5 minute read

Van radeloos naar rampenplan

OVERHEIDSOPTREDEN IN DE ‘RISICOSAMENLEVING’

door Ole Lechner

Advertisement

Op zondag 27 april 1986, rond het middaguur, sloegen op verschillende plaatsen in Denemarken, Zweden en Finland plotseling de radioactiviteitsmeters uit. Sterke winden uit het zuiden en zuidoosten hadden een wolk van straling uit de Oekraïense Socialistische Sovjetrepubliek over Scandinavië geblazen. Tegen het einde van de middag berichtte de Nederlandse media over de vermoedens dat er ergens in het Oosten van Europa een ongeluk had plaatsgevonden met een kerncentrale. Niemand vermoedde op dat moment nog dat er zo’n 40 uur eerder nabij de Oekraïense steden Prypjat en Tsjornobyl (beter bekend onder de Russische spelling Tsjernobyl) de grootste kernramp in de geschiedenis had plaatsgevonden.

In haar recente essay over crisisbesef en crisismanagement in Nederland, stelt Beatrice de Graaf dat er zo'n dertig à veertig jaar geleden een ontwikkeling heeft plaatsgevonden in de omgang met rampen. Een belangrijk kantelpunt is de KLM. Op 29 april 1986, drie dagen na de ramp, meldden zij zich bij het RIVM met de vraag of ze veilig naar Rusland konden vliegen. Het RIVM wist geen raad met de vraag en verwees ze door naar het KNMI. Zij concludeerden dat de straling vanuit Oekraïne ook volgens De Graaf de Bijlmerramp in 1992. Het neerstorten van het Israëlische cargo-vliegtuig in de Bijlmermeer en de afhandeling daarvan leverde veel wantrouwen jegens de overheid op. De verantwoordelijke ministers hadden de ramp volgens Dit zijn hoogstwaarschijnlijk zeer slachtoffers, nabestaanden en niet-radioactieve koeien. enkele Tweede Kamerleden beroerd afgehandeld. Er was veel onduidelijkheid over de vracht van het vliegtuig (verarmd uranium?) en de gezondheidsklachten van Bijlmerbewoners waren nauwelijks erkend en behandeld. Een onderzoek naar de ramp en diens gevolgen kwam tevens veel te laat, namelijk zeven jaar na dato; de overheid had duidelijk gefaald. Volgens De Graaf had er een verandering plaatsgevonden in de verwachtingen van burgers van overheidsoptreden bij rampzalige gebeurtenissen. Hier ontstond als het ware de 'risicosamenleving' in Nederland. Voor het eerst leidden rampen en dreigingen tot publieke commotie en parlementaire hoorzittingen. Deze verandering in het crisisbesef is echter een paar jaar eerder terug te voeren. Bij Tsjornobyl bleek de voorbereiding en communicatie eveneens gebrekkig. De eerste tekenen van ongerustheid over het ongeval bij Tsjornobyl in Nederland kwamen vanuit in Nederland terecht kon komen, maar er werd niet direct alarm geslagen. Ook bij de overheid namen de zorgen toe, maar er werden geen drastische maatregelen genomen. Integendeel: de eerste besluiten die premier Lubbers nam waren het uitstellen van het debat in de Tweede Kamer over de bouw van nieuwe kerncentrales tot na de komende verkiezingen en het instellen van een coördinatieteam - en geen crisisteam, want dat klonk te dreigend. Het bleek al snel dat er helemaal geen draaiboek was voor kernrampen op deze schaal. Er was op dat moment alleen een rampenplan voor een straal van 5 tot 15 kilometer rond de kerncentrales van Dodewaard en Borssele. Aan grootschalige en internationale kernrampen was helemaal niet gedacht. Als de bevolking zou worden blootgesteld aan radioactieve neerslag, zou het ministerie van Volksgezondheid totaal onvoorbereid zijn geweest. In het magazijn van het departement lagen slechts 50.000 jodiumtabletten die bescherming bieden tegen straling. Er was geen plan over aan wie en hoe de pillen zouden worden gedistribueerd. Toen het ministerie zich realiseerde dat de kernramp gevolgen zou hebben voor Nederland werden de inspanningen opgevoerd om de straling

Dit is de zeer radioactieve, geëxplodeerde vierde reactorkern van Tsjornobyl. te analyseren en gezondheidsrisico's te voorkomen. Het RIVM bezat alleen niet over de middelen om de straling goed te kunnen meten. Er waren in Nederland maar tien meetpunten en er was geen vliegtuig om straling op grotere hoogte te meten. Er werden daarom particuliere bedrijven ingezet die wel over dergelijke apparatuur beschikten. Op 2 mei waaide de radioactieve wolk over Nederland en sloegen de radioactieve stoffen door regen neer op de grond. Daardoor liepen koeien het gevaar radioactief gras te eten, wat zou leiden tot melk die besmet zou zijn met radioactief jodium. Alle melkkoeien moesten daarom op stal. Een dag later bleek dat ook sla en spinazie besmet raakten met jodium en dat dit er niet zomaar af te wassen was. Op spinazie werd ook nog de kankerverwekkende stof cesium aangetroffen en moest dus per direct uit de schappen. Overigens waren deze De straling kon ook in Nederland maatregelen maar van korte duur. Nog geen week later terecht komen, maar er werd niet liepen de koeien weer vrolijk direct alarm geslagen.buiten en mocht er weer spinazie gegeten worden. Verder waren er nauwelijks directe maatregelen. In september 1986 bracht het adviesbureau Berenschot op verzoek van het kabinet een evaluatierapport uit over het handelen van de overheid na de ramp. Daarin concludeerden zij dat er in de eerste dagen na de ramp passend was gehandeld, hoewel de positie van de coördinatiegroep onduidelijk was en de pers maar lastig deskundige informatie kon verkrijgen. Tevens was de berichtgeving aan de bevolking gebrekkig en leverde deze meer vragen dan antwoorden op. Ook bleef er veel onduidelijkheid ná het intrekken van maatregelen. Was het echt allemaal weer veilig? Hoewel de overheid de daadwerkelijke gevaren dus goed inschatte liet hun communicatie wensen te over. Van de regering werd verwacht dat zij voorbereid zouden zijn op een dergelijke ramp en transparant zouden handelen. Aan deze wensen werd niet voldaan. Op het gebied van voorbereiding heeft de Nederlandse overheid wel een lesje geleerd. Om straling beter in kaart te kunnen brengen werd er een landelijk meetnet voor radioactiviteit ingericht in de jaren na de ramp en er werd draaiboek gemaakt voor kernongelukken met jaarlijkse trainingen. Toen er in 2011 nog een kernramp plaatsvond in Fukushima wist het RIVM de stralingsdosis in Japan en Nederland snel te berekenen. Op het gebied van communicatie bij rampen lijkt de overheid echter maar weinig te hebben geleerd van Tsjornobyl. Met de Bijlmerramp in 1992 was de communicatie zeer gebrekkig, wat zelfs leidde tot veel complottheorieën over een mogelijke cover-up van de overheid, samenwerking met de Israëlische geheime dienst en een gevaarlijke nucleaire lading van het vliegtuig. Ook recenter, bij de uitbraak van het coronavirus was de overheid compleet overvallen en was het lang onduidelijk of je nou beter wel of niet een mondkapje kon dragen. Onsamenhangende informatievoorziening leidde ook bij corona tot complotdenken. In de hedendaagse risicosamenleving, waarin er nucleaire rampen op de loer liggen, er zomaar vliegtuigen in gebouwen kunnen storten en er virussen in no-time over de wereld worden verspreid, mag je verwachten van de overheid dat ze voor dit soort catastrophes een plan klaar hebben liggen en dat ze duidelijk communiceren over hun handelen. Van Tsjornobyl, de Bijlmer en corona hebben we geleerd, maar wat is de volgende grote ramp en hoe zal de overheid daarop reageren? d

This article is from: