Verhaal van Gelderland Magazine

Page 1

verhaal van Gelder land magazine

Gelderland voordat het Gelderland werd

Gelderland als zelfstandig graafschap en hertogdom

Gelderland als Nederlands gewest

Gelderland in het Koninkrijk der Nederlanden


De redactie van het Verhaal van Gelderland bestaat uit Hoofdredactie Dolly Verhoeven, Maarten Gubbels, Michel Melenhorst Beeldredactie Jochem van Eijsden m.m.v. Ingrid D. Jacobs Kaartredactie Nico W. Willemse Redactie Verhaal van Gelderland i Mieke Smit, Joseph Fleuren, Stephan Mols Redactie Verhaal van Gelderland ii Fred van Kan, Aart Noordzij, Bert Thissen Redactie Verhaal van Gelderland iii Marc Wingens, Piet van Cruyningen, Frank Keverling Buisman, Elyze Storms-Smeets Redactie Verhaal van Gelderland iv Wim van Meurs, Paul Brusse, Lotte Jensen Het boekproject Verhaal van Gelderland wordt ondersteund door Provincie Gelderland Erfgoed Gelderland Radboud Universiteit Prins Bernhard Cultuurfonds Gelderland Fonds A.H. Martens van Sevenhoven Hijmans Fonds Aan dit magazine werkten mee Samenstelling Monique van der Wielen en Dolly Verhoeven Interviews Willeke Guelen Fotografie Jurjen Poeles (met dank aan kasteel Cannenburch) Beeldredactie Jochem van Eijsden en Ianthe van Beuningen Vormgeving Studio Maud van Rossum Lithografie pr Digitaal Druk Damen Drukkers Redactieadres Erfgoed Gelderland Westervoortsedijk 67-d 6827 AT Arnhem info@erfgoedgelderland.nl www.erfgoedgelderland.nl Zo veel mogelijk is geprobeerd de eventuele rechthebbenden van gebruikte afbeeldingen in dit magazine te achterhalen. Zij die in dit verband niet konden worden achterhaald of benaderd kunnen zich wenden tot de redactie. Erfgoed Gelderland / Uitgeverij Boom juni 2022

inhoud

verhaal van gelderland magazine

colofon 1 voorwoord door Marc Wingens, directeur Erfgoed Gelderland Geschiedenis-participatie zoals nooit eerder vertoond 2-3

interview met Dolly Verhoeven, projectleider Verhaal van Gelderland De rijkdom van een geweldig team

4-10

Voorproefje verhaal van gelderland i Gelderland voor het Gelderland werd

11

lokaal verhaal Liudger, zendeling van Saksen en Friezen

12-18

Voorproefje verhaal van gelderland ii Gelderland als zelfstandig graafschap en hertogdom

19

lokaal verhaal Rechtspraak op het Herenhul

20-21

interview met Jochem van Eijsden, beeldredacteur Verhaal van Gelderland De afbeeldingen trekken je direct het boek in

22-28

Voorproefje verhaal van gelderland iii Gelderland als Nederlands gewest

29

lokaal verhaal IJzerindustrie in de Achterhoek

30-36

Voorproefje verhaal van gelderland iv Gelderland in het Koninkrijk der Nederlanden

37

lokaal verhaal De cholera in Gelderland

38-41

interview met Marjolein Haars, cartograaf Verhaal van Gelderland en Nico Willemse, kaartredacteur Verhaal van Gelderland Elke kaart vertelt een uniek verhaal

42-43

schatkamers van gelderland Word een tijdreiziger door het Verhaal van Gelderland

44-45

agenda Verhaal van Gelderland Zomertoer Verhaal van Gelderland Geschiedeniscafé


voorwoord

Geschiedenis-participatie zoals nooit eerder vertoond Het Verhaal van Gelderland, waarvan dit magazine u een voorproefje biedt, geeft Gelderland eindelijk wat het verdient: een overzicht van de bijzondere en contrastrijke geschiedenis van de provincie. Maar er is meer bijzonder aan het vierdelige Verhaal van Gelderland: het grote aandeel speciaal gemaakte kaarten, de unieke afbeeldingen en de vernieuwende infographics maken dat je in één oogopslag de informatie tot je kunt nemen. De boeken leren je om anders te kijken en zorgen er mede voor dat je de geschiedenis van Gelderland beter gaat begrijpen. De boekenreeks is het resultaat van een vernieuwende samenwerking op allerlei niveaus, niet alleen tussen experts als schrijvers, redacteurs, kaartenmakers en ontwerpers. Ook de Gelderse historische verenigingen en musea hebben zich in groten getale aangesloten en ondersteunen het Verhaal van Gelderland met raad en daad. In dit magazine ziet u hiervan enkele voorbeelden.

verhaal van gelderland magazine

Het Verhaal van Gelderland kan worden beschouwd als een staaltje geschiedenis-participatie zoals nooit eerder vertoond. Maar het houdt hier niet op. De vierdelige publicatie vormt ook de basis voor het tonen van de Gelderse ge­­ schiedenis in musea en op bijzondere historische plekken. Tijdens de Zomertoer 2022 wordt de Gelderse eigenheid op negen van deze locaties gevierd. U bent uiteraard allen uitgenodigd om het Verhaal van Gelderland mee te beleven.

Marc Wingens Directeur Erfgoed Gelderland

1


interview

verhaal van gelderland magazine

De rijkdom van een geweldig team

‘Sommige projecten roepen vanaf het begin energie en enthousiasme op. Het Verhaal van Gelderland is zo’n project. Het begon natuurlijk allemaal met een idee. Wij wilden vertellen wat Gelderland en haar geschiedenis zo bijzonder maakt.’ Aan het woord is Dolly Verhoeven, hoogleraar Gelderse Geschiedenis en projectleider van het Verhaal van Gelderland. ‘Ons idee groeide langzaam uit tot een plan, met een aantrekkelijke 4-delige boekenreeks over de Gelderse geschiedenis als resultaat. Het bleek het juiste idee op het juiste moment.’ Dolly Verhoeven

‘Om het Verhaal van Gelderland te realiseren hebben we van veel kanten input gehad. Ruim 30 specialisten op het gebied van archeologie, geschiedenis, kunstgeschiedenis en de Nederlandse taal hebben elk hun ervaring en kennis van een specifiek stuk verleden ingebracht. Maar ook vakmensen op het gebied van cartografie, het ontwerpen van infographics en vormgeving drukten hun stempel op het resultaat. Een gespecialiseerde landschapsfotograaf is op pad gegaan om foto’s te maken die – gezien vanuit vandaag – iets vertellen over het verleden. Ook dat is heel bepalend geworden in de boeken. Het was fantastisch om met zo’n multidisciplinair team te mogen werken. Er werden dingen aan het project toegevoegd die je in je eentje nooit voor elkaar zou krijgen. Helemaal bij-

2

zonder was het dat meer dan 100 organisaties die zich in Gelderland met erfgoed bezighouden aansloten. Een breder draagvlak is nauwelijks denkbaar.’ ‘Elk van de vier delen vertelt over een bepaalde historische periode waarbij we een chronologische aanpak volgen. Er is bovendien steeds gezocht naar de krachtigste invalshoek om het verhaal van een bepaald tijdvak te vertellen. Dat betekende voor de auteurs dat ze keuzes moesten maken, soms details moesten schrappen, en vooral de grote lijnen in de gaten moesten houden. Dat was niet altijd eenvoudig, maar het heeft heel goed uitgepakt.’ ‘Als je een van de boeken openslaat zie je meteen dat we onze lezers veel ruimte geven om de geschiedenis vanuit verschillende

Foto: Jurjen Poeles


invalshoeken tot zich te nemen. Het grote aantal afbeeldingen, de vele kaarten, de aantrekkelijke teksten en de kaders die iets over een persoon vertellen; iedereen kan op eigen wijze kennis maken met het verleden van Gelderland. Ik heb zelf door dit project geleerd hoe bepalend het landschap is geweest voor de loop van de geschiedenis, want een plek waarop iets gebeurt is nooit ‘zomaar’. Heel belangrijk zijn de rivieren die dwars door het gebied lopen, en die zowel grenzen als verbindingen zijn. Ze markeren niet alleen grondsoorten, maar ook culturen en economische patronen.’ ‘Alle 30 hoofdstukken beginnen met een speciaal vervaardigde kaart. Als je die allemaal achter elkaar zou leggen, dan zie je Gelderland veranderen. Je gaat de dingen beter snappen als je ziet hoe de Gelderse wereld zich heeft ontwikkeld en gevormd. Maar ik denk ook dat het Verhaal van Gelderland veel leesplezier oplevert. Daar hebben we met het hele team op ingezet.’ ‘Nu het proces voltooid is zijn we trots en blij; we hebben de klus met zijn allen geklaard. Ik voel ook een beetje weemoed. Er is een paar jaar intensief samengewerkt en dan

‘Deze foto is gemaakt op 16 januari 2019, nadat vertegenwoordigers van ongeveer honderd erfgoed­ organisaties hadden beloofd te helpen met het Verhaal van Gelderland. Hun logo’s hangen aan het document. Ik hou het om­­hoog met gedeputeerde Josan Meijers, commissaris van de koning Clemens Cornielje en Kees van Baak, plaatsvervangend voorzitter van PS.’

bouw je onderling een sterke band op. Maar gelukkig is het nog niet helemaal voorbij. Deze zomer zoeken we het publiek op tijdens de Zomertoer. Op acht zaterdagen en een weekend bezoeken we tal van plaatsen in Gelderland met lezingen, tentoonstellingen en re-enactment. In het najaar volgt een reeks historische cafés, samen met Ridder van Gelre René Arendsen. Ook diverse schrijvers van het Verhaal van Gelderland zullen aanschuiven. En dan komt er nog een website waarop alles in hoofdlijnen wordt uitgelegd. Kortom, er is voorlopig nog genoeg te doen. Het boek is bijna af, maar het verhaal niet: daar komen steeds nieuwe hoofdstukken bij.’ ◼

land. Het was een inspirerende middag, waar volop ideeën werden uitgewisseld. Vanaf dat moment kon het maken van het boek echt van start gaan.’

3

verhaal van gelderland magazine

‘Op 24 juni 2019 vond in het Huis der Provincie een kick-off bijeenkomst plaats met een groot deel van de auteurs en redactieleden van het Verhaal van Gelder-


Gelderland voor het Gelderland werd

Hierna volgt als voorproefje een fragment uit hoofdstuk 5 'Bloeitijd van Romeins Gelderland', geschreven door Paul van der Heijden. Nadat de eerste Romeinse soldaten in 19 v.Chr. in Nijmegen zijn gearriveerd, is het Rivierengebied onderdeel geworden van het enorme Romeinse Rijk. De noordelijke grens daarvan wordt gevormd door de Rijn.


Woord vooraf Inleiding

Gelderland in de prehistorie Roy van Beek Peter van den Broeke Nico W. Willemse

1 / De kiem van een provincie tot 4900 v.Chr.

2 / Naar een agrarisch bestaan 4900-1100 v.Chr.

3 / Gelderland vult zich 1100-19 v.Chr.

Gelderland in de Romeinse tijd Paul van der Heijden

4 / De Romeinen komen eerste eeuw

5 / Bloeitijd van Romeins Gelderland tweede eeuw

6 / Germanisering van de samenleving eerste-vijfde eeuw

Gelderland in de vroege middeleeuwen Joep Hendriks Michel Groothedde Met medewerking van Nico W. Willemse Arjan den Braven

7 / Aan de rand van de Merovingische wereld 450-750

8 / Het Karolingische en Ottoonse rijk 750-1025

Terugblik Noten Literatuur Illustratieverantwoording Registers


gelderl and voordat het gelderl and werd / Gelderl and in de Romeinse tijd

Mobiliteit en dynamiek

verplaatsingen mogelijk te maken. Dat resulteerde binnen enkele eeuwen in een enorm wegennetwerk van zo’n 300.000 kilometer. Ter vergelijking: deze omvang werd binnen de grenzen van het vroegere Romeinse Rijk pas in de negentiende eeuw weer ge­ëvenaard. De gretigheid waarmee de Romeinse ingenieurs zich een weg door het landschap baanden, verraadt de achterliggende drijfveer om de wereld te civiliseren. Ze bouwden daartoe ook honderden bruggen, hakten bergwegen uit, legden moerassen droog en groeven zelfs tientallen tunnels. Zeker voor die tijd konden legioenen ongekend snel van de ene kant van het rijk naar de andere mar­­

◼ Motor voor ontwikkeling De verspreiding van de stedelijke cultuur en het burgerschap was een typisch Romeinse ontwikke­ ling die verregaande gevolgen zou hebben. Het cru­ ciale begrip in deze ontwikkeling is mobiliteit, een van de belangrijkste kenmerken van het Romeinse Rijk. Mobiliteit zorgde voor een enorme dynamiek op verschillende niveaus. Als basis hiervoor diende het optimaal gebruik van vaarwegen en het steeds verder uitdijende wegenstelsel. In eerste instantie legden de Romeinen wegen aan om snelle troepen­

Nijmegen Londen

Lyon

Trabzon

Sremska Mitrovica

Arles

Istanbul Rome

Barcelona

Thessaloniki Antiochië Tyrus

Carthago Alexandrië Leptis Magna

Wijn

vis

Edelstenen

Zwarte peper

Opium

Zijde

Olijven

Exotische vruchten

Barnsteen

Glas

Tin en lood

Natuursteen

Papyrus

Purper

Wilde dieren

(Luxe) aardewerk

Romeinse rijk

0

De herkomst van een aantal goederen die zijn teruggevonden in Nijmegen en Xanten. 6

500

1000

1500km


Grafsteen voor drie leden van de familie Aurelius, afkomstig uit Calahora (Spanje). Twee broers dienden als soldaat in het Tiende Legioen, de ander was handelaar. Bron: Museum Het Valkhof

baan in Neder-Germanië en Dacië (Roemenië). Daarna maakte hij de overstap naar een nog pres­ tigieuzere civiele carrière en werd achtereenvolgens gouverneur van de Romeinse provincies Judea, Sardinië, Africa en Noricum (Oos­­tenrijk). Ook de gouverneur van Neder-Germanië rond 174, Quintus Antistius Adventus, kende een reislustig bestaan. Hij bekleedde topfuncties van Noord-Afrika tot Boven-Germanië, en van Syrië tot Brittannië. Al deze verplaatsingen waren voor de Romeinen een binnenlandse aangelegenheid. Met Romeinse sestertiën kon men terecht op de markt van Londen, maar ook in het theater van Orange, in de haven van Ostia (Rome), op het forum van Palmyra in Syrië en in een winkelstraat in Dougga in Tunesië. De communicatie leverde zelden problemen op: naast de honderden regionale talen en dialecten sprak men in het westen van het rijk Latijn, in het oosten Grieks. Nooit eerder was reizen zo makke­ lijk en veilig. Niet alleen soldaten, hooggeplaatste officieren, boodschappers, diplomaten en handela­ ren reisden door het rijk, ook bezochten de aller­ eerste toeristen de mythische plekken van de Griekse oudheid en kras­­ten ze in Egypte hun naam in de toen al eeuwenoude tombes en piramiden. 7

5 / Bloeitijd van Romeins Gelderland  tweede eeuw

cheren. En een stelsel van door de staat gefinancierde haltes (stationes) langs de wegen zorgde ervoor dat koeriers van paard konden wisselen, zodat de (be­­ stuurlijke) berichtgeving tussen de verschillende plaatsen zo vlot mogelijk verliep. In het kielzog van de Romeinse legioenen kwam over de wegen en rivieren een levendige handel op gang. In Neder-Germanië zijn daar tientallen voor­ beelden van. Zo wijst een studie naar teruggevonden amforen op het Kops Plateau uit dat daar producten uit alle windstreken beschikbaar waren: olijfolie uit Zuid-Spanje en Istrië, passum (een populaire zoete witte wijn) van Kreta en Rhodos, en dadels uit Palestina en Libanon. Onderzoek naar de herkomst van de vele fragmenten van decoratieve natuursteen in Xanten leverde nog meer verrassingen op. De meeste stukken zandsteen en kalksteen kwamen uit steengroeven in de Eifel en de Ardennen, het ‘gebruikelijke’ populaire marmer werd gehaald in Carrara (Italië), maar er kwam ook bonte natuur­ steen van veel verder weg: Griekenland, Klein-Azië (het huidige Turkije) en het binnenland van Egypte. Achter deze droge opsommingen gaat een duizeling­ ­wekkende logistiek schuil. Hoe ging het proces van vraag en aanbod? Wie gaf de order door aan de steenhouwers? En hoe kreeg men die zware, kost­ bare vracht ongeschonden naar Neder-Germanië? De handel stopte niet aan de grens van het rijk: Romeinse handelaars onderhielden warme contacten met leveranciers uit de gebieden rond de Oostzee (barnsteen) tot aan China (zijde en opium). Die luxeartikelen waren niet voorbehouden aan de elite in Rome. In 2006 kwam bij Cuijk een zilverschat van 140 munten uit de grond, begraven met zeven­ tig zwarte peperkorrels uit India. Opvallend detail: de schat kwam niet uit een villa of legerfort, maar uit een boerderij op het platteland. De mobiliteit binnen het Romeinse Rijk komt ook goed tot uitdrukking in de carrières van hoge officie­­ren. Bijvoorbeeld die van Claudius Paternus Clemen­­tianus. Doordat hij zijn carrière heeft laten beitelen in een gedenksteen, kan een groot deel van zijn levensloop worden gereconstrueerd. Clemen­ tianus was geboren in Beieren, als afstamme­ling van Keltische bewoners, en doorliep een militaire loop­


Mucronia Marcia

B ijzondere altaarsteen uit Millingen, door Mucronia Marcia gewijd aan haar overleden dochter Rufia Materna. Op dat moment leefden ook Mucronia’s man en zoon niet meer. Bron: Rijksmuseum van Oudheden

De naam Mucronia Marcia komt voor op een altaarsteen die eeuwenlang was ingemetseld in de kerk van Millingen aan de Rijn. De Gelderse oudheidkundigen Gisbert Cuper (16441716) en Johannes Smetius (1637-1704) maakten er al melding van. In 1837 verkocht de toen­ malige Millingse pastoor de steen aan het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden. Uit de tekst blijkt dat het altaar door Mucronia Marcia is opgericht ter ere van haar overleden dochter Rufia Materna. Lange tijd dachten wetenschappers op basis van de tekst dat ze haar dochter vereerde als een godin. En dat, zo redeneerde men, kon alleen maar als Rufia Materna een Germaanse priesteres was. Zo kreeg Rufia Materna zelfs enige internationale

bekendheid als religieus schakelpunt in het schemergebied tussen verschillende culturen. Het eveneens vermelde ‘heilige woud’ paste precies in dit beeld. Onlangs is de interpretatie van de tekst te­­gen het licht gehouden. Het woord ‘dea’ in de eerste zin blijkt niet te slaan op dochter Rufia, maar maakt deel uit van een gebruikelijke aanhef voor de godin Bona Dea. De tekst kan dan als volgt gelezen worden: ‘Aan (Bona) Dea Domina. (Ter herinnering) aan Rufia Ma­­ terna heeft Mucronia Marcia een altaar en een heilig woud (lucus) gewijd, waar zij een jaarlijks offer heeft ingesteld op 17 juli en op de verjaar­­ dag van haar dochter Materna op 7 oktober en tijdens de Parentalia op 21 februari voor vader en zoon Rufius Similis en voor haar dochter Materna.’ Geen Germaanse priesteres dus, en zelfs het heilig woud komt op losse schroeven te staan, want ‘lucus’ kan ook ‘graftuin’ betekenen. Wat vertelt de steen ons dan wel? Allereerst is hij de bittere, persoonlijke getuigenis van een fa­­ miliedrama: Mucronia Marcia heeft onlangs haar dochter verloren, terwijl haar man en zoon al eerder zijn overleden. Uit de namen van de betrokkenen kan ook worden afgeleid dat Mucronia Marcia behoorde tot de toplaag van de toenmalige samenleving: ze had het Romeins burgerrecht, schreef in het Latijn en had genoeg geld om een fonds in te stellen om haar overleden gezinsleden te eren. Dat laatste past bij de positie van vrouwen in de Romeinse tijd. Vergeleken met andere samenlevingen in de oudheid waren zij relatief onafhankelijk, zeker op financieel vlak. De naam Mucronia Marcia duidt op een inheemse oorsprong. Haar man Rufius Similis zou een veteraan uit het leger kunnen zijn geweest. Zo markeert de steen een tragische gebeurtenis in een welgestelde, inheems-Romeinse familie aan de rand van het Romeinse Rijk.


Halverwege de tweede eeuw liet de lofredenaar Aelius Aristides optekenen: De aardbol draagt geen wapens meer, maar een feest­­ gewaad. Het gebergte is toegankelijk gemaakt, de stromen zijn overbrugd, de woeste streken be­­woon­­ baar geworden. Stad ligt naast stad. Een ongehinderd verkeer verbindt de verste landen. Onzekerheid en gevaar zijn tot legende geworden. De zee is vol sche­ pen, de straten vol mensen en wagens. Iedere nieu­ wigheid, ieder comfort dringt meteen door tot in de verste uithoeken van het rijk.

Kunstwerk van de Leidse kunstenaar Jan Kleingeld ‘Tot hier’ bij het Gelderse Rijswijk. Deze landmark aan de oude limes is een ode aan het alfabet dat hier door de Romeinen werd geïntroduceerd. Foto: Henk Braam

◼ Een nieuw cultureel universum Niet alleen mensen en goederen verplaatsten zich vaker en sneller dan ooit, de reizigers namen in hun bagage ook nieuwe ideeën, culturele tradities en religies mee. Die verspreidden zich kriskras door het rijk. Het vermengen van de klassieke Romeinse cultuur met plaatselijke, inheemse culturen wordt ‘romanisering’ genoemd – een ander sleutelbegrip in de successen van het Romeinse Rijk. Door onder­ deel te worden van de Romeinse samenleving kon­­ den niet-mediterrane volkeren meeliften op de voordelen van de Romeinse welvaart en cultuur. Enkele voorbeelden: met de draaischijf gemaakt aardewerk, luxegoederen, sieraden, veel nieuwig­ heden op het menu (olijfolie, wijn, kruiden, fruit, kip), elementaire vormen van hygiëne en medische verzorging, en juridische bescherming. Andersom doken Germaanse en Keltische elementen op in de cultuur van de elite. Dit proces resulteerde in de geboorte van een nieuw cultureel universum onder Romeins bestuur. Volkeren die deel gingen uitma­ ken van de Romeinse samenleving, pikten er over 9

5 / Bloeitijd van Romeins Gelderland  tweede eeuw

Aristides had niet de be­­doeling een historisch sta­ tement te maken – zijn lofrede was in eerste instan­ tie bedoeld als vleierij – maar ook met een korreltje zout komen de sterke punten van het Romeinse Rijk nog duidelijk naar voren: infrastructuur, de moge­ lijkheid om veilig te reizen, mobiliteit en dynamiek. Wat was nu de rol van de Romeinse limes in dit geheel? Daarover is in de afgelopen twintig jaar veel gediscussieerd. Met de voordracht van de Neder-Germaanse limes als unesco-werelderf­ goed kreeg ook dat debat volop aandacht. De kern is, kort gezegd, dat het vroegere beeld van de limes als een min of meer hermetisch afgesloten grens is verdrongen door een veel genuanceerdere visie. Een van de nieuwe zienswijzen is dat de limes uiteindelijk voortkwam uit de Romeinse behoefte

aan administratieve duidelijkheid. De Romeinen introduceerden het kadaster in Europa: ze regis­ treerden grondbezit en brachten dat in kaart, zoals enkele teruggevonden reliëfs uit Orange laten zien. Zo’n kadaster had enkele nuttige toepassingen: het hielp bij juridische conflicten en kon dienen voor het opleggen van belastingen. En dat ligt weer in het verlengde van de Romeinse ‘uitvinding’ van het burgerrecht. Het samengaan van grondbezit, poli­ tiek, recht, belasting en economie deed zich op alle niveaus voor. Geen wonder dat de Romeinen ook aan de randen van het rijk liefst een duidelijke for­ mele en fysieke afgrenzing wilden van hun gebied: niet alleen om bewoners aan te geven waar hun administratieve territorium ophield, maar ook om de barbaren daarbuiten in te wrijven dat ze niet bij de beschaafde wereld hoorden. Dat deden de Ro­­ meinen weliswaar met veel militair machtsvertoon, maar de limes was vooral ook een plaats van handel en ontmoeting. De grens wordt daarom ook steeds vaker gezien als een belangrijke culturele uitwisse­ lingszone.


gelderl and voordat het gelderl and werd / Gelderl and in de Romeinse tijd

De Rotterdamse ondernemer Gerard Marius Kam richtte in de periode 1919-1922 in Nijmegen het Ar­­cheo­­­logisch Museum G.M. Kam op. In de vitrines is een eindeloze reeks Romeins aardewerk te zien. Bron: Museum Het Valkhof

Militair diploma, gevonden in Elst. De eigenaar was een Bataafse ruiter van de Ala Batavorum, die in 98 terugkeerde naar zijn geboortegrond. Bron: Museum Het Valkhof

het algemeen de elementen uit die het best bij hen pasten. Zo bleven de Bataven wonen in hun woon­ stalhuizen van hout en leem, maar dronken ze wel uit bekers van Keulse makelij, aten ze van terra sigillata-borden uit Zuid-Frankrijk en gebruikten ze olijfolie uit Spanje. In de praktijk kon ‘romanise­ ring’ er in de verschillende delen van het rijk dus heel verschillend uitzien. Eén van de processen die als katalysator werkte voor de vermenging van culturen, was de terugkeer

van Bataafse veteranen op het platteland waar ze waren opgegroeid. Na hun diensttijd in het Romein­ ­se leger zwaaiden ze af met het Romeins burgerschap, een militair diploma en een som geld of een lap grond. Sommige veteranen bleven hangen op de plek van detachering, zoals Marcus Ulpius Fronto, wiens militair diploma in Regensburg is terugge­ vonden. Maar van de meesten wordt verondersteld dat ze terugkeerden naar hun Bataafse geboorte­ grond, zoals het in 1988 gevonden militair diploma van een Bataafse soldaat uit de buurt van Elst laat zien. Het gaat daarbij om een ruiter van de Ala Batavorum, die het kleinood ontving in het jaar 98. Zijn naam is helaas niet bekend – dat stukje ont­ breekt op het diploma. Het militaire avontuur van de Bataaf begon rond het jaar 74 en hij zal tijdens zijn diensttijd ongetwijfeld verre streken hebben gezien. Zoals bij de Romeinen gebruikelijk was, vermeldt zijn diploma een indrukwekkende lijst van op dat moment actieve legereenheden in NederGermanië: zes ruitereenheden en 25 cohorten.

Meer lezen? Vanaf 10 november is het boek Gelderland voor het Gelderland werd verkrijgbaar bij de lokale (online) boekhandel en te bestellen op boomgeschiedenis.nl


lokaal verhaal Voor het Verhaal van Gelderland werden tal van lokale verhalen in­­ gestuurd. Ze zijn opge­ nomen in een special op mijnGelderland.nl en deels verwerkt in de tekst van de vier boeken. MijnGelderland vertelt de geschiedenis van Gelderland in canons, routes, specials en losse verhalen, en biedt een platform voor de Gelderse erfgoedorga­ nisaties. Bekijk ook de culturele agenda op mijnGelderland.nl.

Liudger, zendeling van Saksen en Friezen Liudger werd in 742 in Zuilen bij Utrecht geboren. Hij stamde uit een voorname Friese familie die de Saksische traditie had doorbroken en zich had laten dopen. Samen met zijn familie werkte Liudger aan de kerstening van de Friese en Achterhoekse gebieden. Geschreven door Job de Gelder, LiudgerKring & Museum Smedekinck

Liudgerkapel op terrein museum Smedekinck. Foto: Smedekinck

gebruiken die hij invoerde was het begraven van doden rondom de kerk, om te voorkomen dat in het bos heidense begrafenissen plaats­­ vonden bij heilige bomen. Op zondag 25 maart 809 ging Liudger voor in een dienst in Coesfeld. Op weg naar de vol­­ gende viering in Billerbeck zakte hij in elkaar bovenop de berg bij het huidige klooster Ger­­ leve. Hij vierde wel nog de mis in Billerbeck, maar die nacht gaf hij ‘zijn geest terug aan zijn Schepper’. Na de dood van Liudger schonken veel grond­ eigenaren land aan het klooster in Werden, in ruil voor het gebed van de monniken. Zo verkreeg het klooster veel bezit in de Achterhoek. Rond 1200 werden enkele bezittingen verkocht, waaronder het erf Smedekink in Zelhem. Op dat erf – nu een museum – staat een replica van het vroegere kapelletje. ◼

11

Mijn Gelderland

verhaal van gelderland magazine

Volgens Liudgers eerste biograaf Alfried had zijn familie goede contacten met zowel de Frankische heersers als de Angelsaksische missionarissen Willibrord en Bonifatius. Zendelingen uit Engeland en Ierland kregen binnen de familie een hartelijk onthaal. Liudger kwam dus al jong in aanraking met het zendingswerk. Liudger volgde onderwijs in het Martini­ klooster te Utrecht en daarna in de kloosterschool van Alkuin in York. Daar werd hij tot diaken gewijd. Zijn tijd in York maakte diepte indruk op hem. Zijn zuster en broer werden aangestoken door Liudgers enthousiasme: zijn zuster Heriburg werd abdis in Nottuln en zijn broer Hildegrim werd bisschop van Chalons-sur Marne. Na Liudger’s terugkeer zou hij een wonder hebben verricht door de blindheid van de Fries Bernlef te genezen. Hij deed zendingswerk in Friesland, tot dit in 784 onmogelijk werd door politieke spanningen. Vervolgens ging hij met zijn broer Hildegrim op pelgrims­ reis naar Rome waar hij paus Hadrianus I (772-795) ontmoette. Nadat Liudger uit Rome was teruggekeerd vervolgde hij zijn zendingswerk in de Achterhoek en het aangrenzende Duitse gebied, maar ook in Friesland. In Werden (tegenwoordig een stadsdeel van het Duitse Essen) bouwde hij een klooster en in Zelhem kwam rond 800 een kapel te staan. Liudger bevorderde het ontstaan van een parochiale organisatie. Een van de nieuwe


Gelderland als zelfstandig graafschap en hertogdom

Hierna volgt als voorproefje een fragment uit het hoofdstuk ‘Een centraal vorstendom’ door Rudolf Bosch en Johan Oosterman. Nadat het hertogdom jarenlang verscheurd is geweest door een heftige opvolgingsstrijd, keert in 1377 onder hertog Willem I de eenheid in het land terug.


Inleiding

Het graafschap Gelre Bert Thissen Jeroen Benders

Met medewerking van Michel Groothedde Kris Brussen

1 / Geboorte van een graafschap ca. 1025-ca. 1200

2 / Een regionale grootmacht ca.1200-1288

3 / Van graafschap naar hertogdom 1288-1343

Het hertogdom Gelre Rudolf Bosch Johan Oosterman

4 / Een centraal vorstendom 1339-1423

5 / Schaakspel om de macht 1423-1492

6 / Tussen strijdlust en berusting 1492-1543

Terugblik Noten Literatuur Illustratieverantwoording Registers


Gelderl and als zelfstandig graafschap en hertogdom / Het hertogdom Gelre

Rust en welvaart ◼ Ridderlijk en rusteloos Op 30 november 1377 kreeg Willem, de zoon van Willem van Gulik, het hertogdom Gelre in leen van de Duitse keizer, Karel iv. Tot die datum traden zijn ouders namens hem op, maar al begin decem­ ber nam hij de taak zelfstandig over. Hij bevestigde rechten en vrijheden van de Gelderse steden. Ook steden die in de voorafgaande jaren partij hadden gekozen voor zijn tante en rivaal Mechteld konden rekenen op zijn steun. Op 7 mei 1378 liet Willem aan de stad Zutphen weten dat hij alles wat deze tegen hem had misdaan kwijt zou schelden. Hij was uit op verzoening en eenheid in Gelre. En nadat Mech­ teld en Jan van Blois in maart 1379 definitief versla­ gen waren, manifesteerde Willem zich prominent als hertog van Gelre. Behalve dat hij stedelijke pri­ vileges bevestigde, hield hij zich bezig met de recht­­ spraak en de muntslag, verleende hij Lombarden en Joden toestemming om binnen Gelre actief te zijn, sloot hij verdragen met omliggende territoria en bekommerde hij zich om de rechten voor Mech­ teld en haar echtgenoot. En hij was op reis, haast zonder onderbreking. Willem i was zonder twijfel de meest bereisde van alle graven en hertogen van Gelre. Hij vertrok zevenmaal voor een Preußenreise naar Litouwen om er de heidenen te bevechten. Driemaal reisde hij naar Londen en ten minste eenmaal naar Parijs. In 1391-1392 ging hij op bedevaart naar het Heilig Land. En ook wanneer hij ‘thuis’ was, reisde hij rusteloos rond tussen burchten en steden binnen en buiten zijn eigen territoria. Een hertogelijk keu­ kenboek uit 1389-1390 laat dit op treffende wijze zien. Aan het begin van de daarin beschreven periode, eind september 1389, keerde Willem na een maan­ denlange gevangenschap terug van zijn vierde Prui­­ senreis, in mei reisde hij voor het eerst naar Engeland en in de overige maanden verbleef hij zelden langer dan een paar dagen op dezelfde plaats. Alleen in Nijmegen bracht hij soms langere perioden door. Voor de jaren waarin rekeningen zijn bewaard, is behoorlijk goed bekend waar hij zich ophield. Vaak was dat in het zadel. 14

Tijdens zijn reizen verbleef Willem i ruim vijf jaar buiten zijn eigen gebieden, meer dan een derde deel van zijn regeringstijd. Vaak liet hij zich vervangen. Tijdens zijn vierde Pruisenreis was landrentmees­ ter en zegelbewaarder Hendrik van Steenbergen zijn plaatsvervanger, maar voor de reis naar Enge­ land in mei was er zo te zien geen vervanger aange­ wezen. De reislust van Willem hing samen met de aard van het Gelderse hof, dat een rondtrekkend hof was. Er was niet één centrale residentie. Maar het is ook een uitdrukking van de uitgesproken ridder­ lijkheid van de vorst. Hij moet zich vertrouwd heb­­ ben gevoeld tussen het wapengekletter op het slag­­veld en tijdens toernooien, de lust naar avontuur bracht hem naar verre uithoeken van Europa en hij om­­ring­ ­de zich daarbij graag met een in fraai tenue gesto­ ken gevolg. Zijn eerste reis naar Engeland bracht hem grote eer toen hij door de Engelse koning werd geridderd in de Orde van de Kousenband, als eerste edelman van het continent. Zijn gezelschap bestond uit 117 personen: hoge edellieden, ridders en knapen, geestelijken en geleerden, elf pijpers en trompetters, twee herauten, borduurwerkers, boogschutters en drie koks. Een van hen, Crumken, won tijdens een volgende reis naar Engeland een kookwedstrijd.

T ekening van de keizer van het Heilige Roomse Rijk en zijn keurvorsten in het Wapenboek Gelre. De man rechtsonder is waarschijnlijk een heraut. Bron: KBR


B rabantse troepen trekken door Ravenstein, op weg om de Gelderse troepen aan te vallen, zoals afgebeeld in de kroniek van Froissart. Bron: J. Paul Getty Museum

haar eigen leven en verbleef zelden in de omgeving van de hertog. In hun zorg om herinnerd te worden en het zielenheil veilig te stellen, steunden hertog en hertogin kloosters en orden. In hun testamenten worden deze dan ook ruim bedeeld. Catharina liet grote bedragen na aan het dominicanenklooster te Nijmegen, waar ze begraven wenste te worden, aan de Arnhemse broederschap van Maria en aan de minderbroeders te Harderwijk. Willem bepaalde bij testament dat er een kartuizerklooster gesticht moest worden in Gulik, terwijl de kartuizers van Roermond eveneens behoorden tot de gelegateerden. Ook Willems vijf bastaardkinderen deelden in zijn erfenis. Later herzag hij zijn testament en bepaalde hij begraven te willen worden in het kartuizer­ klooster te Monnikhuizen, bij Arnhem. De herinnering aan hertog Willem i is tegen­ woordig vooral terug te lezen in de verhalen van middeleeuwse kroniekschrijvers, in de eerste plaats die van Jean Froissart, en in het Wapenboek dat Claes Heynenszoon, in die jaren bekend als heraut Gelre, opzette en bijhield. De heraut moet vaak in de omge­ ­v ing van de hertog hebben verkeerd. Hij was bekend met de complexe taal van de heraldiek en herkende ridders aan hun wapenschilden. Hij was erbij tijdens de Pruisenreizen, niet alleen ideologisch gemoti­ 15

4 / Een centraal vorstendom  1339-1423

Als voorbereiding op die reis kreeg Herman Mael­ wael, oudoom van de gebroeders Van Lymborch, opdracht om wimpels en andere onderdelen voor de uitrusting van de schepen te maken. Eerder dat jaar had Maelwael al andere grote opdrachten ge­­ kregen, vermoedelijk voor een toernooi waaraan de hertog deelnam. De prachtvolle uitdossing van het gezelschap vereiste de volle inzet van Nijmeegse ambachtslieden. Willem reisde niet alleen veel, hij verwierf ook faam op het slagveld vanwege zijn optreden tijdens de Pruisenreizen en vooral tijdens de onophoude­ lijke oorlogen met Brabant. De Slag bij Niftrik op 26 juni 1388 is om meer dan een reden memorabel. De Brabantse troepen, 10.000 man sterk, hadden zich bij Ravenstein verzameld om op te trekken tegen het slecht verdedigde Nijmegen. Door over­ moed en losbandig gedrag, zo gaat het verhaal, lieten zij zich overweldigen door nog geen duizend Gelderse manschappen. Veel van de Brabanders sneuvelden door geweld of verdronken in de Maas, anderen vluchtten of werden gevangengenomen. Voorafgaand aan de slag had de hertog gebeden tot een Mariabeeld in de Sint-Stevenskerk te Nijmegen. Na de behaalde overwinning bezocht hij, samen met verschillende van zijn ridders, opnieuw dit beeld en schonk hij ‘toutes ses armeures a l’imaige’ (zijn volledige wapenrustig aan het beeld), samen met de vaandels van de overwonnen tegenstanders. De Henegouwse kroniekschrijver Jean Froissart beschrijft de slag en de offergave uitvoerig, en ook tal van andere kronieken verhalen de triomfante­ lijke overwinning en de vroomheid van de hertog. De Franse koning kon deze nederlaag van zijn bondgenoot niet voorbij laten gaan en trok in het najaar van 1388 een leger van 100.000 manschappen samen om Nijmegen en Willem te bestraffen. Na een moeizame opmars door de Ardennen strandde het Franse leger nabij Roermond. Door onderhan­ delingen, gevoerd door Willems vader, toen nog hertog van Gulik, kwam het niet tot een treffen. De Gelderse hertog bood zijn excuses aan en de Fran­ sen konden vertrekken nu hun eer was gered. Willems echtgenote, hertogin Catharina van Beieren, had een omvangrijke hofhouding, leidde


Bewaker van de ridderlijke rituelen Heraut Gelre (ca. 1345-1415)

P ortret van Claes Hey­ ­nenszoon als heraut Gelre in het door hem gemaakte Wapenboek Gelre, waar­­schijnlijk geschilderd door Herman of Willem Maelwael. Bron: KBR

In vol ornaat en ten voeten uit kijkt hij ons aan: heraut Gelre. Hij draagt een hoed, over zijn schouders een wapenkleed met de Gelderse leeuw en in zijn handen houdt hij twee delen van een keten. Dit portret van de man die Claes Hey­­nenszoon heette, maar zichzelf nooit zo aanduidde, is te vinden in het Wapenboek Gelre, een om­vangrijke verzameling met zo’n 1800 wapentekens, voorafgegaan door lofdichten op me­­ morabele ridders. Claes Heynenszoon werd rond 1345 geboren, vermoedelijk in Holland. Hij was enkele jaren bode in dienst van Jan van Blois en in die hoedanigheid zal hij in contact zijn gekomen met Gelderse kringen. Jan was enkele jaren getrouwd met hertogin Mechteld van Gelre, die de aanspraken van haar zus Maria en haar echtgenoot Willem ii van Gulik op de Gelderse hertogstitel betwistte. Juist Willem ii is een van de ridders die de heraut Gelre in een lofrede prijst voor zijn moed en ridderlijkheid. Het gedicht moet zijn geschreven in opdracht van Willems zoon, hertog Willem van Gelre, bij wie de heraut van ongeveer 1380 tot diens dood in 1402 in dienst is gebleven. In die jaren was de heraut in de eerste plaats kenner van wapentekens en bewaker van de ridderlijke rituelen. Hij zorgde dat de heraldiek

aan het hof van Gelre op orde was, dat kleding, schilden, paardendekens en banieren op de juiste manier van wapens voorzien waren en dat bij toernooien en veldtochten iedere ridder herkend werd aan zijn heraldische wapen. Hij ging mee waar de hertog maar ging, naar de toernooien die Willem vocht, op de kruistochten tegen de heidenen in Oost-Pruisen en naar Engeland. In het lofdicht op Willem ii van Gulik wordt de heraut in zijn rol van verteller door een vrouw aangesproken. Ze zegt: Mi dunck ic heb di gesien wel elre, En bistu niet geheiten Gelre? Du pleechst te dichten ente scriven Volgens mij heb ik je al ergens anders gezien. Heet je niet Gelre? En was jij niet aan het dichten en schrijven? De lofdichten op gestorven ridders in het wapenboek zijn vermoedelijk maar een schaduw van alles wat hij schreef in zijn jaren onder hertog Willem van Gelre. Na de dood van Willem vertrok hij. Hij zal, zoals veel hovelingen, de vrijheid hebben gekregen van de nieuwe hertog om zijn eigen weg te gaan. De heraut vertrok nu naar Holland, waar hij ook zijn jeugd had doorgebracht, en trad in dienst bij Willem van Oostervant, afkomstig uit het Huis van Beieren en vanaf 1404 graaf Willem vi van Holland. Heraut Gelre was vanaf nu heraut Beieren en hij schreef in de tien jaar die hem restten nog een omvangrijk oeuvre van kronieken bij elkaar.


R einald iv ontvluchtte in 1392 de burcht Kas­­ ter. Het was een van de burchten van de hertogen van Gulik, en dus ook van zijn vader Willem ii van Gulik. Foto: Erik Stumpf

◼ Hertog tegen wil en dank Reinald iv, de jongere broer van Willem, zal nooit gedacht hebben dat hij hertog zou worden. Maar Willem was pas 37 toen hij overleed. Hij was daad­ krachtig en energiek tot een ziekte hem velde, min­­ der dan een jaar voor zijn dood. Reinald leidde het leven van een bevoorrechte edelman, had voldoen­ ­de bezittingen om goed te kunnen leven, was de vader van zes natuurlijke kinderen en, toen hij op 16 februari 1402 zijn broer opvolgde, ongehuwd. Voor een her­­tog was dat een groot probleem. Over de jaren voor zijn aantreden is niet heel veel bekend, maar toch genoeg om de indruk te krijgen dat niet iedereen hem geschikt achtte voor het ambt dat hem ten deel viel. Een bijzondere correspon­ dentie uit de jaren 1392-1393 tussen Reinald en zijn ouders geeft een inkijkje in een conflict over de jaarlijkse vergoeding die hij ontving. In die omstan­­

digheden ontvluchtte hij de burcht waar zijn ouders verbleven en vond onderdak bij zijn oudere zus. Ondanks verzoenende pogingen van Maria, Rei­ nalds moeder, kwam het tussen vader en zoon niet meer goed. Ongelukkig was Reinalds deelname aan de veldtocht van Gulikse en Bergse edelen tegen Kleef, de slag bij Kleverhamm, die leidde tot zijn gevangenneming. Het bijeenbrengen van losgeld vroeg grote financiële offers en betekende uitein­ delijk het verlies van Emmerich. Bovendien schreef Willem van Berchen in zijn Gelderse kroniek dat hertog Willem op zijn sterfbed verdriet had dat hij het bestuur moest overgeven aan zijn broer, ‘een volkomen nutteloze en waardeloze herder’. Reinald was volgens hem niet in staat zijn gebieden te be­­ sturen. En daar was de kroniekschrijver het tachtig jaar later volkomen mee eens. De beeldvorming over Reinald is in sterke mate bepaald door de woorden van Van Berchen, die nog gebruik heeft gemaakt van informanten die Reinald zelf moeten hebben gekend. Zijn oordeel is niet alleen maar ongunstig. ‘Reinald […] was een vrien­ delijke, deugdzame en beheerste vorst’, noteerde hij over diens aantreden en als hij op de regeerperiode van Reinald terugblikt: ‘Reinald was als vorst zeer vroom en heel rechtvaardig’ en ‘een zeer vrijgevig man en in gezelschap heel voorkomend’. De moei­ lijkheid was, zo wist de kroniekschrijver, dat hij een 17

4 / Een centraal vorstendom  1339-1423

veerde strooptochten, maar evenzeer manifestaties van riddereer. De deelnemers aan die reizen kwamen uit heel Europa en ze fungeerden daardoor als een parade van de Europese ridderschap. Het Wapenboek Gelre was een staalkaart van al dat vertoon. Zoveel eeuwen later is het de stille herinnering aan een luidruchtige en vaak gewelddadige wereld. Het is bovendien een van de weinige restanten van de rijke materiële cultuur uit het Gelre rond 1400.


Gelderl and als zelfstandig graafschap en hertogdom / Het hertogdom Gelre

enorme goklust had, onverantwoorde risico’s nam en zelfs burchten en steden verspeelde. Hij hield zijn getrouwen te vriend door ze te bevoordelen. Corruptie vierde hoogtij, zouden wij zeggen. Dat Reinald geen ridderlijke vorst was zoals zijn broer, is duidelijk. Dat hij wellicht wankelmoedig was, is goed mogelijk. Maar het is lastig om roddel en wer­ kelijkheid van elkaar te scheiden in hetgeen Van Berchen en latere geschiedschrijvers over hem heb­­ ben geschreven. Reinald hield niet van veldslagen en oorlog, wijzer geworden door ervaringen en mis­­ schien omdat de hofastroloog meester Laurentius hem had voorspeld dat hij te velde zou sterven. Ver­ geleken met zijn broer reisde hij maar weinig. Maar in bestuurlijke zin streefde hij vernieuwingen na. Er was een grotere rol weggelegd voor geleerde, academisch geschoolde raadslieden. Een goed voor­­ beeld is Johan van Nuwenstein, die in 1404 in dienst trad. Hij was jurist met een loopbaan aan de uni­ versiteiten van Heidelberg, waar hij studeerde bij de uit Nijmegen afkomstige Marsilius van Ingen, Bologna en Keulen. Toen Reinald hertog werd moest hij op zoek naar een vrouw. Het hertogdom had behoefte aan een wettige erfgenaam en daarbij werd de blik al snel gericht op Frankrijk. In het laatste jaar van Willems regering waren de banden met de koning van Frankrijk aangehaald en een huwelijk kon deze toenadering versterken. In het Europese krachten­ spel probeerde de hertog van Bourgondië zijn invloed in de Nederlanden, en dus ook in het Nederrijngebied, uit te breiden. Een huwelijk kon de Franse invloed in de Nederlanden verstevigen en de onafhanke­ lijke positie van Gelre verzekeren. In mei 1405 trouwde Reinald met de Franse prin­­ ses Marie van Harcourt, een nicht van de Franse koning. Ze was jarenlang hofdame aan het kunst­ lievende hof van Valentina Visconti en Louis van Orléans, de jongere broer van de koning. Geleerde auteurs waren er graag gezien en onder hen was Christine de Pizan een van de opmerkelijkste. Ze was Italiaanse van geboorte, net als Valentina, en had er na de dood van haar man voor gekozen als zelfstandig schrijver in haar onderhoud te voorzien. Ze mengde zich in actuele en heikele debatten en 18

P ortret van Maria van Gelre in haar gebedenboek uit 1415. Ze draagt een blauwe ‘houpelande’ en staat in een hortus conclusus, een ommuurde tuin. Bron: Staatsbibliotheek Berlijn

liet in haar werk zien dat vrouwen in alle opzichten gelijkwaardig zijn aan mannen: even geleerd en op alle terreinen even getalenteerd. Marie van Harcourt werd gevormd door deze opvattingen, net als door het gespannen politieke klimaat in Franse hofkringen.

Meer lezen? Vanaf 10 november is het boek Gelderland als zelfstandig graafschap en hertogdom verkrijgbaar bij de lokale (online) boekhandel en te bestellen op boomgeschiedenis.nl


lokaal verhaal Voor het Verhaal van Gelderland werden tal van lokale verhalen in­­ gestuurd. Ze zijn opge­ nomen in een special op mijnGelderland.nl en deels verwerkt in de tekst van de vier boeken. MijnGelderland vertelt de geschiedenis van Gelderland in canons, routes, specials en losse verhalen, en biedt een platform voor de Gelderse erfgoedorga­ nisaties. Bekijk ook de culturele agenda op mijnGelderland.nl.

Rechtspraak op het Herenhul Op het Herenhul in Engelanderholt, iets ten zuiden van Apeldoorn, vonden in de middeleeuwen in de open lucht rechtszaken plaats. Er werden voornamelijk zaken behandeld waarbij een van de partijen in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak. Ook de rechtspraak betreffende een deel van de ridderschap vond hier plaats. Tevens is de locatie vele jaren gebruikt als vergaderplaats van de Hanze. Geschreven door Emma Goossens

19

Mijn Gelderland

verhaal van gelderland magazine

De eerste schriftelijke bewijzen voor rechtszaken op het Herenhul komen uit 1227. Er zijn ook klaarboeken gevonden uit de vijftiende eeuw met daarin on­­ geveer vierhonderd uitspraken. Na 1470 werd de rechtbank tijdelijk niet meer gebruikt vanwege de onrust die heerste in Gelre. Zowel Frankrijk als het Habsburgse Rijk probeerden destijds Gelre in bezit te krijgen. Nadat Gelre in 1543 onderdeel was geworden van het Habs­ burgse Rijk keerde de rust langzaam terug. In 1563 werd voor het eerst weer een rechtszaak Herenhul. Foto: Geurt Besselink gehouden in Engelanderholt. De rechtbank op het Herenhul werd voorHerenhul behandeld. De rechtspraak op het namelijk gebruikt voor klaringen: zittingen Herenhul vond plaats in de open lucht. Er die waren bedoeld om rechtelijke uitspraken werden dan speciale voorzieningen geplaatst, van lagere rechtbanken op te helderen. In feite zoals banken. Maar erg comfortabel was was dat een vorm van hoger beroep. Dat kla- dit niet, te meer omdat klaringen soms drie ringen erg belangrijk waren, blijkt wel uit het weken in beslag namen. Daarom werd in 1573 feit dat ze altijd geopend werden door de hertog, besloten wel nog de inleiding van de rechtsdie de rechtszaak ook (gedeeltelijk) voorzat. zitting op het Herenhul te houden en daar Een groot gedeelte van de Gelderse ridder­ na afloop ook het oordeel voor te lezen, maar schap bestond uit ministerialen of onvrije de eigenlijke zitting in Arnhem te houden. dienstlieden: een aparte juridische stand met Het belang van het Herenhul nam vanaf eigen rechtspraak en aparte straffen. In de dat moment duidelijk af. Vanaf 1626 vond vijftiende en zestiende eeuw werden de er geen rechtspraak meer plaats op het rechtszaken van deze ridders altijd op het Herenhul. ◼


verhaal van gelderland magazine

interview Jochem van Eijsden

De afbeeldingen trekken je direct het boek in Jochem van Eijsden behaalde in 2017 zijn Researchmaster Kunstgeschiedenis en werd na wat tentoonstellings- en publicatiewerkzaamheden gevraagd als beeldredacteur voor het Verhaal van Gelderland. ‘Ik was voor Erfgoed Gelderland al actief met het project Sleutelwerken, dat een overzicht van 50 belangrijke kunstwerken van Gelderland bij elkaar heeft gebracht. Ik was dus al wel bekend met het (kunst)historische erfgoed van de provincie, maar de taak van beeldredacteur voor de nieuwe boekenreeks was toch een forse uitdaging’, vertelt Jochem van Eijsden, ‘maar wel een met een gouden randje’.

Foto: Jurjen Poeles

‘Als beeldredacteur zorg je ervoor dat een publicatie niet alleen van de juiste, maar ook van mooie en kwalitatief hoogstaande beelden wordt voorzien. Het is een intensief proces, dat soms uitmondt in een ware zoektocht. Want beeldmateriaal wordt niet alleen door de auteurs aangeleverd, het kan uit talloze andere bronnen komen. Ook de hoeveelheid en soorten materiaal per tijdvak verschilt enorm. Van de twintigste eeuw is er bijvoorbeeld een overvloed aan fotomateriaal voorhanden, terwijl er voor de prehistorie veel meer met reconstructies en kaarten moet worden gewerkt. Mijn taak was om over het geheel toch een evenwichtig resultaat te creëren.’ ‘Toen ik aan deze opdracht begon, heb ik wel even achter mijn oren gekrabd. Gelukkig was er al het nodige voorwerk gedaan door Ingrid Jacobs. Ik ben op haar pad verdergegaan. Al snel bleek het echt een megaklus te zijn, want we praten hier over zo’n 1400 afbeel­ ­dingen die gekozen moesten worden en in hoge resolutie aangevraagd moesten worden. Soms lukte dat echt niet en moest er een fotograaf op pad om een passende foto te maken van een object, gebouw of landschap. In een enkel geval moesten we uiteindelijk


‘Voor een nieuwe geschiedenis van Gelderland moet je met nieuwe informatie én nieuw beeld komen. Dat komt mooi samen is deze tekening van Kelvin

Wilson. Hij maakte een tekening gebaseerd op de gevonden res­­ten van een cultusplaats met zweethutten uit de Midden-Bronstijd bij Nijmegen-Noord.’

toch een vervangend beeld zoeken. We zijn echt ver gegaan om ook met de juiste beelden het verhaal te vertellen. Aan dat soort huzarenstukjes heb ik veel werkplezier beleefd. Ze geven het gevoel dat je aan iets unieks hebt bijgedragen.’ ‘We hebben sterk ingezet op het maken van een aantrekkelijke boekenreeks, die niet alleen inhoudelijk krachtig is, maar ook toegankelijk voor een breed publiek. Als beeldredacteur heb ik daaraan kunnen bijdragen. Maar liefst 40 procent van het Verhaal van Gelderland bestaat uit afbeeldingen, infographics en kaartmateriaal. Zodra je een van de boeken opent zie je het meteen; je wordt door de afbeeldingen het boek in getrokken.’ ‘Ik kijk terug op een mooie taak, maar ook op best een zware verantwoordelijkheid als

‘Naast de kaarten die gemaakt zijn door Nico Willemse en Marjolein Haars wor­­ den natuurlijk ook prachtige historische kaarten gebruikt. Een

van mijn favorieten is deze uit het Gelders Archief met het veer van Rheden door een anonymus uit eind zeventiende eeuw.’

21

verhaal van gelderland magazine

je weet dat er zo’n 30 auteurs en redactieleden hebben meegewerkt aan het Verhaal van Gelderland. Om goed te kunnen functioneren was het dan ook bijzonder nuttig dat ik deel uitmaakte van de hoofdredactie, want ik was degene die op bepaalde zaken uiteindelijk een klap moest geven. Ik kreeg het vertrouwen van het team, dat was heel bijzonder om mee te maken.’ ◼


Gelderland als Nederlands gewest

Hierna volgt als voorproefje een fragment uit het hoofdstuk ‘Een eigenzinnig gewest’, door Toon Bosch. Nadat Gelderland in de zeventiende eeuw te lijden heeft gehad onder de Tachtigjarige Oorlog en het Rampjaar 1672 en zijn nasleep, volgt in de achttiende eeuw een periode van herstel. Vooral voor de Gelderse adel zijn het goede tijden.


Inleiding

Gelderland in een overgangstijd

1 / Van Habsburgse inlijving tot Nederlandse Opstand 1543-1591

Gelderland in de zeventiende eeuw

2 / Gelre in oorlog 1591-1648

Maarten Hageman

Ronald de Graaf

Met medewerking van Maarten Gubbels Frank Keverling Buisman Steven Verhoeven

Gelderland in de achttiende eeuw Toon Bosch

3 / Moeizaam herstel 1648-1702

4 / Een eigenzinnig gewest 1700-ca. 1750

Met medewerking van Steven Verhoeven 5 / Oude en nieuwe denkbeelden ca. 1750-1795

Terugblik Noten Literatuur Illustratieverantwoording Registers


gelderl and als nederl ands gewest / Gelderl and in de achttiende eeuw

Op de golven van de conjunctuur De Gelderse agrarisch-ambachtelijke economie van de achttiende eeuw laat zich samenvatten als een golfbeweging: neergang in de eerste eeuwhelft, gevolgd door een lange periode van opgang. Die opgang kwam niet zozeer door economische ver­ nieuwing, maar vooral door het aantrekken van de bevolkingsgroei, wat de vraag naar voedsel en andere producten stimuleerde. Door de bank genomen zette men de ambachtelijke productiewijzen en handels­ praktijken van vorige generaties zo veel mogelijk voort. Nieuwe ontwikkelingen kregen af en toe een kans, vooral in de grotere steden, maar dat leverde zelden op­­zien­­barende resultaten op. Verhoudings­ gewijs waren de agrarische plattelandseconomie en de plattelandsnijverheid dynamischer van aard. Maar in alle gevallen was sprake van een kwetsbare economie, ge­­voelig voor (inter)nationale conjunc­ tuurschommelingen en veelvuldig getroffen door natuurrampen, extreem weer, politieke instabiliteit en epidemieën. Toch deed Gelderland het in vergelijking met de rest van de Republiek niet eens zo slecht. De levens­­ standaard was ongeveer gelijk aan die in andere provincies. Wel lag het loonniveau in vergelijking met het westen van het land een derde lager, maar daar stonden lagere kosten voor levensonderhoud tegenover en het gegeven dat veel plattelandsbewo­ ners grotendeels zelfvoorzienend waren. Bovendien werden de loonkosten in agrarische familiebedrij­ ven gedrukt omdat vaak het hele gezin meewerkte. Zeker bij stijgende prijzen van landbouwproducten was dat lonend. Het droeg in de tweede helft van de achttiende eeuw bij aan een zekere welvaartstoename op het platteland. Daarvan profiteerden ook andere sectoren, waaronder de handel. Tussen het westen en oosten van de Republiek bestond een intensief handelsverkeer. Gelderland exporteerde onder meer vee, vlees, boter, turf, granen, tabak, textiel en papier, en werd op zijn beurt vanuit het westen voorzien van jenever, suiker en koloniale waren, waaronder koffie, thee en specerijen. De stijgende vraag naar thee en koffie laat zien dat oude con­ sumptiepatronen gaandeweg de eeuw verander­­den. 24

◼ Werkende vrouwen en kinderen Wat betekende de economische golfbeweging van de achttiende eeuw voor de werkende bevolking van Gelderland? En wie maakten daarvan precies deel uit? Het antwoord op die laatste vraag luidt: iedereen uitgezonderd heel jonge kinderen, dege­ nen met beperkingen en een kleine groep zeer wel­ gestelde edelen en regenten. De laatsten leefden van rente, pachtinkomsten, beleggingen, erfenis­ sen, opbrengsten van landgoederen en lucratieve neveninkomsten uit commissies en posities in het openbaar bestuur in en buiten Gelderland. Mannen, vrouwen en kinderen, iedereen was een onmisbaar onderdeel van de werkende bevolking. Hun inzet in het arbeidsproces was volstrekt van­ zelfsprekend. Weliswaar volgden zowel op het platte­ land als in de steden veel kinderen enig onderwijs, bestaande uit lessen in Bijbelkennis en de beginse­ len van taal en rekenen, maar na deze kortstondige scholing werden ze in alle sectoren van de economie aan het werk gezet. Jongens en meisjes werkten in de ambachtelijke beroepen, de steenbakkerijen, de textielnijverheid, de papierfabricage en vooral de agrarische sector. In alle gevallen ging het om eenvoudige, eentonige, zware en slechtbetaalde arbeid. Vrouwen waren werkzaam in alle sectoren van de Gelderse economie: in de huishouding, in dienst van stadsbesturen, in paramedische en in sociale

In het Nederlands Openluchtmuseum te Arnhem is het enige overgebleven voorbeeld te zien van een achttiende-eeuwse dorpsschool. Het gebouwtje is afkomstig uit het Drenthse Lhee.


Een boerin op klompen, met twee manden aan een juk. Vrouwen waren in het boerenbedrijf onder andere verantwoordelijk voor de veeverzorging. Bron: Rijksmuseum

◼ Een adellijke levensstijl Voor vrouwen uit de hoogste adellijke en burgerlijke kringen was het verrichten van betaalde arbeid taboe. Tegen het bestieren van hun huishouden en het zakelijk en financieel management van het familiebezit bestond echter geen enkel bezwaar. 25

4 / Een eigenzinnig gewest  1700-ca. 1750

functies, zoals kraamzorg en de verpleging van zieken, ouderen en wezen. Daarnaast hadden ze een fors aandeel in het winkelbedrijf en de markt­­ handel. De textielnijverheid was een sector waar verhoudingsgewijs veel vrouwen werkten, maar ook in de papierfabricage en in de steenbakkerijen wer­­ den zij volop ingezet. Veelal kregen ze het zwaarste en smerigste werk toebedeeld, zoals het sorteren en scheuren van lompen in de papiermolens. Het meer geschoolde, specialistische werk werd niet aan hen toevertrouwd. Doorgaans verdienden vrouwen minder dan mannen. Deze gegevens zeggen veel over de maatschap­ pelijke positie van vrouwen in de achttiende eeuw. In de sociale, culturele en mentale ordening van de samenleving kwamen zij op het tweede plan. De man was het vanzelfsprekende gezinshoofd, de vrouw was aan hem ondergeschikt. Getrouwde vrouwen waren zelfs handelingsonbekwaam, wat

wil zeggen dat zij in wettelijk opzicht niet zelfstan­ dig konden handelen. Voor ongetrouwde vrouwen en weduwen gold dat niet. De praktijk bleek echter veelkleuriger dan de voorgeschreven maatschappelijke ordening. Som­ mige vrouwen namen naast huishoudelijke werk­ zaamheden als vanzelfsprekend een leidende taak op zich in het bedrijf van hun man. Soms ook hadden mannen een nevenberoep waarvoor zij huis en haard tijdelijk moesten verlaten en ze de zaken aan hun vrouw overdroegen. In de Tielerwaard waren vrouwen van de zelfstandige boeren van nabij en op voet van gelijkheid betrokken bij het reilen en zeilen van het bedrijf. Bij afwezigheid, ziekte of overlijden van hun man zetten zij de zaken zelf­ standig voort. In Herwijnen en Helouw namen deze weduwen en eventuele erfdochters als ‘zelf­ standige zakenvrouwen’ de plaats van hun man in bij vergaderingen van de lokale waterschappen. Ook was in deze dorpen sprake van dochters die het werk van hun vaders – de een rentmeester, de ander winkelier – geheel of gedeeltelijk overna­ men. Dat het hier niet om geïsoleerde voorbeelden gaat, blijkt uit de situatie op de Veluwe omstreeks het midden van de achttiende eeuw. Daar was één op de zes werkende gezinshoofden een vrouw. De lijst van beroepen die zij uitoefenden is lang en bestrijkt vrijwel iedere sector of beroepsgroep. Zelfs in het conservatieve gildewezen namen vrouwen de positie van hun echtgenoot als gildemeester over wanneer dat noodzakelijk was. Alhoewel vrouwen een substantiële bijdrage leverden aan de Gelderse economie, had dat geen invloed op hun maatschappelijke status. Ook plei­ dooien van maatschappijhervormers uit de laatste decennia van de achttiende eeuw brachten daar geen verbetering in. Hun positie was en bleef onderge­ schikt aan die van de man.


Een glanzende adellijke carrière Lubbert Adolf Torck (1687-1758)

L ubbert Adolf Torck was in zijn tijd een van de rijkste en machtigste mannen van Gelderland. Bron: Brantsen van de Zyp Stichting

In de politieke cultuur van de achttiende eeuw was het heel gewoon om bestuurlijke posten aan kinderen van adellijken huize te geven. Dat de elfjarige Lubbert Adolf Torck in 1698 door stadhouder Willem iii werd benoemd tot drost van Wageningen en richter van Nijbroek (bij Voorst) wekte dan ook weinig verbazing. De benoeming was de opmaat voor een glansrijke carrière als politicus en ondernemer. In 1708 werd Torck ambtsjonker van Ede en kreeg hij een zetel in het stadsbestuur van Wageningen. Die stad bleef hij zijn leven lang trouw, meerdere malen zou de bevolking hem daar terugzien als burgemeester en schepen. Met zijn toelating tot de ridderschap van de Veluwe zette hij in 1710 een nieuwe stap in zijn loopbaan. In 1717 trad hij aan als ‘extra-ordinaris raadsheer’ bij het Hof van Gelderland. In hetzelfde jaar kreeg hij van de Staten-Generaal een zetel in de Admiraliteit van Amsterdam, waar hij zich bewees als een kundige, vooruitstrevende bestuurder die steeds meer aanzien en invloed wist te verwerven. Tege­ lijkertijd bouwde Torck als voorzitter van de Veluwse ridderschap binnen Gelderland zijn politieke macht en netwerk steeds verder uit, daarbij balancerend tussen gewestelijke, adellijke en persoonlijke belangen. In 1741, na zijn benoeming tot lid van de Raad van State, werd Torck het middelpunt

van een hevig conflict. Volgens Zeeland en Holland was die positie formeel onverenigbaar met zijn zetel in de admiraliteit. Maar in werkelijkheid was men bevreesd voor de groeiende macht van deze bestuurder. Uit­ eindelijk was het Torck zelf die de oplossing aandroeg: hij behield zijn plaats in beide bestuurslichamen, maar zou zich binnen de admiraliteit niet meer mengen in de besluitvorming. De oplossing was tekenend voor deze politieke evenwichtskunstenaar. Zijn wendbaarheid bleek eens te meer in 1747, bij het aantreden van Willem iv als stadhouder. Hoewel hij bepaald niet Oranjegezind was, legde hij zich ogenschijnlijk gemakkelijk bij deze onvermijdelijke benoeming neer. Torck maakte ook naam als zakenman. Zelf niet onbemiddeld, trouwde hij in 1722 met de schatrijke Amsterdamse Petronella van Hoorn, weduwe van Jan Trip junior en dochter van een gouverneur-generaal van Oost-Indië. Dit huwelijk bracht hem hoog op de lijst van rijkste inwoners van de Republiek. Wageningen profiteerde mee van zijn fortuin: Torck droeg bij aan de vernieuwing van waterpompen, aan stadsverlichting en aan de renovatie van het stadskasteel en de kerk. Ook liet hij in Wageningen luxe appartementen bouwen, die hij verhuurde aan welgestelde gepensioneerden uit het westen van de Republiek. Samen met zijn vrouw renoveerde hij het van zijn tante geërfde kasteel Rosendael. De beste inte­ rieur- en tuinarchitecten, onder wie de internationaal vermaarde Franse stylist Daniel Marot, toverden het kasteel om tot een waar lustverblijf dat voldeed aan de nieuwste eisen van de elite. Tot zijn dood in 1758 werkte en leefde Torck daar met zijn vrouw in een vorstelijke levensstijl.


Na de dood van haar man Lubbert Torck van Rosendael bestier­­de Petronella van Hoorn (1698-1764) hun beider landgoed en zake­­ lijk imperium. Bron: Brantsen van de Zyp Stichting Op het einde van de achttiende eeuw liet Johan Frederik Willem van Spaen de grote zaal van kasteel Biljoen voorzien van buiten­ gewoon fraai stucwerk. Foto: Sheena Schouwink

4 / Een eigenzinnig gewest  1700-ca. 1750

Neem het voorbeeld van de al genoemde Petronella van Hoorn, die met haar man Lubbert Adolf Torck van Rosendael tot de rijkste echtparen van de Repu­ bliek behoorde. Na de dood van haar man droeg zij de zorg voor het omvangrijke huishouden in hun Amsterdamse stadswoning en op kasteel Rosen­ dael. Daarnaast voerde ze het zakelijk beheer van de landgoederen en het onroerend goed, regelde land- en bosbouwactiviteiten, stuurde het perso­ neel aan, zorgde voor de financiële afwikkeling van belastingheffing en tiendrechten, en beheerde het eigen vermogen. Het mag duidelijk zijn dat dit een complex takenpakket was, waarmee (zeer) veel geld was gemoeid. Petronella van Hoorn was in het Gel­ derse adellijke circuit geen uitzondering. Op ver­ schillende andere landgoederen waren vrouwelijke managers actief, al dan niet in samenwerking met hun echtgenoten. Voor adellijke families was het cruciaal hun bezit en familiekapitaal zorgvuldig te beheren en waar mogelijk uit te breiden. Dat had meerdere redenen. Rijkdom droeg bij aan het aanzien en de politieke en bestuurlijke macht van de familie. Om de carriè­ res van adellijke zonen te financieren was veel geld nodig. De toelating tot de ridderschap was bijvoor­ beeld onmogelijk zonder grondbezit en zonder een aantoonbaar financieel kapitaal. Ook continuering van de eigen dynastie – een centraal punt in de adel­­ lijke ethiek – vereiste veel geld. Voor het arrangeren van het juiste huwelijk voor een adellijke dochter was een flinke bruidsschat nodig. Soms trouwden gefortuneerde burgers met dochters uit (verarmde) adellijke families. Dat bezorgde de burgerfamilie een adellijke titel en de adellijke familie een financiële injectie. Het omgekeerde kwam ook voor: verarmde adellijke families waarvan de oudste zoon met een rijke burgerdochter trouwde, waarna het nieuwe geld de oude familie weer in de juiste positie bracht. Om de eigen positie te etaleren was een luxe leefstijl nodig, in weelderig ingerichte en gedeco­ reerde landhuizen en kastelen met fraai aangelegde parken en tuinen, inclusief waterwerken. Daarbij stak men elkaar aan bij het maken en uitvoeren van verbouwings- en herinrichtingsplannen. Zo had Alexander van Spaen eind zeventiende eeuw bij de

27


gelderl and als nederl ands gewest / Gelderl and in de achttiende eeuw

Het ontwerpen van uitgebreide tuinen was populair in de achttiende eeuw. Maar ook daarbinnen waren verschillende trends. De linker­ tekening van een park­aanleg bij huis Rhederoord toont een classicistisch ontwerp met sterrenbos, maar de rechterkaart uit 1795 laat zien dat het omgewerkt werd naar een ‘Engelse tuin’. De oude paden zijn nog te herkennen. Bron: Gelders Archief

modernisering van kasteel Biljoen al een voorbeeld genomen aan Rosendael, Middachten en Ameron­ gen. Vervolgens lieten zijn zoon Frederik Willem en diens zoon Alexander Diederik zich bij de ver­ fraaiing van hun bezit inspireren door de buren op kasteel Rosendael. Een deel van de rijkdom was afkomstig uit de traditionele adellijke inkomsten­ bronnen, zoals grondbezit, onroerend goed, kapi­ taal, huwelijk, erfenissen en diverse bestuurlijke en militaire functies. Vanaf de zeventiende eeuw kwamen daar de inkomsten uit beleggingen in de overzeese handel bij. Gelderse edelen en burger­ lijke regenten kochten steeds vaker aandelen en obligaties van de Verenigde Oost-Indische Com­ pagnie (voc) en de West-Indische Compagnie (wic). Sommigen investeerden in buitenlandse onderne­ mingen, zoals de Britse Oost-Indische Compagnie. De handelswaar, waaronder katoen, suiker, thee, koffie en kruiden, werd in Europa met grote win­ 28

sten verkocht. Daarnaast hadden Gelderse elites de nodige belangen in overzeese plantages. Vooral Suriname, dat sinds 1674 na een ruil met de Britten in Nederlandse handen was gekomen, en het buur­ land Guyana waren bij de Geldersen in trek. Onder­­ nemers uit de Republiek namen er suiker- en koffie­ ­plantages over en zetten zelf nieuwe bedrijven op. Voor de benodigde arbeidskracht werden in groten getale Afrikaanse mannen, vrouwen en kinderen gekocht van de West-Indische Compagnie, op dat moment de grootste handelaar van slaafgemaak­ ten ter wereld.

Meer lezen? Vanaf 10 november is het boek Gelderland als Nederlands gewest verkrijgbaar bij de lokale (online) boekhandel en te bestellen op boomgeschiedenis.nl


lokaal verhaal Voor het Verhaal van Gelderland werden tal van lokale verhalen in­­ gestuurd. Ze zijn opge­ nomen in een special op mijnGelderland.nl en deels verwerkt in de tekst van de vier boeken. MijnGelderland vertelt de geschiedenis van Gelderland in canons, routes, specials en losse verhalen, en biedt een platform voor de Gelderse erfgoedorga­ nisaties. Bekijk ook de culturele agenda op mijnGelderland.nl.

IJzerindustrie in de Achterhoek In 1689 kreeg Josias Olmius van de Staten van Zutphen en de Stad Doetinchem toestemming voor het delven van ijzeroer en het plaatsen van een molen op de Bielheimerbeek bij Gaanderen. Het was de start van de industriële ijzerwinning en -verwerking in de noordelijke Nederlanden. Geschreven door Rob de Redelijkheid

Monument bij de plek waar Olmius zijn onderneming begon

werd in Ulft een ‘Societeijt’ tot het oprichten van een ‘IJserhutte’ gesticht. Deze groeide uit tot de DRU. In 1821 werd op de grens van Terborg en Gaanderen het latere Vulcaansoord gesticht. Jongere bedrijven zijn Ubbink in Doesburg (1893), Vulcanus in Langerak (1894), Becking en Bongers in Ulft (1895) en Lovink in Terborg (1911). Tegen die tijd was deze industriële bedrijfstak al wijd en zijd over het land verspreid. ◼

29

Mijn Gelderland

verhaal van gelderland magazine

Josias Olmius werd in 1649 in Gelselaar ge­­ boren als zoon van de plaatselijke predikant. In Rotterdam maakte hij fortuin in de handel en als zeep- en glasfabrikant. Josias was een entrepreneur pur sang en zag overal kansen. De Republiek der Zeven Verenigde Neder­ landen was in de tweede helft van de zeventiende eeuw voortdurend in gewapend conflict met rivaliserende buren. Voor de aanschaf van (ijzeren) oorlogsmaterieel was zij aangewezen op invoer uit het buitenland. Josias zag zijn kans en startte een ijzermolen in zijn geboortestreek. In de omgeving van Gaanderen waren goede voorwaarden voor zijn bedrijvigheid aanwezig. In de bodem kwamen grote ban­ ken van moeraserts (ijzeroer) voor. Deze waren nadelig voor de landbouw, want ze laten geen water door. Grondeigenaren en boeren waren er graag vanaf, zeker als daar een vergoeding tegenover stond. De beken zorgden voor waterkracht om de blaasbalgen voor de hoogovens aan te drijven. Hout uit de Achterhoekse bossen kon worden omgezet in houtskool, de brandstof voor de hoogoven. Het enige wat van buiten de streek moest komen waren kalk en de eerste arbeidskrachten. Na een moeizame start draaide het bedrijf begin achttiende eeuw volop. Het produceer­ ­de voornamelijk militair materieel, dat werd afgenomen door de Republiek. Later werd het assortiment aanzienlijk verbreed. Het voorbeeld van Olmius vond navolging. In 1754


Gelderland in het Koninkrijk der Nederlanden

Hierna volgt als voorproefje een fragment uit het hoofdstuk ‘Gelderland kijkt over de eigen grenzen’, door Jonn van Zuthem. Nadat de Oranje-stadhouder in 1795 is verjaagd, keert in 1814 zijn zoon terug naar Nederland. Hij wordt als soeverein vorst ingehaald. Vanaf die tijd is Gelderland onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden.


Inleiding

Gelderland in de Bataafs-Franse tijd

1 / Vrijheid, gelijkheid en eenheid 1795-1815

Gelderland in de negentiende eeuw

2 / Op zoek naar een nieuwe Gelderse identiteit 1814-1850

Joost Rosendaal

Jonn van Zuthem

3 / Gelderland kijkt over de eigen grenzen 1850-1900

Gelderland in de twintigste eeuw Dolly Verhoeven

4 / De modernisering zet in 1900-1950

5 / De wereld wordt maakbaar 1950-2020

Terugblik Noten Literatuur Illustratieverantwoording Registers


gelderl and in het koninkrijk der nederl anden / Gelderl and in de negentiende eeuw

K asteel Biljoen werd rond 1530 gebouwd door Karel van Gelre. Het had naderhand verschillende eigenaren. Sinds 2008 is het bezit van de stichting Geldersch Landschap & Kasteelen en werd het volledig hersteld. Bron: Gelders Archief

In tijden van nood biedt troost enige verlichting. Op deze tekening van Johan Braakensiek bezoekt koning Willem iii de watersnood in het Land van Maas en Waal, 1861.

◼ Gelderland en de Oranjes Hoezeer de macht van de vorst na 1848 ook was ingeperkt en hoe negatief er soms over het huis van Oranje mocht worden gedacht, voor de natievorming bleef het koningshuis een belangrijke rol vervullen. Met name onder het gewone volk was het vorsten­ huis populair. Willem iii, wiens onbesuisde, boos­ aardige en onberekenbare gedrag veelvuldig is beschreven, lijkt bijzonder veel van Gelderland en

32

de Gelderlanders te hebben gehouden. En de Gel­ derlanders, niet alleen de adellijke, die zoveel aan het koningshuis te danken hadden, van hem. Op Paleis Het Loo, waar hij ook stierf, voelde hij zich thuis. Daar kon hij zich uitleven in drie bezigheden die heel goed bij Gelderland pasten: de jacht, het militair bedrijf en de landbouw. Er is geen andere provincie waarmee het Ko­­nink­­­ lijk Huis tot op de dag van vandaag zulke officieel erkende banden heeft. Koningin-moeder Anna Pau­­ lowna nam in 1849 tijdelijk haar intrek in kasteel Biljoen in Velp, dat Johan F.W.C. baron van Harden­ broek, kamerheer van zowel Willem ii als Willem iii, het jaar ervoor had verworven. Na de dood van haar man had Anna Paulowna de Haagse paleizen aan haar zoon moeten afstaan, terwijl haar eigen paleis Soestdijk werd gerenoveerd. Ze had op Bil­ joen achttien bedienden tot haar beschikking. Naast eigen meubels en servies dat ze voor haar tijdelijk verblijf meebracht, werden in Velp en omgeving de nodige spullen gehuurd of gekocht. De tsarendoch­ ter Anna Paulowna hield er een luxueuze levensstijl op na. De Velper middenstand profiteerde daar enorm van. Bovendien gaf ze veel aan plaatselijke goede doelen. In de Hoofdstraat werd voor de koninginmoeder een Russisch-orthodoxe kapel ingericht. ’s Zondags werd ze daar op koninklijke wijze naar­


Deze camee toont een daadkrachtige Willem iii. In de Geïllustreerde vaderlandsche geschiedenis voor jong en oud Nederland van 1886 schreef P. Louwerse: ‘Bij dat bezoek bleek het, dat het onzen Vorst niet aan persoonlijken moed ontbreekt.’ Bron: Koninklijke Verzamelingen

braak bij Beneden-Leeuwen kostte liefst 37 mensen het leven, schonk hij 40.000 gulden. Om hem te be­­ danken werd geld ingezameld voor een met zilver beslagen bijbel, waaraan 55.000 Nederlanders een bijdrage leverden, variërend van twee cent tot een gulden. Deze Watersnoodbijbel werd in een aantal steden tentoongesteld, waar duizenden bezoekers op afkwamen. In 1854 had Willem iii het Arnhemse landgoed Bronbeek gekocht. Hij liet het huis uitgebreid ver­ bouwen, maar het is onduidelijk of hij van plan is geweest er zelf regelmatig te verblijven of dat hij het landgoed als residentie voor zijn moeder Anna Paulowna had bedacht. Eind december 1856 werd het huisraad alweer overgebracht naar zijn paleizen in Den Haag en Apeldoorn. Kort daarna schonk de koning het landgoed aan de Nederlandse staat als tehuis voor koloniaal-militaire invaliden. De Staat zou naast de inrichtings- en onderhoudskosten van de gebouwen ook het eten, de kleding en het zak­ geld van de bewoners en de kosten van hun verzor­ ging betalen. Bovendien zouden het salaris en de

De ‘Watersnoodbijbel’ werd in maart 1862 aangeboden aan koning Willem iii. Als blijk van waardering voor het medeleven dat hij bij de overstromingen van 1861 had getoond. De bijbel wordt bewaard in de kapel van Paleis Het Loo. Bron: Koninklijke Verzamelingen

33

3 / Gelderland kijkt over de eigen grenzen  1850-1900

toe gereden. Voor de Velpenaren was dat iedere keer weer een belevenis. De Oranjes konden enorm genereus zijn. In 1855 en 1861 kwamen grote delen van het Gelderse Rivierengebied onder water te staan. Beide keren toonde Willem iii zich een ware beschermer van de getroffenen. Hij bezocht meerdere malen de rampgebieden, troostte de bewoners, doneerde veel geld en bemoeide zich met de inzameling van geld en goederen. Een nieuw beeld van de vorst was geboren. Zoals zo vaak in tijden van wanhoop en ellende deed het hebben van een redder de moraal goed. In 1855 bezochten ook tal van journalisten, schrijvers en dichters de rampgebieden. Na het overvloedige water kwam er een stroom van gedrukte watersnoodgedichten, waarvan de opbrengst be­­ stemd was voor de getroffenen. De koning werd in alle mogelijke publicaties bejubeld; hij zou zelfs met gevaar voor eigen leven gevaarlijke oversteken hebben gemaakt. Zijn populariteit oversteeg in deze tijd die van de meeste van zijn Europese colle­ ga’s. Bij de overstromingen van 1861, een dijkdoor­


Een domineesvrouw in Bommel Keetje Hooijer-Bruins (1817-1886)

Keetje Hooijer-Bruins (tweede van links) met een aantal van haar kinderen en in het midden het bevriende echtpaar Philips-Heij­­ ligers. Dit groepsportret zou ca. 1865-1870 gemaakt zijn in het Zwitserse Fribourg door de fotograaf Ernest Lorson. Bron: Regionaal Archief Rivierenland

Domineesvrouwen speelden een bijzondere rol in de negentiende-eeuwse Gelderse samen­ leving en hun handelen lag, net als dat van hun mannen, onder een vergrootglas. Een mooi inkijkje in het leven als domineesvrouw geeft Cornelia Johanna Margaretha (‘Keetje’) Hooijer-Bruins in haar memoires over haar tijd in Zaltbommel. Eind mei 1843 trouwde ze met de ruim twaalf jaar oudere Cornelis Hooijer, die al sinds 1829 de tweede predikant van Zaltbommel was. Zijn collega Macalester Loup hing de orthodoxe richting aan, Hooijer meer de vrijzinnige. Zo konden alle hervormde gemeenteleden tevreden worden gesteld. Het echtpaar Hooijer-Bruins kreeg acht kinderen, van wie er zeven de volwassen leeftijd bereikten. Voor hen en hun kinderen schreef Keetje op het eind van haar leven haar memoires. Het beeld van Zaltbommel dat zij in het tweede deel schetste, laat zien dat zij heel goed de maatschappelijke verhoudingen kon duiden. Keetje was een sociaal betrokken, intelligente en bovenal erudiete vrouw. Zij sprak haar talen en las goede boeken: de klassieken en theologische werken, maar ook

moderne literatuur van George Sand en George Eliot, die zij in haar memoires citeerde. Dat waren vrijgevochten vrouwelijke auteurs, van wie het orthodoxe volksdeel gruwde. Zaltbommel telde in die tijd nog geen vierduizend inwoners. Met ongeveer honderd van hen had het domineesgezin geregeld sociale omgang. Er was volgens Keetje ‘een recht goede, wezenlijk beschaafde conversatie in Bommel. De toon was gul, echt Geldersch, zonder het plompe en platte dat daar soms aan verbonden is.’ Op beeldende wijze beschrijft ze vrienden en kennissen uit die tijd. Zoals het echtpaar Philips-Presburg, oom en tante van Karl Marx, dat haar hart had gestolen. In dat gezin ‘waar de omgang recht opwekkend, geestig en ontwikkeld was’, stonden literatuur en muziek centraal. Het leven in het stadje aan de Waal verliep over het algemeen kalm. Rampen, zoals de aardappelziekte van 1847, de cholera-uitbraak van 1849 en de watersnood van 1861, verstoorden dat ritme natuurlijk ingrijpend. Cornelis Hooijer was een sociaal bewogen predikant die zich met hart en ziel inzette voor de slachtoffers. Zijn traktement was niet bijzonder hoog (om en nabij 1300 gulden en een toelage voor de huishuur) en daarom kluste hij bij door correcties aan te brengen in drukwerk. Dat werk nam Keetje geregeld van hem over. Het leverde het echtpaar jaarlijks zevenhonderd gulden extra inkomsten op. Op het eind van haar leven was ze er nog trots op: ‘En hoe bracht het door ons beiden, uw vader en ik, samen verdiende geld ons nader tot elkander. Dat was nu eens werk dat hij en ik samen deden.’ Hooijer ging in 1862 door gezondheidsklachten vervroegd met emeritaat. Het echtpaar bleef tot 1869 in Zaltbommel wonen en vertrok toen naar kasteel De Heest bij Lochem. De oud-dominee was er in zijn element, Keetje minder. Zij miste haar Bommel. In de zomer van 1886 stierf ze in Velp.


D e Apeldoornse Wa­­ terstaatskerk, waar de koninklijke familie kerkte, brand­­de in 1890 tot de grond toe af. In de twee jaar daarna verrees op de­­zelfde plek de Grote kerk, of ‘Koninginnekerk’. Voor de Oranjes werd deze rijkversierde hof ­­bank gemaakt. Foto: kerkfotografie.nl, Diana Nieuwold

discipline. Wie zich misdroeg, werd uit het tehuis ontslagen. De bewoners moesten voor zover ze daartoe in staat waren werken in het huishouden en op het land. Koning Willem iii was bescherm­ heer van Bronbeek en bemoeide zich veelvuldig met de organisatorische gang van zaken. Ook hadden de Oranjes bemoeienis met de her­ vormde kerk van Apeldoorn. De eerste predikant,

E en groepsfoto uit 1900. Militair tehuis Bronbeek herbergt tegenwoordig oudmilitairen van alle krijgsmachtonderdelen. Sommige van de vijftig bewoners zijn ver over de 90 jaar. Bron: Gelders Archief

35

3 / Gelderland kijkt over de eigen grenzen  1850-1900

emolumenten van het personeel door de staatskas worden gedragen. Op het terrein verrees een aantal gebouwen, waarna in de loop van 1863 oorlogsinva­ liden elders uit het land er een nieuw tehuis vonden. Een jaar later was het maximale aantal van tweehonderd bewoners al bereikt. Bronbeek was allesbehalve een hotel, het regime was er zoals militairen dat gewend waren: met strenge tucht en


gelderl and in het koninkrijk der nederl anden / Gelderl and in de negentiende eeuw

Valkenjacht was een adellijk tijdverdrijf. In 1839 werd de Royal Loo Hawking Club opgericht, die in 1855 werd opgeheven. De leden van de club hadden er het exclusieve recht met valken te jagen. Bron: Koninklijke Verzamelingen

sinds 1853 waren er twee, werd rechtstreeks geko­ zen door de koning. De tweede, ‘de jongste’, werd gekozen door de kerkenraad uit een zestal door de koning naar voren geschoven kandidaten. Het uit verschillende toelagen en emolumenten samenge­ stelde traktement van de beide heren was niet bij­ zonder hoog, voor de oudste iets meer dan 1300 gulden, voor de jongste iets minder. Beiden hadden wel een vrije woning en de belasting die zij moesten betalen werd vergoed. Het inkomen van de Apel­­ doornse predikanten werd echter aantrekkelijk door de jaarlijkse koninklijke bijdrage van liefst zeven­ honderd gulden, die werd uitgekeerd ‘voor fourage van een paard of middelen van vervoer’. Officieel had koning Willem iii eind 1861 afstand gedaan van al zijn benoemingsrechten, waardoor liefst 124 hervormde gemeenten een vrije beroeping kregen, maar koningin-regentes Emma oefende na haar mans dood in 1890 dat recht in Apeldoorn weer uit. Haar dochter Wilhelmina zou tot haar dood in 1962 mede hebben bepaald wie in Apeldoorn op de kan­­ sel kwam te staan. De Gelderse lievelingsplek van Willem iii was toch wel Paleis Het Loo. Daar kon hij zich uitleven in zaken die echt zijn interesse hadden. Ook als vorm van werkverschaffing – zo’n tweehonderd arbeiders 36

zouden er een goede boterham aan hebben ver­ diend – liet hij in 1854 en 1855 drie forten aanleggen aan de westkant van het paleis: Fort Java, Fort Fre­ derik Hendrik en Fort Wiesel. Ze werden gebruikt als munitieopslag voor een compleet uitgerust de­­ tachement artillerie, dat sindsdien in het paleis was gelegerd. Later, toen deze militairen Het Loo had­­ den verlaten, werd er in de forten gespeeld door de plaatselijke jeugd en kregen ze de naam ‘speelfor­ ten’. In Apeldoorn hield de koning zich bezig met voor die tijd revolutionaire landbouwtechnische vernieuwingen. Zo experimenteerde hij al ver voor de uitvinding van kunstmest met Chileense vogel­ mest (guano). Het fokken van runderen was ook een grote passie. Toen Willem iii op een dag een groep gasten rondleidde op de boerderijen van Het Loo stond daar plotseling ook een boer uit Epe. Die zei tegen de koning dat hij diens runderen weleens wilde zien. Op de vraag van de vorst wat hij van de koeien vond, antwoordde de man dat het wel mooi vee was, maar dat hij er in Engeland waarschijnlijk veel voor had moeten betalen. Zijn vee was mooier en veel goedkoper. De aanwezigen waren stomver­ baasd over de brutale reactie van het Gelderse ‘boertje’. Toen een van hen in het Frans ‘Wat een lomperd’ fluisterde, reageerde de koning meteen: ‘Die man spreekt de waarheid tegen mij! ’t Ware te wenschen dat men dat altijd deed.’

Veelkleurige samenleving Eind jaren zestig leek Nederland definitief afscheid te hebben genomen van het oude stelsel, dat de economie en de maatschappij zo had belemmerd. In de jaren zestig kwam er mede door een sterke uitbreiding van de binnenlandse markt een econo­ mische groei op gang die veel sectoren veranderde.

Meer lezen? Vanaf 10 november is het boek Gelderland in het Koninkrijk der Nederlanden verkrijgbaar bij de lokale (online) boekhandel en te bestellen op boomgeschiedenis.nl


lokaal verhaal Voor het Verhaal van Gelderland werden tal van lokale verhalen in­­ gestuurd. Ze zijn opge­ nomen in een special op mijnGelderland.nl en deels verwerkt in de tekst van de vier boeken. MijnGelderland vertelt de geschiedenis van Gelderland in canons, routes, specials en losse verhalen, en biedt een platform voor de Gelderse erfgoedorga­ nisaties. Bekijk ook de culturele agenda op mijnGelderland.nl.

Bron: Gelders Archief

Op 17 augustus 1832 overleed Harmen Alberts Tuit in het militair hospitaal te Nijmegen aan de gevolgen van de ‘Aziatischen braakloop’. Hij werd daarmee, aldus stadsgeneesheer Cornelis van Eldik, het eerste dodelijke slachtoffer van de cholera in Nijmegen. Na hem zouden nog veertig tot zestig Nijmegenaren de ziekte krijgen. Ondanks de inrichting van een tijdelijk burger-cholera-ziekenhuis overleed van hen meer dan de helft. Toch was de situatie in Nijmegen nog redelijk gunstig. In Arnhem waren meer dan honderdvijftig dodelijke slachtoffers te betreuren. Geschreven door Steven Verhoeven Geneeskundigen zoals Van Eldik stonden machteloos tegenover de cholera. Ze wisten niet precies wat er nodig was om de ziekte te bestrijden. Dat hygiëne een belangrijke rol speelde was volstrekt onbekend. Wel isoleerde men slachtoffers zo veel als mogelijk omdat vermoed werd dat de ziekte besmettelijk zou kunnen zijn, hoewel daarover felle discussies werden gevoerd. In vergelijking met het westen van Nederland kwam Gelderland er goed vanaf: in slechts negen van de 118 gemeenten werd de ziekte officieel vastgesteld. De beperkte medische zorg kon niet voorkomen dat slachtoffers verschrikkelijk leden. Inwoners vonden de ziekte angstaanjagend. Vanwege de blauwe gelaatskleur die lijders kregen, werd cholera ook wel ‘de blauwe dood’ genoemd. Door buikloop en overgeven verloren patiënten zoveel vocht dat ze stierven aan uitdroging. Was iemand het ene moment

nog kerngezond, het andere lag hij of zij in het graf. Omdat de ziekte vooral heerste onder de armste bevolking, werd zij ook wel ‘klompenziekte’ genoemd. Cholera zou nog vaker en heftiger terugkeren in Nederland. In 1848-49 was het op­nieuw raak. Dit keer had Culemborg de twijfelachtige eer om het eerste Gelderse geval te melden. In totaal overleden meer dan duizend Gelder­­ landers in 41 gemeenten en het dubbele aan­­ tal raakte ermee besmet. Vooral Hedel, Deil, Nijkerk en Arnhem werden zwaar getroffen. Na deze uitbraak begon men te vermoeden dat hygiënische maatregelen belangrijk waren. Desondanks bleven sporadische cholera­ gevallen voorkomen. De laatste grote epidemie vond plaats in 1866 en dit was ook meteen de heftigste. Voor­­ al in Utrecht en Zuid-Holland lag het sterftecijfer hoog, maar ook in Gelderland was de paniek groot. Met name in het rivierengebied maakte de ziekte veel slachtoffers. Zo overleed in Zaltbommel bijna drie procent van de gehele bevolking. Ook Arnhem werd wederom heftig getroffen. In totaal vonden in Gelderland ruim veertienhonderd mensen de blauwe dood. Later zouden nog slechts enkele choleragevallen voorkomen. Door verbeterde hygiëne en de ontdekking van de cholerabacterie in 1883 verdween de ziekte begin twintigste eeuw uit Nederland. ◼

37

Mijn Gelderland

verhaal van gelderland magazine

‘De wachter aan onze grenzen. De cholera houdt de vijand buiten de deur’ (1866, Alexander Ver Huell)

De cholera in Gelderland


interview

verhaal van gelderland magazine

Elke kaart vertelt een uniek verhaal

Marjolein Haars en Nico Willemse Foto: Jurjen Poeles

<2 pers./km2 2,5 - 5 pers./km2 5 - 10 pers./km2 10 - 20 pers./km2 20 - 30 pers./km2 30 - 40 pers./km2 40 - 50 pers./km2 50 - 75 pers./km2 75 - 100 pers./km2 Grotere nederzettingen >10.000 5.000 - 10.000 1000 - 5.000 650 - 1000

38

Voor het Verhaal van Gelderland vormden Marjolein Haars en Nico Willemse een gelegenheidsduo. Marjolein werd als cartograaf gevraagd om zo’n 60 kaarten te maken voor de boekenreeks. ‘In mijn eigen werk kwamen steeds meer kaartjes voor, die ik zelf vervaar­­ digde vanuit een combinatie tussen GIS (Geografisch Informatie Systeem) en mijn vak als illustrator. Vandaaruit raakte ik bij het Verhaal van Gelderland betrokken.’ Nico Willemse is een van de auteurs van de boeken. Hij schreef als archeoloog en aardwetenschapper mee aan het hoofdstuk over de prehistorie en groeide uit tot coördinator van het kaartmateriaal.


Al

m

er

sel

IJs

e

Ermelo Uddel/ Huneschans Deventer

Uddel

Apeldoorn Wilp Hoog Buurlo

la

nd

Loenen

er ho

Utrecht

lt

Rij me

om

n

Dorestad

L

Lienden

Geldermalsen

Tuil

Wadenoijen

Waal

Appeltern

Nijmegen

Zaltbommel

SYN

BeekUbbergen

Vreden

WEDE

Doetinchem

Winterswijk Aalten

ud e

Hoog Elten

Waal

Tiel Heerewaarden

Angerlo Wehl Didam

Beinum

R ij n

Herveld

Groenlo

Zelhem

sel IJs

Westervoort

Elst

Buren Kerk Avezaath

Delden

sel IJs

e Lin g

Ooster- Arnhem beek

Duno/ Renkum R i jn

B erkel

e

O

Buurmalsen

Rhenen/ Heimerberg

Wichmond

e e Rha Olburgen

Dieren

Ede

ek

Leesten

Waps Rhienderen

Brummen

nr Ste ald w

Kr

Lochem

Zutphen Warnsveld

Hall

ge

Harskamp

Barneveld

Fur w lde a

Voorst

En

ald

Kootwijk

ew

Voorthuizen

Berl

Putten Appel

Emmerik

Groesbeek Maas

M a as

Re

ich

swald N

R ij n s

i

er

Geldern/Pont

Duisburg

Hasselt

Kerk 700-1000

Moerasbos of veenkussen

Handelsplaats

Zandgrond

Palts

Stuwwal of plateau

Nederzetting/domein

Riviervlakte

Kleine versterking

Rivier of beek

Versterkt centrum

Buitenwater

IJzerwinningszone (klapperstenen) Bossen

Asselt

Huidige provinciegrens

0

Huidige landsgrens Elsloo

20

30km Keulen

De eerste kaart die voor Verhaal van Gelderland werd gemaakt was de openingskaart voor het hoofdstuk van Michel Groothedde over Gelderland ten tijde van het Karolingische en Ottoonse Rijk. De vormgeving van deze eerste kaart heeft in grote mate het visuele karakter van de andere kaarten in de boekenreeks bepaald.

39

verhaal van gelderland magazine

Kaarten zijn bij uitstek geschikt om het verhaal te vertellen achter getallen. Speciaal voor de auteurs van Verhaal van Gelderland is door Rozemarijn Moes informatie verzameld over de demografische ontwikkelingen in Gelderland tussen de prehistorie en het heden. Deze informatie is voor alle hoofdstukken ‘op de kaart gezet’, zoals hier voor de 18e eeuw.

10

‘Een historische boekenreeks die zo’n lang tijdsbestek beslaat, kan natuurlijk niet zon­­ der kaarten’, vertelt Marjolein Haars. ‘In het Verhaal van Gelderland zijn kaarten vanaf ca 9000 v. Chr. tot en met de huidige tijd verwerkt. Alle kaarten zijn opnieuw gemaakt, zodat ze ook allemaal op dezelfde wijze kon­­ den worden opgebouwd en gelezen.’ Tijdens het voortraject had Marjolein, samen met ontwerper Maud van Rossum, alle randvoorwaarden voor het uiterlijk van de kaarten al vastgelegd. ‘Het lettertype, de kleuren, zelfs de plek van de legenda is vooraf bepaald’, vervolgt Marjolein. ‘Zo creëer je rust en overzicht en komt de bedoeling van zo’n kaart extra goed naar voren’. Nico Willemse vult Marjolein aan: ‘We vroegen aan elke auteur: “welk Gelderland wil je laten zien? Wat moet de kaart vertellen?”’ Dat bleek nog niet zo makkelijk. Nico ontdekte dat er afstemming nodig was met de auteurs om tot kaartmateriaal te komen dat goed aansloot bij de geschreven teksten. ‘Het kiezen van de juiste invalshoek voor een kaart is echt heel anders dan voor een tekst. De meeste schrijvers hadden daar weinig ervaring mee’. ‘Hoe maak je een goede kaart? Allereerst moet je natuurlijk weten welk verhaal je met de kaart wil vertellen, daar begint alles mee’, aldus Nico. ‘Dan is er nog de kunst van het weglaten. Hoe duidelijker je de focus op je onderwerp hebt, hoe beter je kaart zal uitpak­ ken. Een kaart geeft op een andere ma­nier informatie aan de lezer, laat andere verbanden zien en maakt het visueel.’ ‘Voor mij vervulde Nico de rol van filter’, vervolgt Marjolein ‘Hij zorgde ervoor dat de schrijvers, veelal experts op hun vakgebied, een evenwicht vonden tussen diepgang en leesbaarheid van de kaarten.’ Nico onder-


verhaal van gelderland magazine

Gewonden kraal van glas

schrijft dit: ‘Soms moest ik hen overtuigen om bepaalde stokpaardjes los te laten. Ook met de infographics die in het boek staan, doorliepen we een vergelijkbaar proces. Wat laat je zien en wat vertel je erbij? Er is bijvoorbeeld een prachtige vroegmiddeleeuwse halsketting met kralen in een van de boeken opgenomen, waarbij we door middel van een klein kaartje aangeven waar ze vandaan ko­­ men. Het laat zien dat de kralen van over de hele – toen bekende – wereld afkomstig zijn. Dat geeft zoveel meer inzicht in de vroege middeleeuwen dan alleen een plaatje van die ketting.’ ‘Door opnieuw te kijken naar het verhaal wat we wilden vertellen, hebben we heel wat kaarten gemaakt die nog niet bestonden en andere een nieuw gezicht gegeven’, aldus Marjolein. ‘Zo hebben we een kaart met daarop de rampspoed in Gelderland door de tijd heen samengesteld, een met een overzicht van groeves en zandwinningsputten waar botten zijn gevonden van dieren die ooit in Geldereland geleefd hebben en zelfs een kaart met evenementen en festivals die vanaf de jaren ’50 plaatsvonden. Ook de kaarten van de Tweede Wereldoorlog zijn opnieuw gemaakt, zodat ze beter leesbaar werden en er meer eenheid werd gecreëerd in de boekenreeks. De oorspronkelijke planning van 60 kaarten, bleek al snel ontoereikend. Uiteindelijk hebben we het Verhaal van Gelderland in zo’n 140 kaarten weergegeven.’ ‘Daarmee bekleedt het Verhaal van Gelderland een unieke positie’, vertelt Nico met enige trots, ‘want bij veel historische boeken wordt gebruik gemaakt van bestaand beeldmate­ riaal. Bij deze reeks is het anders gegaan. Alle kaarten zijn maatwerk en geven daardoor diepgang aan het verhaal. En als je dan weet dat alles ook nog eens binnen een relatief

40

Millefiori- of mozaïekkraal van glas

Indo-Pacific tradewind kraal Romeinse meloenkraal van faience

Zeshoekige geperforeerde kraal

Frankische Rijk omstreeks 550 AD Lent

Kraal met laagje zilverfolie tussen twee laagjes glas

Gevouwen kraal van glas

Getrokken kraal van glas Ruwe kraal van barnsteen

Getrokken kraal met koud afgesneden rechte randen

Geperforeerde ‘mysteriekraal’ van glas

kort tijdsbestek gerealiseerd moest worden, dan wordt duidelijk wat we met het hele team hebben weten te bereiken.’ Nico heeft genoten van het samenwerken met zo’n grote groep mensen. ‘Ik vond het een feest om te zien hoe verschillend we allemaal werken. Er waren heel wat gerenommeerde schrijvers betrokken en ik kreeg echt een kijkje in de keuken. Voor veel auteurs was dit overigens eveneens een nieuwe ervaring, om met zo’n groot team aan een gezamen-


lijke boekenreeks te schrijven.’ Ook de makers zelf hebben veel geleerd van hun bijdrage aan het Verhaal van Gelderland. ‘Als je naar kaarten van Gelderland in de achttiende eeuw kijkt, dan valt direct op dat er een enorme lappendeken aan bestuursvormen bestond’, concludeert Nico. ‘Het ziet er voor ons chaotisch uit, maar de samenwerkende besturen functioneerden toch op een bepaalde manier.’ ‘Bij mij heeft het unieke verhaal van elke kaart er vooral voor gezorgd dat ik Gelderland beter heb leren

kennen en waarderen’, voegt Marjolein toe. ‘Projectleider Dolly Verhoeven heeft van dit grote en heel diverse team niet alleen goede collega’s weten te maken, maar ons ook tot een vriendengroep gesmeed,’ aldus Marjolein tot besluit. ‘In die context hebben wij allemaal het beste van onszelf kunnen geven.’ Nico voegt daaraan toe: ‘Als je weet wat je aan elkaar hebt, dan blijven de ideeën stromen. Alles is met teamwork tot stand ge­­ komen en dat zie je aan het eindresultaat.’ ◼

Spaanse herovering door Don Frederik okt. 1572 - okt. 1574

Voor alle tijdvakken zijn infographics gemaakt. Deze infographic gaat over de herkomst van kralen in een zesde-eeuwse halsketting uit Nijmegen-Lent. Gelderland maakte deel uit van het Frankische Rijk maar de kralen zijn afkomstig uit een gebied wat zich uitstrekte van de Baltische kust tot in het Midden-Oosten en India.

Staats gebied

Groningen

Leeuwarden

Spaans gebied Franeker

belegering: aug. - okt. 1573 ontzet: 8 okt. 1573

Door Spanje heroverde steden Spaans gebleven steden Staatse overwinning

Stavoren

Spaanse overwininng Belegering en ontzet door de Geuzen Belegering en overgave aan de Spanjaarden Grens Duitse Rijk

Steenwijk

belegering: dec. 1572 - juli 1573 overgave: 12 juli 1573

Enkhuizen

Alkmaar Hoorn

Grens Habsburgse Nederlanden

Kampen

Zaandam Haarlem

26 mei 1573 Haarlemmermeer

Zwolle

Amsterdam

11 okt. 1573 Zuiderzee

Naarden Leiden

Utrecht

’s-Gravenhage

Amersfoort

Deventer Zutphen

Gouda

belegering: okt. 1573 - okt. 1574 ontzet: 3 okt. 1574

Den Briel

Vlissingen

Breda

14 april 1574 Mookerheide

’s-Hertogenbosch

Duitse Rijk

Bergen op Zoom Venlo

29 jan. 1574 Reimerswaal

17 april 1573 Vlissingen Dendermonde

Oudenaarde

Mechelen

Brussel

Roermond

Diest Maastricht

Leuven

verhaal van gelderland magazine

Een aantal bestaande kaarten is in een nieuw jasje gestoken, zoals deze kaart over de veldslagen tussen Spaanse en Staatse troepen in de jaren 1572-1574. Gelderland heeft in deze opnieuw geproduceerde kaarten een meer centrale plek gekregen en de herkenbare vorm­ge­­ ving van het Verhaal van Gelderland is doorgevoerd.

Zaltbommel

Geertruidenberg

Veere Goes

belegering: 12 - 15 nov. 1572 inval: 16 nov. 1572

Buren Dordrecht

Zierikzee Middelburg

Delft

Luik

Bergen Valencijn

Frankrijk

0

40

80

120km

41


schatkamers van gelderland

verhaal van gelderland magazine

Word een tijdreiziger door het Verhaal van Gelderland

Naast het vierdelige boek is het Verhaal van Gelderland nog op talloze andere manieren te beleven, bijvoorbeeld spelenderwijs met de virtual reality-game Schatkamers van Gelderland. Een kwaadaardige tijdreiziger heeft historische objecten gestolen uit het verleden. Aan de twee spelers van het spel de belangrijke taak om professor Henry Lorens te helpen de objecten op te sporen en de Gelderse geschiedenis te herstellen. Schatkamers van Gelderland is een spel voor twee personen. Eén speler reist met de virtual reality-bril terug naar het verleden, de ander zoekt via een scherm de juiste objecten. Door samen te werken en de objecten goed te bekijken, houden de spelers zich in twintig minuten spelenderwijs bezig met archeo­ logie, geschiedschrijving en historie. Erik van Vliet, projectleider van Schatkamers van Gelderland bij Erfgoed Gelderland, is erg blij met het eindresultaat: ‘Het doel van het spel is om verhalen op een vernieuwende manier

42

te vertellen aan niet alleen de traditionele museumbezoeker, maar ook aan nieuwe bezoekers. Zo’n tweehonderd mensen zijn erbij betrokken geweest. Dat het enthou­ siast wordt ontvangen door het publiek is natuurlijk erg goed nieuws.’ De game is te spelen via een VR-booth, die rondreist langs verschillende musea en andere historische plekken in Gelderland. Kijk voor een overzicht van deze locaties op: schatkamers­vangelderland.nl.


Voor Schatkamers van Gelderland zijn zeventig objecten geselecteerd die samen een indruk geven van de historie van Gelderland, van prehistorie tot twintigste eeuw. Denk aan een schedel van een wolharige neushoorn uit de prehistorie, een grafsteen van een Romeinse soldaat of de resten van de crime scene na een Vikingaanval. Ook dagelijkse objecten zoals kannetjes, speelgoed en sieraden dragen bijzondere verhalen met zich mee. Deze geselecteerde objecten zijn aangedragen door 34 Gelderse erfgoedorganisaties. Het bijzondere van Schatkamers van Gelderland is dat het deze objecten virtueel samenbrengt in één verhaal. Spelers stappen in het verleden en kunnen de objecten in 3D beleven, zelf vastpakken en van alle kanten bekijken. Naast de virtual reality-game zijn de Schatkamer-objecten ook online te vinden op collectiegelderland.nl/schatkamers. Bezoekers van de website kunnen de objecten

Twee bezoekers spelen de virtual reality-game Schatkamers van Gelderland

via een 3D-module bekijken, en daarmee dus ook de zijdes die normaal niet vanuit een vitrine zichtbaar zijn. Daarnaast is een toegevoegde waarde van deze presentatievorm dat er extra lagen aan informatie kunnen worden toegevoegd om kleine details uit te lichten of om extra context mee te geven. Met de virtual reality-game en de online collectie beleef je het Verhaal van Gelderland op een compleet nieuwe manier. Voor Schatkamers van Gelderland werkte Erfgoed Gelderland onder andere samen met ruim 30 Gelderse erfgoedorganisaties, Het Nieuwe Kader en Provincie Gelderland. ◼ verhaal van gelderland magazine

Knipmuts (datering 1850) uit de collectie van Museum Lunteren. Scan de QR-code om het object in 3D te be­­ kijken.

43


agenda

verhaal van gelderland magazine

Verhaal van Gelderland Zomertoer

Voor actuele informatie zie: verhaalvangelderland.nl/zomertoer 18 juni

10.00-17.00 uur Apeldoorn

Prehistorie

Beleef de prehistorie bij CODA en ga met de pendelbus naar het prehistorische dorp Haps. CODA | Vosselmanstraat 299

25 juni

10.00-17.00 uur Nijmegen

Romeinen

Graaf naar het verleden van de Romeinen op de Valkhofheuvel en bezoek de historische activiteiten bij Museum Het Valkhof en De Bastei.

10.00-17.00 uur Zutphen

Vroege middeleeuwen

Duik in de tijd van de Vikingen bij Musea Zutphen, bezoek de middeleeuwse nederzetting op het ’s-Gravenhof in Zutphen of beklim de Walburgistoren. Musea Zutphen en Walburgistoren | ’s-Gravenhof

9 juli

10.00-17.00 uur Nederhemert

Late middeleeuwen & Graafschap

Foto: Edwin van de Graaf

Museum Het Valkhof, De Bastei en het Valkhofpark

2 juli

Speciaal voor de zomertoer opent kasteel Nederhemert zijn deuren. Neem een kijkje in dit bijzondere middeleeuwse kasteel. Kasteel Nederhemert | Kasteellaan 1

16 juli

10.00-17.00 uur Arnhem

Late middeleeuwen & Hertogdom

Neem een kijkje bij het monumentale stadskasteel het Duivelshuis en bezoek de crypte in de Eusebiuskerk. Eusebiuskerk en Duivelshuis | Koningstraat

23 juli

10.00-17.00 uur Groenlo

Tachtigjarige oorlog

Groenlo bereidt zich voor op de Tachtigjarige Oorlog en de Slag om Grolle met historische activiteiten voor jong en oud. Stadsmuseum Groenlo en Oude Calixtuskerk

10.00-17.00 uur Appeltern

Negentiende eeuw

Het stoomgemaal staat onder stoom. Kom kijken hoe de machines in de negentiende eeuw op volle toeren draaiden en laat je rondleiden bij Huis Appeltern. Museum De Tuut | De Tuut 1

6 augustus 10.00-17.00 uur Terschuur

Twintigste eeuw

Ontmoet de schoenmakers, schilders, boekbinders en leerlooiers uit de twintigste eeuw bij het Oude Ambachten & Speelgoed Museum. Oude Ambachten & Speelgoed Museum | Rijksweg 87

13-14 augustus 10.00-17.00 uur Vaassen

Finaleweekend

Het spectaculaire finaleweekend zit vol re-enactment, lezingen en optredens. We duiken als afsluiter nog een keer in het Verhaal van Gelderland van de prehistorie tot en met de twintigste eeuw. Kasteel Cannenburch | Maarten van Rossumplein 4

44

Foto: Patrick Davelaar

30 juli


agenda

Verhaal van Gelderland Geschiedeniscafé Voor actuele informatie zie: mijngelderland.nl/actueel 18 november

Hoe past de geschiedenis van de Betuwe in het Verhaal van Gelderland? Daar duiken we met de historische verenigingen in tijdens het geschiedeniscafé op 18 november. Het geschiedeniscafé is te gast bij Historische Kring West-Betuwe. Geldermalsen | De Pluk | Rijksstraatweg 64

25 november

Hoe past de geschiedenis van de Achterhoek in het Verhaal van Gelderland? Daar duiken we met de historische verenigingen in tijdens het geschiedeniscafé op 25 november. Het geschiedeniscafé is te gast bij Oudheidkundige Vereniging Groenlo. Locatie nog onbekend

9 december

Hoe past de geschiedenis van de Gelderse Vallei in het Verhaal van Gelderland? Daar duiken we met de historische verenigingen in tijdens het geschiedeniscafé op 9 december. Het geschiedeniscafé is te gast bij Vereniging Oud Ede. Ede | Cultura Ede | Molenstraat 45

20 januari

Hoe past de geschiedenis van het Land van Maas en Waal in het Verhaal van Gelderland? Daar duiken we met de historische verenigingen in tijdens het geschiedeniscafé op 20 januari. Het geschiedeniscafé is te gast bij Museum Tweestromenland. Locatie nog onbekend

MAAK ER EEN HISTORISCHE ZOMER VAN! REIS DOOR HET VERHAAL VAN GELDERLAND Vanaf 18 juni elke zaterdag tussen 10.00 en 17.00 uur historische

ZOMERTOER

activiteiten voor jong en oud op een bijzondere locatie in Gelderland. Kom ook naar het spetterende finaleweekend op 13 en 14 augustus bij Kasteel Cannenburch.

MEER INFO OP VERHAALVANGELDERLAND.NL/ZOMERTOER


De boeken zijn als set en apart verkrijgbaar: Verhaal van Gelderland i t/m iv set in cassette ISBN 9789024442560 | € 100,– in plaats van € 119,60

Verhaal van Gelderland i Gelderland voor het Gelderland werd van prehistorie tot 1025 ISBN 9789024442508 | € 29,90

Verhaal van Gelderland ii Gelderland als zelfstandig graafschap en hertogdom van 1025 tot 1543 ISBN 9789024442522 | € 29,90

Verhaal van Gelderland iii Gelderland als Nederlands gewest van 1543 tot 1795 ISBN 9789024442539 | € 29,90

Verhaal van Gelderland iv Gelderland in het Koninkrijk der Nederlanden van 1795 tot 2020 ISBN 9789024442553 | € 29,90

Verschijnt 10 november 2022 Bestel alvast via uw (online) boekhandel of via boomgeschiedenis.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.