Aan de top van de bodem

Page 1

1 203 4 5 6 7 8 9 1 0 4 1 0A 1A2R3 4 5 6 7 8 9 J 9 1A0N1 2D3E4 5 6 7 8 A 8O 9P 1 0 V1 A 23 T N4 5 6 7 78 0D 1 2E 3M4 5 6 D E 9B1 O



1 203 4 5 6 7 8 9 1 0 4 1 0A 1A2R3 4 5 6 7 8 9 J 9 1A0N1 2D3E4 5 6 7 8 A 8O 9P 1 0 V1 A 23 T N4 5 6 7 78 0D 1 2E 3M4 5 6 D E 9B1 O



INHOUD HE T M A AIVELD

4

INLEIDING

E E N VE RKENNING VAN DE TOPLAAG

18

HET HEDEN

GROND SLAGEN 3 4 HET VERLEDEN

D U U RP ROEF 5 0 DE TOEKOMST

P ORT R E TTEN Goitse van Wijk Tonny Kroese Tjitske Aans Kees-Jan van der Made Jan Pieter Schuitemaker Jan Palsma Lous Miedema Koen Geurten Klaas Jan Wiersma Duco Kriele Korien van der Heide Johannes Popma Johann van der Kaap Yvonne de Man Pieterjan van Boven Arjan Hingstman

10 12 14 16 24 26 28 30 42 44 46 48 56 58 60 62


4


HET MAAIVELD INLEIDING Die ongebruikelijk droge zomer van 2018 bracht het verleden naar boven. Verkleuringen in het landschap toonden de trajecten van lang verdwenen sloten en de contouren van vergeten boerderijen. Het was een onverwachte aanwijzing voor wat onze bodem allemaal verborgen houdt.

Dergelijke resten van menselijke beschaving zijn dan nog maar het topje van de ijsberg – of beter gezegd de gletsjer. Want het waren deze ijsmassa’s die de Nederlandse bodem in de loop der tijd kneedden tot de onregelmatige laagjescake die er nu ligt. Zand, veen, leem, klei, in allerlei gradaties en tussenvormen – het zit er allemaal in, maar waar en in welke volgorde en in welke verhouding? Zoals iemand ooit zei: ‘Je kunt miljoenen lichtjaren de ruimte in kijken, maar je kunt nog geen millimeter van de grond zien zonder hem open te graven.’ En dat is precies wat ze bij Wiertsema & Partners inmiddels veertig jaar doen: ze kijken onder de grond om te zien wat daar allemaal zit. Niet uit wetenschappelijke belangstelling of bij wijze van hobby – al spelen die aspecten bij sommige medewerkers nadrukkelijk mee –, maar om mense-

lijke activiteit mogelijk te maken. De grond vormt letterlijk de basis voor vrijwel ieder denkbaar bouwproject. Huizen, wegen, bruggen, dijken, windmolens: ze rusten allemaal in de aarde. En als ze niet afdoende gefundeerd zijn zakken ze scheef – of weg. Bij Wiertsema & Partners ‘geven ze de grond een getal’, zoals hoofd van het laboratorium Johann van der Kaap het verwoordt. Wat kan de grond hebben? Hoe reageert de grond op extra druk, ook op langere termijn? Om daar achter te komen moet je de grond in. Je boort een gat en haalt grondmonsters voor verder onderzoek naar boven. Of je prikt een sonde in de aarde die gegevens naar je laptop stuurt, de ene keer een momentopname, de andere keer over een langere periode. Dan volgen analyse en advies.

5


D E G R O N D VO R M T D E BA S I S VO O R VRIJWEL IEDER D E N K BA A R BOUWPROJECT

6

Het schrijven van een jubileumboek voor een club die je niet kent en over een werkterrein dat nieuw voor je is, zou je kunnen vergelijken met dergelijk grondonderzoek. Je vertrekpunt kun je je voorstellen als een aantrekkelijk weiland dat verder weinig aanknopingspunten biedt. Het gras staat er fleurig bij, de vogels zingen, het zonnetje schijnt. Maar op het maaiveld kun je niet blijven hangen en een inspectie van de onderkant van je laarzen is niet voldoende: er moet geboord worden. Eerst door de toplaag van het heden (hoofdstuk 2), daarna steeds dieper richting pril begin (hoofdstuk 3). Dan de volle boor weer opgehaald en met je monsters richting lab. Tijd voor een analyse (hoofdstuk 4). Hoe is het gesteld met de doorlatendheid, de schuifweerstand, het volumegewicht, de korrelverdeling, de constant rate of strain? Ofwel, hoe gaat het na veertig jaar met Wiertsema & Partners? Hoe heeft het bedrijf zich ontwikkeld? Waar staat het nu? En waar wil het naartoe?

Daarover gaat dit jubileumboek. De eerdere vergelijking met grondmonsters is misschien wat oneerbiedig, maar het zijn de gesprekken met zestien uiterst welwillende medewerkers en de nog altijd enthousiaste oprichter Jan Wiertsema, die ervoor hebben gezorgd dat ik mij een beeld kon vormen van de ins en outs van dit bedrijf. Of die zeventien monsters samen een reĂŤel en representatief beeld bieden? Gezien de grondigheid waarmee ze bij Wiertsema & Partners te werk gaan, zouden ze met minder in ieder geval geen genoegen nemen...


7


8


BIJ WIERTSEMA & PARTNERS GEVEN ZE DE GROND EEN GETAL

9


10

P R A K T I S C H E L K E DAG BEN IK ERGENS ANDERS


DE LANGST DIENENDE

Goitse van Wijk Sondeermeester

Al 33 jaar werkt sondeermeester Goitse van Wijk bij Wiertsema & Partners: ‘Ik ben de langst dienende hier.’ Toen hij er kwam, ging het er nog behoorlijk informeel aan toe: ‘In de kroeg zei iemand tegen mij: je moet een keer bij ons langskomen, we hebben mensen nodig. Een poosje later ben ik hier binnengewandeld en eigenlijk direct aangenomen.’ De eerste jaren deed Goitse vooral milieukundig bodemonderzoek: peilbuizen plaatsen, boringen doen, monsters nemen. Na wat lichamelijke klachten kon hij overstappen op sonderen: ‘Handboren is fysiek zwaarder.’ Tot een paar jaar terug werkte hij veel in het aardbevingsgebied: ‘We maakten sonderingen om de bodemopbouw in beeld te brengen. Dan heb je te maken met mensen die veel schade hebben geleden, echt schrijnende gevallen. Die mensen willen graag hun verhaal kwijt, dan ben je ook als sondeermeester een luisterend oor.’

Van Wijk is inmiddels 57. ‘Het is nog steeds een mooi bedrijf. En zolang ik het werk leuk vind, ga ik door. Praktisch elke dag ben ik ergens anders: dat is het mooiste. Ik heb nu al vijftien jaar mijn eigen rupsvoertuigje van 1700 kilo. Die spoort op z’n smalst tachtig centimeter breed. Daarmee kun je dus gewoon door de deur naar binnen rijden.’ Is het werk veranderd? ‘De handelingen zijn ongeveer hetzelfde als vroeger, maar nu zit er een laptop aan vast. Toen ging alles mechanisch, met drukopnemers die je zelf moest aflezen. Nu is het veel nauwkeuriger’, legt hij uit: ‘Het nieuwste is: ze hebben nu sondeerstangen op een wiel, dus die worden er automatisch opgedraaid. Daar kun je met je handen in de zakken bijstaan. En ze zijn nu ook al bezig met grondradar. Hoe dat is, daar heb ik geen idee bij. Maar het sonderen zal niet verdwijnen. Zolang er gebouwd wordt, heb je sonderingen nodig.’

11


12

WIJ MAKEN DE MOOISTE G E OT E C H N I S C H E PROFIELEN


HET VOELDE METEEN GOED Tonny Kroese Tekenaar

‘Al de eerste middag dat ik hier meeliep, merkte ik hoe ontspannen de sfeer was. Er werd gelachen en zo.’ Het moment, inmiddels twaalf jaar geleden, is Tonny Kroese bijgebleven: ‘Het voelde meteen goed.’ Het contrast met zijn vorige werkgever was dan ook groot: daar ging het er nogal ambtelijk aan toe. Tonny, opgeleid in landmeetkunde en civiele techniek, werkt op de tekenkamer, waar ze ervoor zorgen dat de buitendienst met zo volledig mogelijke informatie over locaties en mogelijke obstakels, zoals kabels en leidingen, op stap gaat, en waar ze – verderop in het proces – de data uit het veld op een inzichtelijke manier verwerken. Toen hij hier kwam, mocht hij beginnen met het opzetten van een symbolenbibliotheek in AutoCAD. ‘Om een tekening te maken heb je symbooltjes nodig. Dat deden ze hier niet zo praktisch, namelijk door steeds opnieuw te knippen en te plakken vanaf een basistekening. Daar heb ik wat structuur in aangebracht. Het ging meteen een stuk sneller’, vertelt hij: ‘Ook

was ik de eerste van het bedrijf die twee schermen op zijn bureau had staan. En al snel had iedereen op de tekenkamer twee schermen, en inmiddels zelfs drie.’ 13 Hij houdt zich vooral bezig met het maken van geotechnische profielen van dijken: ‘Dat was allemaal nieuw voor mij. Ik weet nog goed hoe het eerste materiaal binnenkwam: stapels historische data, die allemaal gedigitaliseerd moesten worden. Maar het is uiteindelijk een heel goed product geworden. Wij kunnen met trots zeggen dat we de mooiste geotechnische profielen maken.’ Hij woont in Tolbert zelf en fietst in twee minuten naar zijn werk. Het bedrijf bevalt hem: ‘Je krijgt hier alle ruimte. En er komen nog altijd nieuwe mensen binnen van wie ik kan leren. Dat is prettig.’ Het plezier van het werken met collega’s en in het werk zelf staat voor hem voorop: ‘Als ik niet meer met plezier naar het werk ga, dan kan ik maar beter thuisblijven. Dat meen ik echt.’


14

HIER ZOEK JE ZELF D I N G E N U I T. J E M AG MEEDENKEN. JE WORDT NIET METEEN AFGEKAPT VA N : W A A R B E M O E I JE JE MEE?


GEEN DAG HETZELFDE

Tjitske Aans Medewerker communicatie & commercie

Ze werkte er nog maar net, toen er een telefoontje binnenkwam van een aannemer. ‘Ik wil een offerte voor hamertje tik, zei hij. Geen idee waar die man het over had’, vertelt Tjitske Aans. Na enig moeizaam doorvragen bleek dat hij een stel palen akoestisch wilde laten doormeten. Ze gebruikt de kleine anekdote graag als voorbeeld voor nieuwe collega’s: ‘Moet jij raden wat hamertje tik is, zeg ik dan.’ Ze wil maar zeggen: iedere sector heeft zijn eigenaardigheden en jargon. ‘Toen ik hier vier maanden zat, dacht ik: nu weet ik het wel. Maar dat was niet zo. Nog steeds komt er af en toe iets langs waarvan ik denk: OK?’ Haar vorige baan was bij een notariskantoor. ‘Maar daar duurden de dagen op een gegeven moment wel erg lang’, blikt ze terug. Ze solliciteerde bij Wiertsema & Partners en werkt daar nu negen jaar: ‘Nooit spijt gehad van de overstap.’ Wat vindt ze het leukste van haar werk? ‘De

variatie. Er is geen dag hetzelfde en er is altijd wat te doen.’ De werksfeer is goed, voegt ze er aan toe: ‘We hebben regelmatig jubilea van mensen die hier 12,5 of 25 jaar werken. Mensen blijven hier graag. Dat zegt wel iets.’ Zelfstandig werken en denken wordt gestimuleerd: ‘Dat moet je wel kunnen hoor. Hier zoek je zelf dingen uit. Je mag meedenken. Je wordt hier niet meteen afgekapt van: waar bemoei je je mee?’ Die benadering leverde haar onlangs een nieuw werkterrein op: als commercieel medewerker mag ze nu helpen het bedrijf nog beter op de kaart te zetten.

15


16

E HELE GEOD TECHNISCHE WERELD G A AT N A A R N U L L E T J E S EN EENTJES


OOG OP DE TOEKOMST

Kees-Jan van der Made Technisch directeur

Samen met Duco Kriele vormt Brabander Kees-Jan van der Made de directie van Wiertsema & Partners. De verschillen tussen hen zijn groot, benadrukken ze ook zelf. Duco is een manager, met een achtergrond in de aannemerij; Kees-Jan een techneut die als geoloog is opgeleid. ‘Kees-Jan is een denker, een visionair, ik ben een manager’, zegt Duco. ‘We vullen en voelen elkaar goed aan’, reageert Kees-Jan: ‘Ik ben blij dat Duco doet wat hij doet, want dat zou ik niet kunnen.’ Kees-Jan studeerde geohydrologie aan de VU en werkte aansluitend ruim zeven jaar in het buitenland, met name in drinkwaterprojecten in ontwikkelingslanden: ‘Ik wilde iets terugdoen met mijn kennis; iets waar mensen in arme landen, die het een stuk minder goed hebben dan wij, wat aan hebben.’ Terug in Nederland werkte hij bij een ingenieursbureau en een grote

aannemer. ‘Als ik in die tijd specialistisch en kwalitatief goed werk nodig had, dan belde ik Jan Wiertsema op: kan Jan Palsma niet even wat voor me doen?’ Hij vond het ‘een leuk bedrijf met leuke mensen’ en dat liet hij Wiertsema ook merken. Zo kwam hij hier terecht. Bij Wiertsema & Partners houdt Kees-Jan zich met name bezig met de grote lijn, de meta-ontwikkelingen. Zo is hij betrokken bij de Basisregistratie Ondergrond (BRO): ‘Dat zijn de plekken waar je voorsorteert op de toekomst. De hele geotechnische wereld gaat van analoog naar nulletjes en eentjes. En heel veel dingen zijn nog niet afgesproken. Je moet allemaal dezelfde taal spreken. En je moet strakker definiëren, zodat je nauwkeuriger kunt rekenen. Daaraan meedoen betekent investeren. Maar dat heb je nodig als je in de top van de geotechniek wilt blijven meedraaien.’

17


EEN VERKENNING VAN DE TOPLAAG HET HEDEN Wat kun je aflezen aan een bedrijfspand? Wiertsema & Partners is gevestigd in een modern gebouw op het industrieterrein van Tolbert, strak in de verf en zakelijk van uitstraling. De bedrijfsnaam staat met grote letters op de gevel, het klassieke logo tijdelijk aangevuld met een verwijzing naar het naderende jubileum.

18

Toen sondeermeester Goitse van Wijk hier 33 jaar geleden kwam werken, zat het toen nog piepkleine bedrijfje al op deze zelfde plek. ‘Oprichter Jan Wiertsema had toen net dit pand gekocht: een heel klein kantoortje met een loodsje erachter’, vertelt hij: ‘Maar van lieverlee is er van alles bijgebouwd, dusdanig dat het niet meer te herkennen is. Volgens mij is de computerruimte nog een oud gedeelte.’ Geen grootschalige sloop dus, maar geleidelijke aan- en bijbouw: een vleugel eraan, een verdieping erop. En het nieuwe laboratorium? Dat werd gewoon aan het eind van de straat neergezet. Onherkenbaar veranderd, maar vanuit de basis nog hetzelfde... Wat geldt voor het pand, lijkt ook te gelden voor het bedrijf. De groei is in de afgelopen veertig jaar stevig geweest, maar altijd beheersbaar, op het organische af. De inhoud van het werk is enorm verbreed, zonder dat de oorspronkelijke inzet verdween. Jan Wiertsema begon ooit met grondonderzoek en dat is nog altijd de kern. Maar

waar de nadruk twintig jaar geleden op woningbouw lag, gaat het nu met name om infrastructuur: dijken, wegen, aquaducten, windmolenparken. ‘We verdienden toen ook een goede boterham. Maar als je in de breedte gaat, sta je gewoon veel steviger. Dan kun je ook meer stabiliteit bieden voor je eigen mensen’, legt Kees-Jan van der Made, een van de twee directeuren, uit. Ook belangrijk: Wiertsema & Partners heeft inmiddels alle aspecten van de geotechnische keten in eigen hand; behalve uitvoering en onderzoek biedt het bedrijf ook advisering en geomonitoring. En niet te vergeten een kostbare collectie digitale data van de Nederlandse ondergrond. Begonnen als eenmansbedrijfje, groeide het in de eerste dertig jaar naar vijftig personeelsleden. De afgelopen tien jaar vond er een verdubbeling plaats: inmiddels werken er ruim honderd mensen. Waar vroeger vrijwel iedereen ‘buiten’ werkte, is het aandeel van ondersteunende medewerkers behoor-


19

lijk gegroeid. Op de begane grond zitten directie, administratie, financiĂŤn, tekenkamer en bedrijfsbureau, op de eerste verdieping geomonitoring en de adviseurs, achterin het gebouw de loods met het wagenpark, waar de buitendienst zijn basis heeft. Een kantine in de centrale hal brengt de medewerkers van de verschillende afdelingen bij elkaar. En dan is er het lab. Voor een bedrijf waar mensen werken die over het algemeen niet van grote woorden houden, zegt de omschrijving van het eigen laboratorium als ‘het best aangeschreven geotechnisch laboratorium van Nederland’ wel iets. Het pand, een paar huisnummers verderop in het Feithspark, vormt de onmisbare schakel tussen het

grondwerk en de adviesfase. Hier komen alle monsters binnen om geanalyseerd en getest te worden, waarna de resultaten, soms voorzien van een advies, vertaald worden voor de klant. De plek is wat je je als buitenstaander bij een laboratorium voorstelt: een combinatie van het hypermoderne en het vertrouwenwekkend ouderwetse; een soort natuurkundelokaal voor volwassenen. Sommige gegevens komen uit computers rollen, andere daarentegen worden met een timmermanspotlood genoteerd. Grondmonsters vind je in verweerde houten bakken, in steriele bekerglazen en keurig in een rijtje op tafel, als zandtaartjes. Mensenwerk op zijn nauwkeurigst is dit: bij de samendrukkingsproeven worden de klassieke metalen gewichtjes


20

iedere dag handmatig bijgesteld, ook in de vrije weekenden en met Kerst en Oudjaar. ‘Voor een zorgvuldig resultaat doen we alles’, zegt hoofd van het laboratorium Johann van der Kaap. De metingen in kwestie worden ingevoerd in een computer uit een vroeger tijdperk, stand-alone en draaiend op DOS. Naast het plompe toetsenbord ligt warempel een stapeltje diskettes te wachten op gebruik. Die combinatie van het uitzonderlijke en het basale is typerend voor het bedrijf. Aan elke zorgvuldig onderbouwde conclusie, elk afgewogen advies, ieder miljoenenproject of overleg over Europese bodemnormen gaat dat prikken in die bodem vooraf: op bouwplaatsen, in havens en op zee, op weilanden en op dijken. Overal waar iemand wil weten of de bodem geschikt is voor een bepaalde vorm van menselijke activiteit, daar kom je de mensen van Wiertsema & Partners tegen. Letterlijk met hun poten in de modder. En soms ook meer

dan dat, zoals bijvoorbeeld blijkt uit het relaas van buitendienstmedewerker Koen Geurten: ‘Ik moest een keer een meting doen op een groot aardappelveld, waar ze een paar weken daarvoor archeologisch onderzoek hadden gedaan. Ik kom daar ’s ochtends vroeg, op winterdag, in de regen natuurlijk. Ik rups met die machine naar achteren, vijf- of zeshonderd meter over dat veld, bijna tot het eind. En daar zit een gat van anderhalve meter diep, wat ze ook weer mooi hadden dichtgemaakt, maar niet echt aangestampt natuurlijk. Ik voel de machine wegzakken. Ik denk: oh shit, ik moet terug. Maar toen was het al te laat. Ik heb het kantoor gebeld, en die hebben ervoor gezorgd dat er een graafmachine kwam. Best grappig eigenlijk, tot je zo’n machine moet gaan schoonmaken. Dan komen er kruiwagens modder onder weg.’ Die ongezellige combinatie van afgelegen weilanden, blubber en rotweer vormt de basis van vele anekdotes. Verhalen als deze komen in de


“ VO O R E E N ZORGVULDIG R E S U LTA AT D O E N WE ALLES” JOHANN VAN DE R KA A P

gesprekken de hele tijd voorbij. De collega die aan het eind van de dag geen zin had om een half weiland óm te lopen, ging slootjespringen, bleef haken aan een stroomdraad en – bij een graadje of zes – voorover in het water viel. De andere collega die 25 minuten lang krampachtig de handrem van de wagen moest vasthouden, om te voorkomen dat hij achteruit de woonkamer van een dijkhuisje zou binnenrijden, en daar nog dagen last van had. Een derde collega die langzaam wegzonk in de drek en uiteindelijk laarsloos terug moest naar kantoor. En een vierde collega die om onduidelijke redenen nooit meer zonder hark op stap mag. Zoals blijkt uit de zestien interviews met medewerkers die verspreid door dit boek te vinden zijn, is de bedrijfscultuur betrekkelijk informeel. ‘Mensen krijgen hier veel vrijheid, maar ook veel verantwoordelijkheid’, zegt directeur Duco Kriele zelf: ‘Als er iets is fout gegaan, dan wil ik graag dat mensen me uitleggen wat er gebeurd is en hoe dat de volgende

21

keer anders kan. Fouten maken doet iedereen. We toetsen wel, maar we hebben geen afrekencultuur.’ Personeelsadviseur Lous Miedema zegt, vanuit een andere insteek, iets dergelijks: ‘Wat ik typerend vindt voor ons bedrijf is dat medewerkers vaak denken in oplossingen in plaats van problemen. Als zich bijvoorbeeld bij de buitendienst een technisch probleem voordoet, zijn er altijd wel een stel Willie Wortels die een oplossing weten. Dat is wel kenmerkend voor onze manier van werken: we schakelen snel en kunnen dan ook alles.’ En dat is vanaf het begin zo geweest, zoals in het volgende hoofdstuk duidelijk wordt.


22

1 979


23

2019


24

T E G E N VA L L E R S ZIJN INTERESSANT


WERKEN VANUIT JE GEVOEL Jan Pieter Schuitemaker Senior adviseur/projectleider

‘Soms ben ik aan het werk en denk ik: ik weet het even niet. Op zo’n moment kan ik een grondboor in de achterbak leggen en ter plekke gaan kijken wat er aan de hand is: laarzen aan, boring doen, d’r even in spugen... Dan is het weer duidelijk’, vertelt geotechnisch adviseur Jan Pieter Schuitemaker: ‘Vanuit je gevoel werken zit er in bij mij. En dat komt bij dit bedrijf goed uit de verf. Mijn vorige werk, bij een groter ingenieursbureau, was abstracter. Hier komen ze van de andere kant: ze zijn begonnen met onderzoek, de adviestaak kwam later. Dat merk je.’ Jan Pieter werkt sinds 2016 bij Wiertsema & Partners. Momenteel is hij projectleider bij Ring Zuid: ‘Daar komt alles bij elkaar. Viaducten, grondkerende constructies, bouwkuipen om onderdoorgangen te maken...’ Zo’n complex project vindt hij ‘supergaaf’ om te doen: ‘Het is leuk als je onverwachte dingen tegenkomt, dat je

moet improviseren. Meevallers en tegenvallers – het zijn meestal tegenvallers – zijn interessant.’ Een viaduct op zich is niet zo spannend, legt hij uit: ‘Dan timmer je twintig palen per landhoofd de grond in en dan kan er eentje hoger of lager blijven staan, maar dat is het dan ook. Het werk wordt pas echt complex als je ondergronds gaat: de grond kan hard of zacht zijn, er kan meer of minder water zijn dan verwacht, je kunt oude funderingen tegen komen of een zwerfkei ter grootte van een hunebed... Er zijn veel meer aspecten die fout kunnen gaan. Dat maakt het uitdagend.’ Bevredigend is ook dat je de resultaten van je werk ziet, zegt hij: ‘Zo’n aquaduct waar je van de eerste bouwtekening tot de oplevering bij betrokken bent geweest, is ook van jou. Je hebt er een belangrijke bijdrage aan geleverd. Daar doe je het voor.’

25


26

G R O N D W AT E R I S STERK HOOR!


LEREN DOOR TE DOEN

Jan Palsma Boormeester

‘Nummer zeven was ik’, zegt boormeester Jan Palsma met enige nadruk. Slechts zes mensen waren hem voorgegaan, toen hij in januari 1987 bij Wiertsema & Partners kwam werken. ‘Ik had geleerd voor weg- en waterbouw. Ik werkte al twee jaar bij Sjouke Dijkstra, maar daar kwam ik ’s winters op steun. Toen ben ik hier gekomen.’ Hij begon met het plaatsen van peilbuizen, daarna kwam het diepboren erbij, soms tot wel tachtig meter. ‘En dat doe ik nog steeds.’ Hij heeft er een cursus voor gevolgd: ‘Maar het meeste moet je leren door het te doen. Dat is niet zo te leren uit een boek.’ Ook van je fouten leer je, is zijn ervaring. Een voorbeeld? ‘Vooral in het westen van het land heb je wel eens te maken met spanningswater. In de polders daar zit je soms wel

twee tot vier meter onder NAP. We hebben een keer gehad dat de zoute kwel naast de boorbuis omhoog kwam. Zaten we koffie te drinken, hadden we in één keer water achter de machine. Ik vroeg aan m’n collega: heb je de kraan opengelaten? Nee dus. Hebben we zwelklei opgehaald en het gat zo snel mogelijk gevuld. Anders stroomt dat zoute water overal heen. Het gras en alles gaat er van dood. Grondwater is sterk hoor!’ Hij is nu 52 jaar en vindt zijn werk nog steeds leuk: ‘De ene keer doe je dit, de andere keer dat.’ Handboren gaat hem inmiddels wat minder gemakkelijk af; dat mogen zijn jongere collega’s doen. ‘En als het kouder wordt, merk ik dat ook. Gelukkig komt nu de goede tijd er weer aan...’

27


28

HET BELANGRIJKSTE I S DAT J E E R B E N T. DA N W E T E N M E N S E N JE TE VINDEN


HELPEN GROEIEN

Lous Miedema P&O-adviseur

Personeelsadviseur Lous Miedema kwam op een cruciaal moment bij Wiertsema & Partners binnen. In de jaren voor 2009 was het bedrijf gestaag gegroeid, maar de inrichting van de bedrijfsprocessen was daarbij achtergebleven. Om een bekend beeld te gebruiken: het bedrijf was al lang een tafellaken, maar nog georganiseerd als een servet. ‘De houding was een beetje: we doen het al jaren zo, dus waarom zouden we het anders gaan doen?’, vertelt Lous. Maar met vijftig personeelsleden kun je niet alles meer informeel regelen, weet ze: ‘Toen ik hier net kwam, was het of ik met vijftig bazen te maken had. Iedereen had overal een mening over. Een beetje zoals je iets met je gezin zou bespreken: wat voor nieuwe tafel gaan we kopen? In die zin zat dat idee van een familiebedrijf er nog wel in.’ Die betrokkenheid heeft ook grote voordelen, heeft ze ervaren: ‘Medewerkers voelen zich verantwoordelijk voor wat ze zien als hún bedrijf. Ook bij jonge collega’s zie je dat.’

Ze ging zaken formaliseren. Er kwam een ondernemingsraad, een personeelshandboek, een serie protocollen voor bijvoorbeeld ziekteverzuim en beoordelingsgesprekken, een loongebouw. Helemaal zonder reuring ging dat niet steeds: ‘Mensen zeiden dan: dit klopt niet met mijn contract. Maar dan bleek vaak dat afspraken nooit op papier waren gezet.’ Met de inrichting van het loongebouw in 2017 zijn haar grote klussen afgerond. Het bedrijf is volwassen geworden. Dat betekent niet dat ze nu stilzit; er liggen nog volop uitdagingen. Een van de grootste voor de komende tijd is het vinden van de juiste mensen. Van het dagelijkse personeelswerk geniet ze nog altijd: ‘Het belangrijkste is dat je er bent. Dan weten mensen je te vinden.’

29


30

I K M AG G R A AG WERKEN


MOOI OP WEG

Koen Geurten Sondermeester

‘Dit is mijn machine’, zegt Koen Geurten, om er na enige aarzeling aan toe te voegen: ‘Nou ja, hij is natuurlijk van Wiertsema & Partners.’ ‘Maar ook een beetje van jou’, zegt een passerende collega. Bij dit bedrijf hechten ze aan hun spullen. Tevreden kijkt de buitendienstmedewerker naar de joekel van een boormachine: ‘Hier nemen we monsters mee, tot een metertje of vijftig.’ Soms helpt de machine een sondeerwagen over het dode punt heen, legt Koen uit: ‘Als de sondering vastloopt, dan kan deze machine de grond daaronder wegspoelen. Er zit een dikke waterpomp op.’ Hij doet van alles wat hier, vertelt hij. Boren en sonderen, met af en toe een dagje werkplaats, zoals vandaag. Hij heeft een boorkop bijgesteld en een paar slangen vervangen, is daarna wat spullen wezen langsbrengen bij een collega. ‘Ik mag graag werken. Lange dagen vind ik niet erg:

ik zie het ook wel een beetje als een hobby. De handelingen zijn min of meer hetzelfde, maar de ene keer ben je op een bouwplaats, dan in de binnenstad, dan op een dijk in een natuurgebied, dan weer op het water...’ Sinds 2016 werkt Koen bij het bedrijf. Hij kwam er helemaal voor uit Limburg en woont nu in Drachten. Bevalt het noorden? ‘Prima. Iedereen zegt dat de overgang zo groot is, maar ik vind het wel meevallen. Ik doe dit werk al bijna vijftien jaar. Ik kwam al overal en ben dus ook overal een beetje thuis. Andere gewoonten en gebruiken ben ik wel gewend. Ook het Fries hier kan ik redelijk volgen. Je moet wel weten wanneer ze over je praten’, lacht hij. Het bedrijf is prettig: leuke collega’s, veel vrijheid, hoge ambities: ‘We proberen de beste van Nederland te wezen. En ik denk dat we mooi op weg zijn.’

31


32


33


GRONDSLAGEN HET VERLEDEN Op 13 september 1918 zakte de spoordijk bij Weesp over een lengte van maar liefst negentig meter weg, waardoor de trein uit Amersfoort ontspoorde, met dodelijk resultaat. Een onderzoek onder leiding van minister Lely leidde onder meer tot de aanbeveling om in Delft een laboratorium voor grondmechanica op te richten.

34

Drie van de geïnterviewden noemen dit moment als het startpunt van de geschiedenis van de bodemkwaliteit als wetenschappelijk vak; het terrein waarop Jan Wiertsema in de late jaren zestig zijn eerste schreden zette. De oprichter van het bedrijf, 73 jaar inmiddels, is een enthousiaste en gezellige prater, met een blik in de ogen die duidelijk maakt dat hij zich nog altijd graag door het leven laat verrassen. Anekdote volgt op anekdote en de gesprekpartner doet er goed aan de hoofdlijn in de gaten te houden, want voor je het weet is er weer een prachtig zijpad of veelbelovend vergezicht ontdekt. Jan werd geboren in Zeeland, waar hij als jochie van zeven de watersnoodramp meemaakte. Later verhuisde het gezin naar Zwolle, het werk van Jans vader achterna. Jan kon gaan studeren, maar koos voor de plaatselijke HTS. ‘Ja waarom eigenlijk? Misschien heeft dat toch met genen te maken. Mijn grootvader was een succesvol man in de weg- en waterbouw. Hij werkte tot zijn zeventigste door. Mijn

beide broers hadden techniek gedaan. Eigenlijk lag het een beetje in de lijn.’ De jonge Jan was gefascineerd door grond en water, struinde graag door de natuur, had een nieuwsgierige en onderzoekende houding... Alle ingrediënten voor zijn toekomstige werkterrein lijken hier al aanwezig. Maar achteraf is het gemakkelijk invullen. Toentertijd waren zijn doelen minder duidelijk, zegt hij. Op diverse momenten in het gesprek benadrukt hij de toevalligheid van zowel gebeurtenissen als keuzes. Alles had altijd anders kunnen gaan. Een mislukking kan een zegen blijken, een verkeerde afslag een redding. Zo’n toevallig telefoontje, van een oud-klasgenoot, leidde hem naar Fugro, destijds het enige Nederlandse grondmechanicabedrijf van betekenis. ‘Ik moest adviezen schrijven. Ik heb daar intern een behoorlijke opleiding gehad, met cursussen in Gouda en Delft. De geologie greep mij: hoe komen al die lagen daar nou? Die miljoenen jaren oude


“ H O E KO M E N A L D I E L AG E N DA A R N O U ? D I E M I L J O E N E N JA R E N O U D E C H AO S I N D E G R O N D VO N D I K FA S C I N E R E N D ” JAN W I E RT SEMA

chaos in de grond vond ik fascinerend.’ Fugro stuurde hem naar Groningen, waar het bedrijf in die jaren een voet aan de grond probeerde te krijgen. ‘Want jij hebt een Groningse naam, zeiden ze.’ Als een veterkoopman ging hij langs de deuren, om architectenbureaus en bouwbedrijven te winnen voor het toen gloednieuwe elektrische sonderen: ‘Met deze techniek kon je voor het eerst ook iets over de grondsoort zeggen. Daar kon ik het mee verdienen. Ik zei dan: ik kan u garanderen dat ik op tien centimeter nauwkeurig, zonder boren, kan zeggen hoe dik die veenlaag is. En dat was nog nooit gedaan’, vertelt hij glunderend. Na tien jaar Fugro en enkele jaren bij de Volker-groep begon hij, eerst in deeltijd, maar vanaf september 1979 voluit, voor zichzelf. Hij kocht een 120 PK DAF van dertig jaar oud en liet daar een bak van militaire herkomst op monteren die hij in Nijmegen bij de dump had weggehaald. Zijn baas bij Volker gaf hem niet alleen een eerste mooie opdracht mee, bij de

LNG-aanlanding, maar ook een sondeerapparaat op handkracht. Het ding staat nog altijd in de hal van het bedrijf. Die eerste jaren gingen met vallen en opstaan, vertelt hij: ‘Tot december 1980 hebben we 120.000 gulden omgezet: heel weinig natuurlijk. Ik was zelf sondeerbaas en boorbaas en ik had een maat die mij hielp: Tönnis Oosterhuis, een oude boer die dolgraag wat anders wilde doen. We zijn veel samen op stap geweest. Dan kregen we bijvoorbeeld een opdracht om bij Oberhausen één sondering te maken in de Rijn. ’s Morgens om vier uur vertrokken we. Ik vergeet nooit hoe we bij Arnhem met zestig kilometer per uur de eerste heuvel opgingen, met allemaal toeterend verkeer achter ons. Ter plaatse stonden we met de auto half in het water. Het ging – letterlijk – voor geen meter, met al die keien. De stang brak zelfs af. ’s Avonds om elf uur waren we terug: 1400 gulden rijker, maar onze spullen waren kapot. Ja, je pakt alles aan.’ Improviseren was het

35


36

parool. Hij hield kantoor aan huis en ook het lab vond daar zijn oorsprong: zand werd onder druk gezet in de lege potjes Hak van de supermarkt. Zijn vrouw Hetty bleek een onmisbare steun: ‘Ik weet wel dat mannen altijd zeggen dat hun vrouwen naast hen hebben gestaan, maar echt, als ik haar niet gehad had! Alles heeft ze gedaan, het afdrukken, het rekenen en het tekenen ’s nachts...’ Tönnis is de eerste van een groeiende groep medewerkers. Jur de Boer (‘mijn grote vriend’), Jan Palsma (‘een kunstenaar’), Goitse van Wijk (‘goede vent – we hebben laatst nog samen een klus gedaan’) en Johann van der Kaap (‘gouden man’) zijn andere namen uit die beginjaren; de laatste drie zijn nog altijd in dienst van het bedrijf. ‘Ik heb vanaf het begin goede mensen om mij heen gehad’, zegt Jan tevreden: ‘Allemaal mannen uit de buurt: Jur woonde hier honderd meter vandaan, Johann woont achter mij. De meesten kwamen van de boerderij. Wat dat zegt? Ze zijn betrouwbaar, weten

met de natuur om te gaan en hebben gevoel voor de grond. Ze gaan niet bij de pakken neerzitten bij tegenslag, willen hard werken en zijn niet bang voor een druppel regen of een paar graden vorst. En staal is echt niet lekker om mee te werken in de vrieskou! Het zijn zeemannen – maar dan op het land.’ Goitse van Wijk kan zich die beginjaren nog goed herinneren: ‘Je pikte snel dingen op, omdat het een klein clubje was. ’s Avonds als je terugkwam zat je met elkaar om de tafel. Dan praatte je over de klussen die je die dag had gedaan. De beste leermeester was Jan zelf. Hij kon heel snel een oordeel geven over hoe grond eruit zag. Hij had fingerspitzengefühl, zoals dat heet. Je kunt er aan gaan zitten rekenen, vond hij, maar je moet het ook zien: als je het ziet, dan weet je het. Kennis van het terrein was voor hem belangrijk. Even praten met het oude boertje dat daar verderop woont. Jongens, hou dat toch in de gaten, zei hij dan.’


Het was soms behoorlijk primitief werken, weet zijn generatiegenoot Jan Palsma nog: ‘Tegenwoordig zakken we minder snel weg: we hebben allemaal rupsen nu. Met die wielauto’s was het af en toe behoorlijk stuntelen.’ Mobiele telefoons had je nog niet, vult Goitse aan: ‘Als je dan een probleem had in het veld, moest je naar een telefooncel. Zo kon je een tractor regelen, of, als je heel erg vastzat, een kraan. Op een gegeven moment kregen we – heel luxe – een semafoontje. Kon je opgepiept worden. Maar dan moest je nog altijd naar die telefooncel...’ Mooie tijden, maar: ‘Bij winterdag zat je soms elke dag vast.’ Een enkele keer was het eenvoudig op te lossen, vertelt Goitse: ‘We waren een keer hier vlak achter aan het sonderen, m’n collega en ik. Op een gegeven moment zaten we behoorlijk vast. Een andere collega kwam ons toen met zijn auto lostrekken. En daarna kwamen Jan en Hetty erbij om de straat aan te vegen! Teamwork was dat.’

Het waren jaren van gestage groei, van consolideren en van verbreden. Jan Wiertsema verwoordt het zo: ‘Er komt een moment dat je weet: we hebben wat staan, we zijn niet binnen een jaar weer failliet. Je begint als rietstengel en je wordt een eikenboom.’ Er werd milieuonderzoek gedaan, funderingstechniek werd een aparte tak, er werd geëxperimenteerd met warmte/koude opslag, de aanschaf van de Grietje W maakte de stap naar het water mogelijk. Maar de kern bleef hetzelfde, zegt Jan: ‘Wij zijn sterk in het maken van gaten. Gatenmakers zijn wij.’ Bij groei horen grotere investeringen, legt Jan uit: ‘Ik had een machine gekocht waar ik apetrots op was. Kostte 1,2 miljoen gulden. Die kon een gat maken van driehonderd meter diep. Dat is kunst hoor. Rembrandt is een kunstenaar, maar een boormeester ook. Bij een gat van honderd meter zit je al boven de lengte van de Martinitoren. En je kunt niets zien: je moet aanvoelen wat je doet. Het water

37


38

lab was een ‘gouden greep’, vindt hij nog altijd: ‘Als je de goede mensen en de goede spullen hebt, dan loopt dat gewoon: een fabriekje waar de koekjes uit komen rollen.’ in het gat mag bijvoorbeeld niet te hard stijgen. Jan Palsma is een hele goeie, rustige man. Hij kan dat fantastisch. Hij werd in mijn tijd door klanten speciaal gevraagd. Je mag die boring hebben Wiertsema, zeiden ze dan tegen mij, maar we willen dat Jan het doet.’ Een andere investering was de professionalisering van de laboratoriumtak. ‘Het dijkonderzoek, waar we rond 2005 mee begonnen, vroeg om proeven die wij nog niet konden doen’, legt Johann van der Kaap uit. Wiertsema & Partners nam de inboedel over van Omegam, wat de eerste drie triaxiaalopstellingen opleverde. ‘We keken als een boer naar een vliegtuig’, herinnert Jan Wiertsema zich de kennismaking met het geavanceerde materiaal. Het

Met de groei kwamen ook nieuwe specialismen. Jan: ‘Je had de mannen die altijd buiten waren, maar langzamerhand kwamen er ook steeds meer mensen die binnen zaten. Voor de verwerking van gegevens, of in ondersteunende functies. Die werelden moest je in harmonie met elkaar laten functioneren. Met vier man binnen en zestien buiten, kon ik dat zelf nog wel een beetje sturen. Dan kun je nog steeds op vrijdagmiddag samen een pilsje drinken. Ook toen we verder groeiden, ging ik nog iedere ochtend alle werkplekken langs. Hoe gaat het? Wat denk je? Wat doe je? Dat is ook mijn makke: het moet overzichtelijk zijn, ik kan geen honderdvijftig man aansturen.’


PA R T N E R S I N L E V E N E N W E R K : JA N E N H E T T Y W I E R T S E M A B I J Z I J N A F S C H E I D VA N H E T BEDRIJF IN 2007

Met een vooruitziende blik verzamelde hij de mensen om zich heen die hem op termijn zouden vervangen: Duco Kriele en Kees-Jan van der Made. In 2007 ging hij met pensioen, maar loslaten bleek moeilijk: ‘Het is je kindje. Ik ben dit bedrijf vanaf nul begonnen; een levenswerk van 32 jaar.’ Maar met het bedrijf op stevige grond, kreeg hij langzaam maar zeker vrede met de nieuwe situatie. Hij ging zich weer richten op het werk waar het op zijn twintigste allemaal mee was begonnen: ‘Morgen ga ik weer boren met een van de jongens. Adviezen geven doe ik nog steeds. Ik ben en blijf een potkleimannetje.’ Hoe lang nog? ‘Mijn grote voorbeeld, Kees Joustra van Fugro, bleef tot zijn tachtigste bezig. Ik ben nu 73 en ik vind het nog steeds leuk. Ik wil wel een beetje levendig blijven.’ Daarbij moet één ding duidelijk zijn: ‘Ik kom alleen op aanvraag op kantoor. Ik moet de mensen niet voor de voeten lopen.’

Wat is hem het meest bijgebleven van die afgelopen veertig jaar? Voor het eerst in het gesprek valt er langer dan twee seconden een stilte. Dan: ‘Dat we bij ons 25-jarig bestaan met het hele personeel naar IJsland zijn gegaan. Je moet het ook vieren, vind ik. Ik zei: we gaan naar de gletsjers, waar de potklei vandaan komt. Daar praten mensen nog over.’ Een ander hoogtepunt is van hemzelf alleen: ‘Ik was in Florida. Met mijn handsondeerapparaatje stond ik midden in een moeras. Opeens een enorm lawaai! Passeert er vlakbij een gigantische schildpad, die zich niks van mij aantrekt, maar gewoon langshobbelt.’ Hij zegt het met stralende ogen. Ook dat moment heeft zijn bedrijf Jan Wiertsema gebracht.

39


Verbanden

40

De naam ‘Wiertsema & Partners’ is een onvermijdelijke vereenvoudiging van de werkelijkheid. De eerste jaren van zijn bestaan heet het bedrijf anders. In september 1979 – het moment waaraan het huidige jubileum is gekoppeld – richt Jan Wiertsema zijn BV op. Samen met Inpijn Blokpoel BV ontstaat hieruit in februari 1980 ‘Raadgevend Ingenieursbureau Wiertsema-Inpijn-Blokpoel BV’. In 1990 verandert de naam in Wiertsema & Partners BV. Verschillende bedrijven zijn aan Wiertsema & Partners verbonden geraakt. Offshore activiteiten worden sinds 2007 uitgevoerd door zustermaatschappij Marine Sampling Holland te Velsen-Noord. Samen met de BK groep sticht Wiertsema & Partners in 2011 CEGE Caribbean, ‘hét veelzijdige ingenieursbureau in het Caribisch gebied’. En in 2016 wordt in nauwe samenwerking met Ravensrodd Consultants Ltd het zusterbedrijf SEMASO opgericht, dat gespecialiseerd is in sedimentmanagementoplossingen in kustgebieden wereldwijd.


41


42

I K H E B G E E N I D E E W AT E R VO O R N O D I G I S O M ZESTIG METER IN DE GROND TE BOREN. MAAR IK WEET HOE IK HET M O E T FAC T U R E R E N


PENNINGMEESTER VAN EEN HECHTE CLUB Klaas Jan Wiersma Controller

Dit is zijn negende baan, rekent Klaas Jan Wiersma even snel uit. Onder meer een bank, een ritsenfabriek en een reisbureau gingen aan zijn huidige werk als controller bij Wiertsema & Partners vooraf. Hij doet inmiddels ruim vier jaar de financiën van het bedrijf: ‘Ik maak ieder kwartaal rapportages voor het managementteam. Daarnaast doe ik de omzetcijfers en de prognoses voor het komende jaar. Momenteel zijn we druk met de jaarrekening.’ Zijn de cijfers die hij presenteert wel eens een verrassing? ‘Bijna nooit. Er zijn natuurlijk variaties, maar die horen bij zo’n seizoensgebonden bedrijf. De eerste maanden van het jaar is meestal betrekkelijk rustig en aan het einde van het jaar het drukst. De cijfers zien er goed uit: het is een heel gezond bedrijf.’ Heeft hij genoeg feeling voor het typische werk dat hier wordt gedaan? ‘Te weinig’, geeft hij toe: ‘Ik zou nog altijd eens met iemand mee naar buiten,

maar dat blijft er dan weer bij. Ik heb geen idee wat er voor nodig is om zestig meter in de grond te boren. Maar ik weet hoe ik het moet factureren. Als je bij sonderen moeilijk in de grond komt, moet er een casing omheen. Daar moeten extra kosten voor gerekend worden. Dat is voor mij van belang.’ Wat vindt hij van het bedrijf? ‘Het is een hechte club, met veel jonge mensen. Echt een enthousiaste groep.’ Hij is penningmeester van de personeelsvereniging, zegt hij met een glimlach: ‘Dat hoort er een beetje bij als je in financiën werkt. Ik was eerder ook penningmeester van de peuterspeelzaal, de ouderraad en de badmintonclub.’

43


44

DE KENNIS DIE JE O P D O E T I S A LT I J D NUTTIG . IN DIE ZIN ZIJN E R G E E N M I S LU K K I N G E N


ONDERNEMEND

Duco Kriele Algemeen directeur

Duco Kriele had 23 jaar in de aannemerij gewerkt toen hij algemeen directeur werd bij Wiertsema & Partners. Zo zat hij voor Ballast Needam vier jaar in het Midden-Oosten, bij Heijmans was hij directeur. ‘Toen ik hier kwam, zullen ze vast gedacht hebben: wat moet die aannemer hier? Het is toch een hele andere wereld. Maar Jan Wiertsema had een manager nodig; geotechnici waren er hier genoeg’, legt hij uit. Je kunt nog zulke mooie dingen bedenken, maar als er geen geld wordt verdiend, heeft het weinig zin, benadrukt Duco: ‘Als we als directie discussies hebben is het vaak omdat ik vanuit mijn ondernemersgedachte denk: is dat wel een businessmodel? We doen ook wel eens dingen die niet lukken, daar heb ik niet zoveel moeite mee. De kennis die je opdoet is altijd nuttig. In die zin zijn er geen mislukkingen. Maar je moet wel een

boterham verdienen.’ En dat is onder zijn leiding goed gelukt: ook in de crisisjaren bleef het bedrijf in de zwarte cijfers: ‘In 2011 hebben we een week iedereen naar binnen gehaald omdat er te weinig werk was. Maar we hebben nooit iemand om die reden hoeven ontslaan.’ Duco’s achtergrond was een voordeel bij de nieuwe koers die het bedrijf koos, namelijk de verbreding naar grote infrastructurele projecten, zegt collega-directeur Kees-Jan van der Made: ‘Hij weet wat aannemers nodig hebben. Hij kan de hele berekening voor ze doen, bij wijze van spreken op de achterkant van een bierviltje.’ Ook als manager deelt Duco het werkplezier van veel van zijn collega’s: ‘Het is voor een flink deel een hobby. Mijn vrouw snapt dat nog steeds niet, maar ik ga fluitend naar mijn werk.’

45


46

ET IS GEMOEDELIJK H HIER. IEDEREEN IS GELIJK


WAT WIL DE KLANT ÉCHT?

Korien van der Heide Medewerker bedrijfsbureau

Een dorpsgenoot van Korien van der Heide in Frieschepalen werkte al bij Wiertsema & Partners. Toen zij hem een keer vroeg wat dat voor soort bedrijf was, luidde het antwoord: ‘Dat is eigenlijk best lastig uit te leggen.’ Het weerhield haar niet om hier te komen werken. Eerst zat ze twee jaar op het secretariaat, inmiddels werkt ze ook al weer twee jaar op het bedrijfsbureau. Een logische overstap, vindt ze: ‘Door mijn tijd op het secretariaat wist ik wat elke afdeling deed en wat de wegen waren. Als klanten bellen wil ik weten wat ze willen. En ik wil weten waar ik het over heb.’ Daarom ging ze een enkele keer ‘mee met de buitendienst’ en deed ze de cursus grondmechanica en funderingstechniek. Nu maakt ze offertes, vooral voor boren en sonderen. In haar portefeuille zitten onder meer de offertes voor particulieren: ‘Als het voor een woning is, een standaardonderzoek, dan ben je daar een kwartiertje mee bezig. Maar bij

sommige andere aanvragen ben je gauw een uur verder.’ Het grote werk, bijvoorbeeld voor de Waterschappen, doet een collega: ‘Dan gaat het soms om tonnen. Dat zijn offertes waar soms wel een week werk in zit.’ Ze zitten met z’n vijven op de afdeling: ‘We hebben een hele fijne samenwerking. We kunnen eigenlijk alles wel hebben van elkaar. En als er iets is, dan praten we daar over. Ik vertrouw ze volledig. En we hebben veel lol – tussen het werk door natuurlijk.’ Ook het bedrijf als geheel bevalt haar prima. ‘Een oud-collega zei laatst dat ze de gezelligheid en de collega’s miste. Dat snap ik wel. Het is gemoedelijk hier. Iedereen is gelijk.’ Ze zit hier goed, voegt ze er aan toe: ‘Er is de mogelijkheid om te groeien. Wat ik zelf wil is de klant nog beter leren begrijpen. Wat wil hij echt? Wat is de vraag achter zijn vraag? Dat vind ik interessant.’

47


48

SOMS DENK IK: HOE KO M E N Z E DA A R B I J ? E E N H O O P W E R K G A AT H I E R O P BA S I S VA N G E VO E L E N E R VA R I N G . DIE MOET IK NOG VERDER ONTWIKKELEN.


WILLEN LEREN

Johannes Popma Adviseur

Johannes Popma vindt te veel verschillende dingen interessant. Dat was op de middelbare school in Bolsward en tijdens zijn studie in Enschede en Delft al zo, maar ook nu bij Wiertsema & Partners werkt hij als geotechnisch én als geohydrologisch adviseur: ‘Ik ben nog bezig me dingen eigen te maken. Ik wil op beide terreinen verder. En voorlopig vinden ze dat prima.’ Het houdt zijn werk afwisselend. Vorige week zat hij in de grondwatermonitoring. Volgende week staat er een bemalingsadvies op het programma. En deze week schrijft hij funderingsadviezen voor de regionale busmaatschappij. Wat houdt dat in? ‘Er wordt hier een netwerk van elektrische bussen aangelegd, en de laadpalen en de installaties die daar bij horen moeten gefundeerd worden. Op

basis van het grondonderzoek ben ik nu aan het doorrekenen wat voor fundering daarvoor nodig is. Ga je palen gebruiken, of is een zandbed voldoende? Ik geef advies op wat die grond kan hebben.’ Hij heeft het naar zijn zin hier, zegt hij: ‘Soms denk ik: hoe komen ze daar bij? Een hoop werk gaat hier op basis van gevoel en ervaring. Die moet ik nog verder ontwikkelen.’ Hij woonde twee jaar in Delft, maar dat vond hij ‘helemaal niks’. Wiertsema & Partners bracht hem terug in zijn geliefde Noorden: ‘Ik dacht: hier moet ik mooi blijven hangen.’ Al kan het altijd beter natuurlijk: ‘Ik zoek een plekje bij Bolsward in de buurt.’ Met een glimlach: ‘Een Fries kan niet in Groningen blijven wonen...’

49


DUURPROEF DE TOEKOMST Wat is de kracht van Wiertsema & Partners? ‘Wij brengen kwaliteiten bij elkaar’, luidt het antwoord van directeur Duco Kriele: ‘Sommige bedrijven zijn heel goed in sonderen, maar ze kunnen niet boren. Wij wel, en dan hebben we ook nog een heel goed lab. We zijn geen generalisten. Integendeel: we verbreden juist in specialisaties.’

50

Geotechnisch adviseur Pieterjan van Boven noemt het bedrijf ‘een pareltje, dat nog meer kan en moet schijnen’. Hoe dan? ‘We zijn klein en wendbaar: we kunnen snel schakelen in technieken. Als we geconfronteerd worden met een relatief nieuwe techniek, dan hebben wij maar een beperkt aantal sondeerauto’s waarvoor we de afweging moeten maken: bouwen we ze om of niet? We hebben niet een beslisstructuur van vijf managementlagen, die allemaal hun geurspoor moeten achterlaten in de besluitvorming. Soms kan hier op gevoel gezegd worden: dat willen we weten, dat gaan we uitzoeken. En of dat geld oplevert is minder belangrijk, we willen het voor onszelf weten. Bij het verbeteren van de kwaliteit van de waterspanningssonderingen voor dijkonderzoek hebben wij als bedrijf het voortouw genomen. Dan ga ik wel glimmen: wij zijn het bedrijf dat dat heeft gedaan.’ Na veertig bewogen jaren staat Wiertsema & Partners er goed voor. Controller Klaas Jan Wiersma

heeft de trends achter de cijfers in beeld: ‘We hebben veel vaste klanten. Niet alleen in de bouw, die kwetsbaar is bij economische tegenwind, maar ook bij instellingen die minder conjunctuurafhankelijk zijn, zoals gemeenten en waterschappen. Daarnaast hebben we ook heel veel particulieren, maar die opdrachten zijn meestal voor kleine bedragen. Die maken in totaal tien tot twintig procent van de omzet uit.’ De voornaamste uitdaging zou je als een luxeprobleem kunnen zien: er is te veel werk. ‘Op dit moment moeten we dingen laten liggen. Da’s zuur: dat ik als ondernemer nee moet verkopen’, zegt Duco. Verdere groei zou een logische stap zijn, maar is in het huidige economische klimaat makkelijker gezegd dan gedaan. Hoe kom je aan mensen? ‘Ik kom hier uit de buurt, uit Niebert’, zegt Johann van der Kaap: ‘En dat geldt voor de hele oude garde. Maar als je nu een senior adviseur wilt hebben, of een geohydroloog... Haal die maar eens


uit de provincie. Je hebt toch iemand nodig die in Delft of in Wageningen gestudeerd heeft. Hoe krijg je zo iemand hier?’ Het is een vraag die ook in de toekomst belangrijk blijft, omdat er geen redenen zijn om aan te nemen dat het werk opdroogt. Al sinds 2007 is Wiertsema & Partners nadrukkelijk betrokken bij diverse dijkprojecten. ‘Daar hebben we enorm in geïnvesteerd’, zegt Duco. Wat is daar zo belangrijk aan? ‘Bij de dijken gaat het om ons overleven als land’, legt zijn mededirecteur Kees-Jan van der Made uit: ‘Dijkverbetering kost je tien miljoen euro per kilometer. Dan is er winst te behalen in de techniek die wij leveren. In de woningbouw bijvoorbeeld is dat veel minder het geval. Je gaat geen gloednieuw sondeersysteem ontwikkelen voor woningen, want dat kost maar een paar honderd euro per onderzoek. Maar bij de dijken wordt alles uit de kast getrokken om dat optimaal door te rekenen. Het verschil tussen een goedkope en een dure oplossing is miljoenen euro’s

per kilometer. Dan kun je met extra investering in onderzoek heel veel besparen. En dat onderzoek kunnen wij doen. Als we in Nederland in het huidige tempo dijken versterken en aanpassen aan de huidige normering, dan zijn we veertig jaar bezig.’ De prioriteiten van de overheid mogen wisselen, maar dijkversterking is een constante, aldus Kees-Jan: ‘Als Nederland overstroomt zijn we failliet. Met de zak geld die nu voor de dijkverbeteringen is gereserveerd kun je niet schuiven. Die moet aan onze waterveiligheid worden besteed.’ Belangrijk is om er als bedrijf bovenop te zitten, niet alleen voor de omzet, maar ook vanuit een breder belang: ‘We doen al veel geofysische metingen voor verschillende partijen. Een van de dingen die je daarmee kunt meten is de verdeling van zoet en zout water in de Nederlandse ondergrond. Die verdeling kan verschuiven: door de zeespiegelstijging en langdurige drinkwateronttrekkingen kan deze bijvoorbeeld omhoog komen. Als

51


“ W E G A A N TO E N A A R E E N B E D R I J F DAT DATA B E H E E R T E N OP EEN SLIMME MANIER INZET” JA N PIETER SC HUITEMA KER

52

ze in Amsterdam of het Oosten niet uitkijken, drinken ze daar over een poosje zout water. Maar ook in Friesland komt het zoute water omhoog. Daar heb je in sommige gebieden maar een zoetwaterlens van zestig centimeter. Dan kun je net aardappels telen. Dus als de zeespiegel nog een meter stijgt, hoe wordt dat dan?’ Duco voegt daar aan toe: ‘Wij vinden het leuk om daarover mee te denken. Dat is het verschil met sommige andere bedrijven: wij vinden zo’n thema ook gewoon interessant. Bijvoorbeeld de Markerwadden, daar zijn ze heel innovatief met slib. Daar hebben wij met een hartstikke leuk onderzoek aan mee gedaan.’ Zo’n onderzoek heeft altijd impact: ‘We gaan in Nederland nieuwe dijken maken. Die zijn bedekt met klei. Maar ga je Nederland nou afgraven voor die kleidekking of haal je die ergens anders vandaan? Havens slibben dicht en de schepen krijgen een steeds grotere diepgang. Dus de gaten van de havens moeten steeds dieper. Daarmee ga je tegen de natuur in. Dat gaat geld kosten, want de

natuur is toch sterker dan wij. Dat ga je niet redden.’ In de afwegingen tussen dergelijke keuzes doet Wiertsema & Partners graag mee. Ook internationaal staat het denken op dit terrein beslist niet stil, maakt Pieterjan duidelijk: ‘In Nederland denken we dat we wereldberoemd zijn in het beheer van dijken. Maar sinds Hurricane Katrina gaat de hele dijkveiligheid een andere kant op. In Nederland waren we niet snel met het aansluiten bij die nieuwe normen. Wij hebben als Nederland ook veel te verliezen, want ondanks dat een groot deel van het land onder zeeniveau ligt, hebben we sinds de stormvloed van 1953 geen grote dijkdoorbraken meer meegemaakt. De Nederlandse rekenmethode leek op basis daarvan betrouwbaar. Maar de gebruikte rekenmodellen sloten niet aan bij de internationale standaard. Tegenwoordig wordt er daarom gewerkt met nieuwe rekenmodellen en nieuwe benaderingen. Waarom zou je een dijk rond een weiland met twee


boerderijen net zo zwaar versterken als bij een stad? Waarom zet je die boerderijen niet op terpen? Dat is veel goedkoper dan de hele dijk versterken. In de nieuwe rekentechnieken die we gebruiken zitten meer mogelijkheden om te nuanceren.’ Ook daarom staat Wiertsema & Partners vooraan als het gaat om het ontwikkelen van nieuwe normen, benadrukt Duco: ‘Wij zitten bij de instanties waar de nieuwe normen worden bedacht.’ Kees-Jan: ‘De digitale wereld verandert en onze bedrijfstak ziet er over tien jaar heel anders uit. Als je de data beheert en beheerst, doe je mee.’ Probabilistisch rekenen is de toekomst. ‘Hoe meer data je hebt, hoe beter de aannames die je kunt maken’, aldus Duco. Adviseur Jan Pieter Schuitemaker: ‘We gaan toe naar een bedrijf dat data beheert en deze op een slimme manier inzet.’ Ook oprichter Jan Wiertsema stelt zich veel voor van de huidige ontwikkelingen: ‘Met big data zie je verbanden die je nooit eerder hebt gezien.’

Maar die data moeten nog altijd ergens vandaan komen. En daarbij blijven boren en sonderen essentieel. Ook op die terreinen blijft de techniek zich ontwikkelen. ‘Binnenkort kan een boorder of sondeerder via zijn tabletje zijn gegevens ophalen’, vertelt Tonny Kroese van de tekenkamer: ‘Dat betekent geen papier meer, geen tekeningen in de hand. De boorder of sondeerder kan zelf zijn punten op de juiste positie in het veld uitzetten. Dat betekent minder tussenstappen: de data zijn meteen beschikbaar, de doorlooptijd wordt korter. Bij al die spannende ontwikkelingen is er toch altijd één constante. Dat is de grond zelf. ‘De natuur heeft tijd nodig’, weet Pieterjan. Een voorbeeld uit zijn studie heeft hij altijd onthouden. Bij de bouw van verkeersknooppunt Prins Clausplein in de jaren tachtig, bleven de zandterpen, die ervoor moesten zorgen dat de grond kon uitconsolideren, gewoon vijf jaar liggen: ‘Het idee was: we nemen de tijd om onzekerheden weg te nemen. Tegenwoordig moet

53


“ W I J V I N D E N H E T LEUK OM MEE TE DENKEN” DU CO K R IELE

54

zoiets soms in een half jaartje klaar zijn. Wij kunnen hier van alles onderzoeken, maar als je kijkt naar de reactiesnelheid van grond, dan zit daar ook in de laboratoriumresultaten zomaar een factor tien verschil in. Dat heeft niks met de kwaliteit van de proef te maken, maar met de schaalgrootte ervan. Die kunnen we niet zomaar groter maken, want dan zouden we maanden extra bezig zijn. Maar als je in de planning hebt staan dat je op zes maanden voorbelasting rekent, dan zegt die natuur: jij kan wel denken dat zes maanden genoeg is, maar ik ben nog niet zover.’


55


56

D O E M A A R E E N P R O E F, ZEIDEN ZE. EN ALS JE ER N I E T U I T KO M T, DA N V R A AG J E M A A R


ALLES KUNNEN DOEN

Johann van der Kaap Hoofd laboratorium

‘Grondmechanica? Ik wist niet eens wat het was. Dat kreeg je niet op de Middelbare Landbouwschool’, zegt Johann van der Kaap lachend. De boer waar hij toentertijd ‘onder de koeien zat’, had hem bij Wiertsema aanbevolen: ‘Johann kan wel wat, zei hij.’ Jan Wiertsema liet hem handboren en koppelde hem aan Goitse van Wijk. Samen deden ze veel klussen voor de NAM, eerst bij de jaknikkers, daarna ook op de gaslocaties. Zoals zoveel medewerkers van het eerste uur, heeft hij het vak in de praktijk moeten leren, met de nodige cursussen als ondersteuning: ‘In het water leer je zwemmen. Doe maar een proef, zeiden ze. En als je er niet uitkomt, dan vraag je maar. Zo ging dat. Als ik nu blanco binnen zou komen, met de eisen die vandaag gelden, dan zou ik het niet redden. Ik ben blij dat ik alles heb kunnen doen, van veldwerker tot hoofd van het lab.’

Het laboratorium is zijn trots. ‘We maken van de grond een getal’, zo vat hij het werk van de afdeling samen. Toen hij vijftien jaar geleden hoofd werd, was het nog een behoorlijk klein onderdeel. Inmiddels is het aparte club, met twintig medewerkers en een eigen locatie, een paar honderd meter van het hoofdgebouw. ‘Toen we verhuisden, was het plan om tussen de middag in het hoofdgebouw te blijven eten. Maar na een maand... Het werkte niet. Nu lunchen we hier.’ De mensen die er de afgelopen vijf jaar bij zijn gekomen, kennen de mensen op het hoofdkantoor minder goed: ‘Je komt elkaar wel tegen, maar je vormt toch een aparte groep, daar ontkom je niet aan.’

57


58

BEN JE TE OPTIMISTISCH, DA N K A N H E T M I S G A A N , BEN JE TE PESSIMIST I S C H , DA N W O R D T HET TE DUUR


VIA EEN OMWEG

Yvonne de Man Geotechnisch adviseur

Werken in de geotechniek kan een late roeping zijn. Yvonne de Man studeerde biologie en werkte tien jaar als klinisch perfusionist in Leiden, wat inhield dat ze de hart-longmachine bediende bij openhartoperaties. Toen haar man een baan in Friesland kreeg, vond haar lang onderdrukte liefde voor civiele techniek alsnog een uitweg. Ze liet zich omscholen en na een stage bij het Wetterskip mocht ze bij wijze van afstudeeronderzoek een klusje gaan doen bij Wiertsema & Partners: een stappenplan voor een beoordelingsinstrumentarium voor de primaire waterkering. ‘En toen mocht ik blijven’, vertelt de geotechnisch adviseur. Maken die eerdere omwegen haar tot een buitenbeentje? ‘Nee hoor’, zegt ze: ‘Maar wat ik wel merk is dat mensen op grond van mijn leeftijd denken dat ik al heel ervaren ben. Terwijl ik dit werk pas twee jaar doe.’ Bij Ring Zuid, de verbouwing van de zuidelijke rondweg van

Groningen, waaraan ze met verschillende andere collega’s is ‘uitgeleend’, merkt ze steeds opnieuw hoe complex de lokale bodem is. ‘De variatie hier is enorm. Tien meter verderop kan het weer heel anders zijn.’ Dat maakt het spannend, vindt ze. Neem beton: dat meng je gewoon in een bepaalde verhouding. Kan bijna niet misgaan. Maar de ondergrond is complexer: ‘Mijn conclusies luisteren nauw: ben je te optimistisch, dan kan het misgaan, ben je te pessimistisch, dan kost het te veel tijd en geld. Daar het midden tussen vinden is een kwestie van ervaring. Je wilt aan de veilige kant zitten, maar niet te veel.’

59


60

H E T B E S E F VA N W AT E R ALLEMAAL IN DE GROND KAN ZITTEN MOET JE WEL HEBBEN, ANDERS KUN JE JE WERK NIET DOEN


RECHERCHEWERK

Pieterjan van Boven Senior adviseur

Op vakantie mag Pieterjan van Boven graag gletsjerdalen bekijken. Wat voor sporen heeft het landijs getrokken? Hoe ziet die stuwwal er uit? Het helpt hem bij zijn werk, want dergelijke fenomenen komen ook in Nederland voor, maar dan verborgen onder de grond. ‘Het is puur recherchewerk’, zegt de geotechnisch adviseur / adviseur I&O. Neem zo’n oude meander bij Zuidhorn: ooit kronkelde op die plek een rivier. ‘En dat kan zomaar een veenafzetting in de ondergrond betekenen. Het besef van wat er allemaal in de grond kan zitten moet je wel hebben als geotechneut, anders kun je je werk niet doen’, zegt hij. Ook na elf jaar bij het bedrijf blijft de bodem hem verrassen: ‘We hebben wel eens gehad dat een boorder terugkwam uit de buurt van Schoonebeek met een stuk leisteen. Eerst denk je: dat kan niet. Maar dan besef je je: ja, we hebben in de ijstijden en in de periodes dat het landijs smolt ook nog een hoop transport

gehad vanuit het oosten. Daar denken we vaak niet aan, omdat het ijs hier voor het grootste deel uit het noorden kwam.’ Ook invloeden van korter geleden kunnen voor behoorlijke verrassingen zorgen, is zijn ervaring: ‘Zeker in stedelijk gebied is alles al een keer over de kop gegaan. Maar op het platteland ook: soms ligt ergens zomaar een oude dijk. Een deel van de informatie kun je soms terugvinden op historische kaarten. Maar die zijn niet altijd even nauwkeurig.’ Je kunt heel veel dingen veronderstellen, wil hij maar zeggen, maar die check moet toch echt een keer plaatsvinden: ‘Als je terugkijkt naar waar in de civiele techniek zaken fout zijn gegaan, dan is dat vaak omdat men aannames deed bij de engineering en die niet verifieerde. Dan geldt: “Geotechnisch onderzoek, je betaalt er voor, of je het nu uitvoert of niet”.’

61


62

E N PA A L I S G O E D E O F H I J I S N I E T G O E D. DA A R G A J E N I E T O V E R ONDERHANDELEN


SERIEUS METEN

Arjan Hingstman Medewerker geomonitoring

‘Geen mens is gelijk, maar dat geldt voor palen ook’, vindt Arjan Hingstman van de afdeling geomonitoring. Dit werk kun je nooit op routine doen, wil hij maar zeggen. Het blijft opletten. Maar er is één in beton gegoten regel: ‘Een paal is goed of hij is niet goed. Daar ga je niet over onderhandelen.’ Arjan zit momenteel bij een groot project in de Eemshaven, waar hij de palen akoestisch doormeet. Een tik met de kunststoffen hamer op het beton resoneert door de paal en de resultaten daarvan komen keurig in een grafiekje te staan. Als de paal goed is, gaat hij met zijn meetkast naar de volgende. Maar soms is er ook wat mis. Insnoering bijvoorbeeld houdt in dat de diameter van de paal op een bepaald punt te smal is. Een andere mogelijkheid is dat er een breuk in de paal zit. En heel soms ontbreekt er ook een stuk, vertelt Arjan: ‘Ik heb een keer een paal gezien waarvan dertig centimeter gewoon was verdwenen: alleen de stangetjes van de wapening zaten er nog.’ Dat is de kracht van grondwater.

Twaalf jaar geleden kwam Arjan vanuit de landbouwsector bij de nog kleine afdeling geomonitoring terecht. Toen was hij ‘de derde man buiten’; inmiddels werken er twaalf mensen, van wie zeven in de buitendienst. Hun werk is anders dan dat van de boorders en sondeerders, vertelt hij: ‘Bij een deformatiemeting kijk je of een woning aan het verzakken is of juist omhoog komt. Dat gaat op de tiende millimeter nauwkeurig. Dat is echt wel serieus meten.’ Als afdeling gelden ze een beetje als buitenbeentjes, weet Arjan: ‘We zijn veel alleen op pad. Eenzaam? Nee hoor. De radio hè?’ Een eigen whatsappgroep houdt ze op de hoogte van elkaars doen en laten. En aan het eind van het jaar gaan ze samen eten: ‘Ter afsluiting, als je weer een jaar hard gewerkt hebt met z’n allen.’

63


COLOFON 64

Dit jubileumboek verscheen in opdracht van Wiertsema & Partners BV in Tolbert. Dit boek is niet in de handel. Tekst en interviews: Vormgeving: Fotografie: Drukwerk

Caspar Dullemond (Markt en Missie, Zwolle) Bureau Ketel, Nijmegen Sonny Tiwow (p. 2, 38, 40 + portretten) Bo Webexperts (p. 21) Binne-Louw Katsma Fotografie (p. 32–33) Henk Eisses (p. 39) Foto Boezerooy (p. 51) Archief Wiertsema & Partners DPN Rikken Print, Nijmegen




Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.