VOERWIJZER
Aan de hand van praktijkcases schrijven verschillende voeradviseurs van Aveve (België) en Agrifirm (Nederland) over rantsoenen in de vleesveehouderij. Deze editie beschrijft Gregory Antrop van Aveve onder andere het verschil tussen dent- en flinttypes mais.
Variatie in maiskuilen
M
aiskuil is al sinds jaar en dag het belangrijkste ruwvoeder in de meeste afmestrantsoenen bij vleesvee. In afmestrantsoenen is de waarde van totaal zetmeel én bestendig zetmeel zeer belangrijk. De variatie op deze parameters is groot: vooral ras, type, rijpheidsstadium en inkuilduur hebben een duidelijk effect op de zetmeel- en voederwaarde.
Dent- en flinttypes Kiest de veehouder voor een kuilmaisras dat vooral massa geeft, dan zal het zetmeelgehalte per kilogram
26
droge stof lager liggen dan wanneer de veehouder kiest voor een dubbeldoelras met meer nadruk op een hoog kolfaandeel. Mais kent veel verschillende types. Eén heel groot en opvallend verschil bestaat er tussen denttypes en flinttypes. Flinttypes vertonen een ronde, glazige korrel en denttypes een platte korrel met zachtere korreltextuur en een putje bovenaan in de korrel bij het afrijpen. In onze streken werden tot voor kort bijna alleen flinttypes verbouwd. Denttypes hebben een hoger opbrengstpotentieel, zowel in de totale plant als in
veeteeltvlees APRIL 2021
VV04-voerwijzer.indd 26
12-04-21 15:48