2 minute read

4.2 Buitencontractuele aansprakelijkheid

Next Article
5.4 Het verslag

5.4 Het verslag

nakomen begaat hij een contractuele fout waarvoor hij zich ten aanzien van zijn medecontractant zal moeten verantwoorden (behoudens situaties van overmacht). Indien de opdracht in meer algemene termen omschreven wordt, zoals bv. bijstand als technisch raadsman bij een gerechtelijke expertise of onderzoek naar mogelijke oorzaken van schade, zal de overeenkomst als middelenverbintenis beschouwd worden. Hierbij wordt overeengekomen dat de deskundige zich maximaal zal inzetten om een bepaald doel te bereiken. De deskundige kan enkel contractueel aansprakelijk gesteld worden indien de medecontractant kan aantonen dat de deskundige niet de normaal te verwachten inspanningen heeft geleverd. Ter beoordeling van een eventuele contractuele fout worden de gedragingen van de deskundige afgetoetst aan de gedragingen van een “goede huisvader” die in dezelfde omstandigheden als de deskundige geplaatst wordt. Dit vereist met andere woorden het bewijs van een gebrek aan zorgvuldigheid vanwege de deskundige. Dit gebrek aan zorgvuldigheid kan bv. blijken uit het gegeven dat de deskundige onvoldoende de wettelijke voorschriften heeft nageleefd of niet de juiste onderzoekstechnieken toegepast heeft. Bij gerechtelijk deskundigenonderzoek wordt de deskundige aangesteld door de rechter en is er geen contractuele basis. Hierdoor heeft de gerechtsdeskundige geen contractuele aansprakelijkheid, noch ten aanzien van de procespartijen, noch ten aanzien van de rechter. 4.2 Buitencontractuele aansprakelijkheid

De aansprakelijkheid van de deskundige ten aanzien van derden wordt beoordeeld op basis van de algemene regels van de buitencontractuele aansprakelijkheid (art. 1382 e.v. BW). Dit vereist dat de schadelijder het bewijs moet leveren van de drie basiselementen: fout, schade en causaal verband. Bovendien mag de vordering niet verjaard zijn. Deze buitencontractuele aansprakelijkheid van de deskundige kan ingeroepen worden in situaties waarbij de deskundige bij de uitoefening van zijn beroepsactiviteiten schade heeft toegebracht aan personen met wie hij geen expertise-overeenkomst heeft afgesloten. Aangezien er bij gerechtelijk deskundigenonderzoek geen contractuele basis voor het deskundigenonderzoek aanwezig is, zal de aansprakelijkheid van de gerechtsdeskundige enkel beoordeeld kunnen worden op basis van zijn buitencontractuele aansprakelijkheid. Een procespartij die zich door de aangestelde gerechtsdeskundige benadeeld voelt zal dus niet alleen het bestaan van haar schade moeten bewijzen. Zij zal ook moeten aantonen dat de gerechtsdeskundige een fout heeft gemaakt (in de zin van art. 1382 BW) en dat de schade rechtstreeks gevolg is van deze fout. In een volgend hoofdstuk zal meer in detail ingegaan worden op de mogelijkheden die procespartijen hebben om de aansprakelijkheid in te roepen van een deskundige die door de rechter aangesteld werd. Om uit te maken of er al dan niet een fout gemaakt werd (in de zin van art. 1382 BW) zal de rechter de gedragingen van de deskundige vergelijken met de veronderstelde handelswijze van een redelijk, zorgvuldig persoon (“goede huisvader”), geplaatst in dezelfde externe omstandigheden. Uit de rechtspraak blijkt dat bij de beoordeling van een fout veel belang wordt gehecht aan de naleving van de regels van het goed vakmanschap, de overeenstemming met de stand van de techniek, het gepast onderhoud van installaties die men in gebruik heeft, de naleving van redelijke veiligheidsmaatregelen, enz. Hierbij wordt in vele gevallen ook rekening gehouden met de professionele situatie van de schadeverwekker: de gedragingen van de deskundige worden vergeleken met de handelswijze van iedere beroepsbeoefenaar van zijn specialiteit in dezelfde omstandigheden. Ook de overtreding van een reglementaire bepaling, zoals bv. de deontologische code van de beroepsvereniging waarbij de deskundige is aangesloten, zal ipso facto als fout in de zin van art. 1382 BW beschouwd worden.

This article is from: