix en is bijzonder geschikt om branden van brandklasse A en B, bijvoorbeeld a-polaire (vliegtuig) brandstoffen, snel te blussen. Deze schuimpremix is volgens de ICAO-richtlijnen getest en heeft bij blustesten ICAO level B gehaald, waardoor dit
nummer 5
november 2014
blusmiddel bij uitstek geschikt is voor toepassing bij helidecks en luchthavens. De vorstbestendigheid van deze premix is -30 graden Celsius. Mousseal-CF F-30 kan ook in sprinklersystemen worden toegepast.
Chubb Fire & Security 088 - 112 40 00 www.chubbfs.nl
hitte en CO te detecteren. Een brand gaat tenslotte niet alleen gepaard met rook en hitte, maar ook CO is in de verschillende brandstadia in meer of mindere mate aanwezig. CO is een gas dat voor mensen onzichtbaar en reukloos is, maar wel dodelijk kan zijn. Een smeulende brand bevat bijvoorbeeld veel CO. De combinatie van verschillende brandverschijnselen zegt veel meer over het stadium waarin de brand verkeert. Het detecteren van een combinatie van deze brandverschijnselen maakt een betrouwbare, hoogwaardige en tijdige brandmelding mogelijk, die te beschouwen is als een technisch geverifieerde brandmelding. Het is dus wel degelijk mogelijk om efficiënter met brandmeldingen om te gaan, zonder in te hoeven leveren op veiligheid. Een technische classificatie van brandmelders en daaraan verbonden wet- en regelgeving zouden uitkomst kunnen bieden. Puntmelders die alleen op hitte of rook detecteren vallen bijvoorbeeld in de laagste klasse, terwijl (triple) multisensormelders in de hoogste klasse vallen. Op basis van deze classificatie is vervolgens de noodzaak tot verificatie te bepalen van een automatische doormelding. Ook een PAC kan met deze classificatie sneller schakelen, door geen visuele maar een technische verificatie door te zetten naar de RAC. De vergevorderde techniek op dit gebied heeft intussen bewezen een grote bijdrage te leveren aan de (efficiency van) brandveiligheid. Ron van Eck is product support manager branddetectiesystemen bij Tyco Integrated Fire & Security.
PLATFORM
Hét platform van, voor en door functionarissen met preventietaken.
www.overpreventie.nl
Altijd het laatste nieuws? Meld u aan voor de gratis e-mailnieuwsbrief
Ó
www.overpreventie.nl/nieuwsbrief
Column
Joric Witlox
Weer de rook Een veelgehoorde opmerking bij een grote brand is dat de rook niet gevaarlijk is. Het lijkt een primaire en ergens ook wel begrijpelijke reactie van autoriteiten om paniek te voorkomen. Rook is immers door zijn snelle verspreiding, verduisterende effect en giftigheid de belangrijkste doodsoorzaak bij brand. Rook veroorzaakt paniek: je ziet vrijwel niets meer en je kunt niet meer vluchten. Daarnaast is er nog het vervuilende effect van rook en roet op het gebouw. Probeer na een brand de roet maar eens weg te krijgen; dat is moeilijk, zo niet onmogelijk. Apparatuur is niet meer bruikbaar en het gebouw wordt dat pas weer na een grote verbouwing. Het is dus weer de rook die een belangrijke oorzaak is van grote materiële schades. Vandaar dat Jeroen Bunschoten tijdens de BBN studiedag op 13 november zal betogen: “Een apparaat van een miljoen, daar moet je een compartiment om doen.” Feit is dat alle verbrandingsrook giftig is. Wel varieert de mate waarin. Zeker bij bepaalde materialen zoals PVC (chloor!) heb je na één of twee keer inademen al een dodelijke dosis binnen. Dus als je de veiligheid wilt verhogen, weer dan de rook en borg de rookwerendheid van de constructies. Die giftigheid zou je wel in je risicobeoordeling mee moeten laten wegen. Van daaruit kun je dan een set passende maatregelen nemen voor het gebouw, de installatie en de organisatie. Joric Witlox is voorzitter van vereniging Brandveilig Bouwen Nederland (BBN).
Momenteel is de eis aan rookweerstand van constructies 1,5 keer de brandweerstand. Dat is een niet sterk gefundeerde schatting. Daarom wordt gewerkt aan verwijzing in wetgeving naar normen die dit beter beschrijven. Experts Rudolf van Mierlo, Nico Scholten en Peter van de Leur hebben hierover een rapport geschreven. Dit kan na discussies in normcommissies en adviesorganen leiden tot een herformulering van de eisen. Maar waarom zou je wachten als je weet dat het veiliger kan? Ik heb van een aantal opdrachtgevende partijen vernomen dat zij voor de invulling van de eis van rookwerendheid al gebruikmaken van berekeningen op basis van de NEN 6075. Voorkomen dat een constructie bij brand bezwijkt verdient ook aandacht als het gaat om rookwerendheid. Hoe goed de rookafdichting ook is, als glas knapt of draagbalken vervormen of instorten, heeft de rook vrije doorgang. Onder meer met het oog hierop is in de nieuwe editie van het boekje Essentiële controlepunten vooral veel aandacht besteed aan de brandwerendheid van de constructie. Platen, spuitbeton, brandwerende coatings; het zijn manieren om de draagconstructie (of die nu van hout, staal of beton is) brandveiliger te maken. Uiteindelijk gaat het natuurlijk om de veiligheid van de mensen in het pand. Je zou er toch slapeloze nachten van krijgen als dat in jouw gebouw niet goed is geregeld? Zorg daarom dat je goed geïnformeerd bent over de laatste technieken en inzichten ten aanzien van rook en brandveiligheid: kom op 13 november naar de BBN studiedag over aantoonbare rookwerendheid en brandveiligheid!
20
nummer 5
november 2014
Uit het brandlab
Medio 2015 nieuw concept Bouwbesluit
Betere eisen voor rookwerendheid op komst Bij deurenfabrikanten was het veelal al bekend, maar nog lang niet iedereen is ervan op de hoogte: medio 2015 wordt er een nieuw concept Bouwbesluit gepubliceerd met nieuwe regels over rookwerendheid van scheidingen in een gebouw.
D
it zal belangrijke consequenties hebben voor producenten en leveranciers van brandwerende bouwproducten en voor de toepassing van die producten in de bouw. Rudolf van Mierlo, sr. Projectleider Fire Engineering bij Efectis licht de impact van deze nieuwe regels toe. Rookwerendheid wordt in Nederland sinds het eerste Bouwbesluit in 1991 vereist door een brandwerendheid van de constructie te eisen op het aspect vlamdichtheid. Daarbij wordt als vuistregel de anderhalf-maalregel toegepast; als een wand 30 minuten brandwerend is op vlamdichtheid, dan wordt aangenomen dat hij 45 minuten rookwerend is. Hierdoor hebben de eisen over rookwerendheid nooit voldaan aan wat we er mee willen: rook weren. Er bestaat sinds 2004 een Europese bepaling van rookwerendheid van deuren en luiken (EN 1634-3), maar geen overeenkomstige bepaling voor andere constructie-onderdelen. Het Bouwbesluit verwijst daarom sinds de versie 2012 voor de ‘weerstand tegen rookdoorgang’ naar NEN 6075. Deze NEN-norm bevat naast de rookwerendheid van deuren en luiken wel regels waarmee voor andere constructiedelen iets over de echte rookwerendheid kan worden gezegd. Hiermee had al echte rookwerendheid in de Nederlandse bouw geïntroduceerd kunnen worden. Het Bouwbesluit 2012 verwijst echter alleen voor bestaande bouw naar deze NEN 6075 en niet voor nieuwbouw. En verder is nog niet bekend in welke mate welke scheidingen rookwerend moeten zijn. Het gevolg is dat er in de praktijk weinig met de ’echte rookwerendheid’ wordt gedaan. Het nieuwe Bouwbesluit gaat hierin verandering brengen.
Werk aan de winkel Deze nieuwe regelgeving betekent werk aan de winkel voor fabrikanten van deuren, ramen en luiken en andere brand- of rookwerende componenten in wanden. Zij moeten hun producten gaan voorzien van een klassering op het gebied van rookwerendheid. Daarnaast zullen werkmethoden in de bouw aangepast moeten worden. Tot slot is het werk aan de winkel voor de brandlaboratoria, zoals Efectis. De weerstand tegen rookdoorgang in deuren en luiken moet immers ook officieel getest worden. Sinds oktober heeft Efectis als enige in Nederland de mogelijkheid om de bepaling van de rookwerendheid uit te voeren volgens de testnorm EN 1634-3. Het resultaat is een klassering Sa, gemeten bij omgevingstemperatuur , de hogere klassering S200,
gemeten bij omgevingstemperatuur en bij 200 graden Celcius, of geen klassering als deze twee klassen niet behaald worden. Van Mierlo verwacht dat het ministerie van Binnenlandse Zaken een overgangsregeling van drie tot vijf jaar gaat hanteren. In die periode moeten de producten én werkwijze in de bouw aangepast worden. Na die periode mag de oude regel ‘de rookwerendheid is anderhalf-maal de brandwerendheid op vlamdichtheid’ niet meer worden gebruikt.
Waar welke rookwerendheid? NEN heeft in 2013 een voorstel gedaan dat beschrijft welk type gebouw, en welke scheidingen welk niveau van rookwerendheid moeten hebben. Om dit voorstel te onderzoeken en zo mogelijk te onderbouwen heeft Efectis met DGMR en stichting ERB, in opdracht van het ministerie van BZK een studie uitgevoerd en in september opgeleverd. Efectis heeft daarin onder andere de rekenkundige studie gedaan om de effecten van de rookwerendheid op het veilig vluchten in een gebouw te bepalen. Het ministerie van BZK zal, in overleg met de bouwvertegenwoordigers in het OPB (Overleg Platform Bouw), op basis hiervan de nieuwe wetgeving opstellen. De regels in welke situaties welk type product moet worden toegepast zijn van groot belang voor de bouw. Gebouwen waar mensen ook slapen (slaap-gebouwen) vragen meestal een hogere kwaliteit rookwerendheid dan niet-slaap-gebouwen. Op basis van hun voornaamste afzetmarkten kunnen producenten zelf een inschatting maken van de impact van de nieuwe regelgeving op de vraag naar hun producten. In sommige gevallen zal de vraag naar brandwerende bouwproducten immers plaats maken voor de vraag naar rookwerende producten.
nummer 5
november 2014
21
Uit het brandlab
Efectis verwelkomt internationaal gecertificeerde brandonderzoeker
Geslaagde aanvulling Efectis heeft als tweede bedrijf in Nederland de beschikking over een internationaal gecertificeerde brandonderzoeker. René de Feijter had zich in november 2013 kandidaat gesteld voor deze certificering bij de International Association of Arson Investigators (IAAI). In augustus 2014 slaagde hij voor zijn mondelinge examen in het Engelse Watford. De Feijter werd daarmee de vijfde internationaal gecertificeerde brandonderzoeker op het Europese vasteland.
De kwalificatie IAAI-CFI® wordt toegekend op basis van een gestandaardiseerde evaluatie van de training en expertise van een brandonderzoeker. Onderzoekers die in aanmerking willen komen voor dit certificaat, moeten een uitvoerig gedocumenteerde aanvraag indienen en moeten voldoende punten verdienen op het gebied van opleiding, training en ervaring. Daarnaast moe-
ten kandidaten een examen afleggen (meer informatie is te vinden op www.firearson.com). Het certificaat legt gewicht in de schaal bij het beslechten van juridische geschillen en overtuigt potentiële klanten van de aanwezige expertise. Wie ondersteuning zoekt bij brandonderzoek en evaluatie van brandonderzoeksrapportages kan contact opnemen met René de Freijter via rene.defeijter@efectis.com.
Materiaalgedrag bij brand
Toepassing van brandklasse in de praktijk Bij de totstandkoming en het gebruik van gebouwen moet er aandacht zijn voor de beperking van brand- en rookontwikkeling. Hoeveel draagt een product bij aan een beginnende brand? En vooral: op welke manier wordt het product toegepast?
Item (SBI) test), EN-ISO-9239-1 voor vloerbedekking en EN ISO-11925-2 (kleine vlamtest). (zie de tabel).
Eindtoepassing Vanuit veiligheidsoogpunt is het bij zowel nieuwbouw als verbouw en renovatie essentieel om het materiaalgedrag bij brand te bepalen. In het Bouwbesluit zijn daarom voorschriften opgenomen voor de toepassing van materialen voor oppervlaktes in verschillende ruimtes in een gebouw. Afhankelijk van het gebruik van de ruimtes gelden eisen voor de mate waarin beperking van brand- en rookontwikkeling nodig zijn. Voor de toepassing van materialen in Nederland worden deze eisen gekoppeld aan Europese normen zoals die staan vermeld in EN 13501-1.
22
nummer 5
Hoe materiaal testen? De brandklassen worden aangeduid met A1 (onbrandbaar) tot F (niet getest), met subcodes s1- s3 voor rookproductie (Smoke) en d0 - d2 brandende druppels (Droplets), bijvoorbeeld Bs1,d0. Classificatie wordt uitgevoerd op basis van resultaten van uitgevoerde testen. Omdat het brandgedrag sterk afhankelijk is van de hoeveelheid hitte en de wijze van toepassing van het materiaal, zijn er verschillende testmethoden: EN ISO 1182 (onbrandbaarheidstest), EN ISO 1716 (calorische waarde test), EN 13823 (Single Burning
november 2014
De mogelijke bijdrage van een materiaal aan een brand hangt uiteraard voor een deel af van zijn intrinsieke materiaaleigenschappen, los van de (eind)toepassing. Daarnaast is de manier waarop het materiaal in de constructie wordt toegepast minstens zo belangrijk voor het brandgedrag. Als nabootsing van die eindtoepassing wordt een proefstuk opgebouwd voor de ‘materiaaltest’. Met die opbouw, volgens eisen uit de testnormen, worden de toepassingsmogelijkheden vermeld in de classificatie. Bij het toepassingsgebied staan de productpara-
Uit het brandlab
UIT HET BRANDLAB In elke uitgave van Brandveilig.com verzorgt Efectis enkele pagina’s. Met meer dan tweehonderd medewerkers is Efectis de grootste organisatie die is gericht op brandveiligheid in Europa. De Efectis groep heeft vestigingen in Nederland (Bleiswijk), Frankrijk (Parijs, Metz, Lyon, Montpellier en Bordeaux), Spanje (Madrid) en Turkije (Istanbul) en beschikt naast deskundig personeel over een uniek en breed scala aan beproevingsfaciliteiten en moderne computersimulatiemiddelen. Verder onderhoudt Efectis actief relaties met de brandweer en toezichthouders en ook met kennisinstellingen, zoals universiteiten en onderzoeksinstanties. Hierdoor is Efectis in staat voor haar brede klantenkring altijd snel een pasklaar antwoord of oplossing te genereren. Meer informatie: www.efectis.nl
Opbouw van een SBI-proefstuk. Het brandgedrag van het materiaal wordt mede bepaald door de afwerking, dikte, bevestiging, naden, spouw, enzovoorts. meters (onder andere dikte, soortelijke massa, kleur). De eindtoepassing geeft aan welke ondergrond, bevestigingsmiddelen, aansluitingen, naden, enzovoorts horen bij het geklasseerde product. Niet alleen de klassering maar ook de manier van aanbrengen bepalen de toepassingsmogelijkheden voor een materiaal.
Toepassingsvariabelen Met name de toepassingsvariabelen worden opgenomen, vanwege de grote invloed die verschillen in opbouw hebben op de mogelijke bijdrage van een product aan
een (beginnende) brand. Eén enkel materiaal kan op deze manier in verschillende brandklassen terechtkomen, als gevolg van zijn eindtoepassing. Voor specifieke toepassingen zijn productnormen opgesteld met instructies voor mounting and fixing van het product in de test en voor klassering as placed on the market. Aanvullend kan per product zijn aangegeven welke gevolgen een andere proefstukopbouw heeft voor de eindtoepassing: end-use. Deze vermeldingen in de classificatie zijn van wezenlijk belang.
Testmethoden om de Euroklasse te bepalen
Deskundigheid Met het juiste classificatie-rapport is goed aantoonbaar dat een product in zijn toepassing voldoende brandveiligheid biedt. Tijdens het onderzoek moet daarom rekening worden gehouden met variaties in eindtoepassing. Voor het verkrijgen van een maximaal en ook veilig bruikbare classificatie is het geven van toepassingsgerichte aanwijzingen over de proefstukopbouw maatwerk. Net als bij beoordeling van het gebruik van materialen en classificatierapporten in de praktijk, door deskundige toezichthouders, vereist het testen en de totstandkoming van classificaties degelijke kennis van zaken.
Edze van der Laan werkt als Projectleider Brandgedrag van Materialen bij Efectis Nederland.
nummer 5
november 2014
23
Brandpreventie
Lynsey Dubbeld
Actuele ontwikkelingen in brandpreventie
Preventie is pure noodzaak Oktober is traditiegetrouw de maand van de Brandpreventieweken. Niet alleen voor de gemiddelde Nederlander is aandacht voor brandpreventie een must. Ook bij veiligheidsprofessionals staat die hoog op de agenda. Brandveilig.com zet de actuele ontwikkelingen, inzichten en initiatieven op een rij om branden in woningen en bedrijfspanden te voorkomen.
B
randpreventie klinkt zo simpel. Het gaat erom maatregelen te nemen om brand te voorkomen, om de gevolgen van een incident te beperken en om potentiële slachtoffers te helpen vluchten. Toch is preventie voor de brandweer, die traditiegetrouw gericht is op repressie, geen vanzelfsprekendheid. Sinds het verschijnen van de toekomststrategie ‘Brandweer over morgen’ in 2010, investeert Brandweer Nederland nadrukkelijk in het voorkomen van incidenten onder de noemer Brandveilig Leven. Daarbij is niet alleen een rol weggelegd voor brandweerpersoneel. Ook bewustwording en gedragsverandering bij burgers, bedrijven en overheden behoren tot de speerpunten. De Brandpreventieweken illustreren deze visie. De jaarlijkse campagne die Brandweer Nederland, de Brandwondenstichting en het Instituut Fysieke Veiligheid sinds 2000 organiseren, is bedoeld om het risicobewustzijn van burgers en bedrijven te vergroten. Dit jaar is het thema vluchtroutes, waarbij de activiteiten vooral zijn gericht op thuiswonende senioren. Zij zijn kwetsbaar bij brand – en vanwege de vergrijzing bovendien een groeiende risicogroep. Vluchtoefeningen kunnen helpen om de risico’s te verkleinen. Daarom ook geeft de campagne praktische tips. En zijn er door het hele land vluchtoefeningen voor ouderen georganiseerd. De uitkomsten hiervan worden ook onderzocht, zodat brandweerregio’s kennis opdoen over struikelblokken en mogelijke oplossingen.
24
nummer 5
Preventie is geen overbodige luxe als het gaat om branden in woningen en bedrijven. Jaarlijks vinden zo’n 6.000 woningbranden plaats. De materiële, fysieke en emotionele schade voor de 600 gewonden die hierbij vallen, zijn niet mals. Bovendien zijn er elk jaar dodelijke slachtoffers te betreuren. In 2013 overleden 53 Nederlanders door brand en de voorlopige cijfers over dit jaar wekken de indruk dat dit aantal toeneemt.
Een recente publicatie van het onderzoeksprogramma Politie & Wetenschap biedt inzichten in de daders en kenmerken van brandstichting. Brandstichting is een belangrijke oorzaak van binnen-, buiten- en schoorsteenbranden. Volgens cijfers van het CBS is gemiddeld zo’n 20 procent van de binnenbranden het gevolg van opzettelijk handelen. ‘Brandstichting onder vuur’ levert primair inzichten voor opsporing en
Preventie is geen overbodige luxe voor branden in woningen en bedrijven Ook het stijgende aantal bedrijfsbranden geeft reden tot zorg. Zo lag de schadepost van grote bedrijfsbranden in 2012 op 365 miljoen euro. Naar verluidt komt de helft van de bedrijven de schade van een grote brand nooit meer te boven. Niet alleen vanwege materiële schade, ook als gevolg van inkomstenderving. Gelukkig zijn er op het vlak van brandpreventie steeds meer inzichten en initiatieven. Hierna een selectie van de meest vermeldenswaardige.
verhoor, maar zeker ook voor preventie. Zo blijkt uit het onderzoek dat de meeste branden impulsief gepleegd worden met gebruik van lucifers of aanstekers. De daders zijn meestal man, werkeloos en twintiger. De meerderheid heeft de Nederlandse nationaliteit, bezit een lager dan gemiddelde intelligentie en vertoont al vanaf de jeugd gedragsproblemen. De motieven voor brandstichting? Verveling of geldgebrek.
Inzichten
Eerdere onderzoeken naar de kenmerken van reeksen branden maakten al duidelijk dat daders in veel gevallen kampen met psychische stoornissen. Ze zijn bij de politie
Kennis over de aard en omvang van branden biedt aanknopingspunten voor gerichte preventie.
november 2014
Brandpreventie
De baten van een stimuleringsregeling voor rookmelders liggen hoger dan de kosten.
bekend vanwege (met name) vandalisme, openbare-ordeproblemen en vermogensdelicten. Seriebrandstichtingen worden vaak gepleegd rond weekeinden, en in de avond of nacht. De daders worden wel getypeerd als stropers: ze plegen delicten in of dichtbij hun woonplek. Uit deze inzichten zijn handreikingen af te leiden voor brandpreventie. Zo is de aanpak van brandstichting gebaat bij vroegtijdig signaleren en ingrijpen bij risicogroepen. Het onderzoek naar seriebranden adviseert gemeenten om afvalcontainers op straat te vervangen door ondergrondse voorzieningen. Dit om de gelegenheid om brand te stichting te verminderen. Daarnaast zou (betere) registratie van – potentiële – seriematige delicten nodig zijn. Voor gemeenten, politie, en andere veiligheidspartners van de brandweer zijn ook maatschappelijke kosten-batenanalyses
van investeringen in brandveiligheid van woningen een actuele informatiebron. De meest recente publicatie daarover verscheen in juli bij het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het ministerie van Veiligheid en Justitie. De publicatie focust op twee maatregelen: landelijke brandveiligheidseisen voor gestoffeerd meubilair (zoals banken, bedden en matrassen) en een wettelijke verplichting tot woningsprinklers. Van de brandveiligheidseisen aan meubels konden de onderzoekers de uitkomst niet vaststellen. De hoge investeringskosten van (traditionele) woningsprinklers kunnen niet opwegen tegen de maatschappelijke baten van een verplichte toepassing van zo’n systeem. Dat geldt in nieuwbouw én bestaande woningen. De analyse zou overigens anders kunnen uitpakken bij waterleidingsprinklers. In een maatschappelijke kosten-batenanalyse uit 2010 werd ook al geconstateerd dat
verplichte woningsprinklers een negatief saldo opleveren. De baten van een stimuleringsregeling voor rookmelders liggen daarentegen wel hoger dan de kosten. Nog beter scoort een voorlichtingsproject dat in het kader van Brandveilig Leven wordt uitgevoerd. Deze aanpak, waarbij voorlichters huisbezoeken afleggen en gratis rookmelders aanbieden aan risicogroepen en -wijken, zou een aanzienlijke bijdrage kunnen leveren aan het voorkomen van dodelijke slachtoffers en materiële schade. Ook recent werd de effectiviteit van huisbezoeken in hoogrisicobuurten aangetoond. Volgens een vergelijking van verschillende strategieën om brandveiligheidbewustzijn onder Turkse en Marokkaanse inwoners te bevorderen, behoort het project ‘1001 rookmelders’ tot de effectieve maatregelen. In dit samenwerkingsverband tussen de Veiligheidsregio Utrecht, woningcorporatie
nummer 5
november 2014
25
Brandpreventie
Mitros, leerwerkvoorziening De Wissel en het ROC Midden Nederland, krijgen studenten een opleiding om voorlichting te geven en rookmelders te plaatsen in de Utrechtse aandachtswijken Kanaleneiland en Overvecht. De Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond meldt vergelijkbare positieve effecten van zogenoemde ‘woningchecks brandveiligheid’ in hotspotgebieden. In een analyse van woningbranden die tussen 2010 en 2012 plaatsvonden, blijkt dat er geen enkele brand plaatsvond op adressen die door preventieadviseurs zijn bezocht. Bovendien is het aantal branden in de genoemde periode significant meer gedaald in de buurten waarin de woningchecks – en andere voorlichtingsactiviteiten – zijn uitgevoerd dan in andere wijken.
NIET ALLEEN INNOVATIE Effectieve brandpreventie is niet alleen een kwestie van innovatie. Ook bestaande instrumenten kunnen zeer goede diensten bewijzen. Binnen het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO), dat ondernemers, gemeenten, politie en brandweer helpt om winkelgebieden en bedrijventerreinen veiliger te maken, is brand steevast een thema. Uitgangspunt van het KVO is de toepassing van adequate, simpele maatregelen met een goede kosten-batenverhouding. Dat impliceert uitgebreide aandacht voor preventie en een nadruk op een integrale, langdurige aanpak. Deze benadering heeft een meerwaarde voor elk van de deelnemers. Zo hebben ondernemers en gemeenten baat bij een veilige omgeving die zorgt voor minder bedrijfsschade en een beter stadsimago. Daarnaast belooft het KVO het werk van politie en brandweer effectiever te maken. Het Politiekeurmerk Veilig Wonen richt zich niet alleen op preventie van inbraken, overvallen, geweld en woonoverlast, maar ook op die van woningbranden. Binnen het keurmerk wordt aandacht gegeven aan brandveiligheid door middel van rookmelders, een vluchtvriendelijke deur en een beheerplan. Een rookmelder is ook verplicht gesteld voor bestaande gebouwen – niet alleen voor nieuwbouw – en renovatieprojecten waarvoor een wettelijke verplichting geldt. Om ondernemers te helpen brandrisico’s in kaart te brengen en een beargumenteerde keuze te maken voor het verkleinen van dat probleem, heeft het CCV in 2010 het Model Integrale Brandveiligheid Bouwwerken geïntroduceerd. Het Model IBB is bedoeld om samenwerking tussen betrokkenen (zoals eigenaren, architecten, projectontwikkelaars en installateurs) te vergemakkelijken en om een samenhang tussen verschillende brandveiligheidsmaatregelen te realiseren. Daarbij wordt uitgegaan van een risicogerichte aanpak die bouwkundige, installatietechnische en organisatorische maatregelen combineert. Het Model IBB wordt wel omschreven als een gezond-verstand-benadering van brandveiligheid, die het mogelijk maakt om voor minder geld een niveau van brandbeveiliging te realiseren die minimaal voldoet aan wet- en regelgeving. Het model is al toegepast in nieuwbouwprojecten en bij verbouwingen, in kleine en grote gebouwen. Tot een brandweerkazerne aan toe.
Initiatieven Het mag duidelijk zijn: onderzoeken en analyses bieden ruimschoots inzichten voor brandpreventie. De praktijk zit ondertussen ook niet stil. In het kader van Brandveilig Leven geeft de brandweer in steeds meer regio’s preventievoorlichting. Inmiddels is een handreiking verschenen voor regio’s die voorlichtingsbijeenkomsten willen organiseren om buurtbewoners bewust te maken van brandveiligheidsrisico’s en informatie te geven over preventiemaatregelen. De pijlen richten zich niet alleen op bekende risicogroepen als ouderen, studenten en bewoners van achterstandwijken. Ook huishoudens die te maken hebben gehad met een brand kunnen voorlichters over de vloer verwachten. Onder meer Zuid-Holland Zuid en IJsselland passen deze werkwijze al toe. De ervaringen van een pilot in AmsterdamAmstelland hebben geleerd dat bijna de helft van de deelnemers aan voorlichtingsbijeenkomsten preventiemaatregelen neemt. Vooral rookmelders, blusdekens en poederbussen zijn populair. Specifiek voor het bedrijfsleven biedt de Checklistbrand een hulpmiddel bij preventie. Met de onlinetool, die in 2013 is ontwikkeld door VNO-NCW, MKB-Nederland, het Verbond van Verzekeraars, en de brandweer, kunnen brandrisico’s in kaart worden gebracht. Bijvoorbeeld als het gaat om vuurgevaar in bedrijfsgebouwen, magazijnen en bedrijventerreinen. Een checklist
26
nummer 5
over brandgevaarlijke werkzaamheden helpt om risicomomenten te signaleren. Op de website passeren ook maatregelen de revue die ondernemers en bedrijven kunnen toepassen om brandstichting te voorkomen. Daarbij is aandacht voor beleidsmatige issues, bijvoorbeeld op het gebied van sleutelbeheer en personeelstrainingen. En ook voor concrete instrumenten zoals camera’s, brandmeldinstallaties en blusmiddelen. De recente handreiking voor brandveiligheid van hoge gebouwen is een must-read voor brandweer, overheden en verzekeraars. De publicatie, die voortbouwt op een handboek uit 2005, gaat over gebouwen van 70 meter en hoger en richt de schijnwerpers op een integraal pakket van preventieve maatregelen. Dat betekent dat niet alleen compartimentering aan bod komt, maar ook instrumenten voor risicoanalyses, regelingen van het Centrum voor
november 2014
Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV), en ontruimingsplannen.
Toekomst De risico’s van woningbranden worden er de komende jaren waarschijnlijk niet minder op. De levensverwachting stijgt en ouderen blijven – onder invloed van het overheidsbeleid – steeds langer thuis wonen. Daarom verwachten deskundigen dat het aantal branddoden in de periode tot 2030 toeneemt met 13 tot 19 procent. De in Engeland al toegepaste mobiele sprinkler zou dan goede diensten kunnen bewijzen. Daarnaast lijkt voorlichting een must, zodat senioren adequaat kunnen handelen bij een (dreigende) brand. Wat dat betreft kunnen de Brandpreventieweken nog wel een tijd voort met de thematiek van dit jaar: vluchtoefeningen voor ouderen. Lynsey Dubbeld is freelance trend-analist en tekstschrijver.
Blusinstallaties
Marc Mergeay
Normen schuimconcentraten in revisie
Blusschuim 2.0 Er is een publicatie van de Normcommissie 351089 ‘Blusinstallaties’ over de kwaliteit van blusschuim. Wat zijn de belangrijkste voorstellen?
O
p het gebied van brandveiligheid zijn er binnen CEN, de Europese commissie voor standaardisatie, meerdere werkgroepen in de weer om de kwaliteit, betrouwbaarheid en veiligheid van onder andere brandbestrijdingssystemen en blusstoffen op één lijn te krijgen. Zo houdt in Nederland de normcommissie 351089 ‘Blusinstallaties’ zich bezig met het opstellen van definities, eisen, beproevingsrichtlijnen en richtlijnen voor onderdelen, blusstoffen en systemen voor vaste brandbestrijdingsinstallaties. Binnen deze normcommissie zijn meerdere leden werkzaam in internationale werkgroepen van CEN en ISO. NEN is voor deze werkgroepen het aanspreekpunt in Nederland en faciliteert de Nederlandse inbreng.
Schuimconcentraten Eén van de Europese werkgroepen waarin Nederland zijn inbreng levert, is de CEN/ TC191 WG3, ‘Blusmiddelen, -schuimconcentraten-’. De ontwikkelingen op het gebied van schuimconcentraten zijn – mede door strengere milieu-eisen – de laatste jaren toegenomen. Daarbij blijkt in de praktijk dat de Europese norm voor (blus)schuimconcentraten, de NEN-EN 1568 ‘Blusmiddelen – Schuimconcentraten’, delen 1 t/m 4, niet meer toereikend is. Om bij het bestrijden van branden door middel van het afdekken van brandende vloeistoffen met blusschuim optimale veiligheid voor de brandbestrijders en de bedrijven te bieden, is er binnen de Europese normcommissie een aantal voorstellen naar voren gebracht om de huidige normen te reviseren.
Revisie Dat revisie van deze normen noodzakelijk is, blijkt uit de praktijkervaring die de laatste jaren is opgedaan met betrekking tot de inzet en opslag van schuimconcentraten. Zo is naar voren gekomen dat: t de hardheid van het water van invloed kan zijn op de kwaliteit van het blusschuim, t er een verschil is in testmethodiek voor het behalen van een bepaalde ‘rating’, t schuimconcentraten in opslag na verloop van tijd hun fysieke eigenschappen kunnen verliezen en er door toepassing van alcoholbestendige, fluorvrije schuimconcentraten andere criteria van het begrip ‘zwaarschuim’ nodig zijn. Daarnaast komt vanuit de overheden steeds vaker de vraag over de ecotoxiciteit van blusschuim als dit vrijkomt in het mi-
lieu. De richtlijnen hiervoor zijn in de huidige norm niet meegenomen. Het reviseren van de NEN-EN 1568 delen 1 t/m 4 is dan ook niet alleen nodig om inzicht te krijgen in het verschil in kwaliteit van blusschuimconcentraten om de schuimsystemen op een hoog niveau te houden. Het dient ook om de veiligheid van de brandweerlieden tijdens een inzet met blusschuim naar een hoger plan te tillen. Dat er daarnaast in de nieuwe norm meer aandacht uitgaat naar de ecotoxiciteit van blusschuim, is inherent aan de wens om het milieu minimaal te belasten tijdens de inzet van blusschuim. Marc Mergeay is consultant NEN Bouw & Installaties en secretaris normcommissie 351089.
nummer 5
november 2014
27
Automatische blusinstallaties
Rob Jastrzebski
Waterleidingsprinkler komt eraan
Bluswater van de tap Sprinklersystemen in de woonomgeving zijn nu nog een tamelijk zeldzaam verschijnsel. Daar zou binnenkort wel eens verandering in kunnen komen met de ontwikkeling van een compacte waterleidingsprinkler. Simpel in aanleg en functionaliteit, maar zeer effectief.
A
anjager achter het woningsprinklerproject is brandweerofficier Jack Ruibing van Veiligheidsregio Haaglanden. Hij staat bekend om zijn vernieuwende ideeën op het gebied van maatschappelijke veiligheid en weet partijen van overheid en bedrijfsleven samen te brengen voor innovatieve projecten. Hij bracht ook projectontwikkelaar BAM, VSH Flowcontrol, KWR Watercycle Research Institute, TU Delft en de Veiligheidsregio Haaglanden samen aan tafel. Ruibing ziet trends in de samenleving die noodzaken tot forse investeringen in brandveiligheid in de woonomgeving. “De vergrijzing en de ontwikkelingen in de zorgsector hebben tot gevolg dat ouderen en mensen met beperkingen steeds langer
zelfstandig blijven wonen. Dat heeft consequenties voor hun zelfredzaamheid bij brand, want deze groep is minder goed in staat om zich bij onheil snel in veiligheid te stellen. Branddetectie met rookmelders is daarom niet voldoende, we hebben ook een voorziening nodig die beginnende brandhaarden klein houdt. De waterleidingsprinkler is in mijn ogen het antwoord op dit vraagstuk. Zo kopen we extra ontvluchtingstijd, in het bijzonder voor kwetsbare mensen die wonen in een omgeving waar continue zorg en bedrijfshulpverlening ontbreken.”
Brandveiligheidsambities Brandveiligheidsambities waren ook de motivatie voor Michael Steffens van BAM
Geestelijk vaders van de waterleidingsprinkler: Michael Steffens, Jan Vreeburg en Jack Ruibing (v.l.n.r.)
Techniek-Fire Protection en Jan Vreeburg van KWR om de zoektocht naar een alternatief sprinklersysteem te starten. BAM bouwt jaarlijks circa vierduizend nieuwe woningen en ziet het realiseren van een hoog brandveiligheidsniveau voor zijn bouwwerken als een maatschappelijke opgave. Steffens licht toe: “Sprinklersystemen zijn complex en omgeven met inspectie- en certificeringseisen, gericht op toepassing in de industrie en de kantooromgeving. Dit alles om een grote betrouwbaarheid te waarborgen. In mijn beleving moest er voor woningen een simpeler en goedkoper systeem zonder pomp mogelijk zijn. Het zijn die pompen die de bestaande high flow sprinklersystemen ingewikkeld maken en aanleiding zijn voor het rigide certificerings- en inspectieregime. Daar moest toch een alternatief voor zijn?” En dat is er, bevestigt Vreeburg, onderzoeker bij KWR. Hij doet al sinds de jaren 90 onderzoek naar de bluswaterbehoefte en de rol van het drinkwaternet bij brandbestrijding. Vreeburg: “Ik raakte geïntrigeerd door de woorden van een brandweercommandant die zei dat je elke brand met een kopje water kan blussen, als je er maar op tijd bij bent. Ik richtte mij op de vraag wat je in het beginstadium van een brand kan doen en realiseerde me dat er al bluswater onder druk in woningen aanwezig is. Gewoon in het waterleidingnet.”
Simpele opzet, groot effect De betrokken partijen kwamen samen en vormden, met Ruibing als aanjager, een innovatieteam dat met het sprinklervraag-
28
nummer 5
november 2014
Automatische blusinstallaties
Kwaliteitsborging
en ontwikkeling uit de pioniersfase is en weldra klaar is voor praktijktoepassing in de woonomgeving. Niet alleen bij nieuwbouwprojecten, ook bij de verbouwing van bestaande woningen. Steffens: “Voor een paar duizend euro kun je je woning totaalbeveiligen met een kleinschalig systeem van waterleidingen en waterleidingsprinklers die in verschillende camouflagekleuren leverbaar zijn. Hoge onderhoudskosten en ingewikkelde techniek zijn niet meer aan de orde.” Om installateurs bekend te maken met de waterleidingsprinkler, werkt branchevereniging UNETO-VNI aan de productie van informatiebladen. Samen met VSH Flowcontrol verzorgen ze de bijbehorende opleidingen. Om het systeem helemaal ‘marktproof’ te krijgen, werkt men onder auspiciën van UNETO/VNI ook aan een kwaliteitsborgingssysteem op basis van de NEN 1006. Die geldt voor alle installaties met een rechtstreekse aansluiting op het drinkwaternet. Als die randvoorwaarden van opleiding en kwaliteitsborging zijn ingevuld, staat volgens de initiatiefnemers niets de snelle opmars van de waterleidingsprinkler meer in de weg. Binnenkort wordt bij zorginstelling ’s Heeren Loo in Oegstgeest het eerste project met een waterleidingsprinkler opgeleverd.
Steffens, Vreeburg en Ruibing stellen vast dat de waterleidingsprinkler na jaren studie
Rob Jastrzebski is freelance journalist.
Over de effectiviteit en de bluskracht van de waterleidingsprinkler is bij de initiatiefnemers geen enkele twijfel. Steffens vertelt welke resultaten blusproeven opleverden. “De TU Delft heeft onderzoek gedaan om vast te stellen wat de hydraulische prestaties van een waterleidingsprinkler zijn. Hoe groot is de wateropbrengst? Hoe zien het sproeischerm en de druppelgrootte eruit? Uiteindelijk hebben we een groot aantal blusproeven gedaan bij Efectis. Ook hebben we de waterleidingsprinkler aangeboden bij VdS, een vooraanstaand Duits brandtestcentrum. Zij hebben de waterleidingsprinkler inmiddels erkend.” Prototype waterleidingsprinkler. stuk aan de slag ging. Stip aan de horizon was de lancering van een automatisch blussysteem in woningen, zonder pompen en zonder verzwaarde aansluiting en aangepaste meter voor een hoger vastrecht. Vanzelf ging het niet, want de sprinkleruitvinders moesten op verschillende niveaus veel missiewerk bedrijven om hun ideeën geaccepteerd te krijgen. Vreeburg: “De drinkwatersector stond niet te juichen bij onze plannen. De sector is uiterst voorzichtig met alles wat rechtstreeks op de waterleiding wordt aangesloten en de waterkwaliteit beïnvloedt. Uit angst voor bijvoorbeeld contaminatie door gebruikte materialen of verspreiding van biologische organismen vanuit stilstaand water in ‘dode leidingen’. In het sprinklersysteem toegepaste materialen moeten een ‘Attest Toxicologische Aspecten’ hebben. De gebruikte materialen hebben dat over het algemeen al, dus dat is geen probleem. Onderzoek door de TU Delft naar temperatuur en verblijftijd van water in een binneninstallatie laat zien dat installatie van een woningsprinklersysteem rechtstreeks op de waterleiding nauwelijks of geen nadelige effecten heeft.” Ruibing voegt eraan toe dat ook de brandweerwereld terughoudend is, omdat preventiedeskundigen zo’n simpel sprinklersysteem niet kennen en vasthouden aan rigide regels en eisen voor de industriële omgeving. Het is dus zaak ook het brandweerveld als adviseur te overtuigen. Het huidige project is goed onderbouwd en onderzoek en ontwikkeling door het consortium van BAM, TU Delft, VSH Flowcontrol en de Veiligheidsregio Haaglanden zijn mede met subsidie van het Agentschap.nl tot stand gekomen.
In een testcontainer bij zorginstelling Esdégé Reigersdaal in Heerhugowaard zijn enkele demo’s verzorgd met de waterleidingsprinkler. Daar wil men bij een aanstaande verbouwing van enkele paviljoens deze sprinkler toepassen. De demonstraties in een nagebouwde kamer met meubilair toonden aan dat een waterleidingsprinkler een beginnende brand in 48 seconden effectief kan blussen. Het benodigde aantal sprinklers is afhankelijk van de grootte van de ruimte.
Met waterleidingsprinklers in alle woningen behoort dit soort beelden tot het verleden.
nummer 5
november 2014
29
Tunnelveiligheid
Betty Rombout
Ontwerpeisen voor brandveilige tunnels
De betere tunnelvisie In de Heinenoordtunnel, een belangrijke verbinding tussen Rotterdam en de Zeeuwse en Zuid-Hollandse eilanden, brak in mei dit jaar een brand uit na een ongeluk. Wat leren we van dit incident? Waar moeten we rekening mee houden op brandveiligheidsgebied bij het ontwerp van tunnels?
N
ils Rosmuller studeerde in 1995 af in Bestuurskunde en Technische Bedrijfskunde aan de Universiteit Twente. In 2001 promoveerde hij aan de Technische Universiteit Delft op zijn proefschrift ‘Safety Analysis of Transport Corridors’. Hij werkte bij het NIFV (Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid) en hield zich bezig met werkzaamheden op het raakvlak van rampenbestrijding en risicobeheersing, onder meer gericht op de veiligheid van brandweerpersoneel, veiligheid in tunnels en scenarioanalyse. Nu werkt Rosmuller bij TNO, Expertise Group for Urban Environment and Safety, en is hij lector Transportveiligheid bij TNO en het IFV. Hij vertelt: “Bij
van belang: fysieke eisen aan de tunnel, eisen aan de weggebruiker en eisen aan de tunnelbeheerorganisatie. “De tunnel moet zo ontworpen zijn dat de kans op ongelukken zo gering mogelijk is. Dit heeft alles te maken met hellingshoeken van toe- en uitritten, zichtlijnen en lichtovergangen. Houd je hier rekening mee, dan reduceer je de kans op aanrijdingen en branden. Mocht er toch een aanrijding of een brand ontstaan, dan is het zaak dat weggebruikers op hun vlucht zo min mogelijk hinder hebben van de rook. Dat maakt het ventilatieregime in tunnels belangrijk. En de afstand tussen de vluchtdeuren mag niet te groot zijn. Wil je een tunnel na 24 uur weer beschikbaar
Bij een echte brand in een tunnel is de hulpverlening altijd te laat om mensenlevens te redden een echte brand in een tunnel is de hulpverlening altijd te laat om mensenlevens te redden. De brand ontwikkelt zich in een paar minuten. De toxische rook die vrijkomt, zorgt al na een paar ademteugen voor beperking in de ademhaling. Hulpverleners zijn niet binnen een paar minuten in de tunnel. De weggebruiker moet daarom zelf actie ondernemen. Daarbij is het tunnelontwerp van elementair belang.”
Eisen Volgens Rosmuller zijn bij het ontwerp van een tunnel drie samenhangende aspecten
30
nummer 5
hebben, dan moet je de tunnelintegriteit borgen. Dat kan bijvoorbeeld door het gebruik van hittewerende bekleding op de tunnelwanden en de installatie van blussystemen.” “Naast de fysieke eisen, gelden er eisen voor de weggebruiker”, vervolgt Rosmuller “Zelfredzaamheid is het belangrijkste. Hij moet goed kunnen rijden. Dat zit verpakt in zijn rijopleiding. Het rijden in tunnels is van een andere orde. Die ervaring krijgt hij gaandeweg. Bij een incident in een tunnel moet hij goed op de hoogte zijn van zijn reactie-
november 2014
mogelijkheden. Het begint bij het signaal dat hij krijgt van het incident, bijvoorbeeld door eigen waarneming, via de autoradio, de speakers in de tunnel of via sms. Vervolgens moet hij dat signaal interpreteren: wat moet ik doen en wat zijn de alternatieven? Vechten (de brand bestrijden), blijven zitten (niets doen, lees: schuilen) of vluchten? Voor vechten en vluchten hebben tunnels diverse voorzieningen. Denk aan hulpposten met een telefoon, omlijsting van deurposten met verlichting, geluidbakens en vluchtpaden.” Tot slot gelden er eisen voor de tunnelbeheerder. Geoefend zijn, informeren van de weggebruikers en het hebben van een veiligheidsbeheersplan zijn er daar enkele van.
Brandweer Op de vraag hoe de brandweer betrokken is bij de veiligheid in tunnels, antwoordt Rosmuller: “De brandweer adviseert tijdens het ontwerp en de ontwikkeling. Daarnaast stelt zij een plan op voor de eigen organisatie. En uiteraard komt ze in actie bij een incident in een tunnel.” Het mag duidelijk zijn dat de brandweer een belangrijke rol speelt als het gaat om brandveiligheid in tunnels. Zij pakt die taken goed op. Rosmuller vult aan: “Wel zou het fijn zijn als de brandweer landelijke eenduidigheid creëert. Rijkswaterstaat kent eenduidige ontwerpuitgangspunten voor wegtunnels. De incidentbestrijding varieert echter per regio. Wat mogen we van brandweerlieden verwachten bij incidenten in tunnels? Hoe oefenen ze, hoe trainen ze?”
Tunnelveiligheid
BRAND HEINENOORDTUNNEL Op 21 mei 2014 rond 13.30 uur heeft een vrachtauto beladen met zout een klapband gekregen op de A29 in de tunnelbuis van de Heinenoordtunnel richting Brabant. De vrachtauto schaarde, kantelde en kwam met de cabine tegen de tunnelwand tot stilstand. De cabine vloog onmiddellijk in brand. De vrachtwagenchauffeur kwam hierbij om het leven. Bij het ongeluk was ook een personenauto betrokken. De twee inzittenden raakten gewond, maar konden op eigen kracht uit hun zwaar beschadigde auto kruipen. De veiligheidssystemen in de tunnel signaleerden het ongeval meteen, waarop de tunneloperator beide tunnelbuizen afsloot voor het verkeer. De camera’s in de tunnel hebben het ongeval en de daarop volgende gebeurtenissen haarscherp vastgelegd. De Heinenoordtunnel ligt in het verzorgingsgebied van twee Veiligheidsregio’s: Rotterdam-Rijnmond en ZuidHolland Zuid. Vanuit beide regio’s zijn hulpverleningseenheden naar het ongeval gestuurd. De brandende vrachtauto zorgde voor een grote hoeveelheid rook die door de tunnelventilatie in de rijrichting werd afgevoerd. Voorbij het incident stond de tunnel al snel geheel onder de rook. De goed functionerende tunnelventilatie zorgde ervoor dat de tunnel voor de plek van het incident nagenoeg rookvrij bleef. Brandweereenheden van Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond hebben vanuit de incidentbuis (in de rijrichting) de hulpverlening in gang gezet en de vrachtauto geblust. Op 12 juni is voor de bij het ongeval betrokken hulpverleners, vertegenwoordigers van Rijkswaterstaat en bergers een zogenoemde leertafel georganiseerd. Tijdens zo’n leertafel spreken de betrokkenen een incident aan de hand van een groepsgesprek na, met als doel ervan te leren. Gelet op de ernst van het incident zal Rijkswaterstaat samen met de Veiligheidsregio’s ook nog een officiële evaluatie uitvoeren. (Reinier Boeree, projectmanager IFV)
Volgens Nils Rosmuller is het zaak om bij het ontwerpen van een tunnel rekening te houden met fysieke eisen aan de tunnel, eisen aan de weggebruiker en eisen aan de tunnelbeheerorganisatie.
State-of-the-art tunnel Alhoewel brand slechts een klein percentage vormt van de incidenten in tunnels, – er vinden met name kop-staartbotsingen en eenzijdige ongevallen plaats – blijft brandveiligheid een aandachtspunt. Brandveiligheid die begint bij het ontwerp van een tunnel. Daar zijn we steeds beter in, zo blijkt. Een voorbeeld van een goed ontwerp is de Leidsche Rijntunnel, een verkeerstunnel die de A2 onder de (toekomstige) bebouwing van Leidsche Rijn Centrum in de gemeente Utrecht door voert. “Voor wat betreft uitrusting, voorzieningen, licht- en
zichtlijnen is dit nu een voorbeeld van een ‘state-of-the-art’ veilige tunnel”, besluit Rosmuller. Betty Rombout is freelance journalist.
RICHTLIJNEN Bekijk voor meer informatie de richtlijnen over tunnelveiligheid: www.rijkswaterstaat.nl/zakelijk/ veiligheid/steunpunt_tunnelveiligheid/documenten.
nummer 5
november 2014
31
Beurs
Arjen de Kort
Security Essen
Speerpunt brandveiligheid De Messe Essen was van 23 - 26 september het episch centrum van de werelden van beveiliging en brandveiligheid. Daar kwamen exposanten en bezoekers vanuit de hele wereld samen om de nieuwste technologische ontwikkelingen te tonen en kennis te nemen van de laatste trends.
D
e eerste indruk na een rondgang door het enorme beurscomplex in Essen is dat de safety & security industrie nog steeds een wereld is van spulletjes. Stands vol met camera’s, hang- en sluitwerk, brandmeldinstallaties en meer van zulks moois vullen de 12 hallen. Maar voor wie verder kijkt en met exposanten in gesprek gaat, ziet duidelijk dat de industrie ook steeds vaker in oplossingen denkt, dat men elkaar meer opzoekt, samenwerkingen
32
nummer 5
aangaat. Daarbij staat de eindgebruiker in toenemende mate centraal.
Security Een internationale beurs is en blijft voor veel bedrijven het moment bij uitstek om nieuwe producten te lanceren. Een van de belangwekkendste tijdens deze editie was de Europese lancering van de A1001 door Axis, waarmee de Zweedse netwerkvideogigant de wereld van de toegangscontrole
november 2014
betreedt. Een andere belangwekkende technologische ontwikkeling betreft de toename van contactloze toegangscontrole. Met name de bredere toepassing van Near Field Communication (NFC) maakt het mogelijk om de smartphone hier steeds vaker bij in zetten. Op het terrein van videotechnologie zong het al een tijdje rond dat 4K eraan zat te komen. Tijdens Security Essen bleek dat diverse fabrikanten inderdaad inmiddels
Beurs
(bijna) zover zijn om de eerste netwerkcamera’s die aan de in de consumentenmarkt beproefde HDTV standaard (3.840 x 2.160 pixels) voldoen, op de markt te brengen.
Opvallendste trend is dat er, ook als het gaat om brandpreventie, steeds meer op internet gebaseerde oplossingen op de markt komen. Voorbeeld hiervan zijn rook-
INNOVATION AWARDS 2014 Technologie & Producten Goud: Salzer (Duitsland), met multifunctionele securitydeur Secufire Zilver: KiwiSecurity (Oostenrijk), met Privacy Protector Brons: Raytec (Groot Brittannië), met Vario IP PoE
Opvallendste trend: steeds meer op internet gebaseerde oplossingen, ook voor brandpreventie Verder bleek duidelijk dat de beveiligingscamera’s met geïntegreerde analysetools nog steeds niet zijn uitontwikkeld.
Services Goud: Lock Your World (Duitsland), met pyware anywhere Zilver: it kompetenz (Duitsland), met CashEDI unterwegs
melders die in geval van brand een automatische verbinding maken met internet en real time SMS- of e-mailrapportages naar de hulpdiensten kunnen versturen.
Speerpunt brandveiligheid Brandveiligheid en brandpreventie waren deze editie speerpunten van de beurs. Dat resulteerde in 140 exposanten, verdeeld over 2 hallen, die de nieuwste producten en ontwikkelingen op dit terrein lieten zien.
Editie 2016 Wie deze jubileumeditie – de beurs vierde zijn 40ste verjaardag – heeft gemist, krijgt in 2016 een nieuwe kans: Security Essen zal dan plaatsvinden van 27 - 30 september.
Brandveiligheid Goud: Job (Duitsland), met E-Bulb Zilver: Kevox (Duitsland), met Kevox Brons: Siemens (Duitsland), met FDA241 en FDA221 rookdetectoren
nummer 5
november 2014
33
Onderzoek
Inzet kleine blusmiddelen kent hoog rendement
Klein maar effectief Jaarlijks doet brancheorganisatie Vebon onderzoek naar het onderhoud en de inzet van kleine blusmiddelen. Hieruit blijkt dat net als voorgaande jaren 90 procent van de beginnende branden effectief wordt geblust met een draagbare blusser en/of brandslanghaspel. Ondernemers zijn zich echter nog onvoldoende bewust van de eigen verantwoordelijkheid voor de invulling van brandveiligheidsmaatregelen.
U
it het onderzoek blijkt dat 90 procent van de beginnende branden effectief wordt geblust met een draagbare blusser en/of brandslanghaspel. Een hoog rendement van de inzet van kleine blusmiddelen, dus. Uit de onderzoeksresultaten van de afgelopen jaren blijken de uitkomsten op één lijn te liggen. Toch laat de aandacht voor zichtbaarheid, bereikbaarheid en onderhoud van kleine blusmiddelen nog altijd te wensen over. Brancheorganisatie Vebon benadrukt dat voor een brandveilig gebouw meer vereist is dan louter de aanwezigheid van kleine blusmiddelen. Die moeten daarnaast altijd
gebruiksklaar zijn. Periodiek preventief onderhoud voorkomt dat de blusmiddelen niet functioneren op het moment dat ze nodig zijn. Het onderzoek toont aan dat er meer aandacht vereist is voor het gebruiksklaar houden van draagbare blussers en brandslanghaspels. Bij 15 procent van deze
Brandregresregeling aangepast Per 1 januari 2014 is de vernieuwde Brandregresregeling van kracht voor de zakelijke markt. Deze regeling houdt in dat verzekeraars (brand)schade volledig op de veroorzaker kunnen verhalen als sprake is van onzorgvuldig handelen, bijvoorbeeld door
Er moet meer aandacht komen voor zichtbaarheid, bereikbaarheid en onderhoud van kleine blusmiddelen kleine blusmiddelen is, naast het jaarlijks preventief onderhoud, een extra reparatie nodig. Dit komt door invloeden van buitenaf, zoals vandalisme of verkeerd beheer.
Eigen verantwoordelijkheid Het overheidsbeleid richt zich op lastenverlichting en vermindering van regeldruk. De ondernemer of gebruiker is daarom zelf verantwoordelijk voor een goede brandveiligheid in zijn gebouwen. Deze eigen verantwoordelijkheid wordt door de overheid en brandweer ook steeds meer benadrukt. Schadebeperking en bedrijfscontinuïteit is daarmee een aangelegenheid geworden van de ondernemer/gebruiker.
gebruik van gebrekkig materiaal of achterstallig onderhoud. Doel van de regeling is om bedrijven te stimuleren zorgvuldig te handelen en de brandpreventie goed op orde te hebben. Des te belangrijker is het dat de ondernemer kan aantonen dat hij voldoende maatregelen heeft genomen op het gebied van brandveiligheid. Het onderzoek maakt duidelijk dat het onderwerp brandveiligheid op nog meer aandacht moet kunnen rekenen. Het hoge rendement van de inzet en doeltreffendheid van kleine blusmiddelen laat zien dat de meeste branden effectief te bestrijden zijn met relatief eenvoudige middelen.
Kleine brand, grote gevolgen Ook een relatief kleine brand kan zeer grote gevolgen hebben. De continuïteit van de organisatie kan ernstig in het geding komen. Om de bedrijfscontinuïteit te kunnen waarborgen is een structurele focus nodig, zowel preventief als offensief. Dit maakt het nodig incidenten te voorkomen en proactief actie te ondernemen op het gebied van veiligheid.
34
nummer 5
november 2014
MEER WETEN? Het gehele onderzoeksrapport is te downloaden op: http://vebon.org/ kennisbank/onderzoeksrapportkleine-blusmiddelen.
Afsluitingen transportsystemen niet altijd brandveilig Vrijwel onbekend en heel belangrijk: de brandwerende afsluitingen van transportbanden en geleide transportsystemen. Hoe kun je deze openingen op een veilige manier afsluiten? En welke test helpt daarbij? Brandveilig.com vraagt het verkoopleider Bas Vos van Stöbich Fire Protection.
– ook een conveyor systeem – zijn eigen specifieke uitdagingen heeft”, vervolgt Vos. Afhankelijk van hoe hoog de opening boven vloerniveau begint, moet deze getest zijn met een overdruk op de aansluiting aan de onderzijde. Of dat een apart afruimsysteem de goederen uit de opening verwijdert. Stöbich demonstreerde de test al in het voorjaar samen met Efectis. “Wij monteerden voor de test twee rollerbanen van Van Riet Material Handling Systemen in twee verschillende openingen met aan de linkerzijde een systeem volgens de NEN-EN 13667 en aan de andere kant een normaal brandwerend scherm met extra overlap aan de onderzijde. Na ruim zeven minuten bleek dat dit ‘normale’ scherm geen veilige situatie was. En ja, het systeem conform NEN-EN 1366-7 wel.” Demonstratie brandwerende deuren met brandwerende afsluiting.
V
aak worden standaardbranddeuren gebruikt als een brandwerende afsluiting van transportbanden en geleide transportsystemen. Maar deze deuren zijn niet hetzelfde als een brandwerende afsluiting. “Hoewel er hier al negen jaar regels voor zijn, is dit thema onverwacht onbekend”, zegt verkoopleider Bas Vos van Stöbich Fire Protection. Waarom? “Waarschijnlijk omdat de specifieke eisen aan brandwerende afsluitingen van transportbanden en -systemen nog onbekend zijn.” Een transportsysteem brandwerend afslui-
ten, gaat gepaard met aanvullende eisen ten aanzien van de standaardbranddeuren. “Belangrijk is dat het systeem wordt getest conform NEN-EN 1366-77”, aldus Vos. Dat is met of zonder een onderbouw, maar ten minste met een deel van het toe te passen transportsysteem en het afsluitende (bewegende) deel. “De test volstaat alleen als de opstelling is getest zoals deze in de praktijk ook is. Dus niet wanneer slechts één deur wordt getest die je vervolgens voor verschillende transportsystemen inzet. Omdat elke transportband of geleid transportsysteem
Er zijn extra veel eisen als het gaat om het brandwerend afsluiten van een transportsysteem.
nummer 5
november 2014
35
Praktijk
Emiel van Rossum
RWA-installatie in een metrotunnel Je weet pas of iets werkt na een praktijktest. Een niet-voorzien aspect kan dure investeringen tenietdoen. Dat geldt ook voor de toepassing van een dure rook- en warmteafvoerinstallatie.
I
n het Bouwbesluit staan eisen voor standaardgebouwen. Voor deze standaardgebouwen gelden grenzen voor de maximale loopafstand en voor de maximale grootte van een brandcompartiment. Niet elk bouwwerk valt echter in de categorie standaardgebouw en niet elk bouwwerk kan dan ook voldoen aan de in het Bouwbesluit
gestelde begrenzingen. Een tekenend voorbeeld hiervan is een metrotunnel die niet te compartimenteren valt omdat de metro’s er dan niet meer doorheen kunnen. Verder zullen de loopafstanden in een metrotunnel die uit het Bouwbesluit ver overschrijden. In dat geval geeft het Bouwbesluit de mogelijkheid tot gelijkwaardigheid. Een gelijkwaardigheid is een invulling met een alternatieve maat-
regel van de doelstelling die het artikel in het Bouwbesluit beoogt. In het geval van die metrotunnel moeten we dus kijken naar maatregelen die gelijkwaardigheid kunnen bieden op de te lange loopafstanden en te grote brandcompartimenten. Een rook- en warmteafvoerinstallatie (RWAinstallatie) kan zo’n gelijkwaardigheid bieden. Een RWA-installatie heeft als doel om
Zowel de tunnelbuis als de tussenliggende stations zijn voorzien van een mechanische RWA-installatie.
36
nummer 5
november 2014
Praktijk
in geval van een brand de brandruimte op natuurlijke of mechanische wijze te ventileren. Zo’n installatie beperkt de schadelijke effecten en de belemmeringen die rookgassen veroorzaken. Doordat de brandweer een betere inzet kan realiseren, kan zij een eventuele brand beter beheersen. Dit geldt als gelijkwaardigheid voor brandcompartimenten. Daarnaast zal de vluchtweg langer rookvrij blijven, waardoor men langer de tijd heeft om te vluchten zonder gevaar van verstikking. In het volgende project – een ondergrondse metrotunnel – zijn om voorgaande redenen zowel de tunnelbuis als de tussenliggende stations voorzien van een mechanische RWA-installatie. Dat wil zeggen dat er grote kanalen van het perron of de tunnel naar ventilatoren lopen die vervolgens de hete rookgassen uitblazen op maaiveldniveau.
Probleem Het is noodzakelijk een RWA-installatie vóór oplevering te testen om te bekijken of de installatie doet wat de ontwerpen en de onderliggende berekeningen en simulaties voorspellen. In zo’n test bootst men met een rookgenerator en een brandbak de hete
Een RWA-installatie heeft als doel om in geval van een brand de brandruimte op natuurlijke of mechanische wijze te ventileren. vindt afvoering van de rook op verschillende wijzen plaats. Bij brand in het zuiden van het perron wordt rook zuidelijk afgevoerd, en in het noorden naar het noorden. Tijdens de tes-
Oplossing
De regimes werden zo ingericht dat de ventilatie met de natuurlijke trek meewerkte rookgassen na. Met behulp van deze warme rookgassen kijkt men vervolgens wat de rook doet als de RWA-installatie in werking is. Bij de eerste testen bleek de RWA-installatie niet precies te doen wat er voorspeld was. Afhankelijk van de plek van de brandhaard,
verkeerde kant op geleid. Dit gaf ongewenste resultaten: de rook verspreidde zich soms juist over het perron en zou een eventuele ontvluchting zeker belemmeren.
Het was mogelijk om de ventilatiecapaciteit nog iets te verhogen, omdat de ventilatoren niet op vol vermogen stonden ingesteld. Een verhoogde ventilatiecapaciteit zou de rook wellicht meer de juiste kant opstuwen. In de praktijk bleek deze oplossing niet voldoende om het beoogde resultaat te behalen.
ten bleek de RWA-installatie in de meeste scenario’s perfect te reageren, maar in sommige situaties niet te doen wat er verwacht werd. Er bleek namelijk een sterke natuurlijke trek in de tunnel aanwezig te zijn die de luchtstroming sterk beïnvloedt. Hierdoor werd de rookstroming soms tegen het ‘regime’ in de
Uiteindelijk koos men voor aanpassing van de regimes door die zo in te richten dat ze juist gebruik maakten van de natuurlijke trek, in plaats van er tegenin te ventileren. Zo wist men alsnog het beoogde resultaat te behalen met de RWA-installatie.
PRAKTIJK Brandveilig bouwen is een zaak van details. Maar juist die details kunnen grote investeringen in veiligheid teniet doen. In de dagelijkse praktijk stuit Emiel van Rossum regelmatig op dat soort details. Hij adviseert opdrachtgevers hoe zij vervolgens toch tot een brandveilige oplossing kunnen komen. In deze rubriek deelt hij zijn ervaringen met de lezers van Brandveilig. com. Emiel van Rossum is brandpreventie-adviseur en daarnaast docent bij de Brandpreventie Academy. Hij gebruikt zijn ervaringen uit de praktijk om als docent praktijkgericht les te geven. Kijk voor meer info op www.bp-ac.nl.
nummer 5
november 2014
37
BB2012 WACHTEN OP VOLGENDE MISGESLAGEN PLANK We kunnen gerust zeggen dat de brandmeld- en ontruimingsalarminstallaties vallen onder de basis brandbeveiligingsvoorzieningen van een gebouw. Immers, ieder gebouw van enige omvang (zie het BB2012, bijlage1) heeft verplicht een brandmeldinstallatie. En waar een brandmeldinstallatie verplicht is, is ook een ontruimingsalarminstallatie verplicht. Het vooraf vastleggen van eisen voor deze installaties is niet nieuw: sinds de NEN2535:1996 voor de brandmeld- en de NEN2575:2000 voor de ontruimings-alarminstallatie. Toch lijkt het erop dat we in al deze jaren het kunstje van het vooraf opstellen van een goed Programma van Eisen (PvE) niet onder de knie hebben gekregen. Waarom niet? In NEN2535 en NEN2575 zijn modellen van een PvE opgenomen. Deze modellen zijn zo eenvoudig dat we bijna vergeten dat over de inhoud moet worden nagedacht. En door deze eenvoud denken velen dat ze zelf ook ‘het tabelletje’ even kunnen invullen. De regeling Brandmeldinstallaties 2002, waarvan we eind dit jaar afscheid zullen nemen, kent een ‘erkend PvE-opsteller’. Helaas heeft deze erkenning niet altijd bijgedragen tot goede PvE’s, niet in de laatste plaats door de lage opleidingseisen en het feit dat een erkende PvE-opsteller alleen verplicht was bij meer dan één eisende partij. Het BB2012 stelt nu geen eisen aan bedrijven en/of personen betrokken bij de realisatie van brandbeveiliging, behalve waar het gaat om inspectie-certificering. Vanuit het geldend inspectieschema zijn eisen aan de inspectie-instelling gesteld. Maar het advies, ontwerp, de levering en montage kunnen en mogen wettelijk gezien door iedereen worden uitgevoerd. De nieuwe CCV certificatieschema’s
38
nummer 5
november 2014
voor brandmeld- en ontruimingsalarminstallaties stellen ook geen enkele eis aan de opsteller van het PvE. Nu zegt een certificaat of erkenning als zodanig ook niet zoveel. Veelal gaat het om het volgen van procedures die zouden moeten leiden tot een goed product. En papier is geduldig. Als je dat wilt, kun je veel opschrijven, zodanig dat (het lijkt alsof) het klopt. De huidige opleidingen tot projecteringsdeskundige besteden een hoofdstuk aan het verschijnsel PvE. Dat is zeker niet voldoende, terwijl in de praktijk een projecteringsdeskundige meestal ook de PvE-opsteller is. Er wordt voorbijgegaan aan het feit dat een goede techneut of engineer die de installatie kan ontwerpen of de realisatie kan begeleiden, niet per definitie ook een goede PvE-opsteller is. Laten we daarom beginnen bij het echte begin: de opleidingen. Een opleiding voor het opstellen van uitgangspuntendocumenten of PvE´s, met het diploma van projecteringsdeskundige als een goede vooropleiding. Voortbordurend op deze bestaande kennis moet er nadere aandacht komen voor de hele brandbeveiliging, andere soorten installaties, methodes voor risico-analyses, gelijkwaardigheid, speciale aspecten zoals bedrijfscontinuïteit, samenspel met andere maatregelen en actoren. Voor alle situaties met enige complexheid is een brede kennis als basis absoluut noodzakelijk. Zonder deze basis is het wachten op de volgende misgeslagen plank. Met alle gevolgen van dien.
Alex Ivanović, directeur Adviesbureau Forta Nova
(advertentie)
Hoe brandveilig is uw gebouw?
HAJÉ VAN EGMOND @HVEGMOND
Regel het nu er nog tijd is!
Vergunningvrij bouwen: nieuwe regels per 1 november 2014 http://www.geregeld.eu/?p=407
DICTATOR: partner in brandveilige en barrièrevrije oplossingen
VBE @VBE_NOVB
VASTZETINRICHTING
Openhoudmagneten voor het vastzetten van brand- en rookwerende deuren. Eenvoudig te monteren op de vloer, wand of aan het plafond. Het DICTATOR EM programma is leverbaar in diverse houdkrachten (N), met verschillende ankerplaten en voedingen 230VAC -> 24V
DETECTIE
Bij het ontstaan van een brand is een snelle detectie van levensbelang. Een betrouwbare rook- en warmtemelder is daarom essentieel. De RM3000 serie heeft een geïntegreerde relaissokkel, geschikt voor toepassing in vastzetinrichtingen en in staat om de elektromagneet uit te schakelen.
ZELFSLUITEND
In geval van brand moeten de deuren dicht, i.v.m. compartimentering. TJSS deurdrangers uit Zwitserland hebben naast uitstekende functionele eigenschappen (EN 1154) ook een fraai uiterlijk. Deze compacte uit edelstaal gemaakte drangers zijn licht in het openen en sterk in het sluiten van de deur.
#BHV #Bedrijfsnoodorganisaties #Ontruimingsplannen Normontwerp voor NEN 8112 staat op http://www.normontwerpen.nen.nl/Home/Details/338 … VBE @VBE_NOVB
Ouderen belangrijke doelgroep brandpreventie https://www.verzekeraars.nl/ actueel/nieuwsberichten/Paginas/Ouderen-belangrijke-doelgroep-brandpreventie.aspx
nummer 5
november 2014
39
Brandveilig.com bedrijvenindex ADEMBESCHERMING
ASPIRATIESYSTEMEN
ADVIESBUREAUS
BHV
AerOcheck www.aerocheck.eu
Dräger Nederland www.draeger.com
Altavilla Brandveiligheid www.altavilla.nl
Saval Brandbeveiliging www.saval.nl
AMMA de Bruin www.ammadebruin.nl
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
Bartels Ingenieursbureau www.bartels.nl
BINNENDEUREN Berkvens www.berkvens.nl
DGMR dgmr.nl
KONE Deursystemen www.konedeursystemen.nl
Dijkoraad Viavesta www.brandweerondersteuning.nl
Limburgia Utiliteitsdeuren www.limburgia.nl
DPA Cauberg-Huygen www.chri.nl
REINÆRDT Deuren www.reinaerdt.nl
Floriaan www.floriaan.nl
Theuma DoorSystems www.theuma.nl
KappetijnBriks www.kappetijnbriks.nl
BLUSGASINSTALLATIES Breman Brandbeveiliging www.bremanbrandbeveiliging.nl
Nieman Raadgevende Ingenieurs www.nieman.nl
Chubb Fire & Security www.chubbfs.nl
Peutz www.peutz.nl
DEF Nederland Fire-Technology www.def-firetech.nl
Synchro Brandveiligheid www.synchro.nl Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl Vgib Onderhoudsmanagement www.vgib.nl
AED
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
AFDICHTINGEN BBWest www.bbwest.nl
DMS Brandwerende Systemen www.brandwerendeconstructies.nl Firestopsupply www.firestopsupply.nl
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
AFSLUITERS
BERMAD Fire Protection www.bermad.nl
AFVALBAKKEN
BOUWPLANTOETSING Bartels Ingenieursbureau www.bartels.nl
BRAND/GASDETECTIE
Breman Brandbeveiliging www.bremanbrandbeveiliging.nl Chubb Fire & Security www.chubbfs.nl Dräger Nederland www.draeger.com Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
BRANDBEVEILIGING Ascom www.ascom.nl
BrandPrevent Applications www.brandprevent.nl Dictator Productie www.dictator.nl Gerco Beveiligingen www.gerco.com
SK FireSafety Group www.skfiresafetygroup.com
Saval Brandbeveiliging www.saval.nl
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
SK FireSafety Group www.skfiresafetygroup.com
BLUSMIDDELEN
Smeba Brandbeveiliging www.smeba.nl
Chubb Fire & Security www.chubbfs.nl
Hugen Brandbeveiliging en Adviesbureau www.hugen.com
Saval Brandbeveiliging www.saval.nl Schuurman Brandbeveiliging www.schuurman-brandbeveiliging.nl
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl Unica Automatic Sprinkler www.unica.nl
BRANDSLANGHASPELS Chubb Fire & Security www.chubbfs.nl
Saval Brandbeveiliging www.saval.nl Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
BRANDTESTEN
Efectis (voormalig TNO) www.efectis.com/nl Peutz www.peutz.nl
BRANDVERTRAGING BrandPrevent Applications www.BrandPrevent.nl Finivlam www.finivlam.nl Fireprevention.NL www.fireprevention.nl Walraven www.walraven.com
BRANDWERENDE COATINGS DMS Brandwerende Systemen www.brandwerendeconstructies.nl Sika Nederland www.sika.nl
BRANDWERENDE DEUREN Alprokon Aluminium www.alprokon.com
Brandwerende Deuren en Constructiefabriek Enschede www.bdc-enschede.nl
FSS International www.firestopsystems.nl
GND-garantiedeuren www.gnd.nl
Rucon Systemair www.systemair.nl
Hoefnagels Branddeuren www.hoefnagels.com
BRANDMELDINSTALLATIES
KONE Deurystemen www.konedeursystemen.nl
Ascom www.ascom.nl
Unica Automatic Sprinkler www.unica.nl
DEF Nederland Fire-Technology www.def-firetech.nl Hefas Branddetectie www.hefas.nl
november 2014
SK FireSafety Group www.skfiresafetygroup.com
BBWest www.bbwest.nl
BD Service Nederland www.bdservice.nl
nummer 5
Hertek www.hertek.eu Protec Brandbeveiliging www.protecbrandbeveiliging.nl
BRANDKLEPPEN
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
EHCM www.ehcm.nl
40
Reppel www.reppel.nl
Hi-Safe Systems www.hisafe.nl
Prymos Nederland www.prymos.nl
IBMO www.ibmo.eu
Draka Kabel www.draka.nl Promat www.promat.nl
Hugen Brandbeveiliging en Adviesbureau www.hugen.com
Nu-Swift Brandbeveiliging www.nu-swift.nl
Gerco Beveiligingen www.gerco.com
Walraven www.walraven.com
Hertek www.hertek.eu
BOUWMATERIALEN
Merford Special Doors www.specialdoors.nl Metacon www.metacon.nl REINÆRDT Deuren www.reinaerdt.nl
Brandveilig.com bedrijvenindex Stöbich Fire Protection www.stoebichfireprotection.nl Theuma DoorSystems www.theuma.nl
CFD
Efectis (voormalig TNO) www.efectis.com/nl Exiss www.exiss.eu Peutz www.peutz.nl
DEUREN INDUSTRIE
Brandwerende Deuren en Constructiefabriek Enschede www.bdc-enschede.nl Firetexx www.firetexx.com Merford Special Doors www.specialdoors.nl Metacon www.metacon.nl REINÆRDT Deuren www.reinaerdt.nl
DEURVERGRENDELINGEN Alprokon Aluminium www.alprokon.com Dictator Productie www.dictator.nl
DROGE BLUSLEIDINGEN Saval Brandbeveiliging www.saval.nl
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl Van Walraven www.vanwalraven.com
GLAS
AGC Flat Glass Nederland www.yourpyrobel.com Vetrotech Saint-Gobain Benelux www.vetotech.nl
INSPECTIEBUREAUS
Brand Veiligheid Inspecties BVI www.bvibv.nl Bureau Veritas www.bureauveritas.nl
ISOLATIEMATERIAAL
SPRINKLERS
Unilin Insulation www.unilininsulation.com
Chubb Fire & Security www.chubbfs.nl
KABELS
Kemkens Brandbeveiliging www.kemkensbrandbeveiliging.nl
Rockwool Benelux www.rockwool.nl
Cable Masters www.cablemasters.nl Draka Kabel www.draka.nl Eldra www.eldra.nl
LADDERS
Breman Brandbeveiliging www.bremanbrandbeveiliging.nl
SK FireSafety Group www.skfiresafetygroup.com Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl Unica Automatic Sprinkler www.unica.nl
Gorter Luiken www.dakluiken.nl
Van Walraven www.vanwalraven.com
NOODVERLICHTING
Wolter & Dros www.blussenmetbeleid.nl
Chubb Fire & Security www.chubbfs.nl Hertek www.hertek.eu
TRAINING/OPLEIDING Chubb Fire & Security www.chubbfs.nl
Nu-Swift Brandbeveiliging www.nu-swift.nl
Hefas Branddetectie www.hefas.nl
Saval Brandbeveiliging www.saval.nl
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
VLUCHTLUIKEN
ONLINE LOGBOEK LogboekenOnline® www.logboekenonline.nl
PARKEERGARAGE-VENTILATIE
Gorter Luiken www.dakluiken.nl
VUURLASTBEREKENING Bartels Ingenieursbureau www.bartels.nl
Colt International www.coltgroup.com
Floriaan www.floriaan.nl
Rucon Systemair www.systemair.nl
WATERMIST
ROOK- EN WARMTEAFVOER
DEF Nederland Fire-Technology www.def-firetech.nl
Brakel Atmos www.brakelatmos.com
Fire Technology www.firetechnology.nl
Colt International www.coltgroup.com
SK FireSafety Group www.skfiresafetygroup.com
ROOKMELDERS
Technoship www.ultrafog.com
First Alert – Sprue Safety www.firstalert.nl
ROOKSCHERMEN
Unica Automatic Sprinkler www.unica.nl
Brakel Atmos www.brakelatmos.com
Dijkoraad Viavesta www.brandweerondersteuning.nl
Firetexx www.firetexx.com
Kiwa BPSI www.kiwabpsi.nl
Hoefnagels Brand- en Bedrijfsdeuren www.hoefnagels.com
R2B Inspecties www.r2b.nl
Stöbich Fire Protection www.stoebichfireprotection.nl
Ook in de bedrijvenindex? Bel of mail accountmanager Marion Smits:
ROOSTERS
marionsmits@vakmedianet.nl
FSS International www.firestopsystems.nl
tel. 06-52867200
nummer 5
november 2014
41
Schadepraktijk
Leo Porrio
Onblusbare palletbranden Met enige regelmaat treedt het verschijnsel ‘palletbrand’ op. De buitenopslag van een palletbedrijf is vaak de dupe en alles in de directe omgeving gaat in rook op. Inclusief de belendende bedrijven, als het tegenzit.
P
alletbranden zijn een enorme bedreiging, gezien het grote aantal incidenten in deze specifieke bedrijfstak. Afstand kan een oplossing zijn, maar bij hoogstapeling moet die afstand aanzienlijk zijn wil het enig effect sorteren. En dat is in de praktijk een groot probleem, vooral in een bestaande situatie. De warmteontwikkeling in een ontwikkelde palletbrand is enorm. Belendingen worden veelal door stralingswarmte aangestoken.
Praktijk Een voorbeeld hiervan is een palletbrand die enige jaren geleden plaatsvond in Maassluis. Een reeds zeer lang bestaand bedrijf in scheepsbenodigdheden had een deel van zijn terrein verhuurd aan een palletgroothandel. De afstand van de opgeslagen pallets tot de eigen gebouwen was aan de krappe kant. Standaard houdt men daarvoor 10 meter aan, maar dat is te gering voor een flinke stapel pallets. Afstand houden kost wel vierkante meters; daar zit hem nu juist de pijn. Een advies gegeven tijdens een technische inspectie werd niet opgevolgd en een paar maanden later was het feit daar. De palletopslag buiten stond compleet in de brand, de ontwikkelde warmte was zo enorm dat de eigen panden
Een palletbrand komt regelmatig voor, met vaak desastreuze gevolgen. bluscapaciteit wist het tij zelfs niet te keren. Op grote afstand hingen de zinken goten van woonhuizen als spaghetti aan de gevel, om aan te geven hoe heet het was geweest.
Brandwerende wandconstructie Er bestaan oplossingen om een zeer brandbare buitenopslag als pallets te isoleren van de omgeving en zo horizontale verspreiding
De zinken goten van woonhuizen hingen als spaghetti aan de gevel ook ten prooi vielen aan de vlammen. De ontsteking hiervan vond plaats door stralingswarmte. De videobeelden lieten hier geen twijfel over bestaan. Een gealarmeerde blusboot van de brandweer met enorme
42
nummer 5
van het vuur te voorkomen. Stapelbare betonblokken kunnen een wand vormen die bij de genoemde dikte van 40 en 80 cm een grote brandwerendheid leveren: 240 minuten is haalbaar. Er zijn praktijkvoorbeelden
november 2014
bekend van branden die zelfs dagen hebben geduurd zonder noemenswaardige gevolgen voor de omgeving. Dat stabiliteit een rol speelt bij de hoogte van de wand, spreekt voor zich. In ieder geval is het op deze manier mogelijk een bestaande situatie adequaat aan te pakken en erger te voorkomen. De buurman kan weer rustig gaan slapen.
Kritische stralingsintensiteit Er wordt gerekend met een kritische stralingsintensiteit van 15 kW/m2. In de praktijk zijn gemeten waarden bekend van 100 kW/ m2 bij houtbranden (Richtlijn Brandpreventie bij pallets van DCMR, publicatie uit 2002). Deze waarde is dus aanzienlijk hoger dan wat veilig is voor de belending. Vergroten van de afstand en beperking van de stapelhoogte is de oplossing, of afschermen met een brandwand. Leo Porrio is risk control consultant.
Zekerheid in brandwerend afdichten
1 De specialist voor brandwerende afdichtingen 1 Volledig gecertificeerd assortiment voor bouwkundige compartimentering 1 Advies, trainingen en projectbegeleiding
tremco illbruck B.V. 1 Postbus 20, 4240 CA Arkel Tel: (0183) 56 80 19 1 Fax: (0183) 56 80 10 info@nullifire.nl 1 www.nullifire.nl
Trigion Brand en Beveiligingstechniek | Houttuinlaan 18 | 3447 GM Woerden | tel. (0348) 40 55 00 | fax (0348) 40 55 99 info@trigionbbt.nl | www.trigion.nl | Onderdeel van Facilicom
Trigion. Toonaangevend in veiligheid