2 minute read
ONZE TAAL
Regels en wetten
‘Two nations divided by a common language” is een bekende, grappig bedoelde uitspraak die zinspeelt op de vele kleine en wat grotere verschillen tussen het Amerikaanse en het Britse Engels. De uitspraak gaat misschien ook wel op voor Nederland en België (of beter gezegd: het Nederlandssprekende deel van België): twee landen gescheiden door dezelfde taal. Want hoewel
Advertisement
Nederlanders en Vlamingen dezelfde taal spreken, zijn er veel verschillen tussen hóé ze die taal spreken – en dat worden er alleen maar meer.
Eigenlijk kan iedereen die een avondje Vlaamse televisie kijkt zelf wel verzinnen waar die verschillen dan zitten – zo duidelijk zijn ze wel – maar allee, we noemen ze even op. Ten eerste de uitspraak. De zachte g, de ‘Haagse’ ei/ij (altèd en klèn in plaats van altijd en klein), de zinsmelodie, de klemtoon die vaak net wat anders ligt (niet róbot maar robót, niet áccu, maar accú), en de letterlijke uitspraak van leenwoorden (niet fl esji maar fl asji, niet rielexen maar relaxen, niet dosjee, maar dossier).
En dan is er natuurlijk de woordenschat. Hoewel de overlap tussen het Belgisch- en het Nederlands-Nederlands zo’n 95 procent is, valt juist die 5 procent die anders is nogal op. Niet zeuren maar zagen, niet huilen maar blèten, niet steun trekken maar doppen, niet zeurpiet maar ambetanterik, niet gevangenis maar amigo, niet poes maar kattin, niet neuken maar poepen, niet kwajongen maar pagadderke, niet kwark maar plattekaas… En een Vlaamse
‘betalende tunnel’ is geen tunnel waar je geld krijgt, maar een toltunnel. Voilà!
Ook sommige uitdrukkingen zijn in Vlaanderen anders: als een Vlaams iemand ergens niet komt opdagen dan ‘heeft hij/zij zijn kat gestuurd’, en is iets zo klaar als een klontje, dan zeggen ze in Vlaanderen ‘zo klaar als pompwater’. En ten slotte zijn er ook wel grammaticale verschillen. Zo kan de Vlaming zeggen dat hij/zij ‘voor morgen iets moet gedaan hebben’ terwijl de Nederlander alleen maar ‘moet hebben gedaan’ zegt, of ‘gedaan moet hebben’.
Mensen die er verstand van hebben denken dat de verschillen nog wat groter zullen worden, met name waar het de uitspraak betreft. Dat komt vooral doordat de Belgen nu meer hun eigen gang gaan. Tot ver in de 20ste eeuw richtte het Vlaamse onderwijs zich op de standaardtaal zoals die in Nederland gesproken werd – die was het hoogst bereikbare wat taalbeheersing betreft, en op scholen werd dat ABN er zo stevig mogelijk ingepompt. Maar die verbeten gerichtheid op de taal van de noorderburen is er niet meer, waardoor het Standaardnederlands in België steeds meer invloed ondervindt van de Belgische dialecten: het Vlaams, het Limburgs en vooral het Brabants uit de regio Antwerpen-Leuven-Brussel. Ouderen hebben nog steeds die fi xatie op het Nederlandse Nederlands, en noemen de nieuwe standaardtaal minachtend ‘tussentaal’ of ‘Verkavelingsvlaams’, maar iedereen jonger dan veertig-vijftig trekt zich daar niets meer van aan. Met als gevolg dat zowel Nederlanders als Vlamingen steeds vaker ondertiteling nodig hebben bij elkaars tv-programma’s – en dat komiek Philippe Geubels bij optredens in Nederland eerst een verklarend woordenlijstje voorleest, met Vlaamse woorden die volgens hem een vertaling nodig hebben. Hij eindigt dat lijstje trouwens met het woord tracteren – en voegt daaraan toe dat hij daarvoor nog geen Nederlandse vertaling gevonden heeft. Maar dat is, zoals de Vlaming zegt, weer een ander paar mouwen. �
Raymond Noë is (web)redacteur bij ‘Onze Taal’, het grootste Nederlandse tijdschrift voor taalliefhebbers. www.onzetaal.nl