6 minute read

‘Er sijpelt weleens wat door naar gene zijde…’

Een gedroomde ontmoeting met Gerard Philips. Voormalig ED-redacteur Chris Paulussen, die jarenlang voor de krant Philips volgde en qua kennis als een autoriteit mag worden beschouwd, verplaatste zich op ons verzoek in Gerard Philips. De vraag was wat voor een interview het zou opleveren als hij de 'founder' in deze tijd zou spreken...

TEKST: CHRIS PAULUSSEN | FOTO'S: EDDIE MOL

Advertisement

”U zegt het”, zegt hij en staat op. „Nu moet ik opstappen, anders ben ik niet op tijd terug.” Ik blijf in gedachten verzonken achter.

Er is een klein uur verstreken sinds ik hem voorbij zag schuifelen. Hij liep er wat verloren bij - alsof hij zichzelf en de weg kwijt was. Op mijn vraag of het wel goed met hem ging, antwoordde hij bevestigend. „Ik ben alleen wat overweldigd. Alle drukte komt hard binnen sinds ik door de poort van tachtig heen ben gerold.”

Zijn taalgebruik is al net zo gedateerd als zijn kostuum - gesoigneerd maar al een eeuwigheid uit de mode. Van mijn uitnodiging om even te gaan zitten en wat te drinken om bij te komen maakt hij dankbaar gebruik.

Ik neem hem nog eens goed op en zie een opmerkelijke gelijkenis. Hij doet me denken aan Gerard Philips - dé Gerard Philips, die ik van foto’s ken - en dat zeg ik ook tegen hem.

„U bent de eerste die mij herkent. Ach, zo wonderlijk is dat niet aangezien ik al lang weg ben uit Eindhoven. Vroeger was dat wel anders. Maar dan hebben we het over meer dan een mensenleven geleden.” misschien wat hovaardig. Laat ik het liever mijn levenswerk noemen.”

Maar…

„U wil weten hoe dat mogelijk is. Het is mij niet gepermitteerd om daarover uit te weiden.”

Maar…

„Ja, ik weet het, ik heb al jaren geleden het tijdelijke voor het eeuwige verwisseld. Maar bij hoge uitzondering mag ik even terugkeren om van dichtbij te aanschouwen wat van mijn schepping geworden is. Al klinkt ‘schepping’ in deze context

Iets anders dan. Toen u op 1 april 1922 met pensioen ging, keerde u Eindhoven rigoureus de rug toe. Veel mensen schrokken daarvan. „Het was een complex van factoren dat mij daartoe deed besluiten. Ik was 63 jaar oud en besefte dat mijn rol hier grotendeels was uitgespeeld. Mijn kennis raakte verouderd en mijn energie begon na te laten. Vergeet niet dat ik jaren had geploeterd om steeds weer betere gloeilampen te fabriceren tegen een lagere kostprijs. Dat vereiste continue uitbreiding en modernisering van het productieproces. En in het begin stond ik daar nagenoeg alleen voor. Gaandeweg kon ik de technische staf versterken met ingenieurs en onderzoekers wier kennis de mijne zeker op hun specifieke deelterreinen overtrof. Ik kon mijn pensionering aankondigen in de geruststellende overtuiging dat mijn kant van de firma, de fabrieken en het Natuurkundig Laboratorium, in meer dan bekwame handen was. Wat het overige betrof, trok mijn broer Anton steeds meer zaken naar zich toe. Hij was zestien jaar jonger en barstte nog van de energie en de ambitie. Ik moet toegeven dat ik me weleens door hem gepasseerd voelde. Misschien kwam dat niet alleen door zijn dominante karakter, maar ook doordat ik zijn tempo niet meer kon bijhouden.” aan de oplossing van technische vraagstukken. Na mijn pensionering ben ik nog tot 1939 bij de onderneming betrokken geweest als commissaris. En met mensen van mijn technische staf ben ik steeds blijven corresponderen. Dat laat onverlet dat van het misverstand - vooral in de wereld geholpen door prof. Bouman, de eerste biograaf van Anton - altijd wel iets is blijven hangen. Het zij zo.”

Na uw overlijden begin 1942 was het gedaan met de correspondentie. „Daaraan viel niet te ontkomen. Maar laat ik dan toch een tipje van de sluier oplichten. Er sijpelt wel eens wat nieuws door naar gene zijde en als dat Philips of Eindhoven betreft ben ik daar buitengewoon alert op.”

U weet dat de regio Eindhoven tegenwoordig bekend staat als Brainport en voor een schaalsprong staat?

In de jaren twintig was er opnieuw een schaalsprong. De groei werd toen vooral aangewakkerd door de leidende rol van onze firma op radiogebied. En na de Tweede Wereldoorlog herhaalde de geschiedenis zich met de televisie als drijvende kracht.”

Er waren meer redenen om uit Eindhoven te vertrekken?

„Wij vertrokken omdat ik Ton niet als gepensioneerde voor de voeten wilde lopen. Maar dat was niet het enige. Mijn vrouw Johanna en ik waren kinderloos gebleven. In plaats van voort te akkeren in Eindhoven besloten we voorrang te geven aan andere interesses. Dansles nemen, uitgaan en verre reizen maken. We verkochten onze villa Vijverhof aan de Vestdijk inclusief alle huisraad en kunst en vestigden ons in Parijs en vervolgens Cannes. Terug in Nederland kozen wij domicilie in Den Haag.”

Later is de suggestie gewekt dat u na uw vertrek nauwelijks nog interesse toonde in de onderneming. „Dat was een misvatting waaraan ik zelf ook wel enigszins debet was. Ton was als koopman de man van de publiciteit en de grote verhalen. Ik werkte liever op de achtergrond

„Dat is mij inderdaad niet ontgaan. Het is overigens niet voor het eerst dat Eindhoven voor een schaalsprong staat met alle bijkomende complicaties. Toen de omvang van onze onderneming begin vorige eeuw in enkele jaren vervijfvoudigde tot meer dan tweeduizend werknemers, had dat ook grote consequenties voor de Eindhovense samenleving. Wij trokken massaal werklieden en beambten aan uit andere delen van het land en die brachten hun eigen cultuur mee. Wij bouwden zelf woningen en zorgden voor andere zaken waarin de gemeente niet kon voorzien. We riepen een ziekenkas in het leven en een pensioenvoorziening en steunden de oprichting van ontspanningsverenigingen. Zelf kwamen wij ook van buitenaf, uit Zaltbommel, en onze progressiefliberale opvattingen werden door de gevestigde orde van conservatieve katholieken niet zonder slag of stoot geaccepteerd. Ik werd zelfs ‘roze Gerard’ genoemd.

Hoe keek u daar tegenaan?

„Met verbazing en bewondering. Zo’n wereldconcern uit de grond stampen is waarlijk geen sinecure. Als ingenieur spraken mij natuurlijk vooral de technische hoogstandjes aan. Van de bedrieglijke eenvoud van het scheerapparaat met roterende koppen tot de complexiteit van de compact disc, de elektronenmicroscopen en de chipmachines van ASML. En dat zijn maar een paar voorbeelden, die mij zo te binnen schieten.

Ik heb ook meer dan eens mijn hart vastgehouden bij de ongebreidelde groei. Vooral neef Frits - ik zie zijn standbeeld daar staan - dacht dat Philips alles kon en was niet af te remmen. Een goede jongen, hart op de juiste plaats, maar ook soms te positief wat zijn geloof in het kunnen van de onderneming betrof. Met als gevolg dat Philips op te veel borden tegelijk moest schaken: consumentenelektronica, verlichting, halfgeleiders, telecommunicatie, computers, medische systemen, industriële elektronica. Dat was qua financiën en mankracht niet op te brengen.”

Het ging ook mis.

„Ja, sinds de jaren tachtig is sprake van een voortdurende worsteling waarbij de firma alleen kan voortbestaan door opnieuw focus aan te brengen. Ik wil mijn verre opvolgers, zowel van binnen als van buiten de familie, daar niet te hard over vallen. Natuurlijk, sommige besluiten doen pijn. Zoals de opheffing van het Philips-Van der Willigenfonds, waarvoor mijn echtgenote en ik bij gelegenheid van het 25-jarig jubileum van de onderneming het startkapitaal fourneerden. Ontelbare kinderen van Philips-werknemers hebben daaruit een bijdrage ontvangen om hun studie te bekostigen. Ook in de steeds verdergaande verschuiving van het fundamentele onderzoek van het NatLab naar toegepast onderzoek in het bedrijf zou ik graag meer balans zien. En was maar wat beter gehoor gegeven aan mijn waarschuwingen om wat prudenter te zijn met overnames. Dan waren de firma wellicht veel problemen bespaard gebleven - ik denk daarbij ook aan de actuele sores met apneu-apparaten. Maar nu klink ik als een mopperpot vanuit de coulissen en dat is een rol die mij niet past. Iedere ontwikkeling moet in haar eigen tijdsgewricht worden beoordeeld. En elke generatie heeft het recht om haar eigen fouten te maken.”

Dat laatste klinkt wel heel mild. „Van nature ben ik een optimistisch mens en zie ik ook de positieve kant. Uit Philips is Brainport voortgekomen, een hightech regio met een veelbelovende toekomst. En met uw welnemen wil ik toch nog even teruggrijpen naar het verleden. Met financiële bijstand van mijn vader heb ik in 1891 Philips & Co opgezet als ‘spezialfabrik’ in gloeilampen. Door ons volledig te concentreren op de massafabricage van gloeilampen konden wij de concurrentie van machtige ondernemingen als General Electric, AEG en Siemens & Halske het hoofd bieden. Die grote concerns beschikten weliswaar over veel meer kapitaal maar moesten hun aandacht ook over veel meer

Bent u daar trots op?

„Ik wil niet pochen, maar ik overdrijf denk ik niet als ik stel dat het fundament van Brainport is gelegd in de eerste decennia van het bestaan van Philips. Met technologie - niet met koopmanschap. En ik meen in alle bescheidenheid dat ik daaraan een aardige bijdrage heb geleverd.”

Het is voortgekomen uit uw levenswerk.

„U zegt het...”

'Nog een biertje meneer?' Ik kijk de ober wat verdwaasd aan.

'U was ver weg', constateert hij, 'ik zal maar niet vragen waar'. Ik antwoord: „Ergens tussen droom en werkelijkheid.” werkterreinen verdelen. Wij hadden wat heden ten dage ‘focus’ wordt genoemd. Je zou kunnen stellen dat Philips uiteen is gegaan in een aantal ‘spezialfabriken’: ASML, NXP, Signify en Philips zelf natuurlijk. Daaromheen is een ecosysteem - ik neem die modieuze term overontstaan met kennisinstellingen en toeleverende bedrijven waarvan een aantal uit de Philips-stal komt. Zo zie ik met grote voldoening dat de machinefabriek die ik in 1909 oprichtte nog steeds bestaat als VDL ETG en een substantieel aandeel heeft in de machines van ASML. En dan is de regio ook nog een vruchtbare bodem voor jonge entrepreneurs op technisch vlak.”

Overgrootvader Nelis was in 1891 de eerste werknemer

This article is from: