3 minute read

IK HEB DORST DS. GERCO LOCK

IK HEB DORST

JOHANNES 19 VERS 28

Kaalgeplukt en leeggegeten. Dat is hoe Paul van Dongen Jezus heeft afgebeeld. Zijn aanblik is één en al gebrokenheid. De ogen zijn gesloten. Het hoofd is neergebogen. De doornenkroon scheef op het hoofd gedrukt. Maar wat vooral in het oog springt: de kale takjes die de contouren vormen van zijn gelaat. Jezus’ gezicht is volledig opgebouwd uit druiventakken. Iedere goede vrucht is verdwenen. Hier en daar is nog een klein uitgedroogd restje druif waarneembaar. Al lijken dit soms eerder korsterige druppels gedroogd bloed. Het oogt allemaal nogal levenloos. Dit is wat je noemt ‘dor hout’. Deze Jezus is ten dode opgeschreven.

Christus - Leeggegeten druiventros.

En dat is ook precies wat klinkt in het kruiswoord ‘Ik heb dorst’. Het is één van de kortste kruiswoorden. Maar je hoort er alle sterfelijkheid in die mensen eigen is. Wie nog twijfelde over de vraag of Jezus wel echt een sterveling is, hoort in deze rauwe schreeuw de bevestiging. Jezus kent de dorst die zo vaak verbonden is aan het levenseinde.

Wie ooit aan het sterfbed van een dorstende geliefde zat, herkent de niet aflatende behoefte aan vocht. Dorst is verschrikkelijk. En daarom maak je, zelfs als het lichaam van de stervende geen slok water meer kan opnemen, diens lippen vochtig. Je probeert van alles met washandjes en sponsstokjes. Maar de droge mond keert onherroepelijk terug. Met gekloofde lippen – subtiel weergegeven door Van Dongen – deelt Jezus deze ervaring van de stervende als Hij uitroept: ‘Ik heb dorst.’ Naast de fysieke dorst verwijst de evangelist Johannes ons bij dit kruiswoord op het in vervulling gaan van de Schriften. De typisch bijbelse uitdrukking ‘in vervulling gaan’ betekent niet het uitkomen van eerder gedane voorspellingen. Dan maak je van de kruisiging een spel dat volgens script verloopt. ‘In vervulling gaan’ is in de Bijbel vooral ‘doorleven’. Jezus doorleeft volledig waar anderen over spraken. Hij houdt vast aan de kern van de Schrift en laat deze daarmee waarheid worden. Hij maakt de ervaring die eerder al beschreven werd in de Bijbel, ten volle mee en volbrengt die.

Zoals bij ieder kruiswoord moet je dan onwillekeurig denken aan de psalmen. Aan psalm 69 bijvoorbeeld waarin de dorst van de dichter – evenals hier op Golgotha - tegemoet getreden wordt met azijn. Maar ook de smachtende dorst naar God van de psalmen 22 en 42 komen hier bovendrijven. In de dorstige uitroep van Jezus ligt iets van verlangen verscholen. Verlangen naar God die je dorst lest, die de droogte in je leven opheft. Dat verlangen proeft Jezus hier volledig in zijn schorre schreeuw om vocht. In het vijfde kruiswoord hoor je kortom een stervende die ernaar verlangt om met volle teugen te kunnen drinken. Dat verlangen heeft niet alleen een fysieke component, er ligt ook het spirituele verlangen in verscholen naar de nabijheid van God. Op dit punt suggereert het evangelie van Johannes een vreemde geloofssprong. Het is de sprong die Paul van Dongen ook maakt met zijn leeggegeten Christusbeeld. Want onwillekeurig moet je bij het zien van die kale en smachtende Jezusfiguur denken aan de woorden die juist in het evangelie van Johannes klinken: ‘Ik ben het levende water’; ‘Ik ben de ware wijnstok’. Blijkbaar kunnen die twee samengaan in het evangelie. Jezus die de dorstende is aan het kruis, heft vreemd genoeg die dorst bij anderen op door zich leeg te laten eten. Hij schenkt zichzelf weg, geeft zichzelf als voedsel en blijft daarin kaal achter. Maar hoe leeggezogen en uitgeteerd zijn gelaat daarmee ook wordt, er ligt toch iets van hoop en vervulling in

This article is from: