NVVK info 3 2019

Page 1

3 2019

info

JAARGANG 28

VAKBLAD VOOR VEILIGHEIDSPROFESSIONALS

Gevaarlijke stoffen

zijn sluipmoordenaars MAG IK EVEN UW AANDACHT?

WEG UIT DE PAPIEREN WERKELIJKHEID

RI&E, DE BASIS MOET KLOPPEN


Zorg jij dat Nederland veilig werkt? Werken bij de Rijksoverheid betekent een bijdrage leveren aan een beter Nederland. Je werkt mee aan vraagstukken als inkomensbeleid en het combineren van arbeid en zorg. Thema’s die zorgen voor werk- en bestaanszekerheid voor iedereen.

Arbeidsinspecteur vakgroep Major Hazard Control Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag / Utrecht / Flevoland Opleiding en salarisindicatie Je hebt hbo-niveau in de richting techniek en/of chemie en je hebt een opleiding hogere veiligheidskunde of MoSHE afgerond of wilt dit diploma behalen. Je maximale salaris is â‚Ź 4905,80 bij 36 uur per week.

Jij houdt toezicht op de Arbeidsomstandighedenwet in het algemeen en het Besluit risico’s zware ongevallen 2015 en blootstelling aan gevaarlijke stoffen in het bijzonder. Je inspecteert samen met de diverse omgevingsdiensten en veiligheidsregio’s systematisch het arbeidsomstandighedenbeleid, preventiebeleid en veiligheids-beheerssysteem van bedrijven, en controleert of er voldoende en juiste maatregelen zijn genomen. Info www.werkenvoornederland.nl/SZW190178

www.werkenvoornederland.nl

Opleiding Middelbare Veiligheidskunde

Wat je wilt weten: Start/locatie: 6 november 2019 Utrecht (avondopleiding)

Prijs: â‚Ź 5.600,- excl. BTW incl. lesmateriaal en examen Lestijden: Avondopleiding 17.45 tot 21.00 uur Doorlooptijd: 28 dagdelen plus scriptietraject

Ervaring oud-cursist Jan DĂźcker - VeiligheidsInstituut Nederland

Pak deze kans en schrijf je nu in! WEERDSINGEL WZ 32 | 3513 BC UTRECHT | T 030 231 82 12 | WWW.PHOV.NL | INFO@PHOV.NL


info

Van de redactie

D

e vakantie is weer achter de rug, vergeten wellicht zelfs. Als dit exemplaar op de mat valt zijn de meesten van ons weer druk aan de slag. In september zijn veel bedrijven al weer bezig met het opstellen van de budgetten voor 2020. Het budget? Inderdaad ook relevant voor ons veiligheidskundigen. Immers, als we plannen hebben en weten wat die plannen kosten, weten we welk budget we nodig hebben. Helaas is het in veel organisaties zo dat het budget al bepaald is voordat deze plannen aangeleverd zijn en dan wordt het een ‘gevecht’ om de zaken die we toch zo belangrijk vinden, opgenomen te krijgen. Wellicht een goed moment om het artikel over de RI&E nog eens goed te lezen (pagina 9 t/m 11) en ‘Toetsen getoetst’ (pag 12-14). Want de RI&E vormt de basis van ons risicomanagement. Het is dus belangrijk deze basis op een goed kwaliteitsniveau te hebben staan en om het plan van aanpak volgens planning te realiseren. Dus, zorg er voor dat u tijdig naar de RI&E kijkt om de uit te voeren acties die tijd of geld kosten in de afdelingsplannen opgenomen te krijgen. Is het bedrijf waar u werkt goed op schema met de acties van de RI&E en is de RI&E zelf actueel? Stel uzelf dan de vraag in hoeverre het papieren systeem ook echt aansluit bij de werkelijkheid. Laat u hierbij inspireren door het interview met Chris Pietersen ‘Weg uit de papieren werkelijkheid’. Want te vaak hebben we een procedure of instructie op papier die – als die precies zo wordt uitgevoerd – ongetwijfeld tot een veilige werkwijze leidt. Maar wordt die procedure wel zo uitgevoerd en is de procedure nog realistisch? Of was die gebaseerd op de situatie voor het doorvoeren van die grote reorganisatie? Welke concessie hebben medewerkers doorgevoerd? Allemaal vragen die bij de RI&E naar boven zouden moeten komen. Maar helaas is dat lang niet altijd het geval. Gelukkig, we hebben net vakantie gehad en zijn vol energie. Laat ook deze NVVKinfo ieder weer inspireren tot het realiseren van nog veiliger arbeidsplaatsen en -omgevingen. Q

Robert-Jan Bannink

Colofon® NVVKinfo is het informatieblad voor leden van de Nederlandse Vereniging voor Veiligheidskunde en hét vakblad voor veiligheidskunde in Nederland. Het blad verschijnt vier keer per jaar in een oplage van 3000 exemplaren. Redactie Robert-Jan Bannink, Lia de Bie, Wilfred Blaauw, Carsten Busch, Frank Guldenmund, Rebecca de Man, Orly Polak, Jacqueline Joosten (hoofdredacteur) en Inge Mulder (eindredacteur) Uitgever Vakmedianet, Maringo Vlijter NVVK algemeen NVVK Secretariaat Weegschaalstraat 3, 5632 CW Eindhoven T 040-2911423 E nvvk@veiligheidskunde.nl Vormgeving en opmaak colorscan, www.colorscan.nl Druk Ten Brink, Meppel Advertentie-exploitatie Advertentiewinkel, Janneke Reijseger Postbus 174 3760 AD Soest T 035-6936776 E info@advertentiewinkel.nl Copyright Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande toestemming van de NVVK. Disclaimer Hoewel aan de inhoud van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden uitgever, redactie en auteurs geen enkele aansprakelijkheid voor de gevolgen van eventuele fouten of onvolledigheden. Kopij Redactieadres: nvvkinfo@veiligheidskunde.nl Verschijningsdata 2019 15 februari, 24 mei, 27 september, 20 december ISSN 0928-4923

info– September 2019 nr. 3

3


NR 3 | SEPTEMBER 2019

9

RI&E De basis moet kloppen

12 RI&E Het toetsen getoetst

16 Interview Weg uit de papieren werkelijkheid

20 Gevaarlijke stoffen Gevaarlijke stoffen zijn sluipmoordenaars

30 Procesveiligheid Hoe meet je kwaliteit?

34 Gedrag Mag ik even uw aandacht?

40 Risicomanagement

16

Méér dan nautische veiligheid

6 15 24 25 26 29 37 38 43

4

Nieuws Column YoungNVVK Carrière Prikbord Juridisch bekeken De veiligheidsbril van Ed Nieuwe dingen Boekbespreking Verenigingsnieuws September 2019 nr. 3 –

info

30


9

40

12

34 info– September 2019 nr. 3

5


Nieuws

Snellere en hogere boetes De Beleidsregel boeteoplegging Arbeidsomstandighedenwetgeving is onlangs gewijzigd naar aanleiding van jurisprudentie van de Raad van State. Dit betekent een scherpere beoordeling van overtredingen op de Arbowet en daarnaast hogere arbo-boetes.

A

rbeidsongevallen zijn een toenemend en urgent probleem, schreef de inspectie SZW al in haar laatste jaarverslag. De cijfers onderbouwen dit: die laten tussen 50 en 70 slachtoffers van arbeidsongevallen zien en dik 4.000 (ex)medewerkers met een beroepsziekte. De recente wijziging van de beleidsregel boeteoplegging Arbeidsomstandighedenwetgeving houdt in dat de Inspectie SZW bij arbeidsongevallen die leiden tot letsel en ziekenhuisopname voor de hoogte van de boete meer kijkt naar ernst en duur van het letsel en duur van de ziekenhuisopname. Daarbij gaat zij uit van letsel en/of ziekenhuisopname zoals die in het boete-rapport staan.

Uit het onderzoek Arbo in bedrijf 2018 van de Inspectie SZW blijkt dat in 2016 slechts 49 procent van de werkgevers beschikte over de wettelijk verplichte risico-inventarisatie en -evaluatie, de RI&E. Maar 30 procent van de bedrijven heeft bovendien een RI&E waarin zij ook echt alle belangrijke risico’s hebben geïnventariseerd. Omdat zo veel bedrijven achterblijven wordt nu de beleidsregel aangepast.

En die niet alleen, ook de bijlage van de beleidsregel (de tarieflijst) verandert. Dit betekent dat ook de arboboetes omhoog gaan. Een aanscherping van het sanctiebeleid dus voor werkgevers die niet voldoen aan de verplichtingen rondom de RI&E.

https://wetten.overheid.nl/ BWBR0032326/2019-07-23

15 jaar incidenten met gevaarlijke stoffen Het RIVM heeft 326 incidenten met gevaarlijke stoffen geanalyseerd die tussen 2004 en 2018 plaatsvonden bij grote chemische bedrijven. Het ging om incidenten waarbij de veiligheid van werknemers in het geding was.

I

n totaal vielen er bij de incidenten met gevaarlijke stoffen 215 slachtoffers, onder wie vijf doden. De aard, omvang en oorzaken van de incidenten zijn in de onderzochte periode gelijk gebleven. Het jaarlijkse aantal incidenten met relatief ernstige

Het RIVM heeft 326 incidenten met gevaarlijke stoffen geanalyseerd 6

September 2019 nr. 3 –

info

gevolgen is in de periode ook niet wezenlijk veranderd. Bij 90 procent van de onderzochte incidenten kwamen gevaarlijke stoffen vrij. Bij 28 procent daarvan ontstond een brand of explosie. Drie keer (1%) gingen werknemers een installatie met gevaarlijke stoffen binnen. Zulke incidenten met gevaarlijke stoffen ontstonden vooral tijdens de normale werkzaamheden (60%) of tijdens het onderhoud (20%). Daarbij ademden slachtoffers giftige of schadelijke stoffen in. Of zij liepen brandwonden op door chemische reacties of hitte. Opvallend is dat bij de incidenten tijdens het onderhoud verhoudingsgewijs meer slachtoffers vielen. De onderzochte incidenten ontstonden doordat er in de reguliere procesvoering dingen mis gingen. Daarbij zijn de afwijkingen die daar het

gevolg van waren, niet tijdig opgemerkt. En daar ligt dan ook een kans op verbetering van de veiligheid. Want geschikte maatregelen invoeren om deze afwijkingen op tijd in beeld te krijgen en te herstellen, zou eerder ingrijpen mogelijk maken. Dit kan onder andere de kans verkleinen dat incidenten ontstaan door ongewenste menselijke handelingen of verzwakking van materiaal. Inspectiediensten kunnen deze analyse gebruiken voor hun inspectieen handhavingsstrategieën. En bedrijven kunnen de aldus verkregen inzichten gebruiken om de veiligheid verder te verbeteren.

https://www.rivm.nl/publicaties/vijftien-jaarincidentanalyse-oorzaken-gevolgen-en-andere-kenmerken-van-incidenten-met


Strenger toezicht nodig op CE-markering Het toezicht op CE-markering door de overheid moet beter, stelt FME. Aanleiding voor deze stelling is dat steeds meer producten van buiten Europa ons land binnen komen met een onterechte CE-markering. Dat komt de veiligheid niet ten goede.

E

en CE-markering geeft aan dat een product voldoet aan de geldende Europese regels voor veiligheid, gezondheid en milieu. Producten op de markt brengen met een valse CE-markering ondermijnt de veiligheid op de werkvloer. Bovendien is het een economisch delict. Daarnaast tast deze handelswijze de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven aan. Reden dat de overheid er strenger op moet gaan toezien, vindt t FME, de ondernemersorganisatie voor de technologische industrie.

Bedrijven bepalen zelf of zij voldoen aan de regels voor CE-markering. Vervolgens brengen zij die markering ook zelf op hun product aan. En daar blijkt het vaak mis te gaan met producten van buiten Europa. “De markering is nep en van conformiteit is geen sprake. Er is vrijwel geen controle op dergelijke producten. Markttoezicht ontbreekt door een capaciteitsprobleem bij de marktautoriteiten. De producten vinden daardoor hun vrije weg naar de eindgebruiker en consument”, zegt FME-voorzitter Ineke Dezentjé-Hamming. Op diverse Chinese online platforms zijn inferieure kabels en verlichting te koop. Deze zogenaamd CE-conforme producten voldoen slechts in naam aan de kwaliteitseisen die in Europa gelden. Daardoor lijken ze safe, maar zijn het niet. Los daarvan

Bedrijven bepalen zelf of zij voldoen aan de regels voor CE-markering zorgt de relatief lage prijs voor oneerlijke concurrentie. Redenen genoeg voor het FME om te pleiten voor meer capaciteit bij toezichthouders. Daarnaast zou de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat een samenwerkingsverband tussen overheid en bedrijfsleven moeten organiseren. FME is momenteel bezig met het opstellen van een dergelijk voorstel tot samenwerking. https://www.fme.nl/nl/nieuws/toezicht-cemarkering-onder-maat

Weginspecteurs steeds vaker dupe agressie Weginspecteurs krijgen steeds meer agressie over zich heen. Driekwart van de agenten van Rijkswaterstaat krijgt bijna dagelijks te maken met opgestoken middelvingers, schelden of zelfs fysiek geweld. eginspecteurs zorgen voor de doorstroom van verkeer na een ongeluk op de snelweg. Dus waar komt dan toch al die agres-

W

sie vandaan? Voormalig verkeersofficier Koos Spee legt uit: “We zitten met zijn allen langer op de weg. En bovenal: we staan langer in de file. Daardoor raken automobilisten opgefokt.” Toen Spee officier van justitie was had hij vaker te met agressieve automobilisten. Dat waren naar zijn zeggen echt niet allemaal aso’s met een grote bek, maar vooral ook heel veel keurige typjes.

Volgens Directeur-generaal van Rijkswaterstaat Michèle Blom komt het zelfs regelmatig voor dat weginspecteurs moeten wegspringen omdat er automobilisten zijn die hen zelfs proberen aan te rijden. De trieste score tot nu toe volgens de directeur-generaal: elf meldingen van fysiek geweld tegen weginspecteurs. En nog eens 22 aanrijdingen van een dienstauto of bot/pijlwagen, opgesteld om weggebruikers te waarschuwen voor een gewijzigde verkeerssituatie. Omdat weginspecteurs officieel boa zijn, mogen zij boetes uitdelen. De boa’s van Rijkswaterstaat hebben in 2019 al 1684 bekeuringen uitgedeeld. Halverwege het jaar staat de teller al bijna net zo hoog als aan het einde van 2018: 1729 boetes. https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/nederland/artikel/4784381/baas-van-rijkswaterstaat-te-veel-agressie-naar-weginspecteurs

info– September 2019 nr. 3

7


Nieuws Cartoon

Lager stralingsrisico door nieuwe techniek Het RIVM heeft een overzicht gemaakt van nieuwe ontwikkelingen bij medische technieken die ioniserende straling gebruiken. Deze technieken worden gebruikt om diagnoses te stellen of ziekten te behandelen.

D

e meeste ontwikkelingen in de conventionele radiologie zijn gericht op dosisreductie en daarmee op verlaging van het stralingsrisico. Deze ontwikkelingen zorgen ervoor dat per onderzoek, de patiënt,

de werknemer(s) en het publiek minder risico lopen bij het toepassen van deze nieuwe technieken. Andere ontwikkelingen zijn gericht op verhoging van de beeldkwaliteit, die op termijn ook tot dosisreductie kunnen leiden. Daarnaast wordt gezocht naar afschermingsmaterialen die geen lood bevatten. Want lood is toxisch voor mens en milieu. De grootste veranderingen ten opzichte van 5 jaar geleden vinden plaats op het gebied van de behande-

ling van kanker door ofwel nucleaire therapie ofwel radiotherapie. Als de aantallen patiënten toenemen, zal de logistiek rondom deze therapieën misschien moeten veranderen. Ook is het niet uit te sluiten dat met deze nieuwe nucleaire toepassingen het stralingsrisico oor patiënt, publiek en werknemer zal toenemen.

https://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/2019-0129.pdf

Lek Chemelot door combi mens-techniek Een combinatie van mens en techniek heeft geleid tot het lek bij salpeterzuurfabriek OCI Nitrogen op industrieterrein Chemelot in Geleen. Dat heeft het chemiecomplex in een verklaring laten weten.

H

et incident bij de salpeterzuurfabriek op industrieterrein Chemelot vond plaats op 3 augustus. Omdat het lek voor de nodige overlast heeft gezorgd in de omgeving, heeft het concern er excuses voor aangeboden. Sirenes gingen af, een NL-Alert riep inwoners op ramen en deuren te sluiten en de ventilatie uit te zetten. Winkels in Geleen en Beek gingen dicht, de gemeente sloot de weekmarkt in Geleen en ter-

8

September 2019 nr. 3 –

info

rassen in het stadje werden leeggeruimd. Een onderzoeksteam heeft in de weken na het incident de gebeurtenissen rondom het lek gereconstrueerd. Uit dit onderzoek bleek dat de oorzaak van het lek een scheur was in de dakrand van een lekzuurtank. Die scheur op zijn beurt heeft kunnen ontstaan doordat de tank overvol was geraakt. Het bedrijf OCI Nitrogen had enige tijd stilgelegen omdat het onderhoudswerkzaamheden aan het uitvoeren was. Het incident met het lekkende salpeterzuur vond plaats op het moment dat de fabriek voorbereidingen aan het treffen was om de werkzaamheden weer op te starten. Tijdens het lek kwam salpeter-

zuur vrij. Aansluitend trok een gele wolk stikstofoxide over het gebied in Zuid-Limburg. Er zou geen direct gevaar zijn geweest voor de omgeving. Door de rookontwikkeling konden mensen eventueel wel last krijgen van prikkende ogen. Naar eigen zeggen slaagde de fabriek erin het lek binnen een uur te dichten. Geen reacties op alarm Vanwege het incident verstuurde de veiligheidsregio een NL-alert om burgers te waarschuwen. In de bedreigde gebieden ging ook een luchtalarm af. Burgemeester Cox gaf aan het zorgwekkend te vinden dat veel mensen totaal niet reageerden op de alarmeringen.


RI&E Inspectie SZW gaat voor stevig gefundeerde RI&E

De basis moet

kloppen

Een volledige en getoetste RI&E is het dynamische fundament voor dagelijks veilig en gezond werken. Een organisatie kent daarmee haar risico’s en weet door de evaluatie onderbouwd welke maatregelen prioriteit hebben. Daarnaast checkt men cyclisch of de maatregelen worden toegepast, of ze goed werken en of er wellicht aanpassingen nodig zijn. Voor organisaties die goed en serieus met risicobeheersing bezig zijn, is de RI&E geen papieren tijger maar een sterk fundament. De Inspectie SZW ziet daarop toe en handhaaft waar nodig. TEKST LYDIA LIJKENDIJK

info– September 2019 nr. 3

9


M

arcel Philipse is specialist bij team Arbeid & Organisatie van het kenniscentrum van de Inspectie SZW. Hij bekijkt het onderwerp RI&E met een inspectie-blik. “De termen ‘aanvullende’ of ‘verdiepende’ RI&E kunnen voor verwarring zorgen”, zegt Philipse, met de wet in de hand. “Soms geldt een nadere inventarisatieverplichting, bijvoorbeeld als het gaat om psychosociale arbeidsbelasting, jeugdigen of kankerverwekkende stoffen. Die begrippen moet je nader inventariseren. Maar als wij een inspectie doen op de werkvloer, bijvoorbeeld hij een machinefabriek, komen wij soms een risico-inventarisatie tegen waarin staat dat een nadere inventarisatie plaats moet hebben van het machinepark. Dat doet geen recht aan juist de belangrijkste risico’s in dat bedrijf. We merken soms dat bedrijven een krap budget beschikbaar stellen om de RI&E uit te voeren of te toetsen. Maar dat mag niet als resultaat hebben dat de belangrijke risico’s in een soort to-do-list aan de toetsbrief worden toegevoegd. Dat is dan dus een onvolledige RI&E, en daar handhaven we op.”

RI&E is een cyclus Het inventariseren en evalueren van risico’s is een doorlopende cyclus, zegt Philipse. “Na het vaststellen en prioriteren van risico’s stel je maatregelen vast. Sommige risico’s zijn van dien aard dat je ze meteen moet aanpakken. Een gecertificeerd kerndeskundige stelt dat vast en adviseert daarover.” Omdat de RI&E een cyclus is, moet je voortdurend aan de slag met de maatregelen, legt Philipse uit. “Sluiten die aan bij de dagelijkse praktijk, voert iedereen ze uit en werken ze ook? Halen ze het risico weg? Ondertussen veranderen de wereld, je bedrijf, je processen of de stoffen waar je mee werkt. Die veranderingen verwerk je dus ook in de cyclus; als de risico’s in een bedrijf zijn veranderd, ontstaat de noodzaak voor een nieuwe (getoetste) risico-inventarisatie en -evaluatie.” Toetsen door een kerndeskundige is verplicht als een bedrijf meer dan 25 werknemers heeft. Maar ook voor een kleiner bedrijf dat niet het voor zijn branche erkende RI&E-model gebruikt.

Stevig fundament Wat moet je dan doen als bedrijf om zeker te weten dat je het goed doet? Hoe krijg je groen licht als de Inspectie langskomt? Philipse: “Inspecteurs willen dat maatregelen tegen risico’s die ze op de werkvloer zien, gebaseerd zijn op een juiste inventarisatie en evaluatie. Dat betekent namelijk dat een bedrijf gefundeerd met risico’s omgaat, in

10

September 2019 nr. 3 –

info

Belangrijke risico’s mogen niet in een soort to-do-list aan de toetsbrief worden toegevoegd

plaats van ad hoc, als er een probleem ontstaat. En dat een bedrijf de risico’s ook goed adresseert als de inspecteur niet komt inspecteren.” Bedrijven die geen RI&E hebben, die niet op orde hebben of gaten laten vallen, kunnen daarvoor een boete krijgen. Maar, zegt Philipse, een boete is geen doel. “Het doel is en blijft natuurlijk het fundament onder veiligheid en gezondheid in bedrijven zo stevig mogelijk te maken.” Hij realiseert zich wel dat het ondoenlijk is alles wat er speelt, tot de gekste scenario’s aan toe, minutieus te beschrijven. “In je RI&E kun je de meest onwaarschijnlijke risico’s vastleggen. Dat zou een behoorlijke exercitie zijn en een document opleveren dat bijna niemand in de praktijk gebruikt. Daarom moet de RI&E de relevante risico’s adresseren.” Inclusief, zegt hij, de onderwerpen die een nadere inventarisatieverplichting kennen. “Verder moet de RI&E volledig en up-to-date zijn, de basis om steeds veilig en gezond te blijven werken. De toetser van dat document zet daarvoor de standaard.” Dus: in plaats van de risico’s af te dekken van elke meteoriet die eventueel uit de lucht kan komen vallen, is het vooral de bedoeling voortdurend op een goede en serieuze manier bezig te zijn met de RI&E-cyclus.

Goede bedoelingen Dat laatste speelt volgens Philipse ook een rol bij ongevalsonderzoek van de Inspectie SZW. “Als er een ongeval plaats heeft gehad, pakken onze inspecteurs de RI&E erbij als ze onderzoek doen. Is het risico ingeschat? Heeft het bedrijf maatregelen vastgesteld? Zijn die ook daadwerkelijk uitgevoerd? Is er sprake van een overtreding van de werkgever? Mede op grond van de bevindingen van de inspecteur neemt hij de RI&E als matigingsgrond mee in


De Inspectie SZW De Inspectie SZW toetst onder andere werkomstandigheden aan wetten en regels die veilig en gezond werken beogen, zoals de Arbowet, het Arbobesluit en de Arboregeling. De Inspectie besteedt idealiter de helft van haar tijd aan het doen van preventieve inspecties. Zij bekijkt dan of bedrijven aan die wetten en regels voldoen. De andere helft van de tijd wil de Inspectie besteden aan het doen van reactief onderzoek, naar aanleiding van ongevallen en klachten. Op dit moment besteedt de Inspectie veel capaciteit aan reactief onderzoek; ingezet wordt daarom op een verschuiving naar de preventieve kant – waar ook de RI&E zich afspeelt. Om dat te bewerkstelligen heeft de Inspectie extra budget gekregen om meer mensen aan te nemen. Marcel Philipse: “Door effectieve interventies willen we als Inspectie bedrijven bewegen om verantwoord met risico’s om te gaan. En we maken dat palet breder; we doen niet alleen inspecties en onderzoek, maar we zetten bijvoorbeeld ook communicatie-instrumenten en toolontwikkeling in en overleggen met branches.”

het verdere traject. Dat is dus nog een extra belang dat bedrijven hebben bij een kwalitatieve RI&E.” Philipse is overtuigd van de goede bedoelingen van veel bedrijven, zegt hij. “De maatregelbereidheid is groot. Maar volgens ons hebben maatregelen vooral zin als je die baseert op een goede, volledige RI&E die up-to-date is. Waar bijvoorbeeld niet alleen in staat hoe de processen in je eigen magazijn lopen, maar ook welke risico’s je chauffeurs lopen als ze buiten je bedrijfspand aan het werk zijn. De verantwoordelijkheid van de werkgever gaat ver.”

Toets is momentopname In de praktijk signaleert de Inspectie helaas een gebrek aan RI&E’s. Niet elk bedrijf dat er een moet hebben, voldoet aan die verplichting. Daarnaast staat in de wet of de toelichting daarop niet omschreven hoe lang een gemaakte en getoetste RI&E geldig is. “Er zijn geen harde termijnen voor de geldigheid van een RI&E. Je kunt niet zomaar stellen dat je elke vier of vijf jaar een nieuwe RI&E nodig hebt. Want het document kan al na een jaar niet meer geldig zijn, bijvoorbeeld als de processen, gebruikte stoffen,

machines of de grootte van het bedrijf enorm zijn veranderd.” De toets is tenslotte een momentopname. Door vervolgens goed de maatregelen en het effect ervan te evalueren, houdt een bedrijf de vinger aan de pols. “Tot je vaststelt dat het tijd is voor een nieuwe te toetsen risicoinventarisatie.”

De rol van de kerndeskundige Philipse wijst op de rol van de kerndeskundige, die binnen het bedrijf belast is met de toetsing van de RI&E aan de wet. “Bij de gecertificeerde kerndeskundige ligt een bepaalde verantwoordelijkheid. Hij moet zijn eigen beperkingen kennen. Ben je Hoger Veiligheidskundige? Dan heb je kennis van een bepaald vakgebied. Liggen er risico’s op andere terreinen, bijvoorbeeld gevaarlijke stoffen of biologische agentia, of op het vlak van psychosociale factoren, dan moet je je afvragen of je voldoende kennis hebt om daarop te kunnen toetsen.” Hij adviseert kerndeskundigen die niet de kennis hebben om de RI&E op bepaalde punten te toetsen, dit bij hun opdrachtgever aan te geven. “Een inspecteur van de Inspectie SZW zal kijken of in de uiteindelijke RI&E de feitelijke risico’s bij dat specifieke bedrijf zijn beoordeeld. Iedereen is dus gebaat bij het inschakelen van de deskundigheid die daarvoor nodig is.”

Betrek de medeweker erbij Aan te bevelen vindt Philipse het om de medewerker te betrekken in het hele verhaal van risico’s inventariseren en evalueren en maatregelen nemen en het effect daarvan evalueren. “Het is belangrijk dat de medewerker in de RI&E-cyclus een rol speelt. Hij moet de maatregel tenslotte uitvoeren, hij kent de machine of het proces en werkt daar dagelijks mee. Je koppelt dan kennis aan ervaring en neemt bijvoorbeeld ook een voorschot op de vraag welke voorlichting en welk onderricht nodig zijn. Ook is het slim de ondernemingsraad erbij te betrekken. Wat ziet die als risico’s in het werk? Of welke redenen ziet hij om bepaalde maatregelen in de praktijk wel of niet, juist of onjuist uit te voeren?” Dan erkent een bedrijf dat alle inspanningen om tot een goede risico-inventarisatie te komen uiteindelijk gaan over hoe veilig en gezond er iedere dag in je bedrijf wordt gewerkt, stelt Philipse vast. Zo voorkom je papieren tijgers. “Dat vind ik een mooie manier van praktische verdieping van de RI&E.” Q > TIP: Lees ook hoe het wettelijk zit met de RI&E in het artikel ‘Het toetsen getoetst’ op pag. 12-14.

info– September 2019 nr. 3

11


RI&E Hoe zit het met toetsing van aanvullende RI&E’s?

Het toetsen getoetst Er zijn zeer uiteenlopende werkwijzen om de RI&E werkbaar en beheersbaar te houden. Meestal wordt gekozen voor één overkoepelende RI&E die zich richt op de belangrijkste wettelijke eisen uit de Arbeidsomstandighedenwet. Daarnaast voeren we voor specifieke onderwerpen een verdiepende/aanvullende RI&E uit. Maar bij die verdiepende/aanvullende RI&E’s gaat het nogal eens mis. Hoezo? Omdat we glad vergeten die mee te nemen in de toetsing. TEKST BAS WOLVERS

W

at zijn nu de eisen die gelden voor toetsing van verdiepende/aanvullende RI&E’s? En wat kunnen de gevolgen zijn voor adviseurs en bedrijven die deze eisen niet naleven? Sinds 1 januari 1994 moeten alle werkgevers een RI&E hebben. Deze verplichting is te vinden in artikel 5 van de Arbowet. Deze plicht houdt in dat de werkgever schriftelijk vastlegt welke risico’s de arbeid voor de werknemers met zich brengt. Daarbij geeft hij een beschrijving van de gevaren en de risicobeperkende maatregelen, en van risico’s voor bijzondere categorieën van werknemers. De wet schrijft verder niet voor wie de RI&E moet uitvoeren en hoe. Het komt er dus op neer dat iedereen dat mag doen. Uiteraard blijft de werkgever te allen tijde verantwoordelijk voor een juiste invulling van de wettelijke verplichtingen. Om voldoende niveau van de RI&E te waarborgen heeft de wetgever bepaald dat die moet worden getoetst. Hoewel iedereen dus de RI&E kan uitvoeren, stelt artikel 14, eerste lid onder a van de Arbowet dat de toetsing moet geschieden door een gecertificeerd deskundige (kerndeskundige) of bedrijfsarts. De toetser controleert of het juiste RI&E-instrument is gebruikt en of er voldoende diepgang is bereikt. Toetsen is dus een middel om na te gaan of een bedrijf zijn risico’s op een juiste manier heeft geïnventariseerd en geëvalueerd. Er zijn twee uitzonderingen op de wettelijke verplichting om een RI&E te laten toetsen. Vrijstelling geldt voor: (a) bedrijven die werknemers arbeid laten verrichten voor een tijds-

12

September 2019 nr. 3 –

info

duur van in totaal ten hoogste 40 uur per week en (b) bedrijven met maximaal 25 werknemers die voor het opstellen van de RI&E gebruikmaken van een door het Steunpunt RI&E erkend RI&E-instrument (branche-RI&E). ¹ Wanneer er geen branche-RI&E beschikbaar is, zal de werkgever een ander instrument moeten kiezen. Hiervoor zijn verscheidene commerciële producten verkrijgbaar. Vrijwel alle adviesbureaus die RI&E’s uitvoeren hebben een eigen instrument beschikbaar, al dan niet gebaseerd op gestandaardiseerde instrumenten. Daarnaast gebruiken interne veiligheidskundigen ook een scala aan zelfgemaakte instrumenten.

Gelaagdheid RI&E-systeem Bij veel bedrijven is sprake van een gelaagdheid in de RI&E-structuur. Er is een overkoepelende RI&E of hoofddocument (voor het leesgemak spreken we in dit artikel verder van hoofddocument) waarin algemene Arbowettelijke verplichtingen en risico’s staan beschreven. Alle aanwezige risico’s in dit ene hoofddocument beschrijven zou leiden tot een onleesbaar product van vele pagina’s. De gemiddelde lezer en gebruiker zal dan over het algemeen afhaken, waardoor de risico’s en beheersmaatregelen niet bekend raken. Daarom worden in het hoofddocument alleen globale risico’s en vragen gesteld. Wanneer deze nadere uitwerking behoeven, voert men meestal verdiepende/aanvullende RI&E’s uit. Sommige verdiepende RI&E’s volgen al vanuit een verplichting in het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobe-


sluit). Zoals voor Brzo-bedrijven ² en tijdens het bouwproces ³. Veelal zal deze verdieping puur op praktische gronden plaatsvinden. De uitwerking kan op verschillende manieren. Bijvoorbeeld door het opstellen van functieRI&E’s, Taak Risico Analyses of TRA’s, machine-RI&E‘s, gebouw-RI&E’s, enzovoort.

De wet schrijft niet voor wie de RI&E moet uitvoeren en hoe, het komt er dus op neer dat iedereen dat mag doen

Normaliter wordt het hoofddocument netjes getoetst. Vaak al in de fase dat een bedrijf net weer is gestart met een update van de hele RI&E-systematiek. Of wanneer een bedrijf voor het eerst een RI&E opstelt. Vaak zijn dan nog geen verdiepende/aanvullende RI&E’s beschikbaar, of zijn die verouderd. In het hoofddocument komen vervolgens adviezen te staan om de verdiepende/aanvullende RI&E’s op te stellen of bij te werken. Nadat het hoofddocument af is en getoetst, zal het bedrijf dan moeten beginnen met het opstellen en uitvoeren van de verschillende verdiepende/aanvullende RI&E’s. Hiervoor kan de veiligheidsadviseur of preventiemedewerker weer kiezen uit verschillende mogelijkheden en structuren. Alleen worden deze verdiepende/aanvullende RI&E’s dan vaak niet meegenomen in de toetsing. Zo ontstaat een situatie waarin een bedrijf gebruik kan maken van een keurig getoetst hoofdocument met niet-getoetste verdiepende/aanvullende RI&E’s.

In strijd met de Arbowet? De wet maakt geen onderscheid in de verschillende soorten RI&E-instrumenten. Artikel 5 Arbowet stelt schriftelijke in-

info– September 2019 nr. 3

13


ventarisatie en evaluatie van alle risico’s verplicht. Artikel 14, lid 1a Arbowet geeft aan dat deze RI&E vervolgens moet worden getoetst. Op basis hiervan kunnen we dan ook niet anders dan concluderen dat we ook verdiepende/aanvullende RI&E’s moeten laten toetsen, omdat we anders niet aan bovengenoemde artikelen kunnen voldoen. Bovendien, de doelstelling van de wet is te borgen dat de risico’s binnen een bedrijf op een degelijke manier worden geïnventariseerd en beheerst. Door een verdiepende RI&E niet te laten toetsen gaan we aan dat doel voorbij.

Gevolgen negeren toetsplicht Wat zijn de gevolgen als een werkgever een toetsplicht niet opvolgt? Voorop staat dat de werkgever altijd zelf verantwoordelijk blijft voor het juist uitvoeren van de RI&E, verdiepend/aanvullend of niet. Daarbij stelt het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) zich op het volgende standpunt: “De werkgever is verplicht om de risico’s die de arbeid voor de werknemers met zich meebrengen, schriftelijk vast te leggen in een RI&E. De aangewezen toezichthouder controleert of er een risico-inventarisatie en -evaluatie aanwezig is en of daaraan is meegewerkt door een gecertificeerde deskundige (toets en advies). De toezichthouders hebben niet tot taak om de kwaliteit van de risico-inventarisatie en -evaluatie op zichzelf te toetsen. In eerste instantie worden de regels voor de kwaliteit van de risico-inventarisatie en -evaluatie vooral bepaald door de verplichtingen van de werkgever op het punt van de risico-inventarisatie en -evaluatie die in de Arbowet worden gesteld, waaronder medewerking van een gecertificeerde deskundige. Deze behoort de werkgever daarover onafhankelijk en deskundig te adviseren. De toezichthouders zullen optreden wanneer er belangrijke risico’s zijn en de werkgever deze niet heeft opgelost, zo nodig met externe deskundige hulp. Door de Inspectie SZW kan een eis tot naleving worden gesteld indien niet of niet goed wordt voldaan aan artikel 5 van de Arbowet.“ 4 Kortom, de Inspectie SZW zal er dus in eerste instantie vanuit gaan dat de kerndeskundige de toetsing op een juiste wijze heeft uitgevoerd. Maar dit neemt niet weg dat

niet-naleving van artikelen 5 en 14, eerste lid, Arbowet een overtreding kan opleveren. 5 Op het niet correct laten toetsen van een RI&E staat een bestuurlijke boete van maximaal 83.000 euro. 6 De hoogte van de boete wordt echter bepaald aan de hand van een berekening volgens de Beleidsregel boeteoplegging arbeidsomstandighedenwetgeving. En volgens deze berekening kan de boete slechts tot maximaal 1.500 euro oplopen. 7 Overigens blijft ook na oplegging van een boete nog steeds de verplichting bestaan om een toetsing uit te voeren. Voordat de Inspectie een dergelijke boete oplegt zal zij meestal eerst een eis tot naleving stellen. In het geval van toetsing zal de eis dan luiden om de RI&E in kwestie alsnog te laten toetsen. De boete volgt dan pas als de werkgever deze eis en de daarbij gegeven voorwaarden niet (tijdig) opvolgt. Zolang niet aannemelijk is dat de overtreding zal leiden tot ernstig letsel aan personen (zie artikel 9.9a van het Arbobesluit voor dit soort ernstige risico’s) zal van strafrechtelijk vervolgen geen sprake zijn. Alleen een niet getoetste RI&E zal doorgaans dus geen reden zijn voor strafrechtelijke vervolging.

Tot slot Gelet op bovengenoemde artikelen uit de Arbowetgeving lijkt toetsen van de verdiepende/aanvullende RI&E verplicht. Niet-naleving van deze plicht kan in theorie een bestuurlijke boete opleveren. Maar dat betekent niet dat we voortaan elke TRA, functie-RI&E en andere RI&E steeds opnieuw moeten laten toetsen. Mijns inziens moet wel het complete RI&E-systeem binnen een bedrijf worden getoetst. Een belangrijk aandachtspunt daarbij is of de verschillende RI&E’s goed op elkaar aansluiten en voldoende diepgang hebben. Met als resultaat beheersing van alle aanwezige en relevantie risico’s. Want dat is tenslotte het uitgangspunt van artikel 5 Arbowet. Zolang we aansluitend de getoetste instrumenten en systematiek volgen, is toetsing van de afzonderlijke instrumenten en documenten niet noodzakelijk. Deze conclusie staat open voor discussie, dat is zelfs de bedoeling. Waar het om gaat is dat alle betrokkenen niet zonder meer nalaten om verdiepende/aanvullende RI&E’s te toetsen. Maar dat zij in ieder geval eerst nadenken over de vraag of dit toegestaan en wenselijk is. Q

Noten

Voorop staat dat de werkgever altijd zelf verantwoordelijk blijft voor het juist uitvoeren van de (aanvullende) RI&E 14

September 2019 nr. 3 –

info

[1] [2] [3] [4] [5] [6]

Artikel 14, twaalfde lid onder a, Arbowet Artikel 2.5e, eerste lid onder c, Arbobesluit Artikel 2.28, tweede lid onder c, Arbobesluit E-mail van Afdeling Publiek en Informatie, ministerie van SZW Artikel 33, eerste lid, Arbowet Artikel 33, eerste lid, Arbowet juncto artikel 34, derde lid, Arbowet juncto artikel 23, vierde lid, Wetboek van Strafrecht [7] Overtreding artikel 14, lid 1 Arbowet, normbedrag categorie 3 (€1500), overige overtreding, bij meer dan 500 werknemers. Bij minder werknemers volgt een lagere boete. Bas Wolvers is auteur/adviseur bij Kader.

> TIP: Lees ook hoe het werkt in de praktijk in het artikel ‘De basis moet kloppen’ op pag. 9-11.


Column

De leeggezogen dwerg

A

lhoewel ik nog niet zo lang in het vak zit, maak ik voor mijn gevoel wel een belangrijke beweging mee: de veranderende samenhang tussen techniek en veiligheid. Techniek vind ik een apart iets. Hoe kan iemand toch in hemelsnaam bedenken hoe je bepaalde processen kunt automatiseren en hoe je daarvoor een specifieke machine of robot bouwt? Ooit begon het met machines die het werk van de mens wat aangenamer konden maken. Door verdere ontwikkelingen konden deze machines de mens zelfs volledig vervangen. Aan de ene kant zonde, want ik ben bang dat de echte ambachten hierdoor verdwijnen. Aan de andere kant: repeterende en zware werkzaamheden worden voorkomen, bronaanpak dus! Waar ik naartoe wil: ook ons vakgebied blijft zich ontwikkelen, met safety management software en andere troeven. En juist deze ontwikkeling baart me ook zorgen. Ik noem een paar voorbeelden: • de online toolboxmeeting • het ‘geautomatiseerde’ V&G-plan; je hoeft alleen maar de werkzaamheden aan te klikken en het programma bepaalt wat de aanwezige gevaren en risico’s zijn • delen van gevaarlijke situaties, ongevallen, enzovoort via een portal • instructies en online-toetsen, zoals de Generieke Poortinstructie op bouwplaatsen

YOUNG NVVK’ER AAN HET WOORD De YoungNVVK is een werkgroep voor en door jonge veiligheidskundigen. In iedere editie van NVVKinfo deelt een YoungNVVK’er zijn kennis, geleerde lessen en ervaringen binnen ons prachtige vakgebied. Door te delen komen we vooruit met veiligheid! youngnvvk@veiligheidskunde.nl

Begrijp me niet verkeerd, ik zie zeker de meerwaarde van deze veranderingen. Ik ben er zelfs ontzettend blij mee dat we steeds slimmer worden, waardoor we een hoop processen kunnen automatiseren. Toch blijf ik huiverig voor het verlies van ons menselijk inschattingsvermogen. Maar volgens mij is dat ook wel een eigenschap die een veiligheidskundige moet hebben. Gelukkig ben ik niet de enige. Wijlen Harry Mulisch zei: “Wat toeneemt is de techniek. Die wordt reusachtig en de mensen zitten er als leeggezogen dwergen tussen.” Ik wil er dan ook voor waken dat er in de toekomst weinig of geen medewerkers zijn die zelf nog goed nadenken. Ook wij als veiligheidskundigen moeten hieraan niet ten onder gaan. Want we bewandelen zo de weg van de minste weerstand, maar levert dat de meeste waarde op voor de veiligheid van onze collega’s?

Kevin van der Heijden

info– September 2019 nr. 3

15


Interview De veiligheidsboodschappen van Chris Pietersen

Weg uit de papieren werkelijkheid Vijfendertig jaar lang bedreef Chris Pietersen veiligheidsadvisering en incidentonderzoek bij TNO, de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen, de Onderzoeksraad voor Veiligheid en de laatste 12 jaar ook voor zijn eigen bedrijf Safety Solutions Consultants (SSC). Nu ‘sluit hij het boek’, maar niet zonder een paar krachtige boodschappen achter te laten voor de nieuwe generatie veiligheidsexperts. TEKST ROB JASTRZEBSKI

D

ie boodschappen zijn dat de kennis van ingewikkelde procesinstallaties omhoog moet, bedrijven incidentonderzoek structureler moeten organiseren en veiligheidskundigen moeten ontsnappen aan de papieren realiteit van het veiligheidsbeleid. Want procedures en checklists maken de industrie niet veiliger. Twee majeure industriële rampen hebben grote invloed gehad op de carrière van Chris Pietersen: de LPG-explosie in Mexico-stad en de giframp bij Union Carbide in het Indiase Bhopal, beide in 1984. Drie jaar eerder trad hij in dienst van de afdeling Industriële Veiligheid van TNO. Daar werd in die jaren veel energie gestoken in de ‘LPGintegraalstudie’ rond de veiligheid van vervoer en opslag van LPG. “De overheid wilde beleid voor veilige afstanden rond LPG-activiteiten, onder andere gestimuleerd door de tankwagenramp bij de Spaanse camping Los Alfaques in 1978. Daarbij vielen ruim 200 doden. De eerste modellen om de dodelijke effectafstanden van een explosiedrukgolf en stralingshitte te berekenen zagen het licht, maar er was twijfel of die modellen wel valide waren. We zochten een gelegenheid om die modellen aan de praktijk te toetsen en de explosie van de LPG-opslag in Mexico bood ons die kans.”

Geen transparante wetenschap Pietersen ging als teamleider met een groep experts van de chemische industrie en de brandweer naar Mexico om de effecten van de ramp te bestuderen. Tijdens hun verblijf daar hoorden zij van de giframp in Bhopal, waar bij

16

September 2019 nr. 3 –

info

Union Carbide een enorme wolk zwaar giftig methylisocyanaat ontsnapte. De uiteindelijke balans: duizenden doden en honderdduizenden mensen met ernstige en blijvende gezondheidsschade. Na afronding van het onderzoek in Mexico toog Pietersen op uitnodiging van het onderzoeksteam in India solo naar Bhopal om ook daar de effecten van de ramp te bestuderen. De twee grootste industriële rampen in de geschiedenis, een explosie en een toxisch rampscenario, zouden een groot deel van zijn werkzame leven bepalen, net als het industriële veiligheidsbeleid in Nederland. Onder andere de kwantitatieve risicoanalyse, QRA, voor het berekenen van veilige afstanden voor ruimtelijke ordening, vond zijn oorsprong in de nasleep van deze rampen. “Het goede aan die QRA was dat er één uniforme risicoberekeningsmethodiek kwam, maar de methodiek is altijd omstreden geweest. Het model was niet gestoeld op transparante wetenschap en te veel gebaseerd op aannames. Zo is vaak onduidelijk op welke grondslagen de effectafstanden en faalkansen van chemische installaties precies zijn gebaseerd.” Ook werkte het model volgens Pietersen met gestapelde veiligheidsmarges, waardoor effectafstanden onnodig groot werden. Dat leidde tot weerstand vanuit de industrie, die zich te beperkt voelde in haar activiteiten. Pietersen: “Ook na de explosie in Mexico hadden we al vastgesteld dat de rekenmodellen maar deels werden bevestigd en deels te pessimistisch bleken. Een rekenmethodiek als basis voor veilige ruimtelijke indeling rond risico-activiteiten moet wel betrouwbaar zijn. Dat is bij modellen vaak weerbarstig gebleken.”


info– September 2019 nr. 3

17


Veiligheidsparadox Het industriële veiligheidsbeleid kent meer weerbarstigheden, blijkt uit de terugblik van Pietersen op zijn activiteiten in de afgelopen decennia. Die kregen in zakelijk opzicht een andere organisatievorm. In de jaren 90 besloten TNO en het Japanse bedrijf Yokogawa samen een onafhankelijke veiligheidsconsultancytak op te zetten, waarvan Pietersen directeur werd: TNO-SSC (Safety Solutions Consultants). In 2007 zette hij het bedrijf voort als eigen onderneming met vijf tot tien medewerkers. Hij voerde honderden kleine en grote projecten uit voor de industrie op het gebied van risico- en incidentanalyse. Ook introduceerde hij diverse methodieken, zoals SIL (Safety Intergrity Level) voor automatische besturingssystemen in de procesindustrie. Welke lessen en conclusies blijven hem bij na al die jaren expertise in het vakgebied? “Een van de conclusies die ik durf te trekken, is dat de ambitie van de industrie om met procedures en voorschriften de veiligheid te bevorderen niet echt is gerealiseerd. Instrumenten als de Taak-Risicoanalyse en de Last Minute Risico Analyse zijn met de beste intenties ontwikkeld, maar hebben in werkelijkheid geleid tot een veiligheidsparadox. Bedrijven denken dat ze met het uitvoeren van die TRA en LMRA het veilig werken op hun terrein waarborgen, maar in veel gevallen zijn die analyses een administratief ritueel van checklists afvinken. Als veilig

Een rekenmethodiek als basis voor veilige ruimtelijke indeling bij risico-activiteiten moet wel betrouwbaar zijn werken niet intrinsiek is geborgd in het managementsysteem, in combinatie met een solide veiligheidscultuur, hebben procedures, voorschriften en instructies geen waarde. Het veiligheidsbeleid is doorgeschoten in een papieren realiteit die te ver af staat van de werkelijke werksituatie bij bedrijven.” Pietersen zag daar talloze voorbeelden van in zijn carrière, die zich in de loop der jaren steeds meer richtte op incidentonderzoek. ”Ik onderzocht bijvoorbeeld de explosie

Vermindering van technische kennis en veroudering van installaties zijn volgens Pietersen actuele risico’s in de industrie.

18

September 2019 nr. 3 –

info


van een fornuis bij DSM in 2003, waarbij drie doden vielen. De conclusie dat de werknemers de prodecures niet goed hadden gevolgd was te kort door de bocht, want in gesprekken met mensen op de werkvloer bleek dat zij die procedures al heel lang als veel te ingewikkeld ervoeren. In werkelijkheid waren de procedures dus niet goed en ook het toezicht was niet op orde. Waarom was dit probleem niet eerder aangekaart door de medewerkers? En waarom had het management niet ingegrepen en bijgestuurd? De les van dit incident: risicobeheersing is niet afhankelijk van procedures, maar van de wisselwerking tussen mensen en techniek. En van structureel geborgde aandacht voor veiligheid in het managementsysteem.” Een ander voorbeeld dat Pietersen tegenkwam was een elektrocutie in een bouwput. Het leek een simpel gevalletje ‘onveilig handelen’; een werknemer die bij het werken aan een elektrische installatie niet de juiste PBM, waaronder isolerende handschoenen, droeg. “In het onderzoek achteraf bleek dat een andere bouwvakker dat nota bene had gezien, maar zijn collega er niet op had aangesproken omdat hij vond dat het zijn eigen verantwoordelijkheid was. Dit is een tekenend voorbeeld voor een falende veiligheidscultuur.”

Chris Pietersen: “Procedures en modellen creëren een veiligheidsparadox.”

Leren van incidenten Het belang van gedegen incidentonderzoek ligt volgens Pietersen in het dóór de ogenschijnlijk ‘simpele’ ongevalsoorzaak heen kijken naar het achterliggende samenspel van factoren. “In mijn onderzoeken hanteerde ik de Tripod-methodiek. Die is erop gericht een incident tot in alle lagen van een organisatie te analyseren en zo de onderliggende structurele oorzaken en factoren aan het licht te brengen. Ik ervaar dat bedrijven de laatste jaren steeds vaker de ‘human factor’ als ongevalsoorzaak noemen; menselijk falen. Maar dat is een te gemakkelijke uitweg. Als blijkt dat mensen procedures en voorschriften niet volgen, vind ik het interessant om te weten waaróm ze dat niet doen. En waarom het management, zoals in het voorbeeld van DSM, niet eerder tot de conclusie komt dat er een meer structureel probleem is met de veiligheidscultuur en onduidelijke procedures.” Pietersen vindt dat bedrijven het leren van incidenten veel structureler zouden moeten inbedden in hun veiligheidsmanagementsysteem. “Mij valt op dat bedrijven vooral onderzoek doen na grotere incidenten met ernstig letsel of dodelijke afloop. Terwijl juist de veel vaker voorkomende kleinere ongelukken of bijna-incidenten een goede graad-

Als blijkt dat mensen procedures en voorschriften niet volgen, vind ik het interessant om te weten waaróm ze dat niet doen

meter zijn voor het veiligheidsniveau binnen het bedrijf. Juist daar is nog een hele wereld te winnen.” Chris Pietersen vat samen welke persoonlijke lessen en conclusies hij uit zijn werkpraktijk trekt en wat de focus voor de veiligheidskundige wereld van vandaag en morgen zou moeten zijn. “In de eerste plaats vind ik dat veiligheidskundigen weg moeten uit de papieren werkelijkheid van modellen, procedures en voorschriften en met een open blik naar de feitelijke risico’s van werkprocessen en installaties moeten kijken. Daarvoor is ook technische kennis van complexe industriële systemen nodig. Ik zie dat de aandacht voor techniek in het vakgebied minder wordt. Risicobeleid gaat tegenwoordig vooral over arbeidsveiligheid en veel minder over techniek. Kennis lekt ook weg doordat, als gevolg van de vergrijzing, veel technisch geschoolde vakmensen de industrie verlaten. Technische procesveiligheid zou in mijn ogen een nieuwe boost moeten krijgen in de vakopleidingen voor de chemische industrie. Dat is ook van belang om een ander groeiend veiligheidsvraagstuk in de procesindustrie te ondervangen: veroudering van procesinstallaties. Ook het herkennen van de signalen van ouderdomsslijtage en de risico’s die daarmee samenhangen, vereist technische kennis.” Pietersen betwijfelt of de Nederlandse industrie veiliger is geworden als gevolg van het mede door internationale rampen gestimuleerde strengere risicobeleid. “Zeker, er is veel geïnvesteerd in betere veiligheidssystemen, maar het samenspel van mens en techniek blijft een belangrijk aandachtspunt. De explosie van de MSPO2 procesreactor bij Shell in Moerdijk in 2014 is daar ook een voorbeeld van. De Onderzoeksraad concludeerde dat Shell de risico’s van veranderingen in het productieproces onvoldoende had onderkend, waardoor een chemische reactie uit de hand kon lopen. Ook hier ging het om kennis van complexe techniek en chemische reacties. Kortom: grote industriële calamiteiten komen nog steeds voor. Ik denk dat de procesindustrie minder veilig is dan we denken.” Q

info– September 2019 nr. 3

19


Gevaarlijke stoffen 1 miljoen medewerkers staan er dagelijks aan bloot

Gevaarlijke stoffen zijn

sluipmoordenaars

20

September 2019 nr. 3 –

info


750.000 medewerkers hebben een door een arts vastgestelde beroepsziekte. Eén op zes werknemers loopt het risico om ziek te worden door blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Uit zeer recent onderzoek blijkt dat negen op de tien Brzobedrijven de regels overtreedt. Aanleiding om ons in dit blad af te vragen: wat maakt het omgaan met gevaarlijke stoffen zo lastig? TEKST ORLY POLAK

D

eze vraag heb ik daarom aan diverse veiligheidskundigen voorgelegd.

Wat zie je als je kijkt naar de omgang met gevaarlijke stoffen binnen jouw organisatie? Ronald Frencken, veiligheidskundige met 35 jaar ervaring in het vak, momenteel werkzaam bij Arbo Unie en extern adviseur voor bedrijven: “Wat ik zie is dat er vooruitgang is: er is meer bewustwording over de langetermijneffecten van gevaarlijke stoffen. Asbest in het verleden en recent chroom-6 hebben daar een boost aan gegeven. Deze stoffen zijn uitvoerig in de kranten genoemd. Maar als ik kijk naar houtstof of lasrook, met mogelijk soortgelijke effecten, dan zie ik geen vooruitgang qua aandacht. Het enige wat ik zie is dat bedrijven onder dwang iets zijn gaan doen, bijvoorbeeld doordat de Inspectie SZW langs is geweest.” SZW heeft de omgang met gevaarlijke stoffen bestempeld als een van de belangrijkste thema’s van de laatste jaren. In zijn openingsspeech op het congres Safety&Health@ Work in april 2018 zegt inspecteur-generaal van Inspectie SZW Marc Kuipers hier het volgende over: “Blootstelling aan gevaarlijke stoffen baart ons als Inspectie trouwens veel zorgen. Enkele cijfers. Jaarlijks overlijden er in ons land circa 4.100 mensen aan beroepsziekten, van wie een belangrijk deel door vroegere blootstelling aan gevaarlijke stoffen. 2.700 mensen overlijden jaarlijks aan werkgerelateerde kanker. En ongeveer 10 procent van alle kankergevallen is werkgerelateerd. Dat zijn enorme aantallen. Gevaarlijke stoffen vormen een onderschat onderwerp en hebben enorme impact op de samenleving. De gevolgen

In overtreding Ellen Wiering: “In ons onderzoek hebben we gekeken naar Brzo-inspectierapporten over een periode van tien jaar. Op basis van deze data zien wij de volgende trends. Van de 10 bedrijven overtreden er 9 de regels. Hiervan is een klein groepje van 7 procent verantwoordelijk voor 25 procent van de overtredingen. Dit kleine groepje overtreders blijft verschillende overtredingen maken.” Een verklaring hiervoor kan op dit moment nog niet worden gegeven. De volgende stap in het onderzoek is kijken in hoeverre de overtreding van regels zich verhoudt tot ongevallen. Patronen in regelovertreding in de chemische industrie; Marieke Kluin, Arjan Blokland, Wim Huisman, Marlijn Peeters, Ellen Wiering & Steven Jaspers

info– September 2019 nr. 3

21


zijn vaak pas na jaren zichtbaar. Dat maakt blootstelling aan gevaarlijke stoffen tot een sluipmoordenaar.”

Ziek na 40 jaar Blootstelling aan gevaarlijke stoffen kan longziekten veroorzaken. Veel van deze longziekten openbaren zich pas na veertig jaar. Daarom worden veel van de medewerkers pas ziek nadat ze met pensioen zijn. Als medewerker of leidinggevende word je dus niet direct geconfronteerd met de gevolgen van blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Dit is nu precies het probleem volgens SHE-professional André Vuijst: “Het niet willen zien of niet serieus genoeg nemen van het gevaar, dat is het risico.” Dit lage risicobewustzijn heeft volgens Vuijst nog een ander nadelig gevolg. “Veel bedrijven zijn geneigd om de blootstelling aan gevaarlijke stoffen op te lossen door het aanreiken van persoonlijke beschermingsmiddelen.” De arbeidshygiënische strategie wordt volgens Vuijst te weinig gevolgd. Want persoonlijke beschermingsmiddelen zijn een laatste redmiddel dat zelden volstaat om het risico afdoende te beheersen. Bedrijven pakken de bron dus niet aan. Bovendien kijken zij ook te weinig naar alternatieve, minder gevaarlijke stoffen. Dit is voor mij als maker van veiligheidstrainingen heel herkenbaar. Een paar jaar geleden ben ik gevraagd om een instructieboek te maken voor een coater over de omgang met gevaarlijke stoffen. Om dit instructieboek te maken hield ik interviews met medewerkers over de door hen gebruikte gevaarlijke stoffen, sprak ik met de inkoper over alternatieve stoffen en verpakkingen, brainstormde ik met medewerkers over een ander werkproces en ging ik mee naar werkzaamheden. De medewerkers stonden de hele dag bloot aan fijnstof en kankerverwekkende harsen. Ze waren zich allemaal bewust van de risico’s. Maar dat betekende niet dat medewerkers hun persoonlijke beschermingsmiddelen altijd droegen of dat er afscheid genomen werd van bepaalde stoffen. De redenen die ze daarvoor opgaven was dat dit het product is waarmee ze groot zijn geworden en dat ze het werk niet anders konden uitvoeren. Medewerkers leken meer gericht op het goed uitvoeren van hun werk dan op het beschermen van hun eigen gezondheid. Bij mij kwam het over alsof de omvang van het risico nog niet goed was ingedaald.

Te weinig uitleg Patrick Vanrolleghem, werkzaam bij AVR, ziet dat er vaak wordt gegrepen naar het PBM-regime. Vanrolleghem wijt dit niet alleen aan te weinig bewustzijn. Hij ziet ook dat medewerkers onvoldoende adequate uitleg krijgen over de omgang met gevaarlijke stoffen. “Incidenten met gevaarlijke stoffen zijn schaars, dus extra vraag naar voorlichting

Het niet willen zien of het niet serieus genoeg nemen van het gevaar; dat is het risico 22

September 2019 nr. 3 –

info

vanuit de medewerkers zelf is er weinig. Daarnaast is een speciaal ontworpen omgeving, waar gevaarlijke stoffen tijdelijk mogen staan of worden opgeslagen, een cruciaal gegeven in een juiste omgang. Signing en dedicated plekken dragen bij aan de orde en netheid én aan het veilig gebruik van de stoffen. Gevaarlijke stoffen in kleinere omvang die lekbakken behoeven, dat is vaak geen eentweetje. Roostervloeren in openluchtomgevingen zijn soms spelbrekers als het gaat om tijdelijke opslag mét lekbak, terwijl kleine lekkages ook grote gezondheidseffecten kunnen hebben. Grote opslagtanks zijn meer gericht op regelgeving die jaarlijks binnen een Brzo-bedrijf wel aan bod komt. Daar hangen ook grotere omgevingsrisico’s aan. Je ziet dat er dan meer aandacht is voor een veilige omgang met de desbetreffende gevaarlijke stoffen. Kennis van Safety Data Sheets is ver te zoeken, om maar niet te spreken over hoe dit vertaald moet worden naar de praktijk op de werkvloer. Medewerkers voorlichting geven over veilig gebruik van gevaarlijke stoffen en PBM blijft daarom een belangrijk aandachtspunt.” Welke uitdagingen zie je in de aanpak van het probleem? De grootste uitdaging is dat mensen het risico niet goed genoeg inzien. Dat heeft gevolgen voor de beheersing van het risico en het afdoende informeren van medewerkers. Bij het door mij bezochte bedrijf bleven medewerkers dag in, dag uit op dezelfde manier met schadelijke harsen werken, terwijl collega’s zulke ernstige allergieën ontwikkelden dat ze werden afgekeurd. Volgens Frencken zit de uitdaging in het uitleggen van het risico en in het overtuigen van mensen dat ze daar iets tegen moeten doen. “Overtuig medewerkers maar eens van een risico waarvan ze al jaren vinden dat het niet gevaarlijk is. “Je krijgt niks van een plank doorzagen, behalve een verstopte neus. Je krijgt niks van lassen aan een gegalvaniseerde buis, behalve een paar dagen koorts. Je krijgt niks van lijmen met epoxy, behalve vieze vingers”, aldus Frencken. Vuijst ziet nog een ander probleem en dat is de acceptatie vanuit het management en de belangen die men erin ziet. “De maatregelen zijn vaak gericht op persoonlijke beschermingsmiddelen, want er is geen budget om een andere strategie te volgen. We lossen het wel op met een mondkap en handschoenen.” Dit is nu precies het probleem volgens Vuijst. “Het is lastig op te lossen. Soms is de strategie vastgelegd in processen en validatiesystemen en dat wil men niet veranderen. Dit kan enorm tegenwerken.” Volgens Vanrolleghem ligt de uitdaging in het opleiden en trainen van medewerkers. “Een standaard is niet genoeg. Opleiding en training moet op de werkplek gebeuren met de betreffende gevaarlijke stoffen. En zowel aan de preventieve als aan de repressieve kant. Dit kost tijd en dat ziet men als extra.” TNO signaleert eenzelfde soort uitdagingen in het vooronderzoek ‘Beter aan de slag met stoffen’. Er is een gebrek aan kennis van gevaarlijke stoffen op de werkvloer. Werknemers weten vaak niet met welke stoffen zij werken en wat de risico’s ervan zijn. “Het lijkt erop dat de hoeveelheid informatie die medewerkers aangeboden krijgen in veel gevallen niet bijdraagt aan een verbeterd bewustzijn van de schadelijke stoffen op de werkvloer. Medewerkers constateren dat veel van de informatie die zij ontvangen onduidelijk is of niet goed toepasbaar in de praktijk.”


Wat vind je zelf het moeilijkste? Voor Frencken is het het moeilijkste om de boodschap over te krijgen. “Medewerkers ervan overtuigen dat ze, door dagelijks met gevaarlijke stoffen te werken, ze kans lopen op ernstige long- en huidziekten. Ook Vanrolleghem vindt dit heel lastig: “Zorgen dat medewerkers bewust met gevaarlijke stoffen werken en de risico’s ervan onderkennen. De moeilijkste kant hierin is het blootstellingsrisico. Tja, hoe groot of klein zijn bepaalde blootstellingsrisico’s nu echt? Net als in de file rijden met fijnstof: het raakt je nooit direct en anders tientallen jaren later, dus te laat. Onderschatting is een oerneiging die niet is aan te passen … of wel?” Vuijst vindt het op zijn beurt lastig om de risico’s van de verschillende gevaarlijke stoffen goed in kaart te brengen. “De blootstelling is niet continu en wisselt erg. Dat maakt het lastig en complex. Dat zie je ook terug in de aanpak: moeten we nu zo moeilijk doen over dat halfuur per dag? Het is interessant te kijken waar je op die dag nog meer aan staat blootgesteld. Stof valt wel op, maar gassen veel minder.” Ook Vuijst ziet uitdagingen in het gedrag van en de kennis bij medewerkers. “Ze gebruikten hun persoonlijke beschermingsmiddelen niet altijd goed. Een mondkapje werkt alleen goed bij een glad gezicht. En houdt men rekening met de capaciteit van de handschoen?’ De gevolgen van de blootstelling liggen ver in de toekomst. Daardoor is de urgentie om er iets aan te doen klein; men schuift het probleem makkelijk vooruit. Je wordt nu toch niet met de gevolgen geconfronteerd.

Conclusie Omgang met gevaarlijke stoffen is in meerdere opzichten lastig. Dit komt vooral doordat men het risico onderschat, met alle gevolgen vandien. Bedrijven beheersen de risico’s niet altijd effectief, waardoor medewerkers zich ook minder bewust zijn van de gevaren. Die nadelige situatie houdt zichzelf in stand. De oplossing ligt in prioriteit geven aan het effectief beheersen van de risico’s, het regelmatig informeren van medewerkers en daarmee de routineblindheid doorbreken die velen in dit werkveld raakt. Q

Bronnen Preventie beroepsziekten door stoffen, TNO vooronderzoek SZW Programma ‘Beter aan de slag met stoffen’. Staat van de Veiligheid Brzo-bedrijven 2018

Aan dit artikel hebben meegewerkt: Andre Vuijst, HVK’er, interim SHE-professional en eigenaar van Arbo in Balans; Ronald Frencken, Msc Safety, Health and Environment, werkt als arbeidshygiënist; Patrick Vanrolleghem, MoSHE , IVK, werkt als Senior Veiligheidskundige bij AVR; Ellen Wiering, PhD student en onderzoeker ‘Patronen in regelovertreding in de chemische Industrie’.

Orly Polak is sociologe en ondervraagt met haar bedrijf Hub Creations bedrijven op diverse sociaal-culturele thema’s, waaronder sociale en arbeidsveiligheid.

info– September 2019 nr. 3

23


Carrière

Etiënne Doorson Huidige functie en waar ben je werkzaam? Dé Integraal Veiligheidskundige anno 2019 is goed opgeleid en breed inzetbaar. Met enige trots lijk ik hieraan te voldoen. Zo is het diploma al enkele jaren op zak. Ik ben als Coördinator Noodhulp verantwoordelijk voor de voorbereiding en aansturing van de vrijwillige hulpverlening van het Rode Kruis. Ook heb ik een beleidsondersteunende rol bij landelijk beleid voor grootschalige geneeskundige bijstand. Belangrijkste veiligheidstrend? De impact van technologische ontwikkelingen zoals kunstmatige intelligentie, Internet of Things en 5G op de maatschappij en veiligheidssector zie ik steeds groter worden. Verder denk ik dat Integraal Veiligheidskundigen steeds meer zullen deelnemen aan het klimaatdebat. De maatschappelijke en politieke focus ligt momenteel vooral bij proactiviteit en preventie. Terwijl we vanuit veiligheidskundig oogpunt ook repressieve aspecten in ogenschouw moeten nemen.

Laatst gelezen over veiligheid? ‘De Veiligheidsmythe’ waarin Bart de Koning politie, justitie en misdaad bijzonder scherp belicht. Op mijn nog-te-lezen-lijstje staan ‘Gedrag & Veiligheid’ van Frank Guldenmund en ‘Blackout’, een cybercrisis-thriller van Marc Elsberg. Grootste succes tot nu toe? Me bewegen in verschillende werelden. Naast mijn regulier baan ben ik namelijk ook reservist bij de Koninklijke Landmacht.

Wat zou je graag beter kunnen? Afbakenen van mijn brede interesses door een handjevol specialiteiten te kiezen.

https://www.linkedin.com/in/ etiennedoorson

Als je terugkijkt op je carrière, wat zou je achteraf dan anders doen? Ik ben tevreden over wat mijn studie en loopbaan tot nu toe hebben opgeleverd.

Wat hoop je (nog) te bereiken? Voor de korte termijn wil ik me graag verder ontwikkelen als reservist op het gebied van nationale operaties.

In deze rubriek komen mensen uit de veiligheidswereld aan het woord over hun carrière en ambities. Aanmelden kan bij de redactie: nvvk@veiligheidskunde.nl.

24

September 2019 nr. 3 –

info


Prikbord

Prikbord is een vr ijplaats v ideeën of oor vragen o ver dit bla discussie. Heeft Dit zijn d u opmerk d of de ve e spelreg ingen, su reniging els. Uw b gges N niet com VVK? ‘Pr ijdrage is mercieel, ik ’ ze op de ties, in h o o n artikel w udelijk, to derteken ze pagina aar d met na . -the-poin am en fu t, zich het r op u reageert en niet kwe nctie, voo maximaa echt voor ts end, rzien van l5 om bijdra onderwe gen te we 00 woorden lang rp/ . De reda igeren, te ctie beho moderer udt en of in te korten.

Omgaan met gevaarlijke stoffen

En dat geldt ook voor onszelf. Doe maar eens de proef op de som en zoek een chemieblad of VIB over aceton. Beantwoord vervolgens de volgende vragen: 1. Als er een plas van 25 liter aceton op de vloer ligt, zit de concentratie in de lucht dan onder of boven de LEL? 2. Is er in die situatie sprake van explosiegevaar? 3. Maakt het uit of het buiten of binnen is? Mijn conclusie is dat we vaak denken dat we veel weten over gevaarlijke stoffen, maar dat dit in de praktijk toch tegenvalt. Dat is dus nog een puntje om aan te werken.

Dit zijn de antwoorden op de vragen hiernaast. Lekker ouderwets op zijn kop.

1. De dampspanning van aceton bij kamertemperatuur is 240 mbar*, dus de concentratie in de lucht is 24% (240/1000). Dit zit zelfs boven de UEL. 2. Het explosiegebied zit tussen de 2,3 en 13%*, dus er is sprake van explosiegevaar zodra de lucht boven de plas wordt verdund. Bijvoorbeeld door ventilatie. 3. De relatieve dichtheid ten opzichte van lucht is 0,8. Je moet er dus van uitgaan dat het gas zweeft. Het maakt eigenlijk niet zoveel uit of het buiten of binnen is. Maar aceton verdampt snel, dus buiten is het wel eerder weg. Plus dat een explosie buiten veel minder schade oplevert, omdat de druk sneller weg kan.

Ik merkte dat ik als veiligheidskundige toch te gemakkelijk dacht over gevaarlijke stoffen. Ik was in de (onterechte) veronderstelling dat stoffen geen kwaad konden zolang de blootstelling maar onder de grenswaarde bleef. Fout! Zodra de blootstelling de 10% grenswaarde nadert is het, net als bij de LEL, oppassen geblazen. Uitgebreide meetprogramma’s moeten dan bewijzen dat het werkgebied echt veilig genoeg is om in te werken. Die kennis uit mijn HVK-opleiding was toch even naar de achtergrond geraakt. Wat ik inmiddels ook heb gemerkt, is dat heel weinig bedrijven dit weten. Daardoor staan veel werknemers bloot aan (te) hoge concentraties gevaarlijke stoffen. Men laat dit eens in de zoveel tijd eens meten – als je geluk hebt. Maar de kennis om te handelen is bij veel werkgevers en werknemers uiterst miniem.

Antwoorden

*) Het is opvallend dat je zoveel verschillende getallen krijgt in de verschillende VIB’s. Dat is op zich wel raar en zou eigenlijk niet mogelijk moeten zijn binnen REACH.

Ik heb de afgelopen jaren veel trainingen gegeven over gevaarlijke stoffen. Steeds rijst de vraag: is deze stof nu gevaarlijk of niet? Dat blijft lastig. Soms is het antwoord eenduidig: asbest is een gevaarlijke stof en blootstelling moet je vermijden. Maar over bijvoorbeeld alcohol is nu volop discussie. Alcohol inademen zou verdacht kankerverwekkend zijn. Een beetje hypocriet misschien? Want de orale blootstelling van de gemiddelde werknemer in het weekend ligt vele malen hoger. Maar ja, daar gaat de werkgever niet over ... Paracelcus beweerde dat alles dodelijk is, mits in de juiste dosering. Het probleem is dat we geneigd zijn te denken dat een lage dosering van een stof geen probleem is en een hoge wel. Dat is helaas te simpel. Uit de biologie weet ik dat we eerder te maken hebben met een minimum-optimum-maximum-effect. Oftewel: geen, een positief en een negatief effect. Zo hebben veel gifstoffen in lage dosering een medicinale werking. Soms is er een behoorlijk sterk gif nodig, zoals bij een chemokuur. Ook kan je een bepaalde weerstand opbouwen tegen gif. De oud-Griekse koning Mithridates VI slikte kleine porties gif om immuun te worden. Voor zover de positieve kant.

Dirk de Knecht is consultant human factors & safety bij Intergo

info– September 2019 nr. 3

25


Juridisch bekeken

To tag or not

to tag

Vopak moet van de minister van SZW alle kranen en afsluiters voorzien van een tag met identiďŹ catienummer. Dit om te voorkomen dat onderhoudsmonteurs de verkeerde kraan dicht- of juist opendraaien. De tankterminaloperator vecht de eis aan en krijgt gelijk. Het bedrijf mag alleen zogeheten veiligheidskritische kranen taggen. Oftewel: alleen taggen als er risico bestaat op zware ongevallen. TEKST ROB POORT

V

opak is een tankterminaloperator, gespecialiseerd in opslag en overslag van vloeibare en gasvormige chemie- en olieproducten. Op de terminal in de Eemshaven slaat het bedrijf een strategische voorraad van 660.000 m3 benzine en diesel op. Vijf dagen per week zijn

26

September 2019 nr. 3 –

twee vaste operators aanwezig die preventief onderhoud uitvoeren. Het laden en lossen van benzine en diesel gebeurt geautomatiseerd. Met name voor onderhoudswerkzaamheden worden sporadisch handafsluiters gebruikt. Bij een inspectie november 2016 constateert de Inspectie SZW

info

dat het grootste deel van de instrumenten en appendages van de installatie is voorzien van zogenoemde tags. Maar die zijn niet op eenduidige wijze aangebracht en niet altijd duidelijk leesbaar, robuust en weerbestendig. De handafsluiters zijn in het geheel niet voorzien van een tag.


Met een eis voor naleving van artikel 5 Brzo bepaalt de staatssecretaris en niet de exploitant welke maatregelen nodig zijn Op 6 februari 2017 stelt de minister van SZW op grond van artikel 27 Arbowet een eis over de wijze van naleving van de zorgplicht conform artikel 5 van het Besluit risico’s zware ongevallen 2015 (Brzo). Volgens deze eis moeten alle instrumenten, appendages, handafsluiters en andere relevante onderdelen van de installatie voorzien zijn van eenduidige, duidelijk leesbare en robuuste kenmerken die bestand zijn tegen weersinvloeden. Bezwaar wordt op in augustus 2017 ongegrond verklaard. Beroep wordt op 3 juli 2018 door de rechtbank eveneens verworpen. Daarop gaat Vopak in hoger beroep.

Reikwijdte bevoegdheid Kern van het geschil is of de minister de eis mag stellen dat alle relevante onderdelen van de installatie, waaronder de handafsluiters, worden voorziet van een kenmerk (de tag). Vopak wil met name aan de orde stellen wat de reikwijdte is van de bevoegdheid van de minister. Mag hij een eis stellen aan de manier waarop bedrijven de zorgplicht van artikel 5 Brzo naleven? Volgens de minister is de kans op vergissing bij bediening of veiligstelling van de installatie sterk aanwezig. Dit door het ontbreken van tags en de diversiteit van de tags die wel zijn aangebracht. Daardoor zou ongecontroleerd uitstromen van benzine of diesel kunnen plaatsvinden. Daarmee heeft Vopak onvoldoende maatregelen getroffen ter voorkoming van zware ongevallen.

Oordeel Raad van State In hoger beroep oordeelt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de Afdeling) als volgt over de reikwijdte van artikel 27 Arbowet. De minister mag ook een eis stellen aan de naleving van dat wat krachtens artikel 6 Arbowet in artikel 5 van het Brzo is bepaald. Volgens het eerste lid van artikel 27 Arbowet is het stellen van een eis niet beperkt tot bij de Arbowet gestelde bepalingen. Dit biedt dus ruimte voor het

stellen van een eis ter naleving van de regels die krachtens artikel 6 Arbowet zijn gesteld in het Brzo. Vervolgens komt de Afdeling toe aan de vraag of taggen nodig is. Vopak heeft aangevoerd dat de rechtbank heeft miskend dat tags aanbrengen op niet-veiligheidskritische apparatuur geen noodzakelijke maatregel is om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen te beperken (artikel 5 Brzo). Voor het stellen van een eis tot naleving is het niet voldoende dat een willekeurig ongeval zou kunnen plaatsvinden door het ontbreken van tags. Het moet gaan om een zwaar ongeval. Vopak heeft in het veiligheidsbeheerssysteem (overeenkomstig artikel 7 Brzo) onderscheid gemaakt tussen veiligheidskritische en niet-veiligheidskritische apparatuur. Aan dit onderscheid ligt een risicobeoordeling ten grondslag. Deze begrippen komen niet in het Brzo voor. Maar dat laat onverlet dat is aangetoond dat verkeerd gebruik van nietveiligheidskritische apparatuur niet kan leiden tot een zwaar ongeval. Het rapport ‘Risicobeoordeling handafsluiters Terminal Eemshaven’ van Royal Haskoning DHV bevestigt dit. Als exploitant van de tankterminal is Vopak volgens artikel 5 Brzo verplicht om alle maatregelen te nemen die nodig zijn om zware ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor de menselijke gezondheid en het milieu te beperken. Het gaat dan niet om alle denkbare maatregelen ter voorkoming van alle denkbare ongevallen met gevaarlijke stoffen en beperking van de nadelige gevolgen. Het moet gaan om maatregelen ter voorkoming van zware ongevallen of de gevolgen daarvan. Volgens artikel 1, eerste lid Brzo is een zwaar ongeval een gebeurtenis waardoor ernstig gevaar voor de menselijke gezondheid of het milieu binnen of buiten de inrichting ontstaat. Artikel 3 van de Seveso III-richtlijn geeft als voorbeelden van zo’n gebeurtenis een zware

emissie, brand of explosie. Deze voorbeelden staan ook in de nota van toelichting bij het Brzo (Stb. 2015, 272). Dat houdt in dat het enkele feit dat ergens op de terminal onbedoeld benzine of diesel uit een leiding stroomt, nog geen zwaar ongeval is. Zo’n uitstroming betekent immers niet per definitie dat er ernstig gevaar ontstaat voor mens of milieu. Of dit wel gebeurt is mede afhankelijk van de maatregelen die voor dergelijke situaties zijn getroffen. In het Brzo staat niet op welke wijze de exploitant moet voldoen aan zijn verplichting om de nodige maatregelen te nemen. Hij maakt dus in beginsel zelf uit welke maatregelen hij neemt. Het is op grond van artikel 7 Brzo ook aan de exploitant om het preventiebeleid voor zware ongevallen vorm te geven. En om dit beleid aansluitend te implementeren in een veiligheidsbeheerssysteem. Dit maakt een eis voor naleving van artikel 5 Brzo des te ingrijpender. Want daarmee bepaalt de staatssecretaris in plaats van de exploitant welke maatregelen nodig zijn. Daarom moet aan zo’n eis een gedegen motivering ten grondslag liggen. Die motivering moet in elk geval ingaan op de maatregelen die al zijn getroffen. En op de vraag waarom daarnaast nog andere maatregelen nodig zijn ter voorkoming van zware ongevallen of de gevolgen ervan. De motivering in de eis van 14 augustus 2017 voldoet hier niet aan.

Wettelijke bepalingen Richtlijn 2012/18/EU Artikel 3, lid 13, definitie zwaar ongeval Arbeidsomstandighedenwet Artikel 6, grondslag Brzo Artikel 27, eis door inspectie SZW Besluit risico’s zware ongevallen 2015 Artikel 1, definitie zwaar ongeval Artikel 5, verplichtingen exploitant locatie Artikel 7, eisen aan preventiebeleid

info– September 2019 nr. 3

27


Uit de eis blijkt onvoldoende dat de minister het veiligheidsbeleid van Vopak als uitgangspunt heeft genomen. Er staat bijvoorbeeld dat het door Vopak gemaakte onderscheid tussen veiligheidskritische en nietveiligheidskritische apparatuur niet in de regelgeving voorkomt. Dat is op zich juist, maar betekent niet dat Vopak dit onderscheid niet mocht maken. Ook is deze constatering onvoldoende om te kunnen concluderen dat Vopak ten onrechte stelt dat verkeerd gebruik van niet-veiligheidskritische apparatuur niet tot een zwaar ongeval kan leiden. Voor zover in de eis wel is ingegaan op de door Vopak getroffen maatregelen, is gesteld dat de maatregelen met name zijn gericht op situaties waarin een verkeerde afsluiter wordt gebruikt of een afsluiter verkeerd wordt gebruikt. En niet op het voorkomen van dergelijke situaties. In de eis is echter onvoldoende gemotiveerd dat gebruik van een verkeerde afsluiter of verkeerd gebruik van een afsluiter kan leiden tot een zwaar ongeval. Terwijl Vopak wel gemotiveerd heeft aangegeven dat de al genomen maatregelen ervoor zorgen dat bij het onbedoeld wegstromen van benzine of diesel geen ernstig gevaar voor

28

September 2019 nr. 3 –

mens of milieu en dus geen zwaar ongeval kan ontstaan. Alleen bij een toereikende motivering dat gebruik van de verkeerde afsluiter of verkeerd gebruik van een afsluiter kan leiden tot een zwaar ongeval, mag de eis gelden dat Vopak voor de naleving van artikel 5 Brzo maatregelen neemt die dit voorkomen. Gelet op het voorgaande betoogt Vopak terecht dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat niet in geschil is dat het ongecontroleerd uitstromen van benzine en diesel tijdens de bedrijfsuitoefening bij Vopak kan leiden tot het ontstaan van ernstig gevaar voor de menselijke gezondheid en dus tot een zwaar ongeval. Het betoog slaagt en de Afdeling verklaart het hoger beroep gegrond. De staatssecretaris zal een nieuw besluit moeten nemen, met inachtneming van deze uitspraak en het rapport van Royal Haskoning DHV. Een eventueel beroep daartegen moet – omwille van de efficiëntie – worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak.

moet de staatssecretaris een nieuw besluit nemen. Dat lijkt vreemd, maar heeft te maken met de wijziging in taakverdeling tussen de minister en de staatssecretaris bij het aantreden van het nieuwe kabinet. De staatssecretaris betoogt op de zitting (1 mei 2019), dat het rapport van Royal HaskoningDHV (15 april 2019) buiten beschouwing moet blijven, omdat Vopak dit pas in hoger beroep kort voor de zitting heeft ingediend. Maar de Afdeling gaat hier niet in mee. Vopak heeft het rapport ingediend als nadere onderbouwing van een standpunt dat het bedrijf gedurende deze procedure steeds heeft ingenomen. Voorts is het rapport, zeker zonder de bijlagen, betrekkelijk beperkt van omvang. Daarom ziet de afdeling niet in dat de staatssecretaris onvoldoende gelegenheid had om adequaat op het rapport te reageren. Bron: Raad van State, 17 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2441

Aantekening De minister legt een boete op aan Vopak en volgens de Raad van State

info

Mr. ing. R.O.B. Poort, Jurist en veiligheidskundige. www.bureaupoort.nl


De veiligheidsbril van Ed

Vooral doorgaan

D

e gevleugelde uitdrukking van jurylid Barrie Stevens bij de Soundmixshow was ‘Vooral doorgaan’. Daarmee wilde hij de net niet winnende deelnemers aansporen om te blijven werken aan hun succes. Commentaar van een ander mag nooit je dromen wegnemen, zo verklaarde hij later. Een mooi gegeven, dat ik ‘de wet van Barrie’ ben gaan noemen. ‘Vooral doorgaan’ was daarom ook de titel van mijn lezing op een bijeenkomst van de Gezamenlijke Brandweer (GB) op 3 juli 2019. De GB is een publiek-private samenwerking van de stad Rotterdam met 65 bedrijven uit het havengebied. Het specialisme is industriële brandbestrijding, maar ze doen ook dingen als het blussen van schepen en redden van hoogte. Grote dingen dus, met de hoofdletter V van veiligheid. Ik hield daar echter een pleidooi voor de kleine dingen, vanuit het oogpunt van business continuity. Het is geen vraagstuk van of het een of het ander, je moet het allebei hebben. Naast het grote, het kleine. Waarom is het kleine zo belangrijk? Omdat het gaat over de productie van alledag en in die zin een belangrijke rol speelt in de concurrentieverhoudingen met andere bedrijven. Hoe sneller je weer op de been bent na een storing, hoe betrouwbaarder je bent en hoe beter de klant je zal weten te vinden. De focus moet daarbij niet eens zozeer op het nu liggen, maar op over tien jaar. Hoe zien de concurrentieverhoudingen er dan uit en wat moet je nu al op de rit zetten om er over tien jaar te staan?

TEKST ED OOMES

Om dit soort vragen te beantwoorden hanteer ik twee principes die richting geven aan mogelijke oplossingen. Het eerste principe is veilig voortzetten, de belangrijkste driver achter mijn denken in business continuity. Niet streven naar voorzieningen die helpen met afbouwen, maar naar voorzieningen die vooral doorgaan ondersteunen. Hoeveel redundantie in systemen heb je nodig? Hoeveel noodstroom en van welke kwaliteit? Welke leveranciers zijn cruciaal? Wat zijn de single points of failure? Het tweede principe is kleine incidenten klein houden. Beheersing van kleine incidenten is een vorm van operational excellence dat veel eist van bedrijven op het gebied van soft skills. Het moeilijkste is de verandering van een reactieve organisatie naar een proactieve. Proactiviteit vraagt om een harde respons op weak signals. Het vraagt om grondige kennis van bedrijfsprocessen, kennis die uitstijgt boven wat normaliter voor functies noodzakelijk is. Zie het als een vorm van deskundigheidsredundantie. En het vraagt om een adequate beslissingsbevoegdheid op de werkvloer, met een just culture waarin niet op schuldigen wordt gejaagd. Beide principes heb je niet zomaar voor elkaar, het is een lange weg om te gaan. Er zullen successen zijn en tegenslagen. Stappen vooruit en achteruit. Tot je doorhebt dat je er nooit zult komen, maar wel altijd op de goede weg kunt zijn. Zolang je de wet van Barrie maar niet vergeet: vooral doorgaan.

info– September 2019 nr. 3

29


Procesveiligheid Procedures effectief implementeren (deel 2)

Hoe meet je

kwaliteit?

30

September 2019 nr. 3 –

info


In een ‘paper versus reality’-programma hebben we in een bedrijf een aantal processen nader onder de loep genomen. Op papier zijn die vaak goed geregeld. Maar werken ze in de praktijk net zo goed? In het vorige artikel lichtten we het werkvergunningsproces en de LOTOTO-procedure toe. In dit artikel richten we ons op de kwaliteit van de implementatie. Hoe kun je die meten? TEKST ROBERT-JAN BANNINK

H

oe bepaal je zo effectief mogelijk de implementatiegraad van een werkvergunningsprocedure? In ons geval hebben we inspiratie opgedaan bij het bepalen van de efficiency van productie-installaties. De efficiency van productie-installaties bepalen we met de zogenoemde OEE-systematiek. Daarbij wordt de uiteindelijk goedgekeurde output gerelateerd aan de beschikbare capaciteit, de benutting van deze capaciteit en de kwaliteit van de output. Om diverse redenen realiseert men niet altijd de maximale capaciteit. Bedoelde en onbedoelde stilstand (machine-omstellingen respectievelijk machinestoring), snelheidsverliezen en afkeur van het geproduceerde product zijn voorbeelden van zulke redenen. Met de OEEsystematiek is het mogelijk de prestatie te koppelen aan oorzaken van prestatieverlies. Door deze oorzaken periodiek te analyseren kan men verbeterprojecten opstarten voor de oorzaken die de prestatie het meest nadelig beïnvloeden. Het resultaat van de OEE als maat voor de pres-

tatie op het productieproces (een KPI) maakt die laatste relatief eenvoudig vast te stellen en te interpreteren. De onderliggende prestatie-indicatoren vormen de aangrijpingspunten om deze bovenliggende KPI te sturen. Alhoewel een werkvergunningsproces anders is dan een productieproces, kunnen we toch wat van deze systemathiek leren. Het is een aantrekkelijke gedachte een proces te verfijnen in onderdelen, om ons op basis van die onderdelen een beeld te vormen. Als we aannemen dat we een veilig proces hebben als we de werkvergunningprocedure zowel naar de letter als naar de geest volgen, is het waardevol de implementatiegraad van die procedure in kaart te brengen. Om een helder beeld te krijgen van de mate van implementatie van deze werkvergunningsprocedure, fileren we het proces van de werkvergunningverstrekking in een aantal elkaar overlappende aspecten. Precies zoals dit gebeurt in de OEE-systematiek.

Effectiviteit van WV % = C% x TRA% x TRA_Q% x Q% x LMRA% x LMRA_Q% x E% C% = percentage werkvergunningen dat volledig ingevuld is TRA% = percentage werkvergunningen dat een TRA moet hebben, is voorzien van een TRA TRA_Q% = percentage van TRA's dat kwalitatief een goed niveau heeft Q%= percentage compleet ingevulde werkvergunningen dat ook voorzien is van de juiste maatregelen LMRA% = percentage van werkvergunningen dat voorzien is van een LMRA LMRA_Q% = percentage van LMRA's in goede kwaliteit E% = % van werkvergunningen dat bij een audit ook uitgevoerd wordt conform de voorschriften in de vergunring Totaal aantal werkvergunningen Niet ingevuld

Percentage van werkvergunningen die volledig zijn ingevuld (C%) Percentage van werkvergunningen r die een TRA vereisen zijn ook voorzien van een TRA (TRA%) Percentage van TRA’s A dat met een goede kwaliteit is uitgevoerd r (TRA_Q%) Percentage van vergunnigen die volledig zijn ingevuld. zijn correct ingevuld (Q%) Percentage van vergunnigen is een LMRA gedaan (LMRA%) Percentage van LMRA’s A dat ge audlteerd is, LMRA niet bewust uigevoend Is bewust ultgevoerd (LMRA_Q%) niet in tijn Maatregelen wonden tjdens aud in lin met met de vergunning uitgevoerd (E%) vergunning

Green TRA

Onjuise TRA Niet correct

Geen LMRA

Schema 1 – Effectiviteit van werkvergunningsproces op basis van positiebepaling op onderdelen (bron: Navigator Consult bv – in analogie met het OEE instrument, zie http://www.oeestandard.com/nl/nl_3_scope.html)

info– September 2019 nr. 3

31


De keuze voor de te selecteren aspecten kan de organisatie zelf bepalen. Meestal doet zij dit op basis van in het verleden geconstateerde knelpunten. Of knelpunten die de organisatie als de meest kritische beschouwt (zie schema 1). De gedachte is dat we een score kunnen bepalen voor de effectiviteit van het werkvergunningsproces in zijn geheel als het mogelijk is om een enigszins objectief meetinstrument te ontwerpen voor ieder afzonderlijk aspect. Het voordeel van een dergelijke meting? Die levert enerzijds inzicht op in de zwakke schakels van het werkvergunningproces en biedt daarmee aanknopingspunten voor verbetering. Anderzijds levert die een zo objectief mogelijke meting op die we periodiek kunnen herhalen om de progressie in de tijd te volgen. De wiskundigen onder ons kunnen terecht opmerken dat de berekening niet geheel juist is. Want niet alle werkvergunningen vereisen een TRA. Daarmee is het onjuist om de effectiviteit van het werkvergunningsproces als geheel op te bouwen uit onderdelen die elkaar niet helemaal overlappen. Ook gaat het model voorbij aan de verschillende vormen van redundantie. Zo kun je bijvoorbeeld bij toepassing van de LMRA constateren dat er fouten zijn gemaakt in het voorliggende traject. Conceptueel accepteren we deze tekortkomingen, omdat de meting op de afzonderlijke onderdelen wel onafhankelijk is. Een aantal onderdelen van het meetinstrument werken we in dit voorbeeld uit.

De uitkomsten van deze aanpak maken duidelijk waar de zwakke schakel zit We benoemen hiervoor enkele elementen die het meest relevant zijn om te concluderen dat de vergunning ‘volledig’ is ingevuld. In ons ‘paper versus reality’-programma is gekozen voor de volgende onderwerpen: - Is er een heldere omschrijving van scope en uitvoeringswijze van werkzaamheden? - Is een nadere risico-analyse (zoals een TRA) noodzakelijk en zo ja, is deze beschikbaar? - Is er een omschrijving van de benodigde maatregelen om het werk veilig uit te kunnen voeren? - Is er een omschrijving van soort en type persoonlijke bescherming? - In geval een veiligstelling noodzakelijk is: is de P&ID of veiligstellijst toegevoegd? - En ten slotte: zijn alle noodzakelijke handtekeningen gezet?

Compleet ingevuld (C%) Het percentage werkvergunningen dat volledig is ingevuld, stellen we vast op basis van een steekproefsgewijze controle van een (groot) aantal gearchiveerde werkvergunningen. Om consistentie en reproduceerbaarheid van de meting te krijgen, omschrijven we eerst het begrip ‘volledig’.

Volledigheid van ingevulde werkvergunning 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

Goed Voldoende Matig Onvoldoende Onbekend

Hoe kunnen we vervolgens het percentage volledig ingevulde werkvergunningen berekenen? Dat doen we door het aantal vergunningen waarin geen van deze kwalificaties lager is dan ‘gemiddeld’ te delen door het totale aantal vergunningen (zie figuur 1).

Voorzien van TRA (TRA%) Of het percentage werkvergunningen dat een TRA vereist ook werkelijk is voorzien van een TRA, is eenvoudig vast te stellen. Enerzijds door te controleren of er daadwerkelijk een TRA is daar waar de werkvergunning die vereist. En anderzijds door te controleren of bij de toepassing van de procedure terecht is geconcludeerd dat een TRA nodig was.

en

t

ng ke

ni

gs te Ha

nd

te

ili ve m et

at ie ol Is

PB

M

's

el

ge

en

sp

be

ec ifi

sc h

lli

ce e

js

rd

n ve re

al y oan aa tr eg M

N

oo

dz

aa

Be

k

sc

hr ij

ris ic

vin g

w er k

se

Afwezig

Met TRA van goede kwaliteit (TRA-Q%) Naast óf er een TRA is, is de kwaliteit daarvan uiteraard minstens zo belangrijk. In analogie met het volledig invullen van de werkvergunning, kunnen we random een aantal TRA’s onderzoeken (20-40 stuks). Hoe berekenen we nu het percentage TRA’s van goede kwaliteit? Dat doen we

Figuur 1 – Score per criterium voor volledig invullen van de werkvergunning

%TRA die van goede kwaliteit zijn Beschikbaarheid van TRA

64%

36%

25%

11%

Figuur 2 – Percentage beschikbaarheid TRA

32

September 2019 nr. 3 –

info

Geen TRA noodzakelijk TRA beschikbaar TRA niet beschikbaar

100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

Proces Risico geduid Risico Maatregelen Maatregelen stappen voor klasse genoemd bij zijn duidelijk zowel de taak Hoog, Medium en duidelijk en onderscheiden als Midden en Hoog uitvoerbaar de omgeving Laag risico waarin taak onderscheiden plaatsvindt

Figuur 3 – Percentage TRA’s met goede kwaliteit

Goed Voldoende Matig Onvoldoende Onbekend Afwezig


door het aantal TRA’s dat geen kwalificatie lager dan ‘gemiddeld’ heeft op nader te omschrijven criteria, te delen door het totaal aantal onderzochte TRA’s. In deze case study hebben we de volgende criteria geformuleerd: - duidelijk onderscheiden processtappen - risico’s zijn vastgesteld op basis van zowel de taak als de omgeving waarin de taak wordt uitgevoerd - omvang van de risico’s is in kaart gebracht (bijvoorbeeld laag, middel of hoog) - er zijn duidelijke maatregelen geformuleerd voor risicoreductie waar dat noodzakelijk en mogelijk is - er is een zichtbare conclusie over het ‘restrisico’: aanvaardbaar of niet.

Kwaliteit van ingevulde werkvergunning 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

Goed Voldoende Matig Onvoldoende Onbekend Afwezig Maatregelen in lijn met risico (en arb hyg strategie)

PBM specifiek en correct beschreven

LoTo waar items geisoleerd moeten worden

Voor Hoog risico werkzaamheden expliciet maatregelen benoemd

Figuur 4 – Score per criterium voor beoordeling kwaliteit werkvergunning

Compleet en correct invuld (Q%) Het percentage werkvergunningen dat is voorzien van de juiste maatregelen bepalen we door op vergelijkbare wijze te toetsen of de juiste maatregelen op de vergunning zijn geformuleerd. Daarbij gebruiken we de volgende criteria: - Maatregelen zijn in lijn met de risico’s (en in overeenstemming met de arbeidshygiënische strategie) - Persoonlijke bescherming is specifiek omschreven (geen: handschoenen, maar: snijbestendige handschoenen) - Er is een correcte en volledige veiligstellijst voor toepassing van LOTOTO - Er is een correcte omschrijving van adequate maatregelen om hoogrisicoactiviteiten te beheersen

Maatregelen in lijn met voorschrift (E%) Het lastigste vast te stellen is of de maatregelen werkelijk zo worden uitgevoerd als ze staan omschreven. We passen twee manieren toe om hier een beeld van te krijgen. Die vullen elkaar overigens onderling ook aan. De eerste manier is door een (groot) aantal inspecties uit te voeren op de werkvergunningsprocedure. Het aantal werkvergunningen met 100% opvolging van maatregelen delen door het aantal gecontroleerde werkvergunningen, geeft de maat. Aanvullend daarop voeren we een (anonieme) enquête uit onder vergunninghouders en vergunningverstrekkers. Zij zijn het immers die een goed beeld hebben van het vergunningsproces in de praktijk. In die enquête toetsen we of de elementen die de procedure voorschrijft ook werkelijk worden uitgevoerd. Zo staat bijvoorbeeld in veel procedures dat de verstrekker altijd mee moet lopen naar de werkplek van de uitvoerende. In de praktijk gebeurt meelopen vooral op basis van veronder-

steld risico.

Ter afsluiting Dit artikel beschrijft een werkwijze waarmee we de effectieve implementatie van de werkvergunning en LOTOTOprocedure kunnen vaststellen. Dit mondt uit in een KPI; een getal op een maatlat die het prestatieniveau aangeeft. Het spreekt voor zich dat vergelijkbare meetinstrumenten ook zijn op te zetten voor andere procedures. De uitkomsten van deze aanpak maken duidelijk waar de zwakke schakel zit in het proces. Aansluitend daarop kunnen we bekijken welke interventies nodig zijn om dit te verbeteren. We hoeven hierbij zeker niet altijd primair te sturen op de uitvoering. Om procedure en realiteit dichter bij elkaar te brengen kan het zeker net zo effectief zijn om de procedure aan te passen, zodat die beter uitvoerbaar is. Blijft natuurlijk staan dat objectiviteit hier een moeilijk begrip is. Wat is helder? Wanneer was een TRA wel/niet noodzakelijk? Welke maatregelen zijn nodig om het werk veilig uit te voeren? Wat zijn de juiste PBM? Wanneer was een veiligstelling noodzakelijk? Maar: een exact juiste berekening van de KPI is ook niet zo heel essentieel. Het gaat erom onderdelen die verbetering behoeven te identificeren en bij benadering de prestatie op het onderdeel vast te stellen. De ervaring in dit project is dat we een grote verbetering kunnen realiseren door deze dilemma’s op de koop toe te nemen. Q Robert-Jan Bannink is directeur/eigenaar van adviesbureau NavigatorConsult bv. (advertentie)

info– September 2019 nr. 3

33


Gedrag Afleiding – Deel I: een theoretische verkenning

Mag ik even uw aandacht? U loopt naar een andere kamer om een boek te pakken. Terwijl u daar bent, valt uw oog op een rekening die nog niet is betaald. U pakt die op en wilt weer naar de andere kamer teruggaan. Op dat moment realiseert u zich dat u voor iets anders naar deze kamer was gekomen. Maar voor wat ook alweer? TEKST FRANK GULDENMUND

O

f u rijdt in uw auto, met uw mobiele telefoon in een houder voor u. Er komt een bericht binnen met een geluidsignaal en een ‘banner’. Onwillekeurig reikt u naar uw telefoon om het bericht te lezen. Zodra u weer naar de weg kijkt, rijdt u halverwege de rijstrook naast u. U kunt ternauwernood nog een auto ontwijken. Twee gevallen van afleiding. Volgens verkeersdeskundigen één van de belangrijkste oorzaken voor de stijging van het aantal verkeersdoden in de afgelopen jaren. Maar wat is afleiding precies en waarom is dit een probleem voor mensen? In twee artikelen ga ik dieper in op deze en andere vragen over afleiding. In dit eerste deel houd ik mij bezig met de theorie rond afleiding; wat het is en waarom mensen last hebben van afleiding. In het tweede deel bespreek ik vervolgens het onderzoek naar afleiding.

Wat is afleiding? In hun artikel presenteren Regan, Hallett & Gordon (2011) het volgende model, dat onderzoekers vaak aanhalen als het over afleiding in het verkeer gaat. In dit model willen zij een onderscheid maken tussen diverse vormen van ‘onoplettendheid’. Volgens deze onderzoekers is afleiding namelijk een vorm van onoplettendheid. Regan en collega’s maken onderscheid tussen enerzijds onvoldoende of verkeerd gedoseerde aandacht voor de rijtaak, en anderzijds afleiding. Bijvoorbeeld, tijdens het autorijden kijkt u te lang in de zijspiegel, of let u te veel op een achterligger. In beide gevallen is er sprake van ge-

34

September 2019 nr. 3 –

info

brekkige aandacht voor de primaire taak, de auto besturen. Afleiding daarentegen, is volgens deze onderzoekers het proces waarbij de aandacht van de bestuurder volledig wordt weggetrokken van de rijtaak. Dit wegtrekken kan te maken hebben met de rijtaak (u kijkt bij het naderen van een kruising op uw navigatiesysteem of u van rijstrook moet wisselen) of juist niet (u leest op uw telefoon een net binnengekomen bericht). In beide gevallen richt de bestuurder de volledige aandacht op een tweede taak. Laten wij de tak ‘Afleiding’ in figuur 1 eens bekijken. Dan zien wij dat afleiding inderdaad met de primaire taak te maken heeft, of niet. De zijtak ‘Niet-taakgerelateerde afleiding’ is het meest uitgebreid. Met ‘Intern’ bedoel ik hier: binnen de auto. Intern/onbedoeld is het lezen van een bericht op uw telefoon. Intern/bedoeld is het raadplegen van de navigatie of routeplanner, of een plotseling oplichtend signaal op het dashboard. Extern/onbedoeld betreft zaken buiten de auto die de volledige aandacht opeisen. Dit kan een prikkelend reclamebord zijn of een aanrijding op de andere weghelft of een pechgeval in de vluchtstrook. Extern/bedoeld kunnen auto’s met zwaailichten zijn of zwalkende auto’s voor u. Tot slot, dagdromen. Dit is een verhaal apart en ik wijd hier dan ook een apart artikel aan in Vakblad Arbo 10-2019. Aandacht en afleiding zijn twee aan elkaar verbonden begrippen. Hoewel aandacht en afleiding bij iedereen wel bekend zijn – dit neem ik voor het gemak maar even aan – is het lastig om deze begrippen te definiëren en in de praktijk te onderzoeken. In veel onderzoek ontlopen de onder-


Onoplettendheid

Beperkte aandacht

Verkeerd verdeelde aandacht

Geen aandacht door verwaarlozing van taak

Vluchtige aandacht

Afleiding

Taakgerelateerd

Taakgerelateerde activiteiten of gedachten

Niet-taakgerelateerd Niet-taakgerelateerde activiteiten of gedachten: * Intern/onbedoeld * Intern/bedoeld * Extern/onbedoeld * Extern/bedoeld Dagdromen

Figuur 1 – Taxonomie van onoplettendheid (Regen et al. 2011)

alleen een model presenteert, maar ook bekijkt of dit model daadwerkelijk in ons brein kan ‘bestaan’. Want het heeft geen zin een model te hanteren als er uiteindelijk geen enkel neurologisch bewijs voor te vinden is. Volgens Wickens beschikt de mens over verschillende ‘mentale bronnen’ waaruit hij kan putten, bijvoorbeeld om te luisteren, te spreken of om een handeling te verrichten. Zolang activiteiten van verschillende bronnen gebruikmaken, is er niet veel aan de hand. Zo hebben ons gehoor en onze ogen verschillende bronnen tot hun beschikking en kunnen wij kijken en luisteren of praten tegelijk. Het wordt wat complexer als u een ingewikkeld gesprek in de auto voert, over zwarte gaten bijvoorbeeld, en er gebeuren onverwachte dingen voor u op de weg. Beide processen (nadenken en praten en onverwachte dingen interpreteren) maken gebruik van hetzelfde reservoir. Daarom zijn mensen doorgaans niet goed in dubbeltaken: als beide taken enige denkinspanning en planning vereisen. Dit gaat al op bij het telefoneren in de auto, hands-on of handsfree.

zoekers deze neteligheid door de begrippen niet te definieren (we weten toch wat ermee wordt bedoeld?) en maar meteen aan de slag te gaan. In deel 2 zal ik over dit onderzoek schrijven. Wat de definitie en het onderzoek lastig maakt, zijn de kwalificaties: voldoende, beperkt, vluchtig, etcetera. Want wat is voldoende (of onvoldoende)? Ja, als er iets is gebeurd, kunnen we misschien achteraf vaststellen dat iemand de aandacht er niet volledig bij had. Wijsheid achteraf dus en misschien moeilijk vooraf te bepalen.

Afleiding, hoe komt het? Nu wij iets meer weten van afleiding, rijst natuurlijk de vraag: waarom is afleiding zo’n probleem voor mensen? Ik grijp hiervoor naar wat theorie. De theorie waarop veel onderzoekers terugvallen is afkomstig van Christopher Wickens. Wat zijn theorie zo populair maakt, is dat hij niet

Overigens, binnen ons visuele systeem kunnen wij onderscheid maken tussen ‘ambiënt of globaal zien’ en ‘focaal zien’. Beide vormen van zien maken gebruik van aparte mentale bronnen. Dit betekent dat wij een boek kunnen lezen terwijl we op straat lopen en daarbij mensen of objecten kunnen omzeilen. In de auto kunnen wij ‘globaal’ de weg voor ons zien (ambiënt zien) en in de achteruitkijkspiegel koekeloeren (focaal zien). Zodra wij ons op twee punten moeten richten, tweemaal focaal zien, gaat het weer mis. Terug naar afleiding. U rijdt in uw auto met uw ogen strak op de weg voor u gericht. Aan de rand van de weg staan twee lifters met een opvallend bord, zij willen uw aandacht hebben. U wilt eigenlijk ook wel weten wat er op het bord staat en op dat moment verschuift uw focale blik van de weg naar het bord (de weg voor u neemt u nu nog slechts globaal waar). Om te lezen moet u enige mentale inspanning verrichten, dit reservoir is dus niet meer beschikbaar voor andere mentale taken. Ondertussen kunt u nog wel sturen en gas terugnemen (handelen maakt gebruik van

info– September 2019 nr. 3

35


WAARNEMEN

Horen (taal)

Spraa

k

Taal verwerken

Schrift Zien (focaal)

Spreken

Praten

Type n Objec ten

Ruimtelijke processen Horen (geluid)

REAGEREN

VERWERKEN

Geluid

Bewegingen, acties

Handelingen

g

in ev g m

O

= mentaal reservoir Zien (globaal)

Figuur 2 – Vereenvoudigde weergave van het model van Wickens (2008)

een ander reservoir). Op dat moment begint uw medepassagier een klaagzang over ‘de jeugd van tegenwoordig’ en zegt dingen waar u het absoluut niet mee eens bent. Hiervoor heeft u de beschikking nodig over het mentale reservoir waarmee u juist het bord probeert te lezen. U merkt nu dat u flink in de problemen raakt: lezen, luisteren, argumenteren, autorijden, het is niet meer te combineren. Dat het bij u werkt zoals in figuur 2 staat afgebeeld, kunt u zelf eenvoudig nagaan. U kunt namelijk zien en horen tegelijk (tenzij u blind of doof bent). Zodra zien en horen echter overgaan in taal, wordt het al lastig. Bijvoorbeeld: het is best ingewikkeld om begrijpend te lezen en tegelijkertijd te luisteren naar iemand die de relativiteitstheorie ontvouwt. U kunt wél iets lezen en tegelijkertijd in een pan roeren, of lezen en lopen. Maar tegelijkertijd een gesprek voeren en geconcentreerd op de weg voor u kijken is weer lastig. Zeker als daar zaken gebeuren die wat meer mentale inspanning vereisen. In dat geval maakt u weer gebruik van een en hetzelfde reservoir. Dus ‘de jeugd van tegenwoordig’ bespreken terwijl u over een complexe kruising rijdt is niet erg verstandig, telefonisch of anderszins.

noemer onoplettendheid. Is er sprake van verkeerde of te weinig aandacht, dan spreekt men van een aandachtsprobleem. Is de aandacht geheel weggenomen van een taak, dan spreekt men van afleiding. Alle menselijke activiteiten (horen, zien, praten, lezen, handelen) maken gebruik van beperkte mentale bronnen. Voor sommige activiteiten zijn verschillende bronnen beschikbaar (praten, handelen), andere activiteiten maken gebruik van dezelfde mentale bron (praten, lezen of naar een gesprek luisteren). Als de afleider van dezelfde mentale bron gebruikmaakt als de taak waar men op dat moment mee bezig is, gaat dat ten koste van de uitvoer van deze taak. Wij kunnen daarom voorlopig concluderen dat mensen die met een belangrijke taak bezig zijn die aandacht vereist, beter niet afgeleid (kunnen) worden. Waar dat toe kan leiden, kunt u in deel 2 lezen. Q N.B: Het RIVM voert momenteel een onderzoek uit naar afleiding, waaraan ik heb meegewerkt. De resultaten worden later dit jaar of begin volgend jaar gepubliceerd. Houd daarom de website lerenvoorveiligheid.nl in de gaten.

Hier eindigt het eerste deel over afleiding. In de volgende NVVKinfo introduceer ik een tweede model en bespreek ik het onderzoek naar afleiding. Zoals wij zullen zien, vindt het meeste onderzoek naar afleiding plaats in het verkeer.

Literatuur

Voorlopige conclusie

Wickens, C. D. (2008). Multiple Resources and Mental Workload. Human Factors, 50(3), 449–455.

Afleiding is het proces waarmee ‘iets’ (de afleider) de aandacht wegtrekt van een taak, waar de uitvoer van die taak vervolgens onder lijdt. Onvoldoende aandacht en afleiding zijn nauw met elkaar verbonden en beide vallen onder de

36

September 2019 nr. 3 –

info

Regan, M. A., Hallett, C., & Gordon, C. P. (2011). Driver distraction and driver inattention: Definition, relationship and taxonomy. Accident Analysis & Prevention, 43(5), 1771-1781.

Frank Guldenmund is psycholoog en werkt als onderzoeker/docent bij de sectie veiligheidskunde van de TU Delft.


Nieuwe dingen

Gratis boek!

D

e kritische en geëngageerde Australische auteur Robert Long (zie ook de boekbespreking Veiligheid Down Under in NVVKinfo 2018-1) heeft onlangs zijn tweede boek For The Love of Zero als een gratis download ter beschikking gesteld. Longs boeken Real Risk en Fallibility and Risk waren al gratis van het net te plukken. Een nieuw boek van Dr. Robert nadert trouwens zijn voltooiing en zal binnenkort verschijnen.

https://www.humandymensions.com/shop/

Mentale rampen

Michel L.A. Dückers

On the relativity of the mental health consequences of disasters

Gratis luisterboek!

M

ichel Dückers van Nivel heeft onderzoek gedaan naar mentale gezondheidsproblemen en het vermogen om daarmee om te gaan na rampen. Want geestelijke gezondheidsproblemen, zoals posttraumatische stressstoornis en depressie, komen na rampen steeds vaker voor. Opvallend genoeg meer in welvarende en minder kwetsbare landen, terwijl daar de professionele ondersteuning en zorg na rampen beter is ontwikkeld.

E

ind vorig jaar verscheen het debuut van de Nederlandse econometrist en journalist Sanne Blauw. Het bestverkochte boek ooit (met deze titel) is uitstekend ontvangen. En niet voor niets. Het boek is een dikke aanrader voor iedereen die eens kritisch wil nadenken over hoe we met cijfers omgaan. En over hoe we voor de gek worden gehouden – of anderen voor de gek houden – met cijfers. Nu is dit boek ook beschikbaar als luisterboek, en nog helemaal gratis ook! https://soundcloud.com/user-615918210

Het onderzoek is te vinden op: https://nivel.nl/nl/publicatie/relativity-mentalhealth-consequences-disasters

info– September 2019 nr. 3

37


Boekbespreking

Meester Pieter pleit Onafhankelijke inspectie dé oplossing? Ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag schreef Pieter van Vollenhoven dit prettig lezende boekje (inclusief noten slechts 125 paginas dun). Daarin houdt hij een pleidooi voor een onafhankelijke veiligheidsinspectie. In reactie daarop ditmaal geen gewone boekbespreking, maar wellicht meer een critique. (Wat niet hetzelfde is als kritiek, zoek het maar op. En laat je daarbij niet van de wijs brengen door de luie vertaling van veel woordenboeken).

TEKST CARSTEN BUSCH

D

e eerste vier hoofdstukken vertellen vooral de geschiedenis van Van Vollenhoven’s ‘gevecht’ voor veiligheid en onafhankelijk onderzoek, en het belang om onderzoek ten behoeve van lering te scheiden van strafrechtelijk onderzoek. (Dit was overigens ook al het onderwerp van zijn eerdere werk Hier Onveilig? Onmogelijk! uit 2012. ) Deze geschiedenis wordt luchtig verteld, met een aangenaam gevoel voor ironie. Enige zelfspot is Van Vollenhoven niet vreemd, wat ik wel kan waarderen. Deze hoofdstukken geven ook reden voor respect. Van Vollenhoven heeft wel het een en ander voor veiligheid in Nederland mogen betekenen. Het is daarbij bewonderenswaardig dat hij dit al die jaren heeft volgehouden, ondanks desinteresse en tegenwerking vanaf hoog niveau. Een dergelijke situatie zal veel veiligheidsprofessionals niet onbekend zijn. Hoofdstuk vijf brengt dan het centrale onderwerp van dit boek, waar de voorafgaande hoofdstukken vooral een ouverture op vormden. En dat centrale onderwerp is een pleidooi voor de toekomst van veiligheid: het oprichten van een onafhankelijke inspectie. Van Vollenhoven baseert dit op bevindingen van onderzoek, be-

38

September 2019 nr. 3 –

richten in de media en verhalen van klokkenluiders over rampen en schandalen. De gemeenschappelijke deler: in veel gevallen blijkt dat men zich niet aan afgesproken regels heeft gehouden. Die regels worden meestal met voeten getreden vanwege economische motieven. Want veiligheid wordt nu eenmaal gezien als een kostenpost.

Risico De auteur legt hier terecht de link naar het beheersen van risico’s. Daarbij maakt hij onderscheid tussen risico’s die men moet beheersen en risico’s die een organisatie wil beheersen. In dit deel van het boek wordt dan – wat mij betreft – ook het duidelijkst dat Van Vollenhoven ondanks zijn engagement geen veiligheidskundige is, maar in de basis nog steeds jurist. Risico’s die men moet beheersen vinden we volgens hem namelijk in verbindende wet- en regelgeving. Terwijl we risico’s die men wil beheersen in niet-verbindende regelgeving vinden. Volgens hem moeten risico-inventarisaties gebaseerd zijn op wet- en regelgeving, sectorale regelgeving en interne veiligheidsregels. Risicobeheersing en veiligheid worden hiermee dus min of meer ge-

info

reduceerd tot het volgen van regels. Wat mij betreft is dit de wereld op z’n kop. Een risico-inventarisatie zou moeten zijn gebaseerd op gevaren en risico’s. Op basis hiervan bepalen we maatregelen, zoals veiligheidsregels. Natuurlijk kan bestaande regelgeving een belangrijke hulp zijn bij een risico-inventarisatie. Maar regelgeving is in de meeste gevallen reactief en loopt daardoor achter technische of maatschappelijke ontwikkelingen aan. Regelgeving komt dan ook vaak pas tot stand ná ongevallen. Voor de risicobeheersing is zij dus een basale en (te) beperkte benadering.

Casino Van Vollenhoven vergelijkt de situatie met casinospel: “Het kan goed gaan of slecht gaan” (p. 75). Deze metafoor die een paar keer in de pers is geciteerd, slaat de plank echter behoorlijk mis. In het casino wéét je namelijk dat de kansen tégen je zijn. En daar kun je niets aan doen. In de echte wereld nemen we wél maatregelen om kansen te verkleinen. Die kansen zijn bovendien van een andere orde van grootte. Om nog maar even te zwijgen over het gebrek aan complexiteit en tegenstrijdige belangen in het casino.


Hoe dan ook, Van Vollenhoven wil af van het “gesjoemel met veiligheid”. Oké, maar is die normatieve taal daarbij nodig? Zouden we ons niet eerder moeten afvragen wat er verborgen gaat achter bepaalde gedragingen en besluiten (trade-offs)? Zo wordt bijvoorbeeld de Challenger-ramp weer eens aangedragen als het klassieke voorbeeld waarin veiligheid het moest afleggen tegen productie. Maar er zijn

alternatieve lezingen mogelijk. Diane Vaughan bestudeerde de NASA meerdere jaren en concludeerde dat het min of meer natuurlijk was dat de besluiten werden genomen zoals ze toen werden genomen. Dergelijke inzichten in trade-offs, processen, culturele, sociale en vooral machtsfactoren zouden wel eens meer voor veiligheid kunnen betekenen dan, gebaseerd op achterafkennis, met het vingertje te wijzen

en het beter te weten. Want dat is nogal gemakkelijk.

Onlogisch Bovendien is de trant van denken inherent counterfactual. Oftewel: er gebeurt iets vervelends, men doet onderzoek en uit het onderzoek blijkt dat de regels niet zijn gevolgd. De oplossing is dan ‘dus’ te vinden in het volgen van diezelfde regels. Dat kan best waar zijn. Maar misschien ook was het net zo hard misgegaan. Of misschien net even anders. Het is vooral een logische fout omdat men niet wat gebeurde als uitgangspunt neemt, maar genoegen neemt met een alternatieve werkelijkheid: wat als men toch de regels had gevolgd ... Bovendien is mij niet helemaal duidelijk hoe de focus op inspectie zich gaat verhouden tot de doelstelling van onafhankelijk onderzoek dat zich met de hoe- en waarom-vraag bezig zou moeten houden. Inspectie kijkt alleen maar naar welke regel wordt gebroken of niet nagekomen. En het benoemen en tot schande maken van rommelaars kan vast in sommige extreme gevallen nodig zijn. Maar het staat ook haaks op – sterker, druist in tegen – de doelstelling om te leren van fouten en te verbeteren.

Toekomst Onafhankelijke inspectie is een goed en mogelijk noodzakelijk idee. Maar het is niet dé oplossing die veiligheid verder gaat brengen. Inspectie is nodig als een stok achter de deur, een onafhankelijk geluid. En met name om de bewust zwarte schapen (zoals bedrijven die bewust mensen uitbuiten en misbruiken) eruit te pikken. Maar om veiligheid naar een hoger niveau te tillen is het niet voldoende om de slechtste organisaties als uitgangspunt te gebruiken. Dat werkt namelijk eerder remmend op de rest. Voor toekomstige vooruitgang van veiligheid zijn nieuwe wegen nodig, niet een ‘steroïde variant’ van een 19e eeuwse aanpak.

Oproep van van een waakhond, Pieter van Vollenhoven ISBN 9789463820318 3, Balans

Misschien zijn we het niet op alle punten eens. Maar dit boekje en Van Vollenhovens voorstel leveren hoe dan ook een bijdrage aan het debat over veiligheid in Nederland. Dat is al heel wat waard. Dat Meester Pieter dit doet ruimschoots na zijn pensioen en op die leeftijd verdient ook alle respect. Q

info– September 2019 nr. 3

39


Risicomanagement Risicomanagement in zeehavens

Méér dan nautische

veiligheid

Havens moeten dealen met veel meer gevaren en dreigingen dan alleen scheepvaartgerelateerde incidentrisico’s. Met een integraal risicomanagementsysteem krijgen havenbeheerders inzicht in alle water- en landgebonden risico’s. Daarmee kunnen zij actief sturen op risicobeheersing. De zeehaven van Moerdijk brengt die risicomanagementmethodiek al in de praktijk. TEKST ROB JASTRZEBSKI

B

egin 2018 presenteerden de Rijksoverheid en koepelorganisaties in de maritieme sector het Werkprogramma Maritieme Strategie en Zeehavens 2018-2021. Het doel: een internationaal duurzame maritieme toppositie van Nederland waarborgen. Onderdeel van de strategie is het inrichten van een risicomanagementsysteem voor nautische risico’s in alle Nederlandse zeehavens. Havens hebben echter met een breder pakket gevaren en dreigingen te maken dan alleen scheepvaartgerelateerde incidentrisico’s. Een integraal risicomanagementsysteem geeft havenbeheerders een tool in handen om inzicht te krijgen in alle relevante water- en landgebonden risico’s en actief te sturen op risicobeheersing. De zeehaven van Moerdijk brengt die risicomanagementmethodiek al in de praktijk. Moerdijk is een van de vijf Nederlandse zeehavens met een nationaal belang. Een relatief kleine zeehaven, maar wel een die de afgelopen jaren enkele keren in het nieuws was als gevolg van grote incidenten (brand Chemiepack 2011, explosie Shell 2014). Incidenten die het Havenbedrijf Moerdijk bevestigen in zijn visie dat landgebonden risico’s een net zo groot effect hebben op het veiligheidsniveau van het havengebied als de risico’s op het water. Het havenbedrijf wil beter grip krijgen op het totale palet risico’s dat de continuïteit van de havenprocessen kan bedreigen. De opdracht om een nautisch risicomanagementsysteem op te zetten is voor Moerdijk een steun in de rug bij dat proces. Het Rijkshavenmeestersoverleg heeft in mei 2018 besloten dat de havens van Rotterdam, Amsterdam, Zeeland, Moerdijk en Delfzijl-Eemshaven gaan samenwerken

40

September 2019 nr. 3 –

info

bij het ontwikkelen en inrichten van een risicomanagementsysteem. “Het is voor kleinere zeehavens lastig om dat zelfstandig te doen. Door samen op te trekken kunnen we de werklast spreiden en van elkaar leren”, stelt Tim Steffens, Programmamanager Veiligheid en havenmeester bij Havenbedrijf Moerdijk.

Zicht op risico’s Steffens vervolgt: “Als havenbedrijf doen we al van oudsher aan risicomanagement, maar dan vooral gericht op financiële risico’s en compliance. We willen echter vanuit een breder perspectief naar risico’s in ons beheersgebied

Risicoanalysemethodiek in 5 stappen Deze risicoanalysemethodiek in vijf stappen is geborgd in het veiligheidssysteem: 1. vaststellen dreigingen en bepalen van de mate van voorbereiding op die dreigingen; 2. vaststellen van de negatieve effecten van de geïdentificeerde dreigingen; 3. indeling van dreigingen en effectgebieden in de risicomatrix naar schaal en impact: 4. bepalen van preventieve en repressieve maatregelen (of behoefte aan verzekering); 5. implementeren van maatregelen en managen van veranderingen.


Landgebonden risico’s hebben in Moerdijk even veel effect als nautische risico’s

kijken. In een haven draait alles om een ongestoorde open overslag van goederen en dus ook om continuïteit en mobiliteit. Daar zitten natuurlijk nautische aspecten aan, waarvoor het Werkprogramma Maritieme Strategie en Zeehavens aandacht vraagt. Maar voor de haven van Moerdijk zijn die maritieme risico’s beperkt. We zijn een compacte zeehaven met een beperkt aantal insteekhavens en een minder grote verkeersdruk dan in de havens van Rotterdam, Amsterdam of Zeeland. De kans op scheepvaartongelukken is bij ons daarom minder groot. We voelen echter wel de urgentie om ‘in control’ te zijn over de veiligheid van het scheepvaartverkeer. Daarom zijn we vorig jaar een programma gestart met ons partnernetwerk. Daarin zitten partijen als het Loodswezen, Rijkswaterstaat, roeiers en de branchevereniging binnenvaart, maar ook de gemeente en de Veiligheidsregio Midden- en WestBrabant.” Opvallend was volgens Steffens dat die overheidspartners een grotere nautische risicoperceptie hadden dan de havengerelateerde partijen die dagelijks operationeel op het water aan het werk zijn. “De nautische partners signaleerden wel enkele arborisico’s, zoals onveilige overstapsituaties bij kades. Maar de grootste risico’s zitten, ook blijkens de casuïstiek, in de landgebonden activiteiten. Zoals de industrie in het havengebied, verkeer en infrastructuur en vitale voorzieningen. Al die risico’s wilden we goed inzichtelijk maken. Ook wilden we antwoord op de vraag wat we al doen om die risico’s te beheersen en wat we nog missen.” Havenbedrijf Moerdijk ging in zee met softwarebedrijf Oodit, dat het gelijknamige risicomanagementsysteem levert. Aanvankelijk om te voldoen aan de opdracht het nautisch risicomanagement robuust te organiseren en te borgen. Maar het havenbedrijf zag de potentie om die ICTtool te benutten voor een bredere risicobenadering.

Methodiek in vijf stappen Kappetijn Safety Specialists levert het Havenbedrijf Moerdijk advies en ondersteuning bij deze aanpak. Adviseur Kees Kappetijn: “De basis van solide risicomanagement is

Bedrijfsrisico Wanneer wordt een onverwachte en onvoorziene gebeurtenis een bedrijfsrisico? Als het een van de volgende negatieve effecten heeft op de organisatie: • gewonden of slachtoffers • financiële schade • schade aan het milieu • negatief effect op imago • aansprakelijkheid van de organisatie of haar medewerkers • verstoring van de bedrijfscontinuïteit • stopzetten van bedrijfs-, product- of installatiecertificeringen • negatieve beeldvorming bij stakeholders

een methodische benadering om stapsgewijs inzicht te krijgen in de relevante risico’s, hun impact en de mogelijkheden om die te beperken (zie kader Risicoanalysemethodiek). Daar hebben we een risicomatrix voor ontwikkeld. Die maakt inzichtelijk welke factoren bepalen wat de impact van een incident is, hoe groot de te verwachten schade is en hoe je via preventie of repressieve maatregelen kan sturen op reductie van kans en effect. Samen met het havenbedrijf zijn we, aan de hand van de bestaande risicoinventarisatie, gaan invullen welke risico’s relevant zijn voor Moerdijk en wat hun impact is qua schade en verstoring. Met de methodiek kunnen bijvoorbeeld ook risico’s rond uitval van vitale voorzieningen, cyberincidenten, criminaliteit en extreem weer worden doorgerekend in kans en effect. De methodiek dwingt je die potentiële gevaren en dreigingen te analyseren in termen van slachtoffers, imagoschade, financiële schade, aansprakelijkheid en continuïteitsverstoring. Zo ontstaat er een totaalbeeld van risicobronnen, effecten en impact en dat geeft het havenbedrijf inzicht in mogelijkheden om te sturen in het risicobeleid. Welke factoren kunnen we veranderen om de bewuste risico’s te verminderen en de effecten te beperken?”

info– September 2019 nr. 3

41


De grootste risico’s zitten, ook blijkens de casuïstiek, in de landgebonden activiteiten risicomanagement mogelijk. Ook is bij veiligheidsaudits en –assessments heel overzichtelijk terug te zien wanneer welke beslissingen zijn genomen, door wie en op basis van welke afwegingen. Voor gedegen risicomanagement moet je ook de historie van risicoanalyse en besluitvorming kennen.”

Rol en verantwoordelijkheden Partners in risicomanagement, v.l.n.r. Kees Kappetijn, Jaap van Gent (Oodit), Tim Steffens (Havenbedrijf Moerdijk) en Niels Sekeris (Kappetijn Safety Specialists)

Kappetijn benadrukt dat het belangrijk is om dat proces van risicoanalyse en beleidsmatige sturing goed te verankeren in een managementsysteem. Zodat het havenbedrijf een goed inzicht heeft in welke risico’s ‘onder controle’ zijn, voor welke risicobronnen nog gericht beleid nodig is en welke organisatorische en financiële inspanningen daarvoor nodig zijn. “Dat lukt niet met een Excel-sheet”, stelt Oodit-directeur Jaap van Gent. De sleutel tot robuust risicomanagement is overzicht. Oodit bevat een grafische module waarmee we risico’s in het havengebied overzichtelijk op een kaart kunnen weergeven. Zo wordt zichtbaar in welke gebieden risicobronnen geconcentreerd zijn en hoe die elkaar kunnen beïnvloeden. Kruispunten van risico’s vergroten de kans op keteneffecten. In een haven- en industriegebied heerst grote dynamiek en zijn veel processen en systemen verweven. Een beter inzicht in risicobronnen en hun impact geeft het havenbedrijf een beter houvast om risico’s te prioriteren en risicobeheersingsbeleid te maken. De verzamelde data uit het havengebied maken informatiegestuurd

Dreigingstypes Integraal risicomanagement voor havengebieden onderscheidt de volgende dreigingstypes: • • • • • • • •

42

Nautische en maritieme risico’s Uitval van alle vormen van nutsvoorzieningen Natuurgeweld/extreme weergesteldheid Instabiliteit bij regelgevers, toezichthouders en certificeerders Sociale onrust in de samenleving Instabiliteit bij stakeholders en klanten/impact van buiten Criminaliteit en terreur/ISPS Uitval dienstverleners, ondersteuners en externe calamiteiten

September 2019 nr. 3 –

info

Van Gent en havenmeester Steffens stellen vast dat in een jaar tijd de risicomanagementmethodiek in de haven van Moerdijk al aantoonbaar is verbeterd. Voorheen waren er verschillende methoden en systemen in gebruik voor risico- en veiligheidsmanagament. Daardoor was er geen totaalbeeld en geen goede borging van het proces. Met één overkoepelende methodiek en één systeem voor risicoanalyse en risicomanagement krijgt Havenbedrijf Moerdijk beter grip op de risico’s in zijn beheersgebied. Maar het is volgens adviseur Kappetijn pas het begin. “De methodiek is uitgewerkt en het systeem is beschikbaar, maar nu moet het worden ‘gevuld’. Dat is een continu proces, want met de tijd verandert de inrichting van het gebied en veranderen ook de risico’s. Mijn devies is: ‘risicomanagement is een werkwoord’, een continu proces van inventariseren, analyseren, sturen en evalueren. Het is nooit klaar.” Steffens onderstreept het belang van ‘netwerkmanagement’ bij de risicoaanpak. Want het havenbedrijf heeft ook de partners nodig voor het waarborgen van de veiligheid. “Onze verantwoordelijkheid als havenbedrijf beperkt zich formeel tot de veiligheid van de scheepvaart, de uitvoering van de International Ship and Port Security regelgeving en het operationeel wegbeheer in het havengebied. Van veel andere risico’s zijn we niet de eigenaar; er liggen ook verantwoordelijkheden bij andere publieke en private partijen. Zo is het water- en wegennet rond het havengebied in beheer bij de gemeente, provincie en Rijkswaterstaat. En problemen rond criminaliteit in die openbare ruimte liggen op het bordje van de politie en Koninklijke Marechaussee, zoals ladingdiefstal of migranten die in vrachtwagens naar Engeland willen. Maar als havenbedrijf hebben we wel last van dergelijke fenomenen. Hetzelfde geldt voor incidenten als brand of explosie bij een van de industrieën in het havengebied. Formeel berust de verantwoordelijkheid voor veiligheid en risicobeheersing bij de individuele bedrijven. Maar een veiligheidsprobleem bij één bedrijf kan gevolgen hebben voor het hele gebied en zodoende ook de belangen van continuïteit en mobiliteit schaden. Daarom zien we ook een stimulerende en faciliterende rol richting onze partners. We willen geen probleemeigenaar worden van risico’s die niet onder onze verantwoordelijkheid vallen. Maar we willen wel partijen samenbrengen en bekijken hoe we collectief de risico’s in de haven beter beheersbaar kunnen maken.” Q


Verenigingsnieuws Van de bestuurstafel

K

ennisdelen is het doel van onze Kennisvereniging NVVK. Het bestuur ziet dat ook als grootste opgave. Met 3100 leden en een potentieel van meer dan 15000 opgeleide Veiligheidskundigen plus geïnteresseerden, valt er wel wat te doen. De afgelopen paar jaar is er veel werk verzet, onder andere het opstellen van een Beroepscode en een Beroepsprofiel, het aanleggen van een Register en het leggen van contacten met opleiders, het ministerie van SZW en collega-verenigingen. In het komende kwartaal staat er ook nog veel te gebeuren. Even een stand van zaken: - Met het ministerie zijn er contacten over wijziging van het certificeringsstelsel. De NVVK zal op uitnodiging van SZW deelnemen aan vijf bijeenkomsten om te komen tot een hernieuwd certificeringsstelsel voor opname in de (te vernieuwen) Arbowet. - Met de opleiders zijn (in het kader van overleg SVK-NVVK, maar ook met individuele opleiders) afspraken in de maak over minimumeisen aan in- en uitstroom van MVK en HVK. - Met de collega-kennisverenigingen BA&O (A&O-deskundigen) en NVvA (arbeidshygiënisten) heeft een zeer

positief overleg plaatsgevonden over uitwisseling van contacten, samenwerking op het gebied van secretariele en bestuursondersteuning en gezamenlijk optreden als arbo-kennisverenigingen naar buiten. - Met de collega-kennisverenigingen BA&O en NVvA is een herstart gemaakt met de Stichting PPM. Vanuit de drie besturen is een nieuw gezamenlijk bestuur gevormd. Dit gaat enthousiast aan de gang met kennisdeling via www.arbokennisnet.nl. In oktober wordt gestart met een update van de website. Daarna worden acties uitgezet om documentatie actueel te maken. - Met dank aan de secretaris en overige bestuursleden en externe ondersteuning is er een Jaarverslag 2018 tot stand gekomen. ‘De NVVK in ontwikkeling’ geeft duidelijk weer dat het niet alleen een terugblik betreft, maar ook een vooruitblik op de nabije toekomst. Lezenswaardig! - Met… nee, ik houd de stijl niet vast. Terwijl ik het belangrijkste nog moet melden. Op de ALV in het voorjaar is het al aangekondigd: we doen onderzoek naar de structuur van de vereniging. En wel hierom: • Het bestuur wil meer direct contact met de leden; in de praktijk blijkt de ALV te weinig contact op te leveren.

• Het bestuur wil wat meer op afstand staan en dagelijkse zaken uitbesteden, mogelijk professioneel . • De leden hebben mogelijk behoefte aan meer directe invloed op het beleid. • Misschien zijn er nieuwe structuren en communicatiemiddelen nodig. Om die redenen zijn twee initiatieven ingezet. Er is een Werkgroep Statuten en huishoudelijk reglement opgericht. En er gaat een ledenonderzoek van start. De Werkgroep is al behoorlijk op gang. Daarin zitten leden van de NVVK, maar ook een juridisch adviseur en een notaris. Een eerste presentatie aan het bestuur vond begin september plaats. Eerste resultaten presenteert de werkgroep op de ALV van 14 november. Ook het Ledenonderzoek is inmiddels gestart. In twee delen: focusgroepen (groepsdiscussies met een aantal leden) en enquête (onder alle leden). Ieder wordt van harte uitgenodigd om deel te nemen! Als hoofdbestuur willen we van een grote tafel met bestuursleden naar wat kleiners met veel leden. Ronald Frencken

BOG-bijeenkomst

O

p 27 februari heeft de eerste BOG-bijeenkomst van dit jaar plaatsgevonden. Enthousiaste mensen. Klein gezelschap, maar bijzonder inhoudsvol. In het kader van kennis delen gaf één van de aanwezige leden een gedegen uitleg over de Facts-database (ongevallen met gevaarlijke stoffen wereldwijd). In de vorige NVVKinfo verscheen hierover een artikel. Andere onderwerpen die de revue passeerden: de suggestie om een database aan te leggen met sprekers en hun specialismen, energietransitie en de risico’s daaromheen en de NVVK in relatie tot relevante maat-

schappelijke ontwikkelingen. De BOG is toch het logische knooppunt dat binnen de NVVK verschillende vakgroepen en regiogroepen verbindt. Er was ook aandacht voor de geringe opkomst bij de AV-bijeenkomsten. Dit terwijl de regio- en vakgroepen juist goed worden bezocht. Gesuggereerd werd om een soort wolk te maken van alle vak- en regiogroepen, zodat makkelijk te zien is wie wat organiseert. Er volgen dit jaar nog drie BOG-bijeenkomsten. De vorm blijft voorlopig informeel. Wellicht de BOGbijeenkomsten koppelen aan de AV?

Gevraagd werd of de leden van de BOG informatie willen leveren voor het organiseren van een fatique-vervolgdag. Met als voorbeeld een sector (bijvoorbeeld lucht, rail, water, ziekenhuis, industrie). De bijeenkomst was wat ons betreft geslaagd. Bij deze een uitnodiging aan de andere bestuursleden om de leden van hun vak- en regiogroepen uit te nodigen om aan de BOG-bijeenkomsten deel te gaan nemen. Jurriaan Cals en Kees van der Blom

info– September 2019 nr. 3

43


Verenigingsnieuws Vakkennisdag

Wetenschap en werkvloer, waar is de verbinding? Vakmanschap: de vaardigheid om hoogkwalitatief werk af te leveren. De betekenis lijkt simpel maar de praktijk wijst vaak anders uit. Er zit een gat tussen wetenschap en de werkvloer waardoor kostbare informatie blijft liggen of verloren gaat. Tijdens de eerste vakkennisdag van de NVVK op 17 mei gingen we met elkaar op zoek naar antwoorden. Het is nog geen tien uur ’s ochtends voor de zaal achterin Napkins bijna vol zit. Met koffie op schoot breken de gesprekken los. Handen worden geschud en de veiligheidskundige termen vliegen de zaal door. Kees van der Blom en Jurriaan Cals trappen af. Bij het ontbreken van de microfoon anticiperen ze vakkundig. “Kunnen jullie mij achterin de zaal goed verstaan?” Vraagt Kees. “Nee”, roept er eentje op de voorste rij. Er klinkt gelach. De sfeer zit er al lekker in. Binnen het eerste uur zijn ook de volgende opmerkingen al boven tafel: “Er staat een stoel in het looppad”, “De deuren gaan naar binnen open”, “Dit doen we als er brand uitbreekt”, Zou je dat wel doen, dat vel papier op de grond?” en “Binnen een uur naar Breda rijden? Is dat wel veilig?”. Ik twijfel inmiddels niet meer of ik wel op het juiste congres beland ben. Henk en Alieke Henk en Alieke leiden de dag. Vol enthousiasme en humor praten zij de verschillende onderdelen aan elkaar. Maar dat niet alleen, ze weten zich met rollenspellen ook pijnlijk goed als veiligheidskundige te profileren. Iets wat de nodige hilariteit oplevert. Zo wist Henk, als echte veiligheidskundige, al van tevoren wat Alieke van de werkvloer hem kwam vertellen. Bovendien had hij zijn antwoord al klaar en wist hij bij voorbaat wat de beste oplossing zou zijn. Aan het gelach te horen, klonk dit voor de zaal als een bekend scenario. De vakman is een cheeta “Ook cheeta’s lopen wel eens langzaam.” Zo begint Julia Burggraaf haar verhaal. Julia is wetenschapper en is vandaag aanwezig om haar blik op vakmanschap te geven. Aan de hand van een video waarin een cheeta jaagt op een jong dier legt zij uit waar dit vakmanschap goed- of juist misgaat. “De cheeta moet goede randvoorwaarden hebben en binnen haar grenzen blijven om op haar topsnelheid te kunnen rennen. Twee dingen die ook voor vakmanschap nodig zijn. Het probleem tegenwoordig is alleen dat die grenzen steeds vager worden. Vroeger ging je naar bed als het donker was. Want je zag niks meer. Tegenwoordig is er licht en kunnen we doorwerken. Maar dat levert slaaptekort op. En de gevolgen daarvan zijn vaag waardoor we veel minder goed kunnen oordelen of we binnen onze grenzen blijven.” Julia sluit af met: “Vergelijk de vakman met een cheeta: hij is niet onfeilbaar, maar wel ongelofelijk indrukwekkend.” Vakmanschap is weten wat je wel en niet kunt Na het applaus is er ruimte voor vragen en die wordt enthousiast benut. Gelukkig haalt Henk ons, als er een discussie ontstaat over suikerziekte en het zicht van machinisten, weer bij de les. Saskia van Dijk neemt het stokje van Julia over en vertegenwoordigt de veiligheidskundigen. Aan de hand van een interview geeft ze inzicht in wat een vakman volgens haar is. “Overal weet je iets van, maar zodra het een stap verder komt, heb je al snel een specialist nodig. Vakmanschap is je eigen grenzen kennen. Op tijd een stap terugzetten als je ziet dat je iemand anders nodig hebt. Het is weten waar je sterktes en je zwaktes liggen.” Vakmanschap is je werkzaamheden volledig uit kunnen voeren Marcel van de Laar is machinist en vertegenwoordigt vandaag de werkvloer. Naast het besturen van de trein, leidt hij ook mensen op tot machinist en vangt hij ze op na heftige situaties. Het mooiste van het vak vindt hij het opleiden. Het liefst rijdt hij met ze mee, met als doel dat zij hun werk nog beter gaan uitvoeren. Als hem gevraagd wordt waar hij van baalt, heeft hij zijn antwoord snel klaar: “Als ze niet doen wat ik zeg.” Aan het gelach in de zaal te horen, is er herkenning. Voor Marcel is vakmanschap het volledig uit kunnen voeren van je werkzaamheden, binnen de kaders.

44

September 2019 nr. 3 –

info


Relatie 2.0 Na de lunch met heerlijke broodjes breekt Jurriaan even in om het te hebben over de twee manieren waarop je naar de wereld kunt kijken. “Enerzijds”, vertelt hij, ”kun je deze zien als maakbaar. Te meten. Anderzijds als niet maakbaar. Met een onderling verband.” De eerste variant gaat over een wereld met regels en protocollen, waarmee elk mogelijk scenario en probleem van tevoren uitgedacht en getackeld is. De tweede slaat op een werkelijkheid waarin alles met elkaar verbonden is en situaties niet altijd voorzien kunnen worden. Er moet dus op een situatie ingespeeld worden. Er ontstaat een discussie over procedures en of deze er zijn om jezelf te dekken of om daadwerkelijk veilig te werken. En of je wel kan streven naar 0 incidenten. Jurriaan vraagt zich af of je een relatie kan waarderen met cijfers. Waar iemand grappend op reageert: “Ik heb een relatie 2.0. Telt dat ook?” Vandaag komen wetenschap en werkvloer samen We sluiten het gedeelte in de achterste zaal af met een rollenspel van Alieke en Henk en vertrekken richting de kantine. Daar krijgen we de opdracht om bij diegene aan tafel te gaan zitten “waar je al de hele dag smachtend naar zit te kijken, maar nog niet mee durfde te praten.” Met maximaal vijf man bij elkaar bespreken we kwesties als ‘wat is vakmanschap?’ En ‘hoe krijgen we wetenschap en de werkvloer bij elkaar?’ Daarnaast bespreken we waar het nou eigenlijk misgaat als we het hebben over de verbinding tussen de verschillende werkvloeren en het doorvoeren van veranderingen. “Er zijn wetenschappers die de praktijk nooit zien. Beide partijen willen dat het initiatief van de andere kant komt.” Vertelt Julia. Zo ziet ook Johan van der Vorm, zelfstandige in veiligheidsadvies, dat het niet altijd gebeurt, maar wel goed is om elkaar op te zoeken. “Je wordt altijd verrast door dingen die je nog niet weet. Het is ook een stukje zelfcontrole. Zit ik nog op het goede spoor? Ben ik niet te eigenwijs?” Zijn tip luidt dan ook: “Blijf niet achter je bureau zitten.” Frits de Koning, veiligheidskundige, ziet het probleem in een gebrek aan tijd en geld. Maar er is meer. Anke de Vries, SHE-adviseur, zegt: “Binnen een organisatie lopen de verschillende stadia van veiligheid vaak niet synchroon per afdeling.” Julia vertelt: “Soms is het makkelijker om bezig te zijn met de waan van de dag, de korte termijn. Het proces is vaak traag en per afdeling wordt er verschillend over gedacht.” Gelukkig is er hoop. Johan: “Dagen als vandaag zijn belangrijk. Zowel wetenschap als de werkvloer zijn overtuigd van hun eigen gelijk. Vandaag komen beide denkbeelden samen.” Kees vult hem aan: “We gaan op zoek naar verbinding en daar maken we een feestje van.” Had je er graag bij willen zijn? Geen zorgen. Op 20 september en op 15 november organiseert de NVVK opnieuw een vakkennisdag. Schrijf hem vast in je agenda, of meld je direct aan via www.veiligheidskunde.nl/agenda. Tara Eikenaar

Algemene vergadering De volgende Algemene vergadering vindt plaats op 14 november. Meer informatie volgt.

info– September 2019 nr. 3

45


Verenigingsnieuws Marktonderzoek

Z

oals tijdens de afgelopen ALV aangekondigd, is het bestuur samen met een communicatiebureau de afgelopen maanden bezig geweest met het ontwikkelen van een nieuwe (communicatie)strategie. Om dit succesvol te laten zijn, hebben we jullie hulp en input nodig. We willen de NVVK van meer waarde laten zijn voor de leden en ook de vereniging aantrekkelijker laten zijn voor nieuwe leden, vooral ook jongere. Daarnaast willen we de positie van de vereniging versterken als dé autoriteit en hét kennisplatform in Nederland voor alle stakeholders (overheid, bedrijven, media, enzovoort) op het vakgebied van veiligheidskunde. Daartoe hebben we een nieuwe missie geformuleerd: De organisatie wil de ontwikkeling van het vakgebied bevorderen en een bijdrage leveren aan de vakkennis en vakbekwaamheid van haar leden, om zodoende samen met haar leden hét expertisecentrum te vormen voor relevante professionele vraagstukken van alle in Nederland bij het onderwerp betrokken stakeholders. Om deze missie waar te kunnen maken, moeten er enkele ingrijpende wijzigingen worden doorgevoerd in de wijze waarop de organisatie omgaat met haar leden. Dit gaat uiteraard alle leden aan en gezien het grote belang hiervan willen we jullie – onze leden – betrekken bij de invulling van de nieuwe missie en communicatiestrategie. Daarom hebben we marktonderzoeksbureau Pam Research gevraagd om dit onderzoek voor ons

te gaan uitvoeren. Het onderzoek bestaat uit twee delen:

De groepsdiscussies zullen naar verwachting plaatsvinden in week 39.

Fase 1: Kwalitatief onderzoek onder de leden en de stakeholders 3 Groepsdiscussies in week 39 met leden over de ervaringen met en verwachtingen van NVVK en nieuwe missie en strategie. Dit zijn groepsgesprekken met 6 leden per groep. 6 Gesprekken met stakeholders: individuele interviews met redacties, werkgevers en ambtenaren van het ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid.

Online enquête In de online enquête zal een aantal onderwerpen worden voorgelegd, waar we vanuit de leden een breder en preciezer beeld van willen krijgen.

Fase 2: Kwantitatief onderzoek onder alle leden in week 42-43 Dit is een online enquête die gestuurd wordt naar alle leden. waarin de bevindingen vanuit het kwalitatief onderzoek cijfermatig getoetst worden. Groepsdiscussies In deze groepsgesprekken wordt onder ander gesproken over de huidige ervaringen met de NVVK en wat de verwachtingen zijn t.a.v. de NVVK. Uiteraard worden de nieuwe missie en strategie voorgelegd en uitgebreid besproken. Ook wordt gevraagd naar de gewenste rol en bijdrage van leden in bijvoorbeeld nieuwe activiteiten en ook wordt gesproken over welke thema’s in de ogen van de deelnemers relevant zijn voor de NVVK. De huidige en mogelijk toekomstige organisatiestructuur van de NVVK zal ook aan bod komen. Kortom: de mening van de leden wordt geïnventariseerd!

De online enquête zal rond week 42 naar jullie worden gestuurd. Het totale onderzoek moet meer duidelijkheid verschaffen over hoe de organisatie met succes, ofwel met positieve en enthousiaste medewerking van de leden, kan worden aangepast. En daar hebben we jullie hulp en input uiteraard hard bij nodig! Daarom vragen we jullie om jullie medewerking. In de komende weken kunnen jullie benaderd worden door Bureau Fris, die de selectie voor het onderzoek de groepsgesprekken uitvoert. Zij bellen een groot aantal leden voor deelname aan de groepsdiscussies. Voor de duidelijkheid: niet iedereen wordt gebeld. We hopen op veel enthousiaste reacties zodat we drie volle groepen hebben! In week 42 ontvangen jullie een mail met een link naar de online enquête. We willen jullie nu alvast oproepen om deze in te vullen, zodat we jullie meningen te horen krijgen. De uitnodiging per mail wordt wel naar alle leden gestuurd.

Evenementen 30 oktober t/m 4 december 2019 Nyenrode Collegereeks Thema: veiligheid en leiderschap Plaats: Nyenrode BU Breukelen 3 Hobéon SKO A & O/AH/VK studiepunten. NVVK-leden ontvangen 100 euro korting. https://nieuweperspectieven. arbo-online.nl/programma

46

September 2019 nr. 3 –

7 november 2019, 12:00 - 17:00 Veiligheidsdag Veiligheid Voorop 2019 voor Brzo-bedrijven Thema: shifting gear Plaats: Chemelot Geleen https://www.veiligheidsdag2019.nl/

info

19 november 2019 Congres Arbo in de zorg Thema’s: duurzame inzetbaarheid, fysieke belasting, werkstress Plaats: KNVB campus Zeist NVVK-leden ontvangen 100 euro korting https://arboindezorg.arbo-online.nl/ programma


Onlangs verschenen TtA Het tweede nummer van 2019 heeft één full paper, van Peter Schmitz (Universiteit Delft/OCI Nitrogen), Paul Swuste (Universiteit Delft), Genserik Reiniers (Universiteit Delft/Universiteit Antwerpen) en Gerd Decramer (Sitech Services). Zij bespreken een aanpak voor de beoordeling van mechanische faalmechanismen van statische apparaten van het ammoniakproductieproces om kennis op te bouwen van ‘early warning’-indicatoren. Vervolgens een bespreking van het boek ‘Van veiligheid naar veiligheidskunde’, over de ontwikkeling van de veiligheid op basis van het thema ongevallen en hoe die te voorkomen. Daarna passeert George Hendrik Breitner de revue in de rubriek ‘Arbeid in beeld’. Ook bevat het nummer een verslag van de Contactgroep Gezondheid en Chemie (CGC) en de Nederlandse Vereniging voor Arbeids- en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB) van Rik Menting (CGC), over de kansen van een PMO gevaarlijke stoffen. Daarnaast een verslag van de CGC en de Nederlandse Vereniging voor Arbeidshygiëne (NVvA) van Anke Janssen en Wouter Fransman (beiden bestuurslid CGC) waarin sprekers met verschillende achtergronden aan de hand van praktijkvoorbeelden de ‘leassons learned’ over chroom-6 delen. Tot slot in dit nummer twee adviezen van de Gezondheidsraad: één over het afleiden van een grenswaarde voor cadmium en één over dieselmotoremissie. Verder een persbericht van de Onderzoeksraad voor Veiligheid over de emissie van vinylchloride bij Shin-Etsu. Suzanne Spaan, plv. hoofdredacteur TtA

Agenda Datum

Onderwerp

Organisatie

03-10-2019

Studiemiddag Resilience

Tilburg

04-10-2019

Vrijwilligersdag

Ede

10-10-2019

Veilig hijsen en aanpikken (onder voorbehoud)

n.t.b.

17-10-2019

BOG bijeenkomst

Nieuwegein

30-10-2019

Collegereeks ‘Nieuwe Perspectieven op Veiligheid’

Breukelen

07-11-2019

Regionale studiedag: ISO 45000 praktijkervaring en verandering

Omgeving Assen

07-11-2019

Veiligheidsdag Veiligheid Voorop

Geleen

07-11-2019

Laserveiligheid

n.t.b.

07-11-2019

Werkvergunningen

n.t.b.

14-11-2019

Algemene Vergadering

n.t.b.

15-11-2019

Praktijkdag voor Veiligheidskundigen

n.t.b.

20-11-2019

Bijeenkomst Vakgroep Elektro

n.t.b.

Kijk voor de meest recente versie van de agenda op www.veiligheidskunde.nl bij Agenda

info– September 2019 nr. 3

47


HSE & CSR digitaal vormgeven Met oog op de toekomst kunt u, als veiligheidsdeskundige, lijstjes en dubbele administratie vaarwel zeggen. Maak kennis met Quentic: de all-in-one softwareoplossing voor het beheren van HSE & CSR processen. De modulaire software verbindt gegevens en alle belanghebbenden in één systeem met als resultaat een geoptimaliseerd proces en een verhoogde sfeer van betrokkenheid. — Snel online aan de slag via browser of app

— Zorg voor wettelijke naleving — Voor meertalig en internationaal gebruik Met Quentic bent u klaar voor de toekomst.

Voor meer info omtrent onze demo’s, video’s en webinars: www.quentic.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.