6 minute read

VADER, VERGEEF HUN, WANT ZE WETEN NIET WAT ZE DOEN DS. DIEMER DE JONG

VADER, VERGEEF HUN, WANT ZE WETEN NIET WAT ZE DOEN

Aan het kruis heeft Jezus zeven keer gesproken. Het eerste woord was ‘Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen’ in Lucas 23: 34.

De misdadigers, die naast Hem gekruisigd waren, hebben het zeker gehoord. Een gebed tot God, door een gekruisigde. Niet voor zichzelf, maar voor de mensen die Hem kruisigden en bespotten, voor hen bad Hij. Dat heeft de ene misdadiger geraakt en aan het denken gezet. Hij vroeg: ‘Jezus, denk aan mij wanneer U in uw koninkrijk komt.’ Jezus heeft hem toen geantwoord: ‘Ik verzeker je: nog vandaag zul je met Mij in het paradijs zijn.’ (Lucas 23: 43). GELOOF ALS RELATIE

Hier komt duidelijk uit dat het in het geloof om de relatie gaat. God zoekt de mensen op en wil in liefde een verbond met hen aangaan, een afspraak voor het leven, sterker dan de dood. Jezus kwam om de relatie weer goed te maken. In het gesprek met de misdadiger komt dit naar voren. De misdadiger hing er terecht. Hij hoorde Jezus bidden om vergeving voor zijn vijanden. Dat raakte hem heel diep. Zo ontstond door het gebed een relatie, een brug tussen Jezus en de man naast Hem aan het kruis. Daar bij de heuvel Golgotha, met de drie kruizen, was het druk. Het werd Pasen en iedereen was er druk mee. Reizigers waren gekomen om met Pasen in Jeruzalem te zijn. Je wilt er een beetje goed uitzien en ze kochten nieuwe kleren. Je wilt goed eten met je familie en gasten en ze vulden de kasten. En natuurlijk hadden de mensen meegekregen wat er met die man uit Nazareth was gebeurd. Twaalf leerlingen en vele anderen volgden Hem. Maar Hij was opgepakt, geslagen en hing daar aan een kruis. Als je er langs kwam, zo net buiten de stad, dan hoorde je de leiders van het volk en de soldaten lachen en spotten om Hem. En het kon zomaar zijn dat jij, die zoiets echt nooit zou doen, toch zomaar meedeed en ook riep: ‘Als U dan koning bent, kom dan zelf van dat kruis!’ DRIE GEBEDEN

Van de zeven kruiswoorden er zijn er drie een gebed. ‘Vader, vergeef hun’, dat is het eerste gebed. ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten’ is het tweede. Het derde gebed aan het kruis bidt Hij stervend: ‘Vader, in uw handen leg Ik mijn geest.’ Hij was verlaten, maar legde zijn leven in de handen van zijn Vader. Lucas geeft het eerste en het laatste kruiswoord weer. Beide keren begon Jezus dit woord met ‘Vader’. Hij was dicht bij zijn Vader en zocht ook in het lijden de nabijheid van God zijn Vader. Jezus bidt altijd voor ons. Dat deed Hij toen Hij op aarde was. Lucas 22: 32 ‘Petrus, Ik heb voor je gebeden opdat je geloof niet zou bezwijken.’ In de hemel bidt Jezus ook voor ons, Romeinen 8: 34 ‘Christus Jezus die aan de rechterhand van God zit pleit voor ons.’ Toen Hij aan het kruis hing en ging sterven is Hij in zijn lijden ook Priester geweest die voorbede heeft gedaan. LAAT MAAR…

Het eerste gebed voor de mensen die Hem kruisigden en bespotten was een gebed om hen te vergeven. Bedenk eens het volgende. Als een jongen wordt uitgescholden terwijl zijn vader erbij is, dan wordt zijn vader natuurlijk boos. Maar als zijn zoon zegt: ‘Vader, laat maar, doe er niets op uit’, dan zal die vader naar zijn kind luisteren, eerder dan naar een ander die zoiets zegt. Jezus vraagt zijn Vader om zijn vijanden te vergeven. Zijn Vader is God, die kan vergeven, Hij alleen, maar de Zoon kan erom vragen en het bewerkstelligen. VERGEVEN

Jezus heeft zelf ook de zonden vergeven. Zoals van de verlamde die door het dak tot voor Jezus werd neergelaten. Hij genas deze man en zei dat zijn zonden vergeven waren. Dit vonden de leiders Godslasterlijk. Dat Jezus zichzelf met God gelijkstelde was reden om Hem gevangen te nemen. Aan het kruis zegt Jezus niet ‘Jullie zonden zijn vergeven’. Hij bidt zijn Vader erom. Hij legt alle eer en macht af en dient. In zijn lijden bidt Hij voor de mensen. Hij brengt ze bij God en vraagt om vergeving, om goedmaking. Wij vinden vergeven moeilijk. Er zijn veel situaties waarin wij het gewoon niet op kunnen brengen om die ander te vergeven. Maar het is niet onmogelijk om te vergeven. Met de zegen en genade van God kun je vergeven. In Jezus’ naam.

Vergeven (Willem de Vink).

VOORBEDE – NIET VOOR ZICHZELF

Jezus heeft dit gebed gebeden direct nadat ze Hem aan het kruis sloegen. Ze hesen Hem omhoog. De pijn was vreselijk. Hij had voor zichzelf kunnen bidden. Maar Hij keek naar de mannen met de spijkers en de hamers en bad voor hen. Zij slaan Hem. Hij brengt ze bij God. Hij doet voorbede. Zijn gebed is als een dringende vraag. De Zoon vraagt zijn Vader vrijspraak voor de mensen. Het is een vraag van de Middelaar. Hij is ertussen in gekomen. Hij brengt de mensen bij God en verdoezelt de schuld niet, maar vraagt om genade. Vergeving vragen is ook uitstel vragen. Jezus vraagt of God in liefde nog tijd wil geven, om te bekeren. De vraag van zijn geliefde Zoon laat de Vader in de hemel niet koud. ‘Want ze weten niet wat ze doen’, heeft Jezus gebeden. Petrus heeft later over deze onwetendheid gesproken, Handelingen 3: 17- 19: ‘U handelde uit onwetendheid, maar keer terug tot God om vergeving voor uw zonden te krijgen.’ Jezus was in zijn woorden aan het kruis veel bezig met de mensen. Hij sprak ook in nood en riep tot zijn Vader, maar ook de mensen had Hij op het oog en in het hart. Dat is bijzonder troostend voor ons allemaal. Dat is het Evangelie van Goede Vrijdag. Hij staat voor ons in. Neemt onze plaats in en draagt wat geen mens kan dragen en ook niet meer hoeft te dragen, omdat Hij het gedragen heeft. Ieder mens mag komen, alle mensen met hun zonden zijn welkom en worden genodigd om te komen. Jezus bidt voor ons. En je kunt nog zo ver op drift zijn geraakt of verdwaald in deze wereld en ver van God, toch is er een weg terug, God wil vergeven om Jezus’ wil.

‘JEMIMA, DOCHTER VAN JOB’

Wie eens een ander soort boekje over Job wil lezen, kan terecht bij Jemima, dochter van Job. In dit boekje gaat het op ontroerende wijze over het leven van haar vader Job vóór en na de grote slagen. Ze tekent haar vader met liefde en zorgzaamheid voor zijn kinderen. Ze vertelt over de worsteling met zijn vrienden, de pijn van het leven en de bestaande ideeën over God. We kennen het in de kerk vanuit het pastoraat en de geloofsgesprekken: de moeite met tegenslagen en waar is God in dit alles? Aandacht voor zulke vragen geeft bemoediging en troost. Luisteren naar het levensverhaal van wie met slagen en zorgen te kampen heeft, in welke levensfase dan ook, kan opluchting geven, omdat het serieus wordt genomen. Zo kan Job ons eigen leven raken. Het gaat over vrienden, rouw en de worsteling met God, over leven en dood en over opnieuw gekregen, her-kregen leven. Niet een zoektocht naar de zin van het lijden en ook niet ‘waarom treft het mij?’ Het gaat over de vraag: God waar bent u, nu ik zo vreselijk moet lijden? De conclusie van de dochter is: Vader Job is een mens zoals God de mens bedoeld heeft. Als je dat over je vader kunt zeggen, is dat een mooie geestelijke erfenis. Het boek Jemima, dochter van Job, bestaat uit twee gedeelten: het verhaal door Heleen Pasma en Gedichten, gebeden en gespreksvragen door Annemarie Hagoort.

Heleen Pasma en Annemarie Hagoort, ‘Jemima, dochter van Job’, Narratio, Gorinchem 2019, derde druk, 88 blz., € 9,-

ds. Wim Scheltens

This article is from: