Proefmateriaal Logistieke werkzaamheden uitvoeren

Page 1

le P: a O git g T di in LE ief gev us m cl ro In lee

Logistieke werkzaamheden uitvoeren Profieldeel

1


THEMA 1 LOGISTIEKE WERKZAAMHEDEN UITVOEREN


INHOUD Hoe-werk-je-met-dit-thema? ................................................................................................... 3 Logistieke-werkzaamheden-uitvoeren ................................................................................... 4 Voorbereiden ................................................................................................................................ 4 Logistiek ........................................................................................................................................ 5 Magazijn ........................................................................................................................................ 7 Open-en-gesloten-magazijnen .................................................................................................. 10 Soorten-magazijnen .................................................................................................................. 12 Magazijn-met-bureau--en-kantoorartikelen ............................................................................ 14 Magazijn-van-de-technische-dienst .......................................................................................... 15 Magazijn-van-de-facilitaire-dienst ............................................................................................ 16 Magazijn-voor-medische-artikelen ........................................................................................... 17 Magazijn-voor-voedingsmiddelen ............................................................................................. 18 Werken-met-een-FMIS ............................................................................................................... 19 Ontvangst-en-opslaan-van-goederen ....................................................................................... 22 Hoeveelheid-goederen-controleren ......................................................................................... 23 Soort-goederen-controleren ..................................................................................................... 26 Locatiesystemen ........................................................................................................................ 29 Goederen-opslaggereed-maken ............................................................................................... 31 Goederen-ompakken ................................................................................................................. 32 Coderen-en-etiketteren-van-goederen ..................................................................................... 33 Werkvoorraad-en-bulkvoorraad ............................................................................................... 33 Stellingen .................................................................................................................................... 34 Registreren ................................................................................................................................. 35 Hoe-registreer-je? ....................................................................................................................... 36 Goederen-opslaan ...................................................................................................................... 37 Verzamelen-van-goederen ........................................................................................................ 39 Verplaatsen-van-goederen ........................................................................................................ 45 Dynamische-interne-transportmiddelen .................................................................................. 46 Statische-interne-transportmiddelen ....................................................................................... 53 Externe-transportmiddelen ....................................................................................................... 54 Verhuizingen ............................................................................................................................... 55 Een-rolstoelgebruiker-helpen ................................................................................................... 56 Verhuisplanning ......................................................................................................................... 58 Een-verhuizing-voorbereiden .................................................................................................... 58 Inpakken-en-stickeren ............................................................................................................... 60 Vlekkenplan-en-wandenplan .................................................................................................... 61 Draaiboek-en-verhuisinstructie ................................................................................................ 65 Op-de-nieuwe-locatie ................................................................................................................ 69 Na-de-verhuizing ........................................................................................................................ 69 Vaktaal ........................................................................................................................................ 70 Project ......................................................................................................................................... 72 Praktijktoets ............................................................................................................................... 75 Test-je-kennis ............................................................................................................................. 77

2


HOE WERK JE MET DIT THEMA? Dit thema bestaat uit: 1. Leerdoelen Die staan in een tabel. Je ziet wat je moet kunnen en kennen. En je ziet waarop je beoordeeld wordt tijdens de theorie- en praktijktoets. 2. Themaintroductie: praktijkvoorbeeld, inleidende opdracht en nulmeting Tijdens de introductie in dit thema maak je opdrachten bij de leerdoelen, het praktijkvoorbeeld en bij de inleidende opdracht aan de hand van een filmpje. Ook is er een kennistoets, de nulmeting. De nulmeting is een theorietoets die je kunt maken voordat je aan dit thema begint. Zo kom je erachter wat je van dit thema al allemaal weet en wat nog niet. Het praktijkvoorbeeld bestaat meestal uit een situatie waar een medewerker sport en recreatie tegenaan kan lopen in de beroepspraktijk. Hetzelfde geldt voor de inleidende opdracht aan de hand van een filmpje. 3. Vakkennis, opdrachten en het project Wanneer je de vakkennis leert en de opdrachten doet, leer je over de beroepspraktijk en oefent ermee. Ieder thema wordt afgesloten met een grote opdracht: het project. Een aantal opdrachten kan in een portfolio opgenomen worden, tenminste als er met een portfolio gewerkt wordt. Die opdrachten herken je aan:

Opdrachten waarmee je actief aan het werk moet herken je aan:

4. Verdiepingsstof In de digitale leeromgeving staat voor verschillende onderwerpen uit dit thema extra theoriestof. Deze is bedoeld voor studenten die meer over het betreffende onderwerp willen weten. Als de docent van mening is dat deze extra theoriestof van belang is om te weten, zal hij dit aangeven. 5. Praktijktoets Tijdens de praktijktoets laat je zien dat je de leerdoelen beheerst. Wanneer en waar je de praktijktoets aflegt, overleg je met de docent. 6. Eindtoets De eindtoets gaat over de vakkennis en de opdrachten. Je overlegt met de docent wanneer je de eindtoets aflegt. 7. Digitale leeromgeving In de digitale leeromgeving vind je allerlei lesmateriaal, zoals filmpjes, toetsen en verdiepingsstof. Om de digitale leeromgeving te gebruiken moet je je licentie activeren. a. Overleg met je docent welk type account je gebruikt. b. Ga naar http://mijn.boomberoepsonderwijs.nl c. Volg de instructie. Daarna kun je aan de slag! Opdrachten waarbij je de digitale leeromgeving nodig hebt herken je aan:

3


LOGISTIEKE WERKZAAMHEDEN UITVOEREN Dit thema gaat over het uitvoeren van logistieke werkzaamheden. Je leert hoe je goederen transportklaar kunt maken en hoe je goederen op de juiste manier transporteert. Je leert werken met een FMIS en weet hoe je goederen op de juiste manier verwerkt en opslaat in het magazijn. Leerdoelen 1.

Je kunt uitleggen wat logistieke werkzaamheden zijn.

2.

Je kunt uitleggen hoe goederen binnen een bedrijf worden verwerkt.

3.

Je kunt uitleggen welke verschillende soorten magazijnen er zijn.

4.

Je kunt uitleggen aan welke eisen verschillende soorten magazijnen moeten voldoen.

5.

Je kunt uitleggen welke verschillende soorten locatiesystemen er zijn.

6.

Je kunt uitleggen hoe een FMIS het werk van de facilitaire dienst ondersteunt.

7.

Je ontvangt goederen op de goede manier.

8.

Je maakt de goederen op de goede manier opslaggereed.

9.

Je registreert goederen op de goede manier (in het FMIS).

10.

Je slaat de goederen op de goede manier op.

11.

Je verzamelt goederen op de goede manier.

12.

Je verplaatst goederen op de goede manier.

13.

Je voert ondersteunende werkzaamheden bij een verhuizing goed uit.

14.

Je transporteert personen op een goede manier naar de gewenste locatie.

Voorbereiden Opdracht 1 Voorbereiden Bekijk de leerdoelen hiervoor. Je ziet wat je moet kennen en kunnen om te ondersteunen bij logistieke werkzaamheden en je ziet waarop je beoordeeld wordt bij de praktijktoets. a. Welk leerdoel lijkt jou het leukst om aam te werken? Leg uit waarom.

b. Waar zie je tegenop? Leg uit waarom.

c. Welke ervaringen heb je al met deze leerdoelen?

4


Logistieke werkzaamheden uitvoeren

d. Waar denk jij aan bij logistieke werkzaamheden? Maak het woordweb hierna of werk het uit op een apart blaadje of digitaal.

Logistiek Logistiek betekent het organiseren, plannen, bewaken en uitvoeren van de goederenstroom. Bij bedrijven en instellingen worden veel goederen vervoerd.

Bij een kledingfabriek worden stoffen en garen geleverd. De kleding die de fabriek maakt wordt opgeslagen in een magazijn. Vanuit de fabriek worden de kleren vervoerd naar een groothandel. Die slaat de kleding op in het eigen magazijn. Als een kledingwinkel de kleren bestelt worden ze vanuit het magazijn van de groothandel naar de winkel vervoerd.

Het vervoeren en opslaan van goederen moet efficiënt gebeuren. Dat betekent zo snel en zo goedkoop mogelijk. Maar het moet ook zorgvuldig en netjes gebeuren. Goederen moeten op de juiste manier naar de juiste plaats gebracht worden. Je transporteert op een veilige manier en zonder dat er iets kapotgaat of kwijtraakt. Zo zorg je voor lage kosten en tevreden klanten.

5


Opdracht 2 Logistieke werkzaamheden a. Denk je dat er in ieder bedrijf logistieke werkzaamheden zijn? Leg je antwoord uit.

b. Met welke soort goederen heeft een ziekenhuis te maken?

c. Met welk soort goederen heeft een bedrijf als IKEA te maken?

d. Waarom is het voor een bedrijf als IKEA en een ziekenhuis belangrijk dat ze de goederen goed controleren?

Opdracht 3 Logistiek op school a. Bedenk welke goederenstromen er bij jou op school zijn.

b. Logistieke werkzaamheden kunnen soms ook gaan over het vervoeren van personen naar de juiste locatie. Bedenk een voorbeeld bij jou op school.

6


Logistieke werkzaamheden uitvoeren

Magazijn Er zijn veel soorten bedrijven en instellingen. Bijvoorbeeld: 1. productiebedrijven Hier worden goederen gemaakt. 2. groothandelaren Hier worden goederen ingekocht en weer doorverkocht, bijvoorbeeld aan winkels, restaurants of zorginstellingen. 3. winkels Hier worden goederen verkocht aan consumenten. 4. instellingen Bijvoorbeeld zorginstellingen of scholen. Zij kopen goederen in bij groothandelaren of winkels en restaurants. Al deze bedrijven en instellingen hebben magazijnen. Het magazijn is de plek waar goederen tijdelijk worden opgeslagen en bewaard. Een magazijn en de omgeving van het magazijn moeten goed zijn ingericht: • Leveranciers moeten het magazijn met hun (vracht)wagens goed kunnen bereiken. • Er moet genoeg ruimte zijn om goederen te kunnen lossen. • Er moet voldoende ruimte zijn om met goederen te kunnen manoeuvreren. • Het magazijn moet logisch en overzichtelijk ingericht zijn. • De stellingen in het magazijn moeten afgestemd zijn op het soort goederen dat erin opgeslagen wordt. Denk ook aan goederen die een speciale behandeling vragen. Bijvoorbeeld gevaarlijke goederen (spuitbussen of brandbare producten) of kostbare goederen (bijvoorbeeld gouden of zilveren sieraden). Soms moet je iets gekoeld of bevroren bewaren. De ruimtes voor goederen die om een speciale behandeling vragen noemen we geconditioneerde ruimtes. • Het magazijn moet afsluitbaar zijn. • Het magazijn moet veilig en ergonomisch zijn ingericht. Het moet voldoen aan de Arbowet.

Opdracht 4 Goede inrichting a. Je moet goed met goederen kunnen manoeuvreren in een magazijn. Leg uit wat dat betekent.

b. Bedenk wat er nodig is in een magazijn waar bloemen worden bewaard.

c. Waarom moet een magazijn afsluitbaar zijn?

7


Opdracht 5 Verschillende magazijnen Verbind de foto's links met de juiste magazijnen rechts.

magazijn kledingwinkel

magazijn restaurant

magazijn groothandel

magazijn IKEA

magazijn bakkerij

8


Logistieke werkzaamheden uitvoeren

Opdracht 6 Arbo a. Zoek uit wat de Arbowet zegt over de inrichting van magazijnen.

b. Leg uit waarom het belangrijk is voor medewerkers dat het magazijn voldoet aan de Arbowet.

Opdracht 7 Wet opslag gevaarlijke stoffen Bij het opslaan van goederen heb je te maken met de Arbowet. Je kunt ook te maken krijgen met de Wet opslag gevaarlijke stoffen. a. Zoek uit en noteer wat gevaarlijke stoffen precies zijn.

b. Noteer drie bedrijven waarmee je te maken kunt krijgen bij het opslaan van gevaarlijke stoffen. 1. 2. 3. c. Zoek van een gevaarlijke stof uit hoe die moet worden opgeslagen.

9


Open en gesloten magazijnen Niet iedereen heeft toegang tot een magazijn. Er zijn: • gesloten magazijnen Alleen medewerkers die bevoegd zijn om in het magazijn te komen hebben toegang tot het magazijn. Een supermarktmedewerker mag bijvoorbeeld producten ophalen in het magazijn. Klanten van de supermarkt mogen daar niet komen. Dit soort magazijnen komt het meeste voor. • open magazijnen Klanten mogen in deze magazijnen komen. Bijvoorbeeld mogen klanten bij IKEA zelf spullen in het magazijn pakken. Dat heet een zelfbedieningsmagazijn. Binnen bedrijven waar geen klanten komen, kunnen ook open magazijnen zijn. Bijvoorbeeld in een kantoor waar medewerkers zelf printpapier, pennen en andere dingen kunnen pakken die ze nodig hebben. Bij die magazijnen is het belangrijk dat de voorraadadministratie goed wordt bijgehouden. De goede voorraadadministratie laat zien: 1. wat er binnen is gekomen 2. wat er uit is gehaald, door wie en wanneer 3. welke producten worden verwijderd omdat ze beschadigd of over de datum zijn. Bij open magazijnen komt meer derving voor dan in gesloten magazijnen.

Opdracht 8 Open of gesloten? a. IKEA heeft verschillende magazijnen. Wat voor magazijn is het? Het magazijn met meubels van IKEA: open magazijn / gesloten magazijn Het magazijn bij de keuken van het restaurant van IKEA: open magazijn / gesloten magazijn b. Wat voor magazijn is het? Medicijnenmagazijn in een ziekenhuis: open magazijn / gesloten magazijn Zelfbedieningsmagazijn bij de Sligro: open magazijn / gesloten magazijn c. Waarom mogen klanten van IKEA wel in het magazijn komen en klanten van een supermarkt niet?

10


Logistieke werkzaamheden uitvoeren

Opdracht 9 Magazijn Kennismaken met magazijn en expeditie Bekijk het filmpje. a. Zie je hier een open of een gesloten magazijn? Leg ook uit waaraan je dat ziet.

b. Waarom mag de vrouw niet meerijden op de heftruck?

c. Welke werkzaamheden zie je voorbijkomen?

d. Met welke werkzaamheden denk je dat jij, als facilitair medewerker, ook te maken krijgt?

Opdracht 10 Derving a. Waarom is er meer derving in een open magazijn dan in een gesloten magazijn?

b. Geef drie voorbeelden van derving in een magazijn. 1.

2. 3.

11


c. Kies voor: derving of geen derving.

Soorten magazijnen In ieder bedrijf vind je een magazijn. Maar hoe dit magazijn er precies uitziet, is in ieder bedrijf anders. Soms is het magazijn alleen maar een kast met een voorraad kantoorartikelen in de kamer van de secretaresse. In een ander bedrijf is het magazijn zo groot dat je er met een wagen doorheen moet rijden. Voorbeelden van verschillende soorten magazijnen zijn : • magazijn met bureau- en kantoorartikelen • magazijn van de technische dienst • magazijn van de facilitaire dienst • magazijn voor medische artikelen (in de zorgsector) • magazijn voor voedingsmiddelen. Deze magazijnen kunnen allemaal klein of groot zijn – dat hangt van het bedrijf af.

12


Logistieke werkzaamheden uitvoeren

Opdracht 11 Soorten magazijnen Doe deze opdracht met een klasgenoot. Zoek uit welke soorten magazijnen er zijn op jullie school en op je werk of je stagebedrijf. Van een van de magazijnen teken je een plattegrond. Voorbereiden • Bedenk van welk bedrijf je de magazijnen gaat bekijken. • Maak een afspraak om de magazijnen te bekijken. • Zorg dat je foto's kunt maken, bijvoorbeeld met je telefoon. Vraag vooraf toestemming om foto's te mogen maken. • Zorg dat je papier en potlood bij je hebt om een plattegrond te tekenen. Uitvoeren • Bekijk de magazijnen op school en bij het bedrijf of je stageplek. Maak foto's en aantekeningen. • Maak een presentatie van de verschillende soorten magazijnen. In de presentatie laat je zien welke magazijnen er zijn en hoe ze eruitzien. Gebruik de foto's. Je kunt een PowerPoint maken of een woordweb of iets anders. Kies zelf hoe je je presentatie maakt. • Maak de plattegrond van een van de magazijnen en voeg die toe aan je presentatie. Terugkijken Laat je presentatie zien aan je klasgenoten. Geef elkaar tips en tops. Vul voor jezelf de tabel in.

In mijn presentatie laat ik zien welke magazijnen er op mijn school zijn. In mijn presentatie laat ik zien welke magazijnen er bij een bedrijf of stageplek zijn. Ik heb eerst een afspraak gemaakt om de magazijnen te mogen bekijken. Ik heb eerst om toestemming gevraagd voor het maken van foto's. In mijn presentatie heb ik foto's gebruikt die ik gemaakt heb van de magazijnen. Mijn presentatie is netjes. Mijn presentatie is duidelijk. Tops: Tips:

13


Magazijn met bureau- en kantoorartikelen Dit magazijn komt in kleine en in grote organisaties voor. Ze verschillen per bedrijf. Een groot bedrijf heeft veel bureau- en kantoorartikelen nodig. Vaak worden, vanuit het magazijn, kleinere magazijnen of artikelkasten bevoorraad. Denk aan het aanvullen van printpapier of pennen. Het voordeel hiervan is dat de medewerkers binnen een organisatie niet voor elke pen of schrijfblok naar het magazijn hoeven of dit moeten aanvragen. Kleinere organisaties gebruiken vaak één magazijn waar de kantoorartikelen liggen. Medewerkers komen dan naar het magazijn toe om de artikelen op te halen of ze gebruiken een aanvraagformulier. Artikelen in een magazijn voor kantoorartikelen zijn: • schrijfwaren: pennen, potloden, gummen, linialen • huisstijlproducten: briefpapier, enveloppen • opbergartikelen: mappen, snelhechters, dozen, insteekhoesjes • papierwaren: print- en kopieerpapier in verschillende formaten, post-its, schrijfblokken.

14


Logistieke werkzaamheden uitvoeren

Opdracht 12 Artikelkast Is dit een artikelkast van een kleine of grote organisatie? Leg je antwoord uit.

Magazijn van de technische dienst In zowel grote als kleine organisaties is er een magazijn voor de technische dienst. In dit magazijn liggen de artikelen die de medewerkers nodig hebben om hun dagelijkse werkzaamheden uit te kunnen voeren. Bijvoorbeeld schroevendraaiers, tangen, schroeven, bouten, spijkers, lampen, kabels en stopcontacten.

Opdracht 13 Technische dienst De gereedschappen die de technische dienst nodig heeft liggen niet in het magazijn. Bedenk waar deze liggen.

15


Magazijn van de facilitaire dienst In zowel grote als kleine organisaties is er een magazijn voor de facilitaire dienst. In dit magazijn liggen de artikelen die de medewerkers nodig hebben om hun dagelijkse werkzaamheden uit te kunnen voeren. Bijvoorbeeld schoonmaakmaterialen en schoonmaakmiddelen , toiletpapier en papieren handdoeken.

Opdracht 14 Magazijn a. Bedenk tien dingen die in het magazijn van de facilitaire dienst kunnen staan.

b. Bedenk tien dingen die in het magazijn van de facilitaire dienst kunnen staan.

16

1.

6.

2.

7.

3.

8.

4.

9.

5.

10.


Logistieke werkzaamheden uitvoeren

Magazijn voor medische artikelen Instellingen in de zorgsector, zoals ziekenhuizen, verpleeghuizen en apotheken,hebben een magazijn voor het opslaan van de medicijnen. Dit magazijn moet voldoen aan verschillende wettelijke eisen. De belangrijkste eisen zijn: • De temperatuur en luchtvochtigheid in het magazijn moeten passen bij de medicijnen. • Sommige medicijnen moeten altijd in een steriele omgeving opgeslagen zijn. • Sommige medicijnen moeten gekoeld worden opgeslagen. • Voor de hygiëne moet voor de vloeren en wanden het juiste materiaal gebruikt zijn. • Alle medicijnen moeten altijd op de juiste plek liggen. Bijvoorbeeld: niet boven ooghoogte, niet in de zon of extra gekoeld. • Altijd de fifo-methode toepassen (first in, first out). Zo voorkom je dat medicijnen over de datum gaan.

Opdracht 15 Fifo Leg uit hoe je de fifo-methode goed toepast als je medicijnen opslaat.

17


Magazijn voor voedingsmiddelen Voedingsmiddelen voor bijvoorbeeld de keuken van een ziekenhuis of een school moeten hygiënisch en op de goede manier worden opgeslagen. Eisen voor elk magazijn voor voedingsmiddelen: 1. Het magazijn moet goed bereikbaar zijn voor toevoer van leveranciers. 2. Producten mogen nooit op de vloer staan, maar op daarvoor geschikte stellingen. 3. De vloer en wandafwerkingen moeten goed schoon te maken zijn. 4. Je slaat de producten op volgens de fifo-methode. De producten die als eerste zijn binnengekomen, moeten er als eerste weer uit. 5. Het magazijn moet de juiste temperatuur en luchtvochtigheid hebben. 6. Het is verboden producten te gebruiken waarvan de TGT-datum is verlopen. Deze gooi je weg. Sommige producten moeten gekoeld worden opgeslagen, zoals zuivelproducten en sommige groenten en fruitsoorten. Eisen voor een gekoeld magazijn voor voedingsmiddelen: 1. Volgens de HACCP-wetgeving moeten deze producten koel zijn vervoerd. Als je een levering binnen krijgt, controleer je de voedingsmiddelen daarop. 2. De temperatuur van de koeling is constant 7 graden Celsius of kouder. Bij kip en kalkoen 4 graden Celsius of kouder. 3. Er worden alleen gesloten verpakkingen bewaard. De verpakkingen van geopende producten moeten altijd goed worden afgesloten. 4. Op geopende producten moet een sticker met datum staan waarop het betreffende product is geopend. 5. Op zelfbereide producten en gerechten moet een sticker met de houdbaarheidsdatum of de datum waarop het product is gemaakt. Sommige producten moeten in de vriezer worden opgeslagen, zoals diepvriespatat en ijs. Eisen voor een diepvriesmagazijn voor voedingsmiddelen: 1. Volgens de HACCP-wetgeving moeten deze producten diepgevroren zijn vervoerd. Als je een levering binnen krijgt, controleer je de voedingsmiddelen daarop. 2. De temperatuur van de diepvries moet constant -18 graden Celsius of kouder zijn. 3. Geopende producten en zelfbereide producten en gerechten moeten afgedekt zijn. 4. Op geopende producten moet een sticker met datum staan waarop het betreffende product is geopend. 5. Op zelfbereide producten en gerechten moet een sticker met de houdbaarheidsdatum of de datum waarop het product is gemaakt.

Opdracht 16 Magazijn voor voedingsmiddelen Bekijk het magazijn van voedingsmiddelen op school of op je werk of stageplek. Voorbereiden Maak een afspraak om het magazijn te bekijken. Het is netjes als je laat weten wanneer je wilt komen kijken en waarom je dat wilt. Leg uit wat je komt doen.

18


Logistieke werkzaamheden uitvoeren

Uitvoeren Bekijk het magazijn. Gebruik de hierna weergegeven checklist. Terugkijken Vul de checklist in voor het magazijn dat je hebt bekeken. Dit magazijn heb ik bekeken:

Het magazijn voldoet aan de eisen die gelden voor alle magazijnen voor voedingsmiddelen. Het gekoeld magazijn voldoet aan de eisen. Het diepvriesmagazijn voldoet aan de eisen. Ik heb eerst om toestemming gevraagd voor het maken van foto's. Verbeterpunten:

Werken met een FMIS Om het werk van de facilitaire dienst goed te kunnen organiseren gebruiken bedrijven en instellingen een computersysteem: Facilitair Management Informatie Systeem (FMIS). Je kunt er bijvoorbeeld zien welk werk wanneer gedaan moet worden, of er ergens storingen zijn en wat er op voorraad is of besteld moet worden. Het inrichten en beheren van het FMIS verschilt per organisatie. Iedere organisatie heeft andere wensen, eisen en processen die in het FMIS staan. Een FMIS is vaak webbased. Dit betekent dat het met een internetverbinding overal en altijd bereikbaar is. Een voordeel hiervan is dat de uitvoerende medewerkers niet afhankelijk zijn van één werkplek, maar met internet overal kunnen inloggen en altijd actuele informatie hebben. Soms kun je via een app op je telefoon in het systeem. Een medewerker kan zo eenvoudig zijn klussen bekijken en afmelden. En soms kun je met een tablet met barcodescanner de voorraad inventariseren. Die inventarisatie wordt dan direct verwerkt in het FMIS. Een FMIS bestaat meestal uit meerdere modules. Er zijn basismodules die altijd in het systeem zitten, en modules waaruit een organisatie kan kiezen. Als een bedrijf of instelling nieuwe wensen heeft, kun je het FMIS dus makkelijk aanpassen.

19


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.