3 minute read
KUNST UITGELICHT
Tekst Fabian Takx
Een gevoelige oogopslag
Advertisement
Wie ze was, is niet bekend, maar ze moet een favoriet model zijn geweest van Van Gogh. De vorig jaar verworven kopstudie is een typisch voorbeeld van zijn boerenportretten: “Geschilderd als zijnde zelf een hunner.”
Tegenwoordig denk je bij een boer aan een grootschalig ondernemer, maar Vincent van Gogh schilderde in 1885 kleine, krabbelende Brabantse keuterboeren en landarbeiders. Hij had al in Drenthe turfstekers getekend en in Brabant wevers toen hij ‘kopstudies’ van boeren en boerinnen ging maken in Nuenen. Daar was hij weer bij zijn ouders gaan wonen na catastrofaal verlopen betrekkingen in een kunsthandel, als leraar aan een Engelse jongenskostschool en evangelist in de Belgische Borinage. Uiteindelijk maakte hij na 47 ‘kopstudies’ zijn eerste meesterwerk ‘De aardappeleters’. Een “ECHT BOERENSCHILDERIJ”, schrijft hij aan zijn broer Theo op 30 april 1885. Het is naar het voorbeeld van Jean-François Millet, de voorman van de Franse School van Barbizon die dertig jaar eerder eenvoudige mensen van het land had geschilderd in eenzelfde soort somber-realistische tinten. Vincent wilde de boeren schilderen zoals ze waren, in de huid van de boer kruipen. Hij schrijft: “(…) men moet de boeren schilderen als zijnde zelf een hunner, als voelende, denkende zoo als zij zelve. Als niet anders kunnende zijn dan men is. Ik denk er zoo dikwijls aan dat de boeren een wereld op zich zelf zijn, in veel opzigten zooveel beter dan de beschaafde wereld.” De boeren, dat waren voor Vincent mensen die dicht bij de natuur stonden en een hard, eerlijk leven leidden. “… geparfumeerd moet een boerenschilderij niet worden”, schreef hij aan Theo. Bij ‘De aardappeleters’ moest de toeschouwer zich kunnen inbeelden “dat die luidjes die bij hun lampje hun aardappels eten, met die handen die zij in den schotel steken zelf de aarde hebben omgespit en (…) dat zij hun eten zoo eerlijk verdiend hebben.”
EN PROFIL
In september vorig jaar kon het Noordbrabants Museum trots bekendmaken dat het een van die ‘kopstudies’ van Van Gogh had verworven. ‘Kop van een vrouw’ is een olieverfschilderij van 40 bij 29,5 centimeter. De kosten, 1,6 miljoen euro, werden gedragen door de BankGiroLoterij, sponsoren en particulieren, dus het was geen onverantwoorde uitgave van gemeenschapsgeld in coronatijd. En dat was het sowieso niet, want het is een mooie, karakteristieke, fraai geschilderde Brabantse boerin en profil. Ze is nu te zien in een aparte, onlangs geopende Van Goghzaal waar dertien schilderijen van Van Gogh te zien zijn. Het museum had al twee landschappen, een stilleven en een ‘spittende boerin’ in eigendom, maar een echt portret was een welkome aanvulling. Zo blijft het museum in Den Bosch werken aan een steeds completer beeld van de Brabantse jaren van de Brabantse schilder. Uit de gevoelige oogopslag kun je van alles aflezen. De vrouw draagt een donkere ‘ondermuts’, waar normaal gesproken een witte muts overheen werd gedragen zoals je op ‘De aardappeleters’ ziet. Haar markante profiel komt door de lichte achtergrond nog beter uit. Ze is geschilderd in februari of maart 1885. Wie ze was, is niet bekend, maar ze moet een favoriet model zijn geweest van Van Gogh, want ze komt op meerdere
schilderijen voor, ook op een schilderij uit het Kröller-Müller Museum. Van Gogh wilde geen individuele portretten maken, maar een bepaald type neerzetten. Een toelichting van het museum zegt dat leerlingen van de schilder beweerden dat Van Gogh bewust “de leelijkste exemplaren tot model” koos en dat zijn atelier vol hing met “koppen van mannen en vrouwen, waarvan de kafferachtige wipneuzen, uitstekende jukbeenderen en groote ooren sterk geaccentueerd” waren. Dat soort akelige typeringen zijn tegenwoordig gelukkig uit den boze en Vincent van Gogh zou ze zelf ook nooit hebben gebruikt. Vanuit Nuenen ging hij naar de kunstacademie in Antwerpen om aan zijn techniek te schaven, maar natuurlijk maakte hij die opleiding niet af. In Parijs kwam hij onder de indruk van de impressionisten en in Zuid-Frankrijk werd hij de grote voorloper van de modernen met zijn doeken die overliepen van individuele expressie, licht en symboliek. Maar hij bleef ‘gewone’ mensen portretteren. Uit noodzaak, maar ook uit overtuiging. �