CULTUUR TAAL
Redacteur Chris Klaasse bespreekt een taalkwestie. Reageren? chris@rd.nl
Dwang zich niet hield aan bepaalde reglementen. De weleerwaarde heer reageerde met de opmerking: „Reglementen? Geef mij maar rijst met krenten!” Verjaardagen waren ook vruchtbaar. Terwijl de cadeaus werden uitgepakt kwamen er vaak dwangmatige memoires over de dag waarop de jarige Job ter wereld was gekomen. Ieder jaar weer: „Het stormde zo hard dat de dakpannen een dorp verderop lagen.” Je hebt volgens mij ook retorische vragen die onder dwang uitgesproken worden. Er zijn van
eel gesproken taal wordt niet zozeer uit vrije wil, maar dwangmatig geproduceerd. In 2014 schreef een NRC-columnist over dwangclichés. Ze noemde als voorbeeld: er kan geen schaal asperges op tafel worden gezet of er is iemand die zegt: „Het witte goud.” Laatst vertelde een bekende: „Als we thuis nasi of een ander gerecht met rijst aten, moest mijn vader altijd zeggen: „Chinezen eten rijst.”” Als twee mensen die elkaar voor het eerst ontmoeten, ontdekken dat ze een gezamenlijke kennis hebben, kun je er de klok op gelijk zetten dat een van beiden, of een omstander, zegt: „De wereld is klein.” Zo’n dwangcliché is een kreet die onder bepaalde omstandigheden in de lucht komt te hangen, daar in toenemende mate ondraaglijk aanwezig is en pas verdwijnt als de frase is uitgesproken. Als een ballon die je opblaast, die steeds groter wordt en een keer móét knappen. Als bubbeltjesplastic waar je in móét knijpen. Behalve korte, dwangmatige clichés waren er in mijn ouderlijk huis ook dwanganekdotes. Verhaaltjes die steeds maar weer verteld moesten worden. Een paar keer per jaar werd er rijst met krenten als dessert geserveerd. En steeds als het bijzondere toetje ter tafel kwam, moest mijn vader vertellen over ds. D. Overduin, die ooit vermanend werd toegesproken omdat hij
V
„Waar zijn we mee bézig?” De ballon is geknapt
die types die met enige regelmaat hun bedenkingen aan de buitenwereld kenbaar maken. Zo van: „Project A loopt niet goed, maar daar willen ze geen cent extra in steken. En dan storten ze wel bakken geld in het zinloze project B.” Dan komt een aanloopje: „Dan denk ik…” En dan de retorische vraag: „Waar zijn we mee bézig?” De ballon is geknapt. Dwangmatig taalgebruik is niet louter negatief, trouwens. Het maakt communicatie voorspelbaar, en dat geeft in rumoerige tijden een beetje houvast.
33
28 MEI 2022