4 minute read

5. De trein in de onderbuurt

veet het, er waren in de Oudestraat nog meer bakkers. Dit antwoord moest lk veel geven toen ik laatst de Urker dreven even bezocht, omdat Jo Gerssen de zeventig alweer een jaar was gepasseerd. “Je hebt Evert van Pieter Post vergeten.” Nee mensen, luister, Evert had winkel en bakkerij in Wijk 5. Dat oude huis zijn ze nu aan het slopen. Zouden ze de trap ook weer maken, of zouden ze een andere oplossing kiezen. Aan de trap kon je zien, dat het huis op de grens van de onderbuurt stond. Een beetje achteruit stonden huizen die ook (een stoep noemden we dat) een trap aan de achterkant hadden. De keuken of het achterhuis lag dus hoger dan ons huis. Het geluid uit het middelste huis klonk bij ons door. Als het warm weer was, en bij Jan van Hendrikus waren ze het eerst gereed met eten, las onze overbuur ook voor ons een kapittel uit de Bijbel, dat wij woordelijk konden verstaan. Let wel, het moest warm weer zijn en de bovendeur moest open staan. Maar daar ging het niet over, de mensen die ik sprakvonden dat ik een bakker vergeten had. Goed dan, Evert was de oom van Jelle Nentjes, de smid. Een vrijgezel, die in dat huis met die stoep woonde, werkte en sliep. Hij was niet alleen bakker, maar ook veehouder. Zijn hoofd stond onder 30 graden op z’n romp en zijn stem was hoog, net ofhij nooit de baard in zijn keel had gekregen. Er was ook een winkeltje in het huis, waar zijn zusters Jannetje en Marretje voor zorgden. Die woonden niet in het huis, maar werden elke morgen vanuit het huis aan de haven naar de winkel met de stoep en’s avonds weer naar het huis aan de haven gebracht. Dit trans¬ port gebeurde altijd met behulp van de familie. Jelle en zijn zuster Harmpje hebben in grote trouw dit jarenlang gedaan, omdat de tante’s niet zo goed ter been waren. Langzaam kwamen zij aangeschreden en ook langzaam sjokten ze s avonds weer naar het huis aan de haven, leunend op de armen van Jelle ofHarmpje. Het bijzondere van deze dagelijkse verplaatsing was, dat het elke dat op vaste tijden gebeurde; s morgens waren ze precies om acht uur boven de Zegenaarshoogte en ’s avonds passeerden zij om elfuur Wijk 6 no. 23. Dit laatste mondde erin uit dat op Urk deze tochten werden aangeduid als ‘de trein van achten en de trein van elven’. Verscheidene klokken zijn op deze tochten gesteld als toevallig het uurwerk stilstond. Mijn moeder haalde’s zaterdags om tien uur’s avonds haar brood voor de zondag. In het kamertje naast de winkel werden met de zusters de dorpse nieuwtjes behandeld en Evert verkocht er zijn resterende melk voor een vriendelijk prijsje, omdat van koeling niet was

gehoord. Ik moest dan die groene kan, beschilderd met groene motieven, naar huis brengen. Hij was barstensvol. Evert had gezegd: “Bape, ik eaw ‘m maar vol edoon, want ik wiet dat joenJan graag een bietjen melk lust. “Dit was elke zaterdag hetzelfde, alsook de hoge witte bol waarvan Evert in het bakken meester was. Er was niet geknipt, maar de lange bol had een mooie bruine korst. Van winkelsluiting wisten we nog niet. Mijn broer Harm: “Jie eawen nog een bakker in Wijk 6 vergeten.” “Nee Harm, Evert woonde niet in Wijk 6.” “Dat wiet ik wel, maar ik bedoel Fokke van Leesien.” Nee, dat wist ik Familie Van Beckhoven niet, dat Harm nog een bak¬ ker opduikelde. Fokke Post (van Leesien) liep in Urker klederdracht en droeg geen viltje ofkarpoets op zijn hoofd, maar een grote zwarte hoed met een gleuf, net zo als de orthodoxe joden. Leesien, zijn vrouw, was een schat van een mens. De winkel was kraakhelder. Leesien liep niet, maar schreed. Als kleine jongen dacht ik dat Leesien erg rijk was, omdat ze altijd zo’n mooie kant aan haar hulle had. Nee Harm, dat was voor mijn tijd, dat Fokke Post ook in Wijk 6 bakte. Zoon Gerrit ventte wel met brood, maar dit was door broerJan (tegenover de Spaarbank) gebakken. Nog even dit. In de krant las ik dat ze in Zwolle oude nederzettingen gevonden hebben en deze overblijfselen aan het opgraven zijn. Toen ik de laatste keer op Urk was, ben ik naar verschillende ginkies aan het zoeken geweest. Weg waren ze, het ginkien van ome Lord, de Jodenhoek enzovoort enzovoort. Nee, Urk van vroeger hebben ze kapot gemaakt. Laten we zorgen dat hetgeen we nu nog hebben ook bewaard wordt. Ofmoet ik in het vervolg naar Enkhuizen om oud Urk te zien?

This article is from: