PLATFORM VOOR PROFESSIONALS IN BRANDPREVENTIE
ACHTSTE JAARGANG NR. 6 DECEMBER 2015
THEMA
BOUWKUNDIGE BRANDPREVENTIE/INSTALLATIETECHNIEK LET OP: meer informatie vindt u op brandveilig.com
RONDETAFELDISCUSSIE OVER CERTIFICERING
BRANDVEILIGHEID METRO ROTTERDAM
‘DEMYSTIFYING THE MIST’
! "$ " ! # $ ! ! ! # $ $ ! " ! $ ! # % # # "$ # # $ ! # $ "$ ! % ! " ! ! % ! bouwbrandwerend.nl
# ! " ! " !
! " ! # % ! " # # $ ! # ! ! ! bouwbrandwerend.nl " ! ! ! # ! " " ! $ " ! "
! !& # www.bouwbrandwerend.nl
Inhoud
8
Thema bouwkundige brandpreventie / installatietechniek 8 | Brandveiligheid ondergrondse metrostations Rotterdam 10 | Wetenschap en praktijk met elkaar verbinden
10 Verder in dit nummer
12
18
6
NIEUWS
12
RONDETAFEL CERTIFICERING EN BRANDVEILIGHEID
17
COLUMN JORIC WITLOX
18
ONDERZOEK KLEINE BLUSMIDDELEN
20
UIT HET BRANDLAB
24
CFD VOLGENS NEN 6098
28
15TH INTERNATIONAL WATER MIST CONFERENCE
30
ZELFEVALUATIESCAN
34
GASTCOLUMN RICARDO WEEWER
35
SCHADEPRAKTIJK
36
PRAKTIJK
38
BEDRIJVENINDEX
nummer 6
december 2015
3
Platformbijeenkomst Vastgoedbeheer VVE Op vrijdag 16 oktober 2015 werd de platformbijeenkomst voor Vastgoedbeheer VVE georganiseerd door Kjenning. Kjenning heeft ongeveer 20 platforms die zich richten op diverse functies, van woonconsulent tot onderhoudsmanager en van uitvoerder tot KCC manager. Het platform wordt gebruikt als een leeractiviteit bij uitstek voor de professional. In elke bijeenkomst speelt het uitwisselen van praktijkvragen en ervaring met nieuwe ontwikkelingen een grote rol. Als gastspreker was Roy Senden, namens Brandveiligheid Inspecties BVI BV, uitgenodigd. Hij verzorgde een workshop Integrale Brandveiligheid. Roy Senden heeft zijn hele werkzame leven in de brandbeveiliging gewerkt en heeft als interim manager tal van bedrijven ondersteund en begeleid met visie en brandbeveiligingsconcepten. Na rondvraag over de onderwerpen die beslist besproken moesten worden, is in deze interactieve workshop ondermeer ingegaan op de vragen die betrekking hadden tot de brandveiligheid in open en gesloten parkeergarage s, over de werking van een ontruimingsalarmsysteem en over het doel van een rookbeheersingssysteem. Wanneer zijn welke installaties in een parkeergarage vereist? Wat zijn de gevolgen van Bouwbesluit 2012? Doormeldingen, certificering, brandoverslag, het verschil tussen Certificerings- en Inspectie-Instellingen, etc. Mocht u meer willen weten, check dan onze website www.bvibv.nl Geschreven door Claudia Udo-Möllers, Brand Veiligheid Inspecties B.V.
SIKA® UNITHERM® PLATINUM 2-COMPONENTEN, BRANDWERENDE EPOXYCOATING OPLOSMIDDELVRIJ EN GEURARM BRANDWERENDHEID TOT 90 MINUTEN (CE-GEMARKEERD VOLGENS ETAG 018) ZEER SNELLE DOORHARDING, NA 24 UUR GEREED VOOR TRANSPORT UITSTEKENDE CORROSIEBESCHERMING VOLGENS ISO 12944-5 (TOT C5-I MOGELIJK)
SIKA NEDERLAND B.V. Zonnebaan 56 3542 EG Utrecht Postbus 40390 3504 AD Utrecht
Tel: +31 (0)30 - 241 01 20 Fax: +31 (0)30 - 241 44 82 info@nl.sika.com www.sika.nl
Colofon
Brandveilig.com is een uitgave van Vakmedianet Hoofdredacteur Arjen de Kort, arjendekort@vakmedianet.nl Eindredacteur Christine Linneweever Medewerkers aan deze uitgave Arjan Anderiesen (coverontwerp), Daan Jansen, Rob Jastrzebski, Remko Oosterwijk, Peter Passenier, Leo Porrio, Betty Rombout, Froukje Terpstra, Aad van den Thoorn, Mirre Veerman, Ricardo Weewer en Joric Witlox Redactieraad De redactieraad adviseert de redactie van Brandveilig.com. De uitingen geven echter niet per se de mening weer van de leden.
Coen van Beek, Eric Bosscher, Xander van Bree, Arnoud Breunese, Maarten de Groot, Dingeman de Jong, Johan Koudijs, Leo Oosterveen en Joric Witlox Uitgever Frederique Zeemans Accountmanager Marion Smits, marionsmits@vakmedianet.nl tel. 06-52867200 Vormgeving & opmaak colorscan www.colorscan.nl Druk Ten Brink, Meppel Adres Vakmedianet, Postbus 448, 2400 AK Alphen aan den Rijn Tel. 088-5840918 www.brandveilig.com, info@brandveilig.com Abonnementenadministratie klantenservice@vakmedianet.nl, tel. 088-5840888 Abonnementen Brandveilig.com verschijnt 6 keer per jaar. Abonnement: Nederland € 134,00, verzending buitenland € 27,00 (EU) en € 38,00 (niet-EU-landen); prijzen zijn exclusief btw. Op alle uitgaven van Vakmedianet zijn de Algemene Voorwaarden van toepassing. Deze zijn te vinden op www.vakmedianet.nl. Doelgroep Professionals op het gebied van brandveiligheid, zoals architecten, aannemers, preventisten, brandweer, adviseurs, installateurs, leveranciers en beslissers op het gebied van facilitair management in bedrijf en gebouw. Partners Hoefnagels, Stöbich, Trigion Brand en Beveiligingstechniek Copyright Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. © Vakmedianet 2015 Publicatievoorwaarden Op iedere inzending van een bijdrage of informatie zijn de standaardpublicatievoorwaarden van Vakmedianet van toepassing. Deze zijn te vinden op www.vakmedianet.nl. Disclaimer Alle in deze uitgave opgenomen informatie is met de grootste zorgvuldigheid samengesteld. De juistheid en volledigheid kunnen echter niet worden gegarandeerd. Vakmedianet en de bij deze uitgave betrokken redactie en medewerkers aanvaarden dan ook geen aansprakelijkheid voor schade die het directe of indirecte gevolg is van het gebruik van de opgenomen informatie. ISSN 1876-5750
Gespleten werkelijkheid Het bloed kruipt vaak waar het niet gaan kan, zeker bij gepassioneerde professionals. Zo bleek mij recentelijk ook weer. Ik schets u kort de situatie. Enkele weken geleden organiseerde Brandveilig.com een rondetafel- Arjen de Kort discussie op de locatie van onze hoofdredacteur Brandveilig.com uitgeverij. En de eerste opmer- arjendekort@vakmedianet.nl king die ik voorafgaand aan de discussie van enkele deelnemers kreeg, was dat de rookwerende deur aan het begin van de gang met behulp van het welbekende spietje openstond waardoor een potentieel onveilige situatie werd gecreëerd. Mijn verweer dat ik mijn collega’s hier met het oog op beveiliging en veiligheid al eens op had gewezen maar min of meer was weggehoond met het argument dat het toch wel lastig was om de hele dag je toegangsdruppel bij je te hebben, klonk hen bekend in de oren. Uiteraard hadden de heren voor aanvang van de discussie de deur - geheel conform hun professionele betrokkenheid - gesloten. Dit voorval is volgens mij typerend voor de gespleten werkelijkheid als het gaat om brandveiligheid in Nederland. Enerzijds zien we de goed geïnformeerde, betrokken en gemotiveerde professionals, die zich conform wet- & regelgeving en onder andere met certificering inzetten voor een brandveiliger samenleving. Anderzijds hebben we de onwetende, onbewuste en onbekwame gebouweigenaar en gebouwgebruiker, bij wie wel steeds meer de verantwoordelijkheid voor de brandveiligheid wordt neergelegd. Die gespletenheid kwam ook regelmatig terug in de discussie. Rode draad daarin was de functie van certificering bij het waarborgen van de brandveiligheid van bouwwerken. De verwachtingen van gebouweigenaren, beheerders en gebruikers zijn in dat opzicht vaak te hoog gespannen. Zij laten zich te gemakkelijk door aannemers en architecten overtuigen dat ze wel safe zitten als ze voldoen aan het Bouwbesluit en gecertificeerde brandveiligheidsvoorzieningen aanschaffen. Maar daarmee wordt een papieren werkelijkheid gecreëerd, die niets zegt over het feitelijke brandveiligheidsniveau in een gebouw, luidde de eerste stelling. Hoe de deelnemers over deze en andere stellingen dachten, kunt u verderop in deze editie lezen in het uitgebreide verslag van een levendige discussie. Overigens ter informatie: na afloop van de discussie stond de betreffende deur zoals gewoonlijk weer open. nummer 6
december 2015
5
NIEUWS
AGENDA Meer informatie over alle activiteiten: www.brandveilig.com
13-15 JANUARI 2016
VAKBEURS FACILITAIR & GEBOUWBEHEER 'S-HERTOGENBOSCH
WWW.VAKBEURSFACILITAIR.NL
Vakbeurs Facilitair & Gebouwbeheer
5 EN 6 APRIL 2016
Wilt u snel op de hoogte zijn van alle ontwikkelingen op het gebied van facility en gebouwbeheer? Dan is de vakbeurs Facilitair & Gebouwbeheer iets voor u. Op de beurs onder andere aandacht voor onderwerpen die verband houden met brandveiligheid. Brandbestrijding, vluchtwegsignalering, bliksembeveiliging en noodverlichting zijn enkele onderwerpen die aan bod komen. Maar ook vele tientallen andere thema's en sub-thema's passeren de revue: van risicobeheersing en bedrijfshulpverlening tot beveiligingscamera’s en beveiligingssystemen. De beurs heeft in bijna elke categorie wel een of meer leveranciers gevonden die hun producten en diensten voor het voetlicht brengen. De vakbeurs biedt de professional niet al-
EMERGENCY EXPO ROTTERDAM
WWW.EMERGENCYEXPO.NL 2-4 JUNI 2016
ERIC (RAMPENBESTRIJDING, INCIDENTMANAGEMENT & CRISISBEHEERSING) VLIEGVELD TWENTHE
WWW.EXPORIC.NL
ADVERTEERDERSINDEX Alprokon Aluminium Development
2
Brand Veiligheid Inspecties
4
Breman Brandbeveiliging
23
Dictator Productie
15 26, BIJSLUITER
Promat
In 2014 vonden in totaal 51 woningbranden met dodelijke afloop plaats. Hierbij vielen in totaal 52 doden. Bij 30 branden met in totaal 30 doden was sprake van een fatale woningbrand. Bij de overige 21 bran-
4
StĂśbich Fire Protection
16
Theuma DoorSystems BV
23
Trigion Brand en Beveiligingstechniek
40
6
Jaaroverzicht fatale woningbranden 2014
33
Sika Nederland B.V.
nummer 6
De beurs vindt plaats van woensdag 13 tot en met vrijdag 15 januari in de Brabanthallen in 's-Hertogenbosch. Aanmelden voor de gratis toegankelijke beurs kan via de website www.vakbeursfacilitair.nl.
31
Astrimex
HoLaPress Communicatie
leen een zeer breed scala aan producten en diensten. Ook zijn er tijdens de beursdagen diverse bijeenkomsten zoals nieuwjaarsrecepties en (thema)presentaties. Bovendien vinden diverse symposia plaats. Tijdens de beurs wordt ook de FGnoviteitenprijs uitgereikt aan het meest innovatieve product of dienst. Of het nu gaat om een energiezuinige variant van een product, de automatisering van processen, het hergebruik van grondstoffen, producten die het watergebruik reduceren of bijdragen aan een gezonde werkomgeving, waardoor het aantal ziekmeldingen daalt.
december 2015
den met in totaal 22 doden was sprake van een woningbrand als gevolg van (zelf)doding. Deze branden vormen daarmee geen onderdeel van de analyse van fatale woningbranden 2014. De Brandweeracademie, onderdeel van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV), verzamelt structureel data over fatale woningbranden in Nederland. Daarbij werkt de Brandweeracademie samen met de bij de betreffende branden betrokken brandweerkorpsen en teams brandonderzoek. Zij leveren aan de hand van een vragenlijst de gegevens over de fatale woningbranden. Het volledige rapport is te vinden op: www.ifv.nl
NIEUWS
Scriptie brandgedrag sandwichpanelen wint IFV-VVBA prijs 2015
Tijdens het 8e Nationaal Congres Fire Safety en Science is voor de vierde keer de Scriptieprijs van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) en de Vereniging van Brandveiligheidsadviseurs (VVBA) uitgereikt. De jury kende de prijs toe aan Sander Giunta d’Albani van de Technische Universiteit Eindhoven voor zijn scriptie getiteld ‘Fire behavior of sandwichpanel core materials in the pre-flashover phase’, over het brandgedrag van sandwichpanelen. De afstudeerscriptie behandelt het gedrag van sandwichpanelen met een isolatiekern in het temperatuurtraject van 20 tot 350°C. Dit temperatuurtraject is bijvoorbeeld relevant voor een rooklaag die in de pre-flashover-fase onder een dakconstructie (van sandwichpanelen) aanwezig kan zijn. Als conclusie wordt in het afstudeerwerk gesteld dat het optreden van een rooklaagexplosie gedurende de repressieve inzetfase, enkel ten gevolge van pyrolyse van kunststof isolatie in de gebouwschil, niet erg waarschijnlijk is. Die waarschijnlijkheid wordt groter wanneer er sprake is van combinatie (dus cumulatie) van bronnen, niet alleen vanuit de gebouwschil maar ook vanuit de inrichting.
Elektrotechnische kabels krijgen brandveiligheidsklasse Per 1 december heeft de CE-markering van elektrotechnische kabels er informatie bij: de Europese brandveiligheidsklasse van de kabel. Eind dit jaar mogen kabelproducenten de brandklasse aangeven; eind 2016 is dit verplicht. De Europese regels voor bouwproducten komen uit de Europese Bouwproductenverordening. Heel Europa moet de brandveiligheidsklasse vermelden. Wel mag iedere lidstaat zelf bepalen welke klasse elektrotechnische kabels in een bepaald type gebouw – en in de brandveiligheidszones in verschillende ruimtes – mag worden geïnstalleerd. Als handvat gebruikt Nederland de nieuwe norm NEN 8012 ‘Beperking van schade als gevolg van brand van en via de elektrische leidingen’. Deze is van toepassing op elektrische en glasvezel-leidingen voor de voeding, besturing en communicatie in bouwwerken.
CCV publiceert REOB versie 3.0
Op 1 november 2015 heeft het CCV het certificatieschema REOB 3.0 gepubliceerd. Het schema gaat in op 1 februari 2016. Versie 2.0 vervalt op deze datum.
REOB 3.0 is beter toegespitst op de praktijk van de onderhoudsbedrijven. Zo zijn de kalibratieprocedure en de eisen aan technische middelen vereenvoudigd. Ook is de inrichting voor bijscholing verduidelijkt en is er een eenduidige werkwijze bij het afpersen van droge blusleidingen toegevoegd. Daarnaast is het onderhoud aan droge blusleidingen beperkt tot bouwwerken tot 70 meter. Het schema biedt betere garanties voor opdrachtgevers: het gebruik van het certificatiemerk bij onderhoudswerk is verplicht. Tot slot zijn de bepalingen voor uitvoering van certificatie door de certificatie-instelling in overeenstemming gebracht met de accreditatienorm ISO/IEC 17065.
Nieuw VBE-bestuur Tijdens het laatste VBE-seminar is het bestuur vernieuwd. De bestuursleden zijn nu: Mathijs van Ballengooijen, Maarten de Groot, Carolien de Vries, Siem Jan Stam, Marc Verhelst, Alex Ivanovic.
nummer 6
december 2015
7
thema bouwkundige brandpreventie / installatietechniek
Betty Rombout
Brandveiligheid ondergrondse metrostations Rotterdam:
Een complexe puzzel Het is het oudste en grootste metronetwerk in de Benelux. De eerste lijn werd in 1968 geopend. Nu, meer dan 45 jaar later, bestaat het metronet in Rotterdam uit 56 stations. Hoogste tijd om de brandveiligheid opnieuw te bezien. In 2004 startte de RET samen met andere partijen een project voor veertien ondergrondse stations. Totale kosten: 68 miljoen euro.
A
chter het gloednieuwe station Rotterdam Centraal gaat een uitgekiend brandbeveiligingsconcept schuil en ook in het Rotterdamse metronet wordt alles gedaan aan veilige ontvluchting vanuit de veertien ondergrondse stations. Achtergrond van de start van het project is volgens John de Rijke, project manager bij de RET, bewustwording van brandveiligheid. “Denk aan de cafĂŠbrand in Volendam (2000/2001), de brand in de Mont Blanctunnel (1999), in de tunnel in Kaprun (2000), in de Gotthard (2001) en een brand in een metrostation in de ZuidKoreaanse stad Deagu (2003). Deze branden hebben er toe geleid dat Nederland meer aan brandveiligheid wilde gaan doen.â€?
Op maat
8
nummer 6
december 2015
Het brandveilig maken van veertien ondergrondse metrostations is geen eenvoudig project, stelt De Rijke. “Het bleek niet mogelijk om een brandbeveiligingsconcept voor alle stations op te stellen. De situatie is namelijk bijna op ieder station anders. Het station Wilhelminaplein, een van de nieuwste, is ingebouwd in een bestaande tunnel. Het is een station met een hoog plafond. Het vraagstuk van gebrek aan bufferruimte voor een hete rookgaslaag die zich onder het plafond kan ophopen, speelt hier niet. Met relatief kleine ventilatoren – minder dan 100 kiloWatt – kunnen we de opgestegen rook via het dak afvoeren naar buiten. Trappen blijven hierdoor langer toegankelijk. De meeste andere stations zijn laag. Daar passen we langsventilatie toe, waarbij de rook door grote axiaalventi-
thema bouwkundige brandpreventie / installatietechniek latoren naar de ventilatieschacht aan ÊÊn zijde van het station wordt afgevoerd en aan de andere zijde van station wordt lucht toegevoerd. De uitgangen van de verschillende stations liggen bovendien op verschillende posities. Ook daar moeten we rekening mee houden. Kortom, de brandveiligheidsconcepten dienen per station op maat te zijn.�
Maatregelen Rotterdam past voor het brandveilig maken van de ondergrondse metrostations het BIO-M concept toe; een samenhangend geheel van bouwkundige, installatietechnische, organisatorische en materieeltechnische brandbeveiligingsmaatregelen. John de Rijke: “Bouwkundig gezien kijken we naar het gebruik van brandveilige materialen. Veel is bijvoorbeeld van metaal, niet van hout of andere brandbare materialen. Ook zorgen we voor snelle vluchtwegen vanaf het perron direct naar de buitenruimte door middel van extra (nood)uitgangen en andere maatregelen. Daarnaast worden extra trappen aangelegd vanaf de perrons naar de stationshal. Kijkende naar installaties, is de eerste maatregel het plaatsen van een rookscherm van 120 meter lang op elk station langs beide kanten. Staat een metro in brand, dan zakken de schermen naar beneden tot 1.90 meter boven perronniveau. Resultaat is een omgekeerde tunnel boven de metro, waar de rook in blijft hangen. De brandmeldinstallatie geeft een sein van brand, het plaatsbepalingssysteem bepaalt de plek. Afhankelijk van de positie van de brand voert de ventilatie de rook de juiste kant op af. Vervolgens kunnen de mensen naar de uitgang. De plekken waar zij zich bevinden, zijn zo lang mogelijk rookvrij. Door het plaatsen van de rookschermen verandert de compartimentering, waardoor de rookmelders niet meer bereikt worden bij brand. Dus brengen we nieuwe – in dit geval draadloze – rookmelders aan in de diverse compartimenten. De brandmeldinstallatie stuurt niet alleen de rook-warmte afvoer aan. Het systeem opent bij brand de buitendeuren, opdat er meer lucht in het station wordt toegevoerd. Daarnaast zet de installatie de roltrappen en liften stil en zorgt ervoor dat de tourniquets openstaan. Verder kunnen we met het bedrijfsmeldsysteem vanuit de centrale verkeersleiding alle apparatuur bedienen en storingen aezen. Tot slot verrichten we vervangingsonderhoud voor het
C2000; het communicatiesysteem voor ambulancediensten, brandweer, marechaussee en politie.� Naast bouwkundige en installatietechnische maatregelen spelen ook organisatorische maatregelen een rol bij het verbeteren van de brandveiligheid van de ondergrondse metrostations. Te denken valt aan het schrijven van procedures, het organiseren van diverse trainingen en oefeningen met partners als de brandweer en de politie. “Samenwerking is uitermate belangrijk’, benadrukt De Rijke.
Uitdagingen Verwachting is dat de technische installaties – de rook-warmte afvoer - van de veertien metrostations in 2016 klaar zijn. De aanleg van de extra uitgangen loopt door tot 2020. Wat te maken heeft met de stedelijke planning. De Rijke: “Daar moeten we op afstemmen. Tegelijkertijd aan de slag gaan met stedelijke projecten. De stad gaat gewoon door. Het verbeteren van de brandveiligheid van
de metro’s heeft een gigantische impact. Let wel, de dienstregeling in de metro blijft lopen. Daarom proberen we zoveel mogelijk werkzaamheden ’s nachts uit te voeren. Overdag doen we werk aan het ventilatiesysteem op een lagere toerenfrequentie, opdat reizigers er zo min mogelijk last van hebben. Bovengronds proberen we ook de last voor bewoners zoveel mogelijk te beperken. We lichten de mensen goed voor. Ook kiezen we voor bepaalde bouwmethodes. We passen boorpalen toe in plaats van heipalen. Damwanden drukken we in plaats van trillen. Uitdagingen zijn er genoeg. Zitten we met het project brandveiligheid op de Coolsingel, dan moeten we door de trambaan en alle rijbanen heen. We verstoren de tramdienstregeling en al het overige verkeer. Afstemming en samenwerking – ik zei het al eerder - is heel belangrijk. Lastig is ook de ligging van de kabels en leidingen. Niet alles staat goed op de kaart. Kortom, het project is een complexe puzzel.� Betty Rombout is freelance journalist
nummer 6
december 2015
9
thema bouwkundige brandpreventie / installatietechniek
Tamo Vogel en Margo Karemaker
Achtste Congres Fire Safety en Science
Wetenschap en praktijk met elkaar verbinden Het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) organiseerde in samenwerking met Underwriters Laboratories (UL) uit de Verenigde Staten het achtste Nationaal Congres Fire Safety en Science (FSS). Dit jaar werd de verbinding gezocht tussen brandweer en wetenschap. Sprekers uit binnen- en buitenland verzorgden diverse presentaties over het thema ‘Branden begrijpen en bestrijden’. Het congres werd bezocht door 270 gasten uit onder andere Nederland, Portugal, Denemarken, België en Engeland.
H
et congres werd geopend door dagvoorzitter Chris Addiers, commandant bij Brandweer Antwerpen en voorzitter van de FEU (Europese vereniging van brandweerkorpsen). In zijn openingswoord onderstreepte hij het belang van wetenschap en onderzoek binnen de brandweer en de verbinding die door FSS gemaakt kan worden tussen preventie en repressie. Vervolgens werd tijdens de plenaire sessies het thema ‘Branden begrijpen en bestrijden’ door een aantal sprekers en vanuit verschillende perspectieven besproken.
Veilige werkomgeving Sean Decrane, officier bij de brandweer Cleveland, betoogde dat iedere werkgever moet zorgen voor een veilige werkomgeving voor het personeel. Omdat de werkom-
geving voor de brandweer een gebouw is waar een brand woedt, moet de brandweer invloed kunnen en willen uitoefenen op de brandveiligheidsregelgeving voor gebouwen. Aan de hand van een aantal praktijkvoorbeelden ging Decrane in op de noodzaak van goede preventieve voorzieningen, zodat slachtoffers, onder zowel burgers als brandweerpersoneel, voorkomen kunnen worden.
Brandverspreiding Susan Deeny van ingenieursbureau ARUP vertelde over de rol van Fire Safety Engineering (FSE) in het bepalen van brandverspreiding binnen complexe gebouwen en de invloed daarvan op gebouwontwerpen. Zij gaf aan dat het onvoldoende is om bij het ontwerpen van moderne gebouwen met grotere en meer open ruimtes alleen reke-
ning te houden met één type brand. Deeny onderstreepte het belang van een meer risicogerichte benadering, om bij het ontwerpen van gebouwen het effect van verschillende typen branden en vuurlast op de constructie door te rekenen.
Harmonisatie FSE Tot slot behandelde Daniël Joyeux (CEO Efectis Frankrijk) tijdens zijn presentatie de vraag of de harmonisatie van FSE in Europa een droom is. Verschillen in veiligheidsniveaus, brandveiligheidsstrategieën en de toegankelijkheid van FSE-applicaties maken het harmoniseren volgens hem een uitdaging. Verder ging Joyeux in op de verschillende aspecten van FSE, inclusief een aantal voorstellen voor brandtesten en -onderzoek.
Blustechnieken buiteninzet Op de tweede dag van het congres vertelde lector Brandweerkunde Ricardo Weewer over het onderzoek van de Brandweeracademie naar de inzet van blusmiddelen voor de offensieve buiteninzet. Hij gaf aan dat de brandweer met veranderde, moderne branden voor nieuwe uitdagingen staat. Het is volgens hem dan ook belangrijk om ook aan de repressiekant van de brandweer te innoveren. Om te kunnen innoveren is kennis nodig over brandverloop en brandoorzaken, maar ook over de effecten van inzettechnieken. Weewer nam het publiek
10
nummer 6
december 2015
thema bouwkundige brandpreventie / installatietechniek
van door UL uitgevoerde experimenten ging hij in op tactische keuzes en het mogelijke effect daarvan op het brandverloop. Uit de resultaten bleek eigenlijk dat er niet ĂŠĂŠn ventilatietechniek is die werkt binnen elk brandscenario.
Effectiviteit rookmelders
mee in verschillende uitgevoerde experimenten en deelde de eerste resultaten van het onderzoek. Daaruit bleek hoe belangrijk een goede buitenverkenning is en dat inzetsystemen vooral effectief zijn wanneer deze direct in de brandruimte worden ingezet. Verder benadrukte hij het belang van de wederzijdse koppeling tussen FSE en praktijkexperimenten om modellen betrouwbaarder te maken en uitkomsten van experimenten beter te voorspellen en begrijpen.
Het achtste FSS-congres werd afgesloten door Karin Groenwegen en Margrethe Kobes, onderzoekers bij de Brandweeracademie. Zij gaven een toelichting op hun onderzoek naar de effectiviteit van rookmelders in woningen. Groenewegen en Kobes legden in hun presentatie aan de hand van experimenten en praktijkvoorbeelden uit in welke mate rookmelders effectief zijn. De belangrijkste conclusies van hun onderzoek zijn dat het van belang is om rookmelders ook in de woonkamer en slaapkamers te plaatsen (naast melders in de hal en overloop). Verder moeten rookmelders overal goed hoorbaar zijn en regelmatig worden onderhouden. Voor mensen die minder mobiel zijn, zijn aanvullende maatregelen nodig. Om branden nog beter te leren begrijpen discussieerden op beide dagen en tijdens verschillende workshoprondes nationale en internationale deskundigen over uiteenlopende onderwerpen met elkaar. Tijdens een tweetal postersessies werden verschillende recente onderzoeken van de Brandweeracademie gepresenteerd.
FFS-congres 2016 Gevaren van rook De chemische samenstelling van rook stond centraal in de presentatie van Roland Goertz, professor aan de Universiteit van WĂźppertal. Daarin gaf hij aan welke (gevaarlijke) stoffen vrijkomen bij verschillende soorten branden en hoe groot de gevaren hiervan zijn. Ook behandelde Goertz op welke manier de media een rol speelt bij de bewustwording van het gevaar van rook. Ook ‘nieuwe’ risico’s, zoals branden in lithium-ion batterijen en accu’s, werden aan de hand van praktijkvoorbeelden besproken.
Ventilatietechnieken De presentatie van Robin Zevotek, onderzoeker bij UL, ging over ventilatietechnieken bij binnenbranden. Kennis van branddynamiek is volgens Zevotek essentieel voor een effectieve ventilatie. Met resultaten
Het IFV en UL kijken terug op een geslaagd congres, met veel positieve reacties van de deelnemers. Ook volgend jaar wordt het FSS-congres weer georganiseerd, en wel op 2 en 3 november 2016. Tamo Vogel en Margo Karemaker, trainees, Instituut Fysieke Veiligheid
TERUGKIJKEN Wilt u presentaties of video’s van het achtste FSS-congres terugkijken? De presentaties kunt u terugkijken op het YouTube-kanaal van de Brandweeracademie. De PowerPoint-presentaties zijn te vinden in het dossier Fire Safety Engineering op www.infopuntveiligheid.nl.
nummer 6
december 2015
11
discussie
tekst: Rob Jastrzebski fotografie: Herbert Wiggerman
‘Normen zijn gestolde consensus’ Op initiatief van Brandveilig.com discussieerden acht professionals uit de branche over certiďŹ cering en brandveiligheid. De discussie stond onder leiding van Hans Van Waes.
D
e kwaliteitsborging voor brandveiligheid verschuift de komende jaren van de overheid naar de private markt en dat is een uitdaging voor de brandveiligheidsketen. Gebouweigenaren moeten worden bevrijd van de illusie dat
product- en installatiecertiďŹ caten een brandveilig gebouw garanderen en de ketenpartners in brandveiligheid moeten op de bouwplaats beter samenwerken voor een kwalitatief beter eindresultaat. Dat is in een notendop de conclusie van een ron-
detafeldiscussie over certiďŹ cering en brandveiligheid, op initiatief van Brandveilig.com. Werk aan de winkel voor de brandbeveiligingsbranche op de drempel naar een nieuwe era. Een panel van acht vertegenwoordigers van de brandveiligheidsbranche boog zich onder leiding van Hans van Waes van Briks Advies over een viertal prikkelende stellingen. Rode draad in de discussie was de functie van certiďŹ cering bij het waarborgen van de brandveiligheid van bouwwerken. De verwachtingen van gebouweigenaren, beheerders en gebruikers zijn in dat opzicht vaak te hoog gespannen. Zij laten zich te gemakkelijk door aannemers en architecten overtuigen dat ze wel safe zitten als ze voldoen aan het Bouwbesluit en gecertiďŹ ceerde brandveiligheidsvoorzieningen aanschaffen.
Papieren werkelijkheid
12
nummer 6
december 2015
Maar daarmee wordt een papieren werkelijkheid gecreĂŤerd, die niets zegt over het feitelijke brandveiligheidsniveau in een gebouw, luidde de eerste stelling. Mee eens, oordeelden de gespreksdeelnemers, maar wel met enkele nuanceringen. “Want productcertiďŹ caten en installatiecertiďŹ caten zijn twee totaal verschillende dingenâ€?, benadrukt Roy Senden van Brand Veiligheid Inspecties. “Om het brandveiligheidsniveau in een gebouw integraal te kunnen beoordelen, moet je het hele samenspel van bouwkundige, installatietechnische en gebruiksaspecten in samenhang beschouwen, inclusief de kwaliteit van het installatieproces.â€? Jos Esselbrugge van Theuma deuren en ko-
discussie
Joric Witlox van Brandveilig Bouwen Nederland doet er nog een schepje bovenop door te wijzen op de cultuur van ‘wijzen en afschuiven’. “Partijen in de branche hebben de neiging te wijzen op tekortkomingen van anderen als er in het bouwproces iets misgaat. Daar moeten we vanaf. Als we onszelf als professionals serieus willen nemen, moeten we stoppen naar elkaar te wijzen en gaan samenwerken voor een intrinsiek veilig gebouw!�
Voorbij de minimumregels
zijnen zit ook op die lijn. Ook hij ziet in de praktijk dat een productcertiďŹ caat niet zaligmakend is als de randvoorwaarden om het product heen niet kloppen. “In de testopstelling in de fabriek voldoen onze kozijnen en deuren aan de strengste normen voor brandwerendheid. Bij montage ontstaan problemen niet bij de geleverde kozijnen of deuren zelf, maar bij wat we niet leveren, namelijk de aansluiting op de bouwkundige constructie. Onjuiste montage van het product of niet correcte aansluitdetails op de bouwplaats kunnen de brandwerende functie van een product aantasten.â€? Een conclusie die ook door andere deelnemers uit de bouw- en installatiebranche wordt gedeeld. De ervaringen wijzen op een fundamenteel knelpunt in het domein brandveilig bouwen, dat gedurende de discussiebijeenkomst regelmatig terugkwam: een gebrek aan samenwerking op de bouwplaats. Maikel van der Hulst, specialist ruimtelijke ordening bij Brandweer Flevoland, ziet het in zijn preventiepraktijk maar al te vaak. “De cohesie ontbreekt vaak. Op de bouwplaats doet ieder zijn eigen ding. De aannemer zet het pand neer en onderaannemers en installateurs gaan vervolgens aan de slag met hun eigen onderdelen en laten die afzonderlijk testen en certiďŹ ceren. Aan het eind van de rit voldoen alle geleverde producten op zich wel aan de normen, maar het totaal niet, doordat de samenhang ontbreekt.â€? De oplossing voor dit knelpunt ligt volgens
de deelnemers voor de hand. Aannemers, adviseurs, productleveranciers en installateurs zouden niet als ‘einzelgängers’ de bouwplaats moeten betreden, maar veel meer in samenhang moeten opereren. Wim Pruim van Breman brandbeveiliging vat het als volgt samen: “Adviseurs, aannemers en installateurs werken nu in de uitvoering niet goed samen. Daar is winst te boeken. Als installateurs weten we ook niet alles, dus maak gebruik van kennis en kunde van andere partijen, zoek naar synergie in het bouw- en installatieproces.â€?
Voor een integraal brandveilig gebouw heeft ook de gebouweigenaar/beheerder als eindverantwoordelijk opdrachtgever zijn rol in het spel te spelen. Een partij die aan de discussietafel node werd gemist. De opdrachtgever krijgt niet automatisch een brandveilig gebouw als hij compliant is met het Bouwbesluit en bij een brandveiligheidsinspectie de certiďŹ caten kan overleggen. Brandveiligheid is in dit opzicht volgens gespreksleider Hans van Waes een kwestie van bewustwording en gedragsverandering. Maar ook dat is een weerbarstige opgave. Waarom zou je extra geld investeren in een hoger niveau als het wettelijk minimum genoeg is? Sommige partijen gaan verder en benutten elke kans om regels en normen te omzeilen. Hoe verhoudt zich dit gedrag tot certiďŹ cering? Een stelling onder
nummer 6
december 2015
13
discussie
"
verwijzing naar het dieselschandaal bij Volkswagen. Werken certiďŹ cering en normering fraude in de hand? Johan Bijvank van Promat Bouwkundige Brandpreventie ziet dat risico wel: “In een cultuur waarin alles is dichtgeregeld met normen, ontstaan allerlei subculturen waarbinnen mensen zoeken naar redenen om de regels te ontduiken. Maar fraude is crimineel gedrag en dat is iets anders. Ik geloof niet dat een gebouweigenaar bewust onveiligheid wil creĂŤren.â€? Willem van Oppen van het CCV pareert de suggestie van fraudegevoeligheid van certiďŹ cering stellig. “Ik zie die link niet. CertiďŹ cering en fraude verdragen elkaar niet. We moeten certiďŹ cering ook zien in het juiste perspectief. Normen zijn gestolde consensus en als je volgens de normen werkt komt er een product of dienst tot stand dat brengt wat je er van mag verwachten.
CertiďŹ cering is niets anders dan onder toezicht en steekproefsgewijze controle van een onafhankelijke certiďŹ catie-instelling verklaren dat je volgens de norm hebt ge-
‘We moeten stoppen naar elkaar te wijzen en gaan samenwerken’ werkt. Maar er zijn natuurlijk altijd partijen die om welke reden dan ook niet aan de norm willen voldoen.� Volgens de ronde tafel van Alphen is de uitdaging voor de brandveiligheidsbranche dat opdrachtgevers en gebouwgebruikers beter worden ‘gecoacht’ in het ontwerp- en bouwproces, om qua brandveiligheidsniveau voorbij de mini-
14
nummer 6
mumregels te komen. Vergeet het Bouwbesluit, nuanceer de rol van certiďŹ cering en denk zelf na over het belang van een brandveilig gebouw en welke maatregelen en voorzieningen nodig zijn om dat doel te bereiken. Maar met welke argumenten kan de bouwsector hiertoe worden gemotiveerd? “Motivatie is afhankelijk van het belang van de opdrachtgeverâ€?, stelt Johan Bijvank. “De urgentie om naar een hoger brandveiligheidsniveau te streven dan de norm voorschrijft, is afhankelijk van de vraag wat hij erbij te winnen heeft.â€? Henk van Herpen van Alprokon aluminium is het daarmee eens: In zijn beleving willen veel mensen pas tot actie overgaan als zich een ernstig incident met grote bedrijfsschade of slachtoffers heeft voorgedaan. Het voorkomen van zo’n crisis en van een bezoedeld imago zou genoeg motivatie moeten zijn om niet puur naar de normen en regels te kijken maar een hoger brand-
december 2015
veiligheidsniveau te willen. “Het bepalen van de norm is niet het einde, maar een begin. Alle partijen in de keten zouden zich ervoor moeten inspannen om via innovatie de lat steeds hoger te leggen. Daar is echte brandveiligheid mee gediend.� Maar is het brandveiligheidsniveau in Nederland nu zo echt zo slecht? Nee, nuanceert Roy Senden. “Tot de komst van het
!
discussie
Bouwbesluit is er negentig jaar niets gedaan aan normering en kwaliteitsborging en nu moet het ineens allemaal snel. Laten we het positief benaderen en erkennen dat er de afgelopen dertig jaar al heel veel brandveiligheidswinst is geboekt.�
Private kwaliteitsborging Ook de komende jaren kan weer een forse kwaliteitsslag worden gemaakt. Een stelselwijziging biedt nieuwe kansen, want de kwaliteitsborging voor brandveiligheid zal steeds meer verschuiven naar private par-
tijen. Twee stellingen tot slot over de gevolgen voor de brandveiligheidsbranche. Is het lastig voor marktpartijen om zelf een certiďŹ ceringsstelsel op te zetten? En mogen alleen gecertiďŹ ceerde bedrijven zich dan nog op de bouwplaats vertonen?
Brandveiligheid voor deuren Elektromagneten, Rook- en warmtemelders
DICTATOR vastzetinrichtingen 3
Voor branddeuren waarvan de brandweer eist dat deze zelfsluitend moeten zijn, maar waar dit in de praktijk niet altijd wenselijk is.
3 3 3 3
Kan als stand-alone worden uitgevoerd of aangesloten op de brandmeldcentrale Alle componenten zijn getest en voldoen aan alle hiervoor geldende normen Compleet programma elektromagneten voor vloer-, wand of plafondmontage Voor dubbelvleugelige deuren zijn er de SR 90 en SR 2000 sluitvolgorderegelaars
Bent u geĂŻnteresseerd en wilt u meer informatie over deze of andere DICTATOR oplossingen? Kijk dan op onze website of vraag onze expert Marcel Reijntjens om een bezoek bij u ter plaatse in te plannen.
nummer 6
december 2015
15
discussie
Om met dat laatste te beginnen: nee, menen de deelnemers, want ook niet gecertiďŹ ceerde bedrijven zijn in staat om goede producten en diensten te leveren. Bovendien moeten opdrachtgevers en aanbieders ook de ruimte krijgen om te innoveren en qua brandveiligheidsniveau boven de norm uit te stijgen. Het zelf opzetten van een certiďŹ ceringsstelsel door marktpartijen biedt perspectief, maar is volgens de discussiedeelnemers lastig omdat de Nederlandse brandveiligheidsmarkt door de grote mate van versnippering ingewikkeld in elkaar zit. Eerst moet de samenwerking binnen de keten verbeteren, zodat partijen elkaar in de ontwerp- en bouwfase beter weten te vinden. Het Bouwwerk Informatie Model (BIM) kan een kansrijke methode zijn om die grotere samenwerking en afstemming te realiseren.
De deelnemers vinden het prima dat de markt zelf aan de slag gaat om een systeem van private kwaliteitsborging op te zetten. Want daar zit de benodigde kennis. Willem van Oppen van het CCV zegt in aansluiting hierop dat er nog wel een kloof is tussen wat de private markt nu kan en wat zij volgens de overheid zou mĂłeten kunnen. Het CCV onderzoekt samen met de branche of het Model Integrale Brandveiligheid Bouwwerken een fundament kan zijn voor private kwaliteitsborging. Samenvattend zien alle deelnemers aan de rondetafeldiscussie de kansen die een stelsel van private kwaliteitsborging biedt. Kansen om de positie van de brandveiligheidsbranche als geheel te versterken en tegelijk de kwaliteit verder te verbeteren. Maar niet van vandaag op morgen. Want gelet op de complexiteit van de markt en de benodigde instrumenten is naar de overtuiging van de deelnemers 2017 als
streefjaar voor realisatie van private kwaliteitsborging zeker niet haalbaar. Rob Jastrzebski is freelance journalist
FIBERSHIELD S - Rechthoekig of polygoonvormig uitvoerbaar - Hoekverbindingen mogelijk zonder geleiding - Standaard sluitend op zwaartekracht (stroomloos) - Mogelijk tot EI 120 classificatie en in praktijk tot 227minuten brandwerend volgens Efectis - Ideaal voor afsluitingen met architectonisch belang
ÂŽ FIRE PROTEC TION
16
nummer 6
december 2015
www.stoebichfireprotection.nl
Column
Joric Witlox
Onmacht versus invloedssfeer Na de aanslagen in Parijs lijkt brandveiligheid maar een zeer futiel onderwerp als het gaat om veiligheid. Echter, je kunt je afvragen in hoeverre het voorkomen van aanslagen in onze directe invloedssfeer ligt. Dat is een onderwerp waar zelfs in samenwerking met vele veiligheidsdiensten en landen maar zeer moeizaam het hoofd aan te bieden is. Toch blijkt bijvoorbeeld uit de recente brand in de discotheek in Boekarest dat brandveiligheid niet futiel is. Ineens tientallen doden en verschrikkelijke verwondingen bij vele bezoekers. Vuurwerk blijkt brandbaar materiaal aangestoken te hebben, waarna een compleet inferno is ontstaan. De staat van het gebouw waarin de discotheek gevestigd was blijkt de oorzaak. Naar het schijnt is door corruptie toegelaten dat het ondanks de onveilige staat gebruikt is. De volkswoede die door het gebrek aan handhaving ontstond, heeft zelfs geleid tot het aftreden van de premier van Roemenië.
Joric Witlox is voorzitter van vereniging Brandveilig Bouwen Nederland (BBN).
Roemenië is zeker niet vergelijkbaar met Nederland, maar brandveiligheidsverbetering ligt wel in onze invloedssfeer. 100 procent brandveiligheid bestaat niet, maar met gebruikmaking van de kennis van de leveranciers, adviesbureaus en de juiste handhaving en duidelijke eisen kan veel verbeterd worden. Zeker als het gaat om onze eigen gebouwen. Daar zijn we ook voor verantwoordelijk, en met wetsvoorstellen voor verbetering van kwaliteitsborging zal de nadruk op eigen verantwoordelijkheid alleen maar toenemen. In mijn vorige column ben ik al ingegaan op de weg naar totstandkoming van de Wet verbetering kwaliteitszorg. Maar de wet is op het moment van schrijven van de column nog niet naar de Tweede Kamer. Waarom niet? Er is grote zorg geuit door het Adviescollege toetsing regeldruk (Actal) dat de manier waarop deze wetgeving is opgezet gaat leiden tot een hogere administratieve lastendruk voor bedrijven en burgers. Dat is op zich wel een punt, want als een private borger gaat controleren of een gebouw voldoet aan het Bouwbesluit dan zal hij daar wel voor betaald willen worden. Ik ben van mening dat deze extra kosten betaald worden uit de vermindering van faalkosten, maar die zou je ook moeten kunnen reduceren zonder borger. De principes van Total Quality Management geven daar volop methoden voor, die trouwens alleen tot resultaten gaan leiden met een niet aflatende drive bij iedere betrokkene om continu te verbeteren. Waar ik me nog wel iets bij afvraag, is in hoeverre een borger nu ook écht onafhankelijk kan zijn. Is hij in staat en sterk genoeg om tegen zijn opdrachtgever te zeggen dat iets opnieuw moet? Heeft u ondertussen al gedaan wat in uw circle of influence ligt? Heeft u dit jaar al uw gebouw of gebouwen gecheckt op brandveiligheid? En is het beter dan vorig jaar? Heeft u het lef en het uithoudingsvermogen om elke keer weer die deur van het wigje te halen? Zijn de verbeterpunten uitgevoerd die u natuurlijk in uw plan van aanpak geschreven had? En bent u al bezig met het brandveiligheidsverbeterplan voor volgend jaar? Betere brandveiligheid start bij jezelf!
nummer 6
december 2015
17
onderzoek
Kleine blusmiddelen:
Correctief onderhoud stijgt Al sinds 2008 doet brancheorganisatie Vebon-NOVB jaarlijks onderzoek naar het onderhoud en de inzet van kleine blusmiddelen. Hieruit blijkt dat net als voorgaande jaren 90 procent van de beginnende branden effectief worden geblust met een draagbare blusser of brandslanghaspel, maar dat ondanks jaarlijks onderhoud in toenemende mate extra correctief onderhoud moet worden uitgevoerd om te zorgen dat het blusmiddel gebruiksklaar is.
U
it het onderzoek blijkt dat ondernemers kunnen voorkomen dat een beginnende brand zich verder doorontwikkelt en de schade sterk beperkt kan worden gehouden. Inzet van blusklare blusmiddelen, zoals draagbare blussers en brandslanghaspels, is hierbij essentieel.
Onderhoud en wetgeving Al heel lang worden in Nederland via wetgeving eisen gesteld aan het onderhoud van kleine blusmiddelen. Waar dit eerder veelal een eis in de individuele gebruiksvergunning was, staan deze eisen tegenwoor-
18
nummer 6
dig in het Bouwbesluit 2012 dat een landelijke dekking kent. Bouwbesluit 2012 In het Bouwbesluit 2012 wordt het onderhoud van brandslanghaspels gekoppeld aan de zorgplicht zoals verwoord in artikel 1.16 van het Bouwbesluit. Voor het onderhoud van draagbare blussers is de NEN 2559 voorgeschreven. De overheid houdt hierbij een minimale onderhoudstermijn aan van twee jaar en verklaart ook het zorgplichtartikel onverkort van toepassing.
december 2015
Zorgplicht De gebruiker van het pand is verantwoordelijk voor het invullen van die zorgplicht. Als het gaat om onderhoud kan worden gesteld dat als het blusmiddel volgens de betreffende norm (NEN 2559/NEN-EN 671-3) wordt onderhouden, dan aan dat deel van de zorgplicht is voldaan. Wat betreft de termijn kan het beste aangesloten worden op de onderhoudstermijn van eenmaal per jaar zoals die ook in de onderhoudsnormen staat vermeld. Ter invulling van de zorgplicht stelt de overheid dat zorgplicht ook betekent dat de onderhouds-
onderzoek
instructies van de fabrikant gevolgd moeten worden. In de praktijk blijkt dat de meeste onderhoudsinstructies gebruik maken van de betreffende onderhoudsnormen en daarmee ook een onderhoudstermijn van eenmaal per jaar voorschrijven.
Conclusies In het onderzoek worden de volgende conclusies getrokken: t Waar eerder bleek dat gemiddeld aan vijftien procent van de draagbare blussers en brandslanghaspels een extra reparatie - correctief onderhoud - moest worden uitgevoerd om het blusmiddel gebruiksklaar te maken, is er nu een trend waarneembaar dat dit percentage toeneemt richting twintig procent en mogelijk hoger. Deze stijging kan verklaard worden uit het feit dat meer bedrijven de minimale onderhoudstermijn van twee jaar voor draagbare blussers zoals voorgeschreven door de overheid volgen. Verder wordt in dit soort situaties afgeweken van de onderhoudsvoorschriften van fabrikanten, die meestal op eenmaal per jaar is gesteld. t In circa vijf procent van de gevallen kan het zijn dat: - een brandslanghaspel niet of moeilijk wordt teruggevonden door iemand die een brand wil blussen, of
bruiksklaar zijn van kleine blusmiddelen is op zijn plaats. Een actie die voor ondernemers eenvoudig te realiseren is en zeker tien procent rendement kan opleveren. Met een blusmiddel dat gebruiks-
- dat de legionellaverzegeling is verbroken/verwijderd. t Bij een op de drie ondernemers is er een aanvullend advies over brandveiligheid noodzakelijk en wordt dit geleverd.
Inzet van blusklare blusmiddelen is essentieel t Per jaar hebben gemiddeld twee à drie op de 100 ondernemers met een brand in het bedrijf te maken. 85 procent van deze ondernemers weet de brand zelf te blussen of onder controle te krijgen met behulp van een klein blusmiddel. t Bij het blussen van een brand wordt veel vaker gebruik gemaakt van een brandblusser dan van een brandslanghaspel. t Het percentage blusmiddelen dat niet functioneert of gebruiksklaar is op het moment dat het nodig is, bedraagt al vier jaar lang nul procent. t In een beperkt aantal gevallen is de brand voor de ondernemer te groot om deze zelf te blussen.
Aanbevelingen Vebon-NOVB heeft naar aanleiding van het recente onderzoek een aantal aanbevelingen geformuleerd. t Meer tussentijdse aandacht voor het ge-
ONDERZOEKSOPZET De branchevereniging Vebon-NOVB heeft in 2014 voor de zevende maal onderzoek onder haar leden gedaan naar onderhoud en inzet van kleine blusmiddelen. In 2008 en 2009 was het onderzoek alleen gericht op onderhoud en inzet van draagbare blussers. In 2010 is het onderzoek uitgebreid met onderhoud en inzet van brandslanghaspels. In 2011 en 2012 zijn een aantal vragen verder uitgewerkt in meerdere deelvragen. In 2013 is de onderzoeksopzet ongewijzigd gebleven. In 2014 is het onderzoek uitgebreid met vragen over de onderwerpen droge blusleidingen en blusdekens. Verder is er in 2014 voor het eerst gekeken naar eventuele inzet van de brandweer. Doel van het onderzoek is het verkrijgen van inzicht in nut en noodzaak van preventief jaarlijks onderhoud van kleine blusmiddelen, en de effectiviteit van de inzet van kleine blusmiddelen bij een beginnende brand. De gestelde vragen zijn in zes hoofdgroepen onder te verdelen: 1. onderhoud draagbare blussers; 2. onderhoud brandslanghaspels; 3. onderhoud droge blusleidingen 4. onderhoud blusdekens 5. projectie en advies; 6. brand en blussing.
klaar is, kan een beginnende brand effectief bestreden worden. Bij een interne controle kan er ook aandacht zijn voor het zichtbaar en bereikbaar zijn van kleine blusmiddelen. Als de basis goed geregeld is en er periodiek controle op is kost dit weinig extra aandacht. t De aandacht voor brandveiligheid in het algemeen mag toenemen. Ondernemers en hun brancheorganisaties kunnen zich dit aantrekken. Het rendement van de inzet van kleine blusmiddelen laat zien dat met relatief eenvoudige middelen de meeste branden effectief bestreden kunnen worden. t Ondernemers lijken zich meer op de minimaal door de overheid voorgeschreven onderhoudstermijn te richten. Dat brengt wel risico’s met zich mee. We zien dat het correctieve onderhoud (en daarmee de kosten) toeneemt tot mogelijk meer dan twintig procent. De faalkans van een blusmiddel blijkt dus ook hoger. Ook wordt daarmee vaak afgeweken van de onderhoudsinstructies van de fabrikant. Ondernemers moeten zich bewust zijn van het feit dat hun eigen doelstelling op dit vlak anders is dan die van de overheid (wetgever en brandweer). Uiteraard wil niemand dat er gewonden of doden vallen bij een brand. Bedrijfscontinuïteit is echter een ander aspect waar de overheid, zeker in individuele gevallen, over het algemeen geen bemoeienis mee heeft. Het (on)bewust nemen van meer risico op het gebied van brandveiligheid kan enorme effecten hebben op de bedrijfscontinuïteit. Brand is blijkt iedere keer weer toch een fenomeen waar men liever niet lang over nadenkt zolang men nog geen persoonlijke ervaring ermee heeft. Het gehele onderzoeksrapport is te downloaden op: www.vebon-novb.org
nummer 6
december 2015
19
Uit het brandlab
Brandwerendheid testen in een oven Hoe brandwerend zijn uw deuren, of uw plafonds? Volgens de Europese regelgeving moet dat grondig zijn getest. Maar zo’n test is niet gemakkelijk te realiseren. Al bijna drie jaar beschikt Efectis over een nieuwe oven, waarop deze proeven worden uitgevoerd.
20
nummer 6
december 2015
Uit het brandlab
S
tel, een deurenfabrikant wil een grote order leveren aan een bouwbedrijf. Dan kan hij stuiten op een barrière: volgens de bouwaanvraag moet de deur namelijk dertig minuten brandwerend zijn. Misschien is dat inderdaad het geval, maar om de deur als zodanig te kunnen classificeren, moet deze getest worden. Zulke testen zijn één van de specialiteiten van Efectis. Dit testinstituut beschikt over een oven, waarbij het horizontale compartiment van 6 bij 4 meter te combineren is met het verticale compartiment van 4 bij 4 meter. Dus voor bijvoorbeeld plafondconstructies, wanden en deuren of hele grote proefstukken. De test lijkt een simpele procedure. De te beproeven constructie wordt tegen of op de oven geplaatst. Dan wordt de oven verwarmd volgens een scenario dat gebaseerd is op een standaard brand. Efectis controleert of het proefstuk gedurende de periode van verhitting voldoet aan de criteria. Maar de werkelijkheid is wat ingewikkelder…
Hele constructie Ten eerste vereist de Europese norm dat bijvoorbeeld niet alleen de deur wordt getest, maar ook de wand waarin deze geplaatst zal gaan worden. “Op die manier benaderen we de praktijk zoveel mogelijk”, zegt Robert Scheepe, Manager Testing bij Efectis Nederland. “En bij een brand oefenen de deur en muur nu eenmaal invloed uit op elkaar.” Een deur kan namelijk worden gebruikt in
mee. Anders ligt het wanneer je diezelfde deur met hetzelfde stalen kozijn plaatst in een wand van cellenbeton. Het kozijn kan bijvoorbeeld uit het cellenbeton breken, en dan ontstaan er openingen. En dat kan leiden tot het overschrijden van één van de criteria.” Als ondersteuningsconstructies zo verschillend reageren, lijkt er dus voor ieder van die constructies een test nodig. “Gelukkig bestaat hierover al veel kennis”, aldus Scheepe, “en kan er voorspeld worden wat er gebeurt. Daarom laten de normen, afhankelijk van de combinatie tussen deur, kozijn en wand, variaties toe. Wij helpen de klant met het kiezen van de juiste combinaties. Als je goed kiest welke proeven je uitvoert, kan je met minder proeven toch een groot toepassingsgebied krijgen.” Wat getest wordt, is dus de totale constructie. Maar hoe krijg je de totale constructie voor de oven? Scheepe vertelt: “Wij beschikken over frames: een metalen kader met daarin een betonnen binnenkant. In zo’n frame wordt de wand ingebouwd, en daarin natuurlijk weer de deur. Dat frame is makkelijk verplaatsbaar van de inbouwlocatie naar de oven.”
UIT HET BRANDLAB In elke uitgave van Brandveilig.com verzorgt Efectis enkele pagina’s. Met meer dan tweehonderd medewerkers is Efectis de grootste organisatie die is gericht op brandveiligheid in Europa. De Efectis groep heeft vestigingen in Nederland (Bleiswijk), Frankrijk (Parijs, Metz, Lyon, Montpellier en Bordeaux), Spanje (Madrid) en Turkije (Istanbul) en beschikt naast deskundig personeel over een uniek en breed scala aan beproevingsfaciliteiten en moderne computersimulatiemiddelen. Verder onderhoudt Efectis actief relaties met de brandweer en toezichthouders en ook met kennisinstellingen, zoals universiteiten en onderzoeksinstanties. Hierdoor is Efectis in staat voor haar brede klantenkring altijd snel een pasklaar antwoord of oplossing te genereren. Meer informatie: www.efectis.nl
Verschillende branden Een brandwerendheidsproef is ingewikkeld, zeiden we hiervoor. Een tweede complicatie is dat er verschillen bestaan tussen branden. “Er is bijvoorbeeld een groot verschil tussen een brand in een kantoor en in een petrochemisch bedrijf”, zegt Scheepe. “In dat laatste geval heb je vaak te maken
Bij een test is het belangrijk om de druksimulatie goed te krijgen
van gaskleppen kunnen we de gasstroom heel makkelijk sturen en dat leidt tot een nauwkeurig bepaalde temperatuurskromme.” En de temperatuur kan ook nog eens heel hoog oplopen. “Onze oven haalt de Rijkswaterstaatcurve met gemak”, zegt Scheepe. “Dat betekent dat de temperatuur in de eerste vijf minuten stijgt naar 1.100°C, na een uur zit je op 1.350°C, om vervolgens een uur later weer terug te zakken naar 1.200°C. Dat zijn temperaturen die je ziet bij een brand van een tankauto in een tunnel.”
Luchttoevoer verschillende wandtypes. “Je ziet bijvoorbeeld in kantoren veel gipswanden”, zegt Scheepe. “Maar ook zie je muren van cellenbeton of kalkzandsteen. En bij een brand gedragen die ondersteuningsconstructies zich echt anders.” Laten we bijvoorbeeld uitgaan van een deur in een stalen kozijn in een gipswand. “Staal kan enorm vervormen”, zegt Scheepe. “En de hele gipsen wand vervormt dan
met allerlei brandbare vloeistoffen. De temperatuurontwikkeling is bij zo’n brand vele malen heviger dan bij een brand in een kantoor.” En dus is de oven van Efectis berekend op meerdere temperatuurontwikkelingen. “Onze oven wordt gestookt met aardgas”, zegt Scheepe. “Dat geeft een heel mooie verbranding, waar vastgestelde verbrandingswaarden aan vastzitten. Door middel
Bij een natuurlijke brand verloopt de luchttoevoer volgens een vast patroon. “Op vloerniveau is er een aanzuigende werking”, zegt Scheepe. “Maar iedere meter dat je hoger komt, stijgt de druk met 8,5 Pascal. En aan de bovenkant van het proefstuk zit je volgens de norm op maximaal 20 Pascal. Bedenk wel, dat zijn hele lichte briesjes. Ter vergelijking: de omgevingsdruk buiten is maar liefst 100.000 Pascal.”
nummer 6
december 2015
21
Uit het brandlab
Bij een test is het heel belangrijk om die druksimulatie precies goed te krijgen. “Het kan zijn dat een deur door verbranding steeds een laagje dunner wordt”, zegt Scheepe. “Dan is aan het eind van de proef die deur flinterdun. Het is dus cruciaal dat de druk netjes gehandhaafd blijft. Want als je pieken krijgt, belast je de deur te veel. En we willen ons natuurlijk precies aan de norm houden!” En dat is een ander voordeel van de oven van Efectis: hij weet de gewenste druk mooi constant te houden. “Het is niet vanzelfsprekend dat dat met iedere oven goed gaat”, zegt Scheepe. “Maar onze afstemming tussen afzuiging en toevoer is heel gecontroleerd. Daarmee kunnen we die druk controleren tot op 3 Pascal nauwkeurig. Zo houden we de gewenste druk voortdurend binnen de toleranties.” “Onze nieuwe oven is erg mooi uitgebalanceerd: de temperatuur en de druk zitten steeds precies waar we ze hebben willen. We merken dat ook aan onze klanten. Er komen nu klanten van ver, expliciet om deze reden.”
22
nummer 6
Nazorg Veel testen hebben een positief resultaat: de deur, de wand of het plafond is inderdaad voldoende brandwerend. Maar soms ook is het resultaat negatief. En volgens Scheepe kan dat liggen aan allerlei factoren. “De ene keer is het bijvoorbeeld de deur, de andere keer de constructie waar
ren. En hij zal dat soms ook aan ons vragen. Maar helaas mogen we hem geen advies geven.” Zulke informatie is namelijk concurrentiegevoelig. “Wij hebben natuurlijk veel klanten”, zegt Scheepe. “En sommigen van die klanten hebben misschien een oplossing bedacht voor een probleem waar anderen
‘Na een negatieve uitslag, is de rol van Efectis helaas beperkt’ hij in zit. Soms is het ook een scharnier of een slot. In sommige van de onderdelen is bijvoorbeeld kunststof verwerkt. Als dat vlam vat, kan dat vlammetje vaak doorlekken naar de niet verhitte kant.” Na zo’n negatieve uitslag, is de rol van Efectis helaas beperkt. “De klant streeft natuurlijk naar optimalisatie van zijn product”, zegt Scheepe. “Hij wil weten met welke maatregelen hij dat product kan verbete-
december 2015
mee worstelen. Dat soort informatie mogen wij natuurlijk nooit doorspelen. Dat zou ingaan tegen onze onafhankelijkheid. Maar als de klant zelf met een idee komt, is het een ander verhaal. Hij kan bijvoorbeeld voorstellen om die ene strip te vervangen door een andere of om het staal wat dikker te maken, of juist dunner. Dan komt het idee van hemzelf, en mogen wij daar onze mening over geven.”
Brandwerende deur-kozijncombinaties ( $# ! & ! ( $ ! & ! $ #% ! ( # # % $! ' " $ #& ! ( % $ # ( # ! #
% ! ! ! # &&& # $
Hoe voorkom ik dat ik failliet ga na een brand?
bremanbrandbeveiliging.nl T 0525 - 65 96 66
BRANDBEVEILIGING
onderzoek
Mirre Veerman en Daan Jansen
CFD volgens NEN 6098:
Brand meester? Geeft een CFD-berekening - Computational Fluid Dynamics - uitgevoerd volgens de NEN 6098 wel goede resultaten, of dient de norm te worden aangescherpt?
C
FD-berekeningen worden steeds vaker uitgevoerd om te voorspellen hoe de lucht in een omgeving zich zal gedragen bij brand. Sinds enige tijd worden er duidelijke randvoorwaarden aan het model gesteld in ontwerpnormen zoals de NEN 6098 (Mechanisch geventileerde parkeergarages). In deze norm is een kritiek punt de te gebruiken celgrootte. Naar aanleiding van een CFD-onderzoek van brand in een tunnel, werd met de opgegeven celgrootte uit die norm een resultaat gegenereerd, welke 180 graden afwijkt van de stromingsleer en de correcte voorspelling. Het bleek dat de gekozen celgrootte simpelweg te onnauwkeurig is om de turbulentie in de lage ruimte goed te kunnen voorspellen. Geeft een CFD-berekening, uitgevoerd volgens de NEN 6098, dan wel goede resultaten of dient de norm aangescherpt te worden?
Situatie De situatie betreft een tunnel met een lengte van bijna 550 meter. De vrije hoogte in de tunnel is 4,7 meter en de breedte 12 meter. Het hoogteverschil tussen de beide tunnelmonden is circa 1,5 meter. De brand wordt op het diepste punt in de tunnel gesimuleerd. Het diepste punt van de tunnel ligt op 165 meter vanaf de lagere tunnelmond en 6,5 meter lager, gemeten vanaf de bovenzijde van deze tunnelmond (8 meter hoogteverschil met de bovenzijde van de hogere tunnelmond). De hoogte is dus beperkt, evenals bij een parkeergarage. De NEN 6098 is bedoeld voor parkeergarages en geeft een aantal randvoorwaarden voor de uitvoering van
Tunnel Brand in een tunnel is erg risicovol. Door de grote hoeveelheid rookontwikkeling afkomstig van een brand, zal de tunnel snel gevuld worden met rook. Door rook vermindert het zicht snel en het is bovendien erg schadelijk. Voor een onderzoek naar de rookontwikkeling in een tunnel en de snelheid waarmee het zicht belemmerd wordt, is een berekening gemaakt met behulp van CFD-software. Met CFD kan voorspeld worden hoe rook zich gedraagt in een omgeving, welke rookdichtheid er wordt behaald, en hoe hoog de temperatuur en straling op bepaalde punten zijn. Met deze informatie kan bepaald worden welke gebieden tijdens een brand veilig zijn voor personen.
24
nummer 6
december 2015
berekeningen, onder andere aan de te gebruiken celgrootte en het aantal cellen in de hoogte.
Voorspelling Met behulp van de stromingsleer kan voor het uitvoeren van de CFD-berekening voorspeld worden hoe de rook zich door de tunnel zal bewegen. Door de aanwezigheid van een brandhaard in de tunnel warmt lucht plaatselijk op, waardoor ook de druk oploopt. Warme lucht is lichter dan koude lucht en stijgt daardoor op. Buiten de tunnel zijn de temperatuur en de luchtdruk lager dan in de tunnel. De warme lucht zal opstijgen en de tunnel uitstromen. Op het moment dat de warme lucht de beide tun-
CFD-PROGRAMMATUUR EN -TURBULENTIEMODEL r $'% XPSEU POEFS BOEFSF HFCSVJLU WPPS IFU WPPSTQFMMFO WBO IFU HFESBH WBO HBTTFO )FU SFLFONPEFM CFOBEFSU IPF EF[F HBTTFO [JDI JO EF SFBMJUFJU [VMMFO HBBO CFXFHFO #FXFHFOEF HBTTFO WFSPPS[BLFO UVSCVMFOUJF &S [JKO EJWFSTF UVSCVMFOUJFNPEFMMFO XBBSNFF $'% QSPHSBNNBUVVS SFLFOU %F UXFF NFFTU HFCSVJLUF [JKO 3"/4 3FZOPMET BWFSBHFE /BWJFS 4UPLFT FO -&4 -BSHF &EEZ 4JNVMBUJPO r 3"/4 SFLFOU MVDIUTUSPNJOHFO VJU EPPS FFO UJKETHFNJEEFMEF UF OFNFO %JU IPVEU JO EBU OB IFU CFSFLFOFO WBO FMLF UJKETTUBQ EF HFNJEEFMEF MVDIUTOFMIFJE WBO EF WPPSOBBNTUF MVDIUTUSPNJOH XPSEU HFOPNFO 5VSCVMFOUJFT [JKO JO EF[F NPEFMMFO EBO PPL OJFU BBOXF[JH PNEBU EF[F XPSEFO VJUHFNJEEFME r -&4 SFLFOU MVDIUTUSPNJOH VJU EPPS FFO SVJNUFMJKL HFNJEEFMEF UF OFNFO %JU IPVEU JO EBU IFU HFNJEEFMEF WBO ĂŠĂŠO DFM VJU IFU SFLFOHSJE XPSEU HFOPNFO )PF LMFJOFS EJU HSJE XPSEU HFLP[FO IPF LMFJOFSF UVSCVMFOUJFT FS CFSFLFOE LVOOFO XPSEFO %PPSEBU -&4 XFM EF NPHFMJKLIFJE IFFGU PN UVSCVMFOUJFT UF NPEFMMFSFO JT EF VJULPNTU WBO EF[F NPEFMMFO SFBMJTUJTDIFS 8FM NPFU PQHFNFSLU XPSEFO EBU NFFS DFMMFO JO FFO NPEFM PPL NFFS SFLFODBQBDJUFJU WFSHFO r )FU $'% QSPHSBNNB XBBSNFF IFU POEFS[PFL WFSSJDIU JT JT '%4 'JSF %ZOBNJDT 4JNVMBUPS FO SFLFOU NFU IFU -&4 NPEFM
onderzoek
t Voldoende nauwkeurig t Voornaamste windrichting: Hoger gelegen tunnelmond (naar verwachting)
nelmonden bereikt heeft, zal de voorname windrichting naar de hoger gelegen tunnelmond georiënteerd zijn. Dit principe wordt ook wel het schoorsteen-effect genoemd. De brandhaard zorgt ervoor dat laag in de tunnel verse lucht de tunnel instroomt vanuit beide uiteinden.
Proces Als eerste stap wordt het model berekend in een model met relatief grote cellen. Dit om te testen of het model en de geprogrammeerde parameters goed werken. Bijkomend voordeel is dat het slechts een korte rekentijd behoeft. De nauwkeurigheid is echter beperkt door de grote cellen. Als de resultaten uit de berekening naar verwachting voldoen, wordt met een kleiner en nauwkeuriger rekengrid gewerkt. Het eerste model is opgebouwd uit cellen van 0,5 x 0,5 x 0,5 m3, wat ook voorgeschreven staat in de NEN 6098. Hoewel het model volledig voldoet aan de eisen van de norm, was het resultaat opmerkelijk. De voornaamste windrichting was hier niet conform verwachting. Verwacht werd dat de voornaamste windrichting naar de hoger gelegen tunnelmond zou zijn, maar in dit model was deze juist naar de lager gele-
gen tunnelmond georiënteerd. Na een tweede berekening met kleinere rekencellen (0,25 x 0,25 x 0,25 m3) uitgevoerd te hebben, was de voornaamste windrichting 180o gedraaid en wél als verwacht; richting de hoger gelegen tunnelmond. Vervolgens is met nog kleinere cellen (0,125 x 0,125 x 0,125 m3) de nauwkeurigheid verder verhoogd. Door het grote aantal wervels dat dan berekend kan worden door het model duurt de berekening in dit geval extreem lang.
Rekenmodellen De volgende rekenmodellen zijn gebruikt voor onderzoek, parameters en uitkomsten ter vergelijking. Rekenmodel 1 Afmeting cellen: 0,5x0,5x0,5 m3 t Rekentijd: 13,5 uur t Berekende tijd: 1.200 seconde t Minder nauwkeurig t Voornaamste windrichting: Lager gelegen tunnelmond (inverse verwachting) Rekenmodel 2 t Afmeting cellen: 0,25x0,25x0,25 m3 t Rekentijd: 113 uur t Berekende tijd: 810 seconde
Rekenmodel 3 t Afmeting cellen: 0,125x0,125x0,125 m3 t Rekentijd: 130 uur t Berekende tijd: 5 seconden t Meer nauwkeurig t Voornaamste windrichting: t Onbekend (berekende tijd te kort) Door de verrassende uitkomst van Rekenmodel 1 is verder onderzocht wat nu precies de oorzaak is van de onverwachte voorname windrichting bij de grotere cellen. Door de luchtsnelheden vlak buiten de tunnelmonden te analyseren, is gebleken dat een celafmeting van 0,5 x 0,5 x 0,5 m3 te groot was; de wervels konden in dit model niet goed gemodelleerd worden. Doordat een LES model het gemiddelde van de cel neemt, kunnen er alleen maar wervels groter dan 0,5 meter berekend worden. De tunnel heeft een binnenmaat van 4,7 meter. Dit wordt in het model afgerond naar 4,5 meter. Door deze lage hoogte en wervels van minimaal 1 meter (twee cellen van 0,5 m), wordt de wervel bij de lagere tunnelmond zo groot gemodelleerd, dat er nauwelijks lucht de tunnelmond ingezogen kan worden. Door deze blokkade van de tunnelmond kan er hier dus enkel lucht de lagere tunnelmond uit en is de voornaamste windrichting naar de lagere tunnelmond georiënteerd. In het model met kleinere cellen (0,25 x 0,25 x 0,25 m3), worden de wer-
nummer 6
december 2015
25
13, 14 & 15 januari 2016 Brabanthallen, ’s-Hertogenbosch
18E EDITIE
400+
STANDHOUDERS
Registreer u nu voor op de website en bezoek GRATIS de vakbeurs
± 400 standhouders 20.000 + bezoekers Themadagen Symposia Themapaviljoens
WWW.VAKBEURSFACILITAIR.NL
Themapresentaties Presentaties standhouders
Koffie voor vroege vogels
Themaroutes
Bent u voor aanvang aanwezig? Voor vroege vogels staat er een gratis kopje koffie klaar.
Meet & Greet bijeenkomsten FGNoviteitenprijs
onderzoek
t De grootte van het gebied waarin de rook zich verspreidt. t De hoogte waarbinnen de rook zich kan verspreiden. t De afstand van het meetpunt tot de brandhaard. t De acceptabele afwijking. t Ook de beschikbare rekencapaciteit is hierbij van belang. In het geval van een lage ruimte, zoals een tunnel of een parkeergarage, kan wel gesteld worden dat een afmeting van 0,5 x 0,5 x 0,5 m3 te grof is. Een afmeting van 0,125 x 0,125 x 0,125 m3 is erg nauwkeurig, maar vraagt (te) veel rekencapaciteit. Deze nauwkeurigheid is in een dergelijk groot model vaak ook niet noodzakelijk. Een celgrootte van rond de 0,25 x 0,25 x 0,25 m3 is in deze opdracht ideaal. Hierbij moet gezegd worden dat er ook gekozen kan worden voor een fijnmaziger grid rondom de brandhaard, indien relevant voor de metingen binnen het project. Dit houdt dus in dat de celgrootte, voorgeschreven in de NEN 6098, niet klakkeloos overgenomen kan worden. Een kleinere celgrootte op minimaal de verdieping van de brandhaard is nodig voor een realistisch resultaat.
vels kleiner en realistischer berekend en is de voorname windrichting wel georiënteerd naar de hogere tunnelmond. Hieronder zijn twee afbeeldingen getoond van de lagere tunnelmond van de twee modellen (Rekenmodel 1 en 2).
Conclusie Ten eerste is het belangrijk kennis te hebben van de stromingsleer voor er gewerkt
gevoerd, moet hiermee rekening worden gehouden in de planning. Opvallend is dat de NEN 6098 cellen van 0,5 x 0,5 x 0,5 m3 (en zelfs 1 x 1 x 1 m3!) voorschrijft. Nu gaat het hier om een tunnel en niet om een parkeergarage, maar is de kern hetzelfde: brand, rook en luchtstroming door een lage ruimte. Een dergelijk grote celafmeting is in dit geval, en zo ook in vele
Het is belangrijk kennis te hebben van de stromingsleer voor er gewerkt wordt met CFD-modellen wordt met CFD-modellen. Wanneer deze kennis niet aanwezig is, kan zo blijkt hier, het resultaat incorrect zijn en 180 graden verschillen ten opzichte van de theorie. Zonder kennis is CFD dus geen uitkomst. Verder geldt dat een model met kleinere cellen aanzienlijk meer rekentijd kost. Wanneer er haast is geboden bij een project, is een CFD-berekening niet altijd mogelijk. Wanneer zo’n berekening moet worden uit-
andere situaties, niet realistisch en kan verkeerde resultaten geven. Op de vraag welke celgrootte ideaal is, is geen eenduidig antwoord te geven. Dit is afhankelijk van het doel van het CFD-onderzoek. Als het gaat om het berekenen van de rookverspreiding in een gebouw of omgeving, is de te gebruiken celgrootte afhankelijk van een aantal zaken, onder andere:
Daarnaast wordt een CFD-berekening door een andere partij goedgekeurd. Bij deze partij is kennis van stromingsleer en brandgedrag dus ook noodzakelijk voor een goede controle. Hulp kan geboden worden door de opsteller van de berekening en/of rapportage door de verwachte uitkomst te beschrijven. Indien er niet voldaan wordt aan de verwachting, kunnen er meerdere dingen spelen. Een onderdeel kan zijn dat de verwachting incorrect was door een mogelijk gebrek aan kennis. Het tweede is dat de nauwkeurigheid van de berekening niet hoog genoeg is geweest, wat bij deze berekening speelde. Concluderend: de randvoorwaarden en resultaten van een CFD-berekening dienen altijd met een kritische blik te worden bekeken, waarbij kennis, kunde en ervaring van essentieel belang zijn. Mirre Veerman MSc, Adviseur Brandveiligheid bij Royal HaskoningDHV, Daan Jansen MSc, Sr. Adviseur Brandveiligheid & Teamleader bij Royal HaskoningDHV
nummer 6
december 2015
27
congres
Arjen de Kort
15th International Water Mist Conference
‘Demystify the mist’ Bij de keuze voor een automatisch blussysteem gaat nog vaak de voorkeur uit naar sprinklers. En dat is niet altijd terecht, zo was op 28 en 29 oktober in Amsterdam te horen tijdens de 15e International Water Mist Conference. Reden voor de International Water Mist Association (IWMA) de komende tijd beter te communiceren over de mogelijkheden van watermist.
H
et gebeurt niet vaak dat de voorzitter van een vereniging zijn jaarcongres opent met het zingen van een lied. Maar Ragnar Wighus, chairman of the board van de IWMA, zette op 28 oktober uit volle borst de zogenaamde watermist hymne in, waarin hij de zegeningen van watermist bezong.
Internationaal Na zijn gezongen opening, heette Wighus de 130 deelnemers welkom. Hij toonde zich verheugd over het feit dat zij afkomstig waren uit 21 landen, wat volgens hem het internationale karakter van de IWMA, van de conferentie, en van het onderwerp watermist benadrukte. Na een korte terugblik op de activiteiten van de IWMA in het afgelopen jaar - onder andere de realisatie van de Position Paper
De toepassing van watermist in grote infrastructurele werken zal toenemen on 3rd Party Inspection - en de aankondiging van de Young Talent Award ter bevordering van wetenschappelijk onderzoek naar watermist, gaf hij het startsein voor het inhoudelijke programma.
28
nummer 6
Marktperspectief Erling Mengshoel (Prevent Systems, Noorwegen) schetste in zijn keynote presentatie de markt van automatische blussystemen en de plaats die watermistsystemen daarin innemen. Daaruit bleek dat watermistsystemen slechts 3 procent van deze markt uitmaken. Een teleurstellend percentage, zo stelde Mengshoel. “Zeker gezien de mogelijkheden van watermist, die hier deze dagen worden gepresenteerd.â€? Mengshoel pleitte er dan ook voor om als IWMA de komende periode sterker in te zetten op vergroting van het marktaandeel. Hij deed tevens een aantal suggesties hoe dat zou kunnen. Zo moeten allereerst brandveiligheidsexperts en -adviseurs beter worden geĂŻnformeerd over de mogelijkheden van
december 2015
watermistsystemen, zodat zij niet langer als vanzelfsprekend een sprinklerinstallatie adviseren bij hun klanten. Tevens zou de branche als geheel meer naar buiten moeten treden en beter moeten communiceren “to demystify the mistâ€?. En ten slotte stelde hij dat er een level playing ďŹ eld moet komen met andere automatische blussystemen. Daarvoor is een internationale watermist standaard van belang, reden dat hij de in 2016 te publiceren geactualiseerde EN14972 met open armen verwelkomt.
Tijd Met de presentatie van Johan Hogeweg en Ronald Oldengarm, consultants bij DGMR, werd Mengshoel op zijn wenken bediend. Zij riepen de branche namelijk inderdaad
congres
bevindingen de toepassing van watermist in grote infrastructurele werken de komende tijd enorm zal toenemen.
Datacenters In het programma was met drie presentaties veel tijd ingeruimd voor het onderwerp watermist en datacenters.
! !
op om toch vooral informatie te leveren. Want zoals Oldengarm vertelde, krijgen zij in geval zij een watermistsysteem adviseren altijd de vraag van hun klant of zij kunnen bewijzen of het wel voldoet. Een vraag die ze in geval van een sprinklersysteem praktisch nooit krijgen. Hoe dat komt? Sprinklers bestaan al 140 jaar en hebben zich door de jaren heen bewezen, waarvan volop statistieken zijn. Watermist daarentegen is een relatief nieuwe technologie, waarvan nog weinig statistieken beschikbaar zijn, en waarvan de standaarden nog in ontwikkeling zijn. Hogeweg en Oldengarm concludeerden dan ook dat het vertrouwen in watermist weliswaar groeit, maar dat het nog tijd zal kosten alvorens het als gelijkwaardige oplossing zal worden gezien. En daarom moet de branche blijven testen, blijven onderzoeken, en de markt van informatie blijven voorzien.
van Rudiger Kopp (FogtecFire Protection, Duitsland) over ‘Water mist for ventilated large scale cable tunnels’. Hierin behandelde hij de case van het elektriciteitsbedrijf in Singapore dat bij de aanleg van twee nieuwe kabeltunnels met een totale lengte van 35 kilometer voor de brandveiligheid uiteindelijk tot de keuze voor een watermistsysteem als meest passende oplossing kwam. En voor welke uitdagingen men daarbij vervolgens werd gesteld, met name waar het de effecten van de ventilatie op de watermist betrof. Na uitgebreid testen kon het systeem 25.700 nozzles, 75 km leidingen, 6 pompstations - echter worden geĂŻmplementeerd. Kopp concludeerde dat op basis van deze
Om te beginnen ging Jonathan Carpenter van FM Approvals (VS) in op de resultaten van de nieuwste brandtests voor data center, waarbij met name aandacht was voor de ‘above & below oor’ problematiek, de vuurlast van kabels, en de vuurlast van het verpakkingsmateriaal van de apparatuur. Hij liet weten dat de gereviseerde FM 5560 Standard for Water Mist Systems begin 2016 zal worden gepubliceerd. In de tweede sessie presenteerde Tim Nichols (Tyco, VK) een nieuwe en recent op de markt gebrachte oplossing: AquaMist. Dit is het eerste lage druk watermistsysteem dat voldoet aan het FM protocol voor de bescherming van serverruimtes en kabels onder verhoogde vloeren in data centers. Ten slotte ging Henk Jan Kooijmans (Unica Groep) in op de mogelijkheden van een hogedruk watermistsysteem in datacenters. Volgens Kooijmans is watermist de toekomst als het gaat om brandveiligheidsoplossingen in datacenters, met name omdat in geval van een brand het systeem lokaal geactiveerd wordt en de waterschade beperkt blijft.
Kabeltunnels Er was in het programma veel aandacht voor toepassingen van watermist. Een interessante presentatie in dit onderdeel was die
IWMA - De presentaties van de 15th International Water Mist Conference zijn de vinden op: http://iwma.net/publications/conference-papers/ - De volgende editie van de International Water Mist Conference is op 21 en 22 september 2016 in Wenen.
! !
nummer 6
december 2015
29
methodiek
Froukje Terpstra en Remko Oosterwijk
Zelfevaluatiescan kosten en kwaliteit
Brandveiligheid In Zicht De beruchte brand in het cellencomplex op Schiphol (2005) waarbij elf mensen om het leven kwamen, was aanleiding voor het ministerie van BZK om het Actieprogramma Brandveiligheid op te starten. Onderdeel hiervan is de ‘Veiligheidseuro’: ontwikkelen van een zelfevaluatiemethodiek gericht op de brandveiligheid in organisaties met niet zelfredzamen.
H
et actiepunt ‘Veiligheidseuro’, welke deel uitmaakte van het Actieprogramma Brandveiligheid van het ministerie van BZK, heeft als doel het ontwikkelen van een methodiek waarmee organisaties hun brandveiligheidsrisiconiveau (= brandveiligheid) objectief, door middel van zelfevaluatie kunnen meten. Deze methodiek heeft een tweeledig doel: 1. Op een transparante en doeltreffende wijze inzicht geven in het wettelijk minimumniveau van brandveiligheid.
2. Bijdragen aan het vergroten van de bewustwording over het zogenaamde restrisico in organisaties. Het hulpmiddel stelt organisaties in staat gerichte maatregelen te nemen om de brandveiligheid te vergroten
Het begrip bewustwording Het aspect bewustwording werd in de opdracht namens de Minister onderlijnd. Hiervoor is de volgende deďŹ nitie gehanteerd: ‘Bewustwording is de mate waarin
alle medewerkers van een organisatie betrokken zijn bij het aspect brandveiligheid.’ Naar een benchmark kosten en kwaliteit Het ultieme doel van de Veiligheidseuro is het realiseren van een benchmark op kosten en kwaliteit van brandveiligheid in de instellingen die gericht zijn op niet zelfredzamen, zoals bijvoorbeeld in een kinderdagverblijf. Nu is het veelal zo dat organisaties zich niet bewust zijn van hun risico’s (in de meest
30
nummer 6
december 2015
methodiek
brede zin des woords) en hoe deze soms op eenvoudige wijze zijn te beperken. In een benchmark met gelijkgestemden wordt dit inzicht verkregen en kan kennis over het toepassen van de juiste middelen worden gedeeld.
Randvoorwaarden indeling methodiek Door de deelnemende experts is bepaald dat de te ontwikkelen methodiek gebaseerd moest worden op de volgende aspecten: t wettelijk minimumniveau; t vergroting bewustwording; t organisatorische aspecten; t technische voorzieningen. De organisatorische aspecten en de technische voorzieningen zitten besloten in het deel van de methodiek dat handelt over het wettelijk minimumniveau, maar ook in het aanvullende deel van de vragenset. Dit aanvullende deel is ingericht op aspec-
ten die naar de visie van de wetenschap, experts, brandweer en andere adviseurs bepalend zijn om de feitelijke kwaliteit te duiden, te meten en te borgen.
Doelgroep - begrip niet zelfredzaam Er zijn verschillende inzichten met betrekking tot de gradaties van niet zelfredzaamheid. De wisselende populatie per pand is van belang, maar ook de mix van aanwezigen is een factor. Op basis van het onderzoek en de gevoerde discussies is dan ook besloten om de gebruiksfuncties uit het Bouwbesluit toe te passen voor de indeling van de methodiek. Aansluitend is de categorisering getoetst bij enkele instellingen.
Conceptueel kader In ďŹ guur 2 Is het conceptueel kader weergegeven. De vragen over het wettelijk minimum bestaan uit de basismaatregelen en functiegerelateerde maatregelen. In de
aanvullende vragenset komen vragen over aanvullende maatregelen aan de orde. Bepalen kwaliteit brandveiligheid Om de kwaliteit van brandveiligheid objectief en wetenschappelijk verantwoord te bepalen, is gekozen om naar analogie van een reeds eerder door CFM en Capgemini Consulting (later Fier.fm) ontwikkelde methodiek (MKFA - een methodiek waarbij op objectieve wijze de kwaliteit en de kosten van een facilitaire activiteit volgens een vast stramien wordt gemeten) de vragen van een weging te voorzien. De aanvullende vragenset bestaat uit de onderdelen bewustwording, interne organisatie en techniek. De vragen over bewustwording hebben de hoogste weging gekregen. Vervolgens de interne organisatie, en de laagste weging krijgen de vragen die over techniek gaan. De reden hiervoor is duidelijk: bewustwording is de meest kriti-
r e e m Zie ? o f in bsite we
nummer 6
december 2015
31
methodiek
Functiegerelateerde maatregelen
Aantal maatregelen
Aanvullende maatregelen
tie op basis van diverse afwegingen (bouwtechnisch - installatietechnisch - veiligheid - organisatorisch en ďŹ nancieel) vastgesteld en acceptabel risico bij incidenten en calamiteiten.’
Werking instrument
Basismaatregelen Organisaties
sche succesfactor bij veiligheidsvraagstukken. Gepaard met een juiste organisatie van de interne beheerseenheid van brandveiligheid, zal het leeuwendeel van de brandveiligheidsaspecten gedekt zijn. Bij de waardering van de vragen is rekening gehouden met het zogenaamde restrisico.
Volgens de ‘bouwers’ van de methodiek is 100 procent veiligheid niet haalbaar. Pro forma is de maximale waardering van de vragen gesteld op 95 procent. De experts hebben uitgebreid stilgestaan bij dit begrip en de inkadering ervan. Zij hebben hiervoor de volgende deďŹ nitie opgesteld: ‘Restrisico is een door de organisa-
Een organisatie vult digitaal per pand de vragen in en ziet onmiddellijk welke score behaald wordt. De belangrijkste terugkoppeling is de vraag of men aan het wettelijk minimumniveau voldoet. Is dit niet het geval dan wordt ook direct duidelijk waar dit aan schort. Zodoende is men in staat direct maatregelen te treffen - en deze behoeven niet altijd een ďŹ nanciĂŤle investering te betekenen om wel te voldoen aan de wettelijke eisen. Nederland had als enige land in Europa een standaard ontwikkeld om facilitaire kosten waaronder ‘risicobeheersing’ op eenduidige wijze in kaart te brengen. In 2012, dus kort na de oplevering van het eindrapport,
Niveau zelfredzamen
Organisatie
Brandveiligheid
Niet zelfredzaam,
r ;JFLFOIVJT
5
bedlegerig
r (FTQFDJBMJTFFSEF LMJOJFLFO
maatregelen factor *
r *OTUFMMJOHFO LPSUEVSFOEF HFFTUFMJKLF HF[POEIFJET[PSH QTZDIJBUSJF FO HFSJBUSJF FO SFWBMJEBUJF DFOUSB r 7FSQMFFHUFIVJ[FO r %BHWFSCMJKWFO WPPS WFSTUBOEFMJKL HFIBOEJDBQUFO r 7FSTMBWJOHT[PSH Niet zelfredzaam
r *OTUFMMJOHFO WPPS MBOHEVSJHF HFFTUFMJKLF HF[POEIFJET[PSH
4
MJDIBNFMJKL [JOUVJHMJKLF FO PG WFSTUBOEFMJKLF HFIBOEJDBQUFO r 7FS[PSHJOHTIVJ[FO r 8PPO [PSHDFOUSB r (FTQFDJBMJTFFSEF LMJOJFLFO 7FSIJOEFSE [FMGSFE[BBN
r 1FOJUFOUJBJSF JOSJDIUJOHFO
3
r *OTUFMMJOHFO WPPS HFEFUJOFFSEFO r 7FSCMJKWFO WPPS BTJFM[PFLFST r $FMMFO JO QPMJUJFCVSFBVT 7FSNJOEFSE
r 1FVUFSTQFFM[BMFO
;FMGSFE[BBN
r ,JOEFSEBHWFSCMJKWFO
2
r 1SJNBJS POEFSXJKT r ,MFJOTDIBMJHF WPPS[JFOJOHFO r 0VEFSJOJUJBUJFWFO r #FHFMFJE XPOFO r (SPFQTXPOJOHFO r 8PPO [PSHDPNQMFYFO ;FMGSFE[BBN
1
32
nummer 6
december 2015
methodiek
zijn deze normen vervallen en vervangen door een brede Europese norm ( NEN-EN 15221 serie). Op basis van deze Europese norm dient per pand te worden aangegeven welke kosten aangeleverd behoren te worden om een juiste onderlinge vergelijking te maken. Dit is het meest tijdrovende deel van de methodiek, omdat bijna 95 procent van de organisaties hun administratie niet conform deze norm heeft ingedeeld
ciers verdient bovendien meer aandacht. t De onderzoekers constateerden samen met de experts, maar ook de verantwoordelijken in organisaties, dat de ‘dossiervorming’ op het gebied van (brand)veiligheid te wensen overlaat t Het inzichtelijk maken van risico’s en de kosten om deze te minimaliseren is onvoldoende. Daarnaast vindt er te weinig kennisuitwisseling plaats, terwijl hier wel een concrete behoefte aan is bij betrokkenen.
Belangrijke bevindingen t Gedurende het traject zijn er door de betrokken adviseurs binnen elke relevante gebruikersfunctie meerdere pilots uitgevoerd. t De belangrijkste oorzaak van de matige score uit de pilots lag niet zozeer in de technische voorzieningen, maar in het borgen van gegevens en resultaten van bijvoorbeeld onderhoudsrapportages. De evaluatie van prestaties van leveran-
Huidige situatie Inmiddels zijn we een aantal jaren verder en diverse brandincidenten rijker. Brandveiligheid staat voor alle betrokkenen hoog op de agenda. Maar is dit daadwerkelijk ook zo? Als wij kijken naar het doorlopen proces en het resultaat, kunnen wij dit bevestigen. Echter, de methodiek is nog niet doorontwikkeld in een webapplicatie, kenniskringen zijn niet tot stand gekomen, en erva-
Brandwerende verf veiligheid voor staalconstructies
✔ ✔
ringscijfers uit een benchmark anders dan tijdens het onderzoek zijn er niet. Froukje Terpstra en Remko Oosterwijk waren lid van het projectteam van het Centrum voor Facility Management (CFM) dat deze zelfevaluatie heeft ontwikkeld. De afronding van het project vond plaats binnen Fier.fm waar beide auteurs indertijd eigenaar/partner van zijn. Inmiddels is Remko Oosterwijk bij Fier.fm vertrokken maar is als extern adviseur nog steeds betrokken. CFM stond in die tijd onder leiding van bijzonder hoogleraar Facility Management aan de Wageningen Universiteit en lid van de projectboard, prof.dr.ir. A.F.M. van Wagenberg. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met: Froukjeterpstra@fier.fm of Remkooosterwijk@fier.fm Een uitgebreide versie van dit artikel is gepubliceerd in: Jaarboek Beveiliging Totaal 2015, Vakmedianet, ISBN 9789462152328
Bouw op vernieuwing
Europees getest norm 13381-8 In twee uitvoeringen: SC4 tot 60 en SC3 tot 180 minuten brandwerend
www.promat.nl
nummer 6
december 2015
33
Column
Ricardo Weewer
Met trots presenteer ik u… De Brandweeracademie publiceert dit (na)jaar een groot aantal onderzoeksrapporten. Aan enkele onderzoeken is meerdere jaren gewerkt. Eerder dit jaar verscheen het rapport over de praktijkexperimenten die werden uitgevoerd in sloopwoningen in Zutphen. In dat rapport worden de resultaten over brandverloop, overleefbaarheid en vluchtmogelijkheden onder realistische omstandigheden in zes realistische praktijkscenario’s beschreven. Unieke experimenten, met als belangrijkste conclusies: het kan verkeren, er is geen standaard brandverloop en afhankelijk van de omstandigheden zijn vluchten en redding soms nog mogelijk na 20 minuten. Tegelijkertijd met de praktijkexperimenten zijn testen met rookmelders uitgevoerd. Begin september zijn de resultaten van deze testen gepresenteerd. Ook dit onderzoek heeft ons weer nieuwe inzichten opgeleverd.. Begin september zijn ook de resultaten gepresenteerd van het wetenschappelijk onderzoek naar de manier waarop leiding wordt gegeven aan grootschalige incidenten. Is het hiërarchische commandotype, dat vrijwel overal nog gebruikt wordt, wel geschikt voor alle typen incidenten? Het is een uniek onderzoek: niet alleen vanwege de grootschaligheid, maar ook omdat naast de structuur gekeken is naar de mensfactor. De conclusies zijn wederom opzienbarend. Situationele commandovoering en ‘een vergevingsgezinde infrastructuur’ zijn echte innovaties op dit gebied. Ricardo Weewer is Lector Brandweerkunde Brandweeracademie
Het derde onlangs gepubliceerde rapport gaat over het vervolgonderzoek naar de rookgaskoelende eigenschappen van DLS One Seven®, lage druk en hoge druk. Uit dit onderzoek is gebleken dat het succesvol koelen van rookgassen door drukluchtschuim afhankelijk is van de toepassingswijze. Als gewerkt wordt zoals de leverancier voorschrijft, koelt drukluchtschuim onder de omstandigheden van het onderzoek rookgassen. Maar dat is nog niet alles. Dit najaar volgen nog een rapport over de invloed van de vergrijzing op de brandveiligheid en een incidentonderzoek over de brand in De Notenhout in Nijmegen. Ook verschijnen de rapporten van drie series experimenten, waarbij verschillende technieken zijn onderzocht voor toepassing bij de zogenoemde offensieve buiteninzet. Dit is een nieuwe tactiek die de brandweer ontwikkelt voor situaties waarin het niet meer veilig is om naar binnen te gaan. Tegenwoordig is dat steeds vaker het geval, omdat bouwwijzen en inventaris zijn gewijzigd en daardoor het brandverloop is veranderd. Steeds vaker, zo blijkt ook in Zutphen, worden branden ventilatiegecontroleerd en dat is gevaarlijk voor brandweermensen. Sommige verzekeraars denken dat de brandweer niet meer naar binnen gaat en dat daarom panden afbranden en de schade toeneemt. Dat laatste kan zo zijn, maar niet omdat de brandweer niet meer naar binnen wíl gaan, maar omdat de brandweer niet meer naar binnen kán gaan! Om die reden zoekt de brandweer naarstig naar alternatieven, en daar is dit onderzoek dan ook voor bedoeld. Het onderzoek gaat, zo kan ik u verklappen, veel nieuwe inzichten opleveren. Ik ben er als lector trots op dat de Brandweeracademie voor en mét de brandweer (want bij alle praktijkexperimenten zijn honderden brandweermensen betrokken geweest) in het belang van de brandveiligheid van de samenleving evidence based feiten en inzichten in brandveiligheid produceert. Bovenstaande onderzoeken kunt u lezen op de website www.ifv.nl.
34
nummer 6
december 2015
schadepraktijk
Leo Porrio
Brand in parkeergarage Een parkeergarage is een goede oplossing voor het parkeerprobleem in binnensteden en onder grote wooncomplexen, maar kan ook een bron van problemen zijn. Dat bewijst de brand op 26 september 2015 in Bergen op Zoom. Een relatief nieuw complex raakte zwaar beschadigd door een forse brand in het parkeerdeel.
H
et probleem van brand in parkeergarages speelt al geruime tijd. Getuige onderstaand overzicht varieert dit van geringe tot enorme schade. Een groot aantal garages is minimaal uitgerust met natuurlijke ventilatie of geforceerde ventilatiemogelijkheid (NEN 2443) inzake afvoer van uitlaatgassen van voertuigen, tot een vorm van rookventilatie (NEN 6098:2012). In een aantal gevallen is sprake van een brandmeldinstallatie met doormelding, een groeiend aantal is voorzien van een sprinklerinstallatie of vergelijkbaar.
Oorzaken Brand in een parkeergarage kan op diverse manieren ontstaan. Brandstichting is een belangrijke oorzaak, maar ook de voertuigen zelf zijn een grote bron van ellende. Brandstichting kan voor een belangrijk deel voorkomen worden door een adequate toe-
gangscontrole, de voertuigen zelf zorgen voor een moeilijker oplosbaar probleem.
Modellen Bij brandproeven wordt gerekend met een gebruiksoppervlak van circa 25 m2 per auto en een verbrandingswaarde van 5020 MJ/ auto. Later is dit bijgesteld als gevolg van het toenemend gebruik van kunststof in moderne auto’s: 6650 MJ/auto is een meer reĂŤle waarde. Als tussenruimte tussen de voertuigen wordt een afstand genomen van 50 tot 70 cm. Volgens de modellen zouden er vier auto’s gelijktijdig betrokken zijn bij een brand. De praktijk bewijst dat dit uitgangspunt aan de ‘zuinige’ kant is.
Blusmogelijkheden Snelle detectie en vervolgens blussing door de brandweer is belangrijk bij een voertuig-
TIJDSTIP
PLAATS
SCHADE
OORZAAK
13 oktober 2002
Schiphol
5 mio
auto
24 juni 2007
Geleen
12 auto’s + constructieve schade
1 oktober 2007
Rotterdam
Constructie + 5 auto’s
18 december 2007
Zeist
26 oktober 2010
Haarlem
18 februari 2011
Amsterdam
2 mio
27 december 2012
Veldhoven
1,5 mio + 7 auto’s
8 Januari 2013
Amsterdam
3 mio + 5 auto’s
29 juni 2013
Utrecht
39 auto’s, 3 motoren, quad
aanhanger
28 augustus 2013
Amsterdam
auto
autobrand
18 januari 2014
Amsterdam
1 mio
23 februari 2014
Schoonhoven
auto + 2 motoren
6 mio + 26 auto’s
brand. Rookventilatie zorgt ervoor dat de brandweer de brandhaard kan zien en kan blussen. Het volgen van NEN 6098 ‘Rookbeheersingssysteem voor mechanisch geventileerde parkeergarages’, zorgt voor zicht op de brandhaard. Situaties uit het verleden toonden aan dat de dichte rookontwikkeling voor zeer late ontdekking heeft gezorgd. De schade werd hierdoor onnodig hoog. Automatische blussystemen als een sprinkler- of een watermistinstallatie houden een voertuigbrand automatisch onder controle. Met behulp van ĂŠĂŠn of slechts enkele geopende sprinklerkoppen wordt een brand onder controle gehouden of zelfs geblust. De praktijk heeft dit vele malen bewezen. De schade valt opvallend laag uit: deze beperkt zich tot het brandende voertuig en ook de aantasting van de bouwkundige constructie blijft achterwege. In Nederland zijn op dit moment zo’n vijftig parkeergarages uitgerust met een automatisch sprinklersysteem.
Kosten Als argument tegen een automatische sprinklerinstallatie worden vaak de kosten opgevoerd. Op zich is een sprinkler kostbaar, maar in de totale kostenberekening in vergelijking met andere maatregelen en de mogelijke schade pakt dit juist gunstig uit. In het rapport ‘Brand in parkeergarages’ van de Brandweeracademie/IFV staat een duidelijke kostenvergelijking vermeld. Ook het rapport van het NVOB ‘Brandveiligheid van parkeergarages’ uit 2014 geeft goed zicht op de problematiek.
auto
auto brandend naar binnen
17 augustus 2014
Den Haag
1,3 mio
brandstichting
6 september 2014
Rotterdam
1,2 mio + 11 auto’s
autobrand
26 september 2015
Bergen op Zoom
sloop 28 appartementen + 40 auto’s
brandstichting Leo Porrio is risk control consultant
nummer 6
december 2015
35
Praktijk
Emiel van Rosum
Ontvluchting in portiekflat Bouwen is altijd een compromis tussen aan de ene kant kosten en aan de andere kant zaken als kwaliteit, bruikbaarheid en veiligheid. Dit geldt bij alle typen gebouwen, dus ook bij woongebouwen.
E
en woongebouw is een gebouw waarin geslapen wordt. Hier hebben we een groot risico wat betreft de veiligheid van mensen. Een dergelijk ‘slaapgebouw’ moet dan ook voldoen aan zwaardere eisen dan bijvoorbeeld een kantoorgebouw. Bij het project in deze case hebben we te maken met een nieuw te bouwen woongebouw met een enkele vluchtweg. Dit noemen we in de volksmond een portiekflat.
Achtergrond Het streven is dat op elk moment de vluchtweg ten minste dertig minuten is gegarandeerd. Hierdoor heeft men tijd om de brand te ontdekken en vervolgens het gebouw te ontvluchten. Om deze dertig minuten een gegarandeerde vluchtweg te hebben zijn er verschillende principes voor het ontwerpen van vluchtwegen. Dit kan door middel van twee vluchtwegen, waardoor je een soort redundantie creëert zodat er altijd één vluchtweg beschikbaar is. Een andere manier is een enkele vluchtweg en dan extra maatregelen nemen en beperkingen opleggen aan de hoeveelheid woningen. Als je het Bouwbesluit volgt, zie je dat je buiten de woning al snel een bepaalde kant wordt opgeduwd. In de basis zal een vluchtroute buiten de woning altijd een extra beschermde vluchtroute zijn. Dat is een buiten het brandcompartiment gelegen vluchtroute die een redelijke bescherming biedt ten opzichte van het potentiële branduitbreidingsgebied (het brandcompartiment). Zie hieronder twee typische eisen aan de vluchtroute uit een woongebouw: t Artikel 2.104 lid 2: De in het eerste lid bedoelde vluchtroute voert niet langs een beweegbaar constructieonderdeel van
36
nummer 6
december 2015
Praktijk
een andere woonfunctie dan de woonfunctie waarin de vluchtroute begint. Dit geldt niet bij de toegang van een woonfunctie die recht tegenover de toegang ligt van de woonfunctie waarin de vluchtroute begint. t Artikel 2.104 lid 3: De in het eerste lid bedoelde vluchtroute voert niet door een trappenhuis. Vrij vertaald staat hier dat je niet langs andere woningen mag vluchten en dat de vluchtroute niet in een trappenhuis mag liggen. Dit zou bouwen bijna onmogelijk
De derde oplossing is een veiligheidsvluchtroute. Dat is een vluchtroute die eerst door de buitenlucht gaat alvorens deze in het trappenhuis komt. Hiermee wordt gewaarborgd dat er nooit rook in het trappenhuis kan komen.
Overwegingen Het probleem
We hebben enkele mogelijkheden om een woongebouw veilig te kunnen ontvluchten. Als we niet aan het portiekflat artikel kunnen voldoen, zouden we ook nog gebruik kunnen maken van twee vluchtroutes of een veiligheidsvluchtroute. Helaas zouden beide varianten een gigantische impact op het ontwerp hebben. Het is op dit moment een inpandig trappenhuis. Het is zeer moeilijk te realiseren, dat men eerst door de buitenlucht gaat voor men, het trappenhuis in gaat. Een tweede vluchtweg heeft even zoveel impact op het ontwerp, hierdoor zal er aan de buitenzijde van het woongebouw een extra trappenhuis moeten komen. Dit betekent dat het gehele ontwerp omgegooid moet worden.
Het project waarover een advies gegeven moet worden, maakt gebruik van de portiekflat-situatie. Het is een woongebouw met een begane grond en twee verdiepingen, met gezamenlijk vijf woningen. Een inpandig trappenhuis, uitgevoerd als extra
Een vluchtroute buiten de woning zal altijd een extra beschermde vluchtroute zijn maken. Maar dit is de tactiek die het Bouwbesluit gebruikt, om je in een veiligere oplossingsrichting te duwen. Want hierna geeft het Bouwbesluit drie oplossingsrichtingen. t Portiekflat artikel t Twee vluchtroutes t Veiligheidsvluchtroute De eerste optie is op basis van Artikel 2.104 lid 4: er mag met één vluchtroute worden ontvlucht als er maar een beperkte oppervlakte aan woningen, en een beperkte hoogte in het woongebouw is. De exacte voorwaarden zijn te vinden in: Artikel 2.104 lid 4. De tweede optie is tweezijdige ontvluchting. Dat vindt de regelgever eigenlijk de beste oplossing, dan zijn er nog maar weinig beperkingen.
de eisen in de ministeriële regeling Bouwbesluit. Hierin staat dat in een portiekflatsituatie, zoals hiervoor beschreven, de voordeuren wel zelfsluitend moeten worden uitgevoerd.
beschermde vluchtroute zonder zelfsluitende deuren. De hoogste verblijfsvloer ligt op 6,36 meter boven het aansluitend terrein, en de woning op de tweede verdieping is een penthouse van 160 m2. Dit woongebouw voldoet hiermee niet aan de voorwaarden van Artikel 2.104 lid 4 ‘portiekflat artikel’. Hier zijn twee varianten mogelijk met grenswaarden zoals maximaal 6 meter boven het meetniveau en grootste woonfunctie max. 150 m2.
Oplossing Er is uiteindelijk gekozen om het woongebouw zo aan te passen, dat toch aan Artikel 2.104 lid 4 van het Bouwbesluit wordt voldaan. Dat wil zeggen: t Het gebouw is 40 cm verlaagd; t De penthouse is 12 m2 in gebruiksoppervlakte verkleind; t De voordeuren zijn van een deurdranger voorzien. Hiermee is een situatie gerealiseerd die aan het Bouwbesluit voldoet.
Er is nog een specifiek probleem dat helaas de meeste specialisten zelfs vergeten; de zelfsluitende voordeur. Conform Artikel 6.26 hoeven niet gemeenschappelijke doorgangen, zoals de voordeur van een woning, niet zelfsluitend uitgevoerd te worden. Echter, vergeten de meesten, dat er in Artikel 2.104 lid 4 verwezen wordt naar aanvullen-
PRAKTIJK Brandveilig bouwen is een zaak van details. Maar juist die details kunnen grote investeringen in veiligheid teniet doen. In de dagelijkse praktijk stuit Emiel van Rossum regelmatig op dat soort details. Hij adviseert opdrachtgevers hoe zij vervolgens toch tot een brandveilige oplossing kunnen komen. In deze rubriek deelt hij zijn ervaringen met de lezers van Brandveilig.com. Emiel van Rossum is brandpreventie-adviseur en daarnaast docent bij Brandpreventie Academy. Hij gebruikt zijn ervaringen uit de praktijk om als docent praktijkgericht les te geven. Kijk voor meer info op www.bp-ac.nl.
nummer 6
december 2015
37
Brandveilig.com bedrijvenindex ADVIESBUREAUS
BHV
BRAND/GASDETECTIE
AMMA de Bruin www.ammadebruin.nl
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
Chubb Fire & Security www.chubbfs.nl
Bartels Ingenieursbureau www.bartels.nl
BINNENDEUREN
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
Saval Brandbeveiliging www.saval.nl
Altavilla Brandveiligheid www.altavilla.nl
Berkvens www.berkvens.nl
Birks Advies www.briksadvies.nl
Limburgia Utiliteitsdeuren www.limburgia.nl
DGMR dgmr.nl/brandveiligheid Dijkoraad Viavesta www.brandweerondersteuning.nl Floriaan www.floriaan.nl INNAX gebouwmanagement www.innax.nl Nieman Raadgevende Ingenieurs www.nieman.nl Obex www.obex.nl Peutz www.peutz.nl RPS Advies- en ingenieursbureau www.rps.nl Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
AED
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
AFDICHTINGEN
DMS Brandwerende Systemen www.brandwerendeconstructies.nl
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl Walraven www.walraven.com
AFSLUITERS
BERMAD Fire Protection www.bermad.nl
AFVALBAKKEN EHCM www.ehcm.nl
ASPIRATIESYSTEMEN AerOcheck www.aerocheck.eu SenseTek www.sensetek.nl
38
BRANDTESTEN
Efectis (voormalig TNO) www.efectis.com/nl Peutz www.peutz.nl
BRANDVERTRAGING
Theuma DoorSystems www.theuma.nl
Hefas Branddetectie www.hefas.nl
Fireprevention.NL www.fireprevention.nl
BLUSGASINSTALLATIES Breman Brandbeveiliging www.bremanbrandbeveiliging.nl
Hugen Brandbeveiliging en Adviesbureau www.hugen.com
BRANDWACHTEN
Chubb Fire & Security www.chubbfs.nl
Saval Brandbeveiliging www.saval.nl
BRANDWERENDE COATINGS
SenseTek www.sensetek.nl
SK FireSafety Group www.skfiresafetygroup.com
SK FireSafety Group www.skfiresafetygroup.com
Smeba Brandbeveiliging www.smeba.nl
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
BLUSMIDDELEN
BRANDKLEPPEN
Hugen Brandbeveiliging en Adviesbureau www.hugen.com
FSS International www.firestopsystems.nl
Chubb Fire & Security www.chubbfs.nl
Saval Brandbeveiliging www.saval.nl
Unica Automatic Sprinkler www.unica.nl
IBMO www.ibmo.eu
Dictator Productie www.dictator.nl
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
Gerco Beveiligingen www.gerco.com
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
Gerco Beveiligingen www.gerco.com
BRANDBEVEILIGING
Saval Brandbeveiliging www.saval.nl
REINÆRDT Deuren www.reinaerdt.nl
Nu-Swift Brandbeveiliging www.nu-swift.nl
BBWest www.bbwest.nl
Breman Brandbeveiliging www.bremanbrandbeveiliging.nl
Wolter & Dros Safety Partners www.wd-safetypartners.nl
BOUWMATERIALEN Draka Kabel www.draka.nl
Promat www.promat.nl Reppel www.reppel.nl Walraven www.walraven.com
BOUWPLANTOETSING Bartels Ingenieursbureau www.bartels.nl Birks Advies www.briksadvies.nl
nummer 6
december 2015
BBWest www.bbwest.nl
Systemair www.systemair.nl
BRANDMELDINSTALLATIES BD Service Nederland www.bdservice.nl Hefas Branddetectie www.hefas.nl Hertek www.hertek.eu Protec Brandbeveiliging www.protecbrandbeveiliging.nl SK FireSafety Group www.skfiresafetygroup.com
Finivlam www.finivlam.nl
SERIS Safety www.seris-group.nl
DMS Brandwerende Systemen www.brandwerendeconstructies.nl Sika Nederland www.sika.nl
BRANDWERENDE DEUREN Alprokon Aluminium www.alprokon.com
Brandwerende Deuren en Constructiefabriek Enschede www.bdc-enschede.nl Hoefnagels Branddeuren www.hoefnagels.com Merford Special Doors www.specialdoors.nl REINÆRDT Deuren www.reinaerdt.nl Sapa Building System www.sapabuildingsystem.nl Stöbich Fire Protection www.stoebichfireprotection.nl Theuma DoorSystems www.theuma.nl
CFD
Colt International www.coltinfo.nl
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
Efectis (voormalig TNO) www.efectis.com/nl
Unica Automatic Sprinkler www.unica.nl
Exiss www.exiss.eu
Wolter & Dros Safety Partners www.wd-safetypartners.nl
Peutz www.peutz.nl
BRANDSLANGHASPELS
DEUREN INDUSTRIE
Chubb Fire & Security www.chubbfs.nl
Brandwerende Deuren en Constructiefabriek Enschede www.bdc-enschede.nl
Brandveilig.com bedrijvenindex Merford Special Doors www.specialdoors.nl
Hertek www.hertek.eu
REINÆRDT Deuren www.reinaerdt.nl
Nu-Swift Brandbeveiliging www.nu-swift.nl
DEURVERGRENDELINGEN
Saval Brandbeveiliging www.saval.nl
Alprokon Aluminium www.alprokon.com Dictator Productie www.dictator.nl
DROGE BLUSLEIDINGEN Saval Brandbeveiliging www.saval.nl
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl Van Walraven www.vanwalraven.com
GLAS
AGC Flat Glass Nederland www.yourpyrobel.com Vetrotech Saint-Gobain Benelux www.vetotech.nl
INSPECTIEBUREAUS
Brand Veiligheid Inspecties BVI www.bvibv.nl Bureau Veritas www.bureauveritas.nl
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
PARKEERGARAGE-VENTILATIE Colt International www.coltinfo.nl
Systemair www.systemair.nl
ROOK- EN WARMTEAFVOER Brakel Atmos www.brakelatmos.com
Draka Kabel www.draka.nl Eldra www.eldra.nl Nexans Nederland www.nexans.nl
LADDERS
Technoship www.ultrafog.com Unica Automatic Sprinkler www.unica.nl
FSS International www.firestopsystems.nl
SPRINKLERS
Breman Brandbeveiliging www.bremanbrandbeveiliging.nl Chubb Fire & Security www.chubbfs.nl SK FireSafety Group www.skfiresafetygroup.com Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl Unica Automatic Sprinkler www.unica.nl Van Walraven www.vanwalraven.com Wolter & Dros Safety Partners www.wd-safetypartners.nl
LUIKEN
TRAINING/OPLEIDING
NOODVERLICHTING
Trigion Brand en Beveiligingstechniek www.trigion.nl
Chubb Fire & Security www.chubbfs.nl
SK FireSafety Group www.skfiresafetygroup.com
ROOSTERS
Gorter Luiken www.dakluiken.nl Gorter Luiken www.dakluiken.nl
Fire Technology www.firetechnology.nl
Brakel Atmos www.brakelatmos.com
Stöbich Fire Protection www.stoebichfireprotection.nl
Cable Masters www.cablemasters.nl
WATERMIST
ROOKSCHERMEN
INFRA
KABELS
Floriaan www.floriaan.nl
First Alert – Sprue Safety www.firstalert.nl
Hoefnagels Brand- en Bedrijfsdeuren www.hoefnagels.com
Unilin Insulation www.unilininsulation.com
Bartels Ingenieursbureau www.bartels.nl
Dictator Productie www.dictator.nl
R2B Inspecties www.r2b.nl
Rockwool Benelux www.rockwool.nl
VUURLASTBEREKENING
ROOKMELDERS
Colt International www.coltinfo.nl
ISOLATIEMATERIAAL
Gorter Luiken www.dakluiken.nl
Colt International www.coltinfo.nl
Dijkoraad Viavesta www.brandweerondersteuning.nl
Colt International www.coltinfo.nl
VLUCHTLUIKEN
Ook in de bedrijvenindex? Bel of mail accountmanager Marion Smits:
Chubb Fire & Security www.chubbfs.nl
marionsmits@vakmedianet.nl tel. 06-52867200
nummer 6
december 2015
39
Trigion Brand en Beveiligingstechniek | Houttuinlaan 18 | 3447 GM Woerden | tel. (0348) 40 55 00 | fax (0348) 40 55 99 info@trigionbbt.nl | www.trigion.nl | Onderdeel van Facilicom
Trigion. Toonaangevend in veiligheid