4 minute read

Kleine mantelmeeuw als predator

Kleine mantelmeeuw

als predator

Advertisement

Rudi Terlouw

Tijdens veldbezoeken in het weidevogelseizoen maken we al tientallen jaren zo veel mogelijk foerageer-protocollen van alle potentiële predatoren in veenweidegebieden om meer zicht te verkrijgen op de effecten en het gedrag. D

In archief zijn circa 90 protocollen van de kleine mantelmeeuw geregistreerd. Van blauwe reiger [121], ooievaar [23], grote zilverreiger [32], havik [5], buizerd [41], bruine kiekendief [38], torenvalk [42], slechtvalk [6] en zwarte kraai [176]. We moeten nodig eens verder analyseren en in detail uitwerken, maar de tijd ontbreekt veelal, al hebben we recent een eerste grove analyse uitgevoerd ten bate van een opgesteld predatie preventieplan.

Naar aanleiding van de waarneming begin mei van een kleine mantelmeeuw die een kuiken van de grote Canadese gans uit de oever direct tegen over ons huis plukte, hebben we deze soort op voorhand nader uitgewerkt (voor de laatste twee jaren, namelijk vanaf 1 januari 2021 tot heden). In de wintermaanden is de soort schaars (maar toenemend) de Krimpenerwaard. Vanaf maart komen de vogels binnen en in het broedseizoen tot de herfst foerageren veel vogels die blijkens ringaflezingen voornamelijk afkomstig zijn vanuit broedkolonies in de Delta. In het weidevogelbroedseizoen bevindt zich de piek in onze veldbezoeken (vrijwel dagelijks). De meeste foerageerprotocollen van kleine mantelmeeuwen van ons komen dan ook uit de periode april-juni.

Hoewel nog niet volledig uitgewerkt lijkt de kleine mantelmeeuw de laatste vijf jaar in toenemende mate vroeger in het seizoen de Krimpenerwaard te bezoeken. Een voorzichtige analyse laat zien dat de soort voor 2000 nauwelijks in het gebied kwam om te foerageren. In de loop van de jaren nam het aantal waarnemingen toe, maar zagen we de soort voornamelijk verschijnen vanaf half mei na het maaien van de eerste grassnede in het agrarisch gebied, waar ze foerageerden op zichtbare dieren na het maaien en maai slachtoffers (naast vogels voornamelijk muizen en amfibieën). De laatste jaren zijn kleine mantelmeeuwen echter al vanaf het vroege voorjaar aanwezig in ons gebied. Het aantal bruikbare tellingen op gebieds-/polderniveau is echter zeer beperkt. Het zou goed zijn als meer mensen tijdens bijvoorbeeld weidevogelwerk standaard de predator aanwezigheid in een duidelijk omgrenst gebied turven zodat beter onderbouwde uitspraken over predator-presentie kunnen worden gedaan.

Onze registraties wijzen uit dat het predatorgedrag van kleine mantelmeeuwen in veenweidegraslanden zich in het broedseizoen concentreert op twee locaties. Het meest voorkomende foerageergedrag betreft de situatie waarin de soort laag in de lengte richting boven de sloten van het gebied vliegt en de oevers afspeurt.

Verzamelplaats van de kleine mantelmeeuw op het asfalt van een leeg parkeerterrein in de Stormpolder, 6 april 2014; foto: Max Ossevoort

Kleine mantelmeeuw verschalkt een rode Amerikaanse rivierkreeft; foto: Dinand Meelenboer

Een tweede regelmatig benutte foerageerlocatie, die we sedert 2018 frequenter signaleren, betreft de randzone van inundatievlakken met slikkige open vegetaties en rond weidevogel plasdrassen. Bij aanwezigheid van lang gras is de kleine mantelmeeuw een weinig profijtelijke predator zo blijkt uit onze protocollen. Met de korte poten kunnen ze slecht manoeuvreren in het lange gras. Bij een goed beheermozaïek zijn kuikens van weidevogels in lang gras hierdoor relatief veilig voor de soort kleine mantelmeeuw. Anderzijds foerageren kuikens van kievit en scholekster overwegend op korte vegetaties en in de randzones hiervan, die kansrijk door kleine mantelmeeuwen kunnen worden geëxploiteerd. Hoewel het aantal registraties nog klein is lijkt de kleine mantelmeeuw minder succesvol wanneer kuikens van kievit en scholekster zich in een beweid perceel bevinden.

Kievitpullen foerageren in kort gras, waardoor ze een potentiële prooi zijn voor de kleine mantelmeeuw; foto: Marco Steenwinkel

De regelmatig gemaakte opmerking van prederende kleine mantelmeeuwen die achter de maaimachine de kuikens prederen, blijkt uit onze registraties niet te kloppen. Achter de maaimachine registreren wij voornamelijk predatie op muizen, kikkers en slechts in beperkte mate vogels/kuikens. In veel gevallen, maar niet altijd met zekerheid vast te stellen, betreft een vogelprooi het slachtoffer van het maaien en dus geen actieve predatie in absolute zin, maar het benutten van door werkzaamheden gedode dieren.

In de periode maart 2021 tot heden maakte we 59 voedselprotocollen waarin een kleine mantelmeeuw als predator succesvol was. De meest talrijke prooien die wij registreerden tijdens veldbezoeken zijn kuikens van meerkoet (17) en eendachtigen (11). Op de derde plaats in frequentie registreren wij tot dusverre rode Amerikaanse rivierkreeften (9) als prooi. De overige geregistreerde prooien waren ei (5), vis-mogelijk reeds dood exemplaar (4), mol (2), kikker/pad (2) muis/woelrat (2) en nu dus een grote Canadese gans-kuiken (1). Zes maal konden we niet de exacte prooisoort vaststellen. Maar opvallend genoeg geen enkel kuiken van een steltloper.

Na het bemachtigen van een prooi wordt steeds naar een locatie met korte vegetatie of open bodem gevlogen, meestal op zeer korte afstand van de vanglocatie. Het verorberen van de prooi gebeurd enorm snel. Het is onvoorstelbaar hoe relatief grote prooien hap slik in enkele seconden verdwijnen in de maag van de kleine mantelmeeuwen.

De kleine mantelmeeuw is inmiddels een heel gewone soort in ons gebied, waar veel natuurliefhebbers nauwelijks aandacht aan besteden. Maar toch, kijk er eens goed naar. Ondanks de eenvoudige kleurstelling een hele mooie vogel als je hem scherp in de kijker of telescoop zet. Maar ook: wat weten we nu van hem. De in het begin van dit artikel genoemde soorten zijn overwegend algemeen in ons gebied, maar gedragswaarnemingen zijn nauwelijks beschikbaar. Ondertussen wordt er veel gediscussieerd over predatie, in het bijzonder in relatie tot het weidevogeldossier. Naast dat gedragswaarnemingen en registraties heel waardevol zijn om een goede discussies met elkaar te voeren, geeft het ook een grote verdieping van natuurbeleving. Voor ons zijn ‘gewone’ en algemene soorten dan ook zeker niet saai. D

De kleine mantelmeeuw komt inmiddels tot broeden in de Krimpenerwaard. Nestbouw tussen de kokmeeuwen in het Doove Gat, 11 mei 2021; foto: Max Ossevoort

This article is from: