ITAA-zine | Nummer 1 - Februari 2022

Page 1

-ZIN E Nummer 1 | Februari 2022

Maandelijkse uitgave – Afgiftekantoor Gent X – P409030

Aftrekbare ­autokosten en fiscale ­stimuli in de wet op de ­vergroening van de ­mobiliteit Op 3 december 2021 werd in het Belgisch Staatsblad de ‘wet van 25 november 2021 houdende fiscale en sociale vergroening van de mobiliteit’ gepubliceerd. We bespreken in deze bijdrage de bepalingen van deze wet inzake de aftrek van autokosten en inzake de fiscale stimuli voor laadinfrastructuur en CO2-emissievrije vrachtwagens. iStockphoto.com/Trygve Finkelsen.


Colofon Aftrekbare autokosten en fiscale stimuli in de wet op de vergroening van de mobiliteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Btw: wat is er nieuw in 2022?. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 Accountants, partners in business?. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 20

ITAA-zine Maandelijks tijdschrift van het ITAA (verschijnt niet in januari en juli) nr. 1/2022 ADMINISTRATIE EN REDACTIE ITAA, Emile Jacqmainlaan 135/2, B-1000 Brussel Tel.: +32 2 240 00 00 E-mail: info@itaa.be COÖRDINATIE Stéphane De Bremaeker (NL) – stephane.debremaeker@itaa.be Gaëtan Hanot (FR) – gaetan.hanot@itaa.be REDACTIECOMITÉ Stéphane De Bremaeker, Gaëtan Hanot, Johan De Coster, Chantal Demoor, Nathalie Lambot, Carine Govaert, François Lezaack, Bart Van Coile (voorzitter), Frédéric Delrue (ondervoorzitter), Eric Steghers AFBEELDINGEN iStockphoto VERTALINGEN House of Words VERANTWOORDELIJKE UITGEVER B. Van Coile, Emile Jacqmainlaan 135/2, B-1000 Brussel

iStockphoto.com/Scharfsinn86.

3

iStockphoto.com/shironosov.

iStockphoto.com/Vasyl Dolmatov.

9 20

MEDEDELING VOOR DE LEZERS De auteurs, het redactiecomité en de uitgever streven naar betrouwbaarheid van de gepubliceerde informatie, waarvoor ze echter niet aansprakelijk kunnen worden gesteld. De opinieartikelen vertegenwoordigen de inzichten en de mening van de auteurs en dus niet noodzakelijk die van het Instituut of van het redactiecomité. Het Instituut van de Belastingadviseurs en Accountants (IBA) is opgericht bij wet van 17 maart 2019. Het IBA gaat door het leven als ITAA, en is het resultaat van een fusie tussen het IAB en het BIBF. Het ITAA wordt bestuurd door een Raad en een Uitvoerend comité. Voor meer informatie: www.itaa.be. UITGEVER Wolters Kluwer België Motstraat 30, B-2800 Mechelen


3

Aftrekbare autokosten en fiscale stimuli in de wet op de vergroening van de mobiliteit Op 3 december 2021 werd in het Belgisch Staatsblad de ‘wet van 25 november 2021 houdende fiscale en sociale vergroening van de mobiliteit’ 1 gepubliceerd. We bespreken in deze bijdrage de bepalingen van deze wet inzake de aftrek van autokosten en inzake de fiscale stimuli voor laadinfrastructuur en CO2-emissievrije vrachtwagens.

Situering

Aftrek van autokosten

In de formateursnota van de regering-De Croo staat dat ‘alle nieuwe bedrijfswagens tegen 2026 broeikasgasvrij moeten zijn’. De minister van Financiën heeft in de loop van 2021 deze intentie geconcretiseerd in een wetsontwerp houdende fiscale en sociale vergroening van de mobiliteit. Dat ontwerp leidde tot de wet van 25 november 2021, die op 3 december 2021 gepubliceerd werd in het Belgisch Staatsblad.

Bedoelde auto’s, kosten en belastingplichtigen

De ‘fiscale vergroening’ bestaat uit een verstrenging van de regels voor de aftrekbaarheid van de autokosten, de introductie van enkele stimuli voor de installatie van elektrische laadstations en koolstof­emissievrije vrachtwagens, en – op advies van de sociale partners – een aantal wijzigingen inzake het mobiliteitsbudget. Die laatste wijzigingen bespreken we hier niet. Zoals de laatste jaren gebruikelijk is, heeft de fiscus al vrij snel een circulaire gepubliceerd over die wet, in de vorm van een FAQ: Circulaire 2021/C/115 van 22 december 2021 2 .

1 2 3 4 5 6

De auto’s waarvan de aftrekbaarheid van de kosten wordt gewijzigd, zijn die waarvan de aftrekbaarheid nu al beperkt is. Het gaat om personenauto’s in de ruime zin van het woord; dus om personenwagens zoals die gedefinieerd worden in artikel 65 van het WIB 19923: personenauto’s, auto’s voor dubbel gebruik en minibussen, m.u.v. deze die uitsluitend gebruikt worden voor bezoldigd vervoer van personen, inclusief de lichte vrachtauto’s die bedoeld worden in artikel 4, §3, van het WIGB4 . Sommige personenauto’s en sommige kosten vallen niet onder de beperking 5: • voertuigen die uitsluitend gebruikt worden voor een taxidienst of voor verhuring met bestuurder en die op grond daarvan vrijgesteld zijn van de verkeersbelasting op de autovoertuigen, en voertuigen die uitsluitend aan derden worden verhuurd (deze uitzondering geldt voor alle duidelijkheid voor het taxibedrijf

of de autoverhuurder, niet voor de taxigebruiker of huurder); • voertuigen die in erkende autorijscholen uitsluitend gebruikt worden voor praktisch onderricht en die daartoe speciaal zijn uitgerust; en • kosten die aan derden worden doorgerekend, mits deze kosten uitdrukkelijk en afzonderlijk op factuur zijn vermeld. Deze uitzonderingen gelden tot en met 31 december 2025. De belastingplichtigen waarvoor de wijzigingen gelden, zijn al diegenen die beroepskosten voor het gebruik of de terbeschikkingstelling van een personenauto bewijzen.

Gespreid in de tijd De wijzigingen van de aftrekbeperking worden gespreid in de tijd, afhankelijk van, enerzijds, de datum waarop de auto wordt gekocht, geleased of gehuurd, en, anderzijds, het aanslagjaar verbonden aan het belastbaar tijdperk – dus voor ondernemingen: het boekjaar waarin de autokosten worden gedaan of gedragen 6 . In wat volgt zetten we de regels uiteen aan de hand van het tijdstip waarop de

Wet van 25 november 2021 houdende fiscale en sociale vergroening van de mobiliteit, B.S. 3 december 2021. Circ. 2021/C/115 over fiscale vergroening van de mobiliteit, 22 december 2021. Art. 65 WIB 1992. Art. 4, §3 WIGB. Art. 66, §2 WIB 1992. Een gedetailleerde samenvattende tabel vindt u in Circulaire 2021/C/115, nr. 1.6.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2022


4 auto wordt aangekocht, geleased of gehuurd. Merk op dat voor de aangekochte auto’s niet de leveringsdatum, maar wel de datum van bestelling als aankoopdatum wordt beschouwd. Dat is in het voordeel van de belastingplichtige, aangezien de aftrekbeperking in de loop van de tijd strenger wordt. In het geval van een leasing of huur zal er gekeken worden naar de datum van het contract7.

Auto’s aangekocht, geleased of gehuurd vóór 1 juli 2023 Voor de overgrote meerderheid van de personenauto’s die werden of zullen worden gekocht, geleased of gehuurd vóór 1 juli 2023, verandert er niets, en dat blijft zo voor hun volledige levensduur. Het aftrekbaar percentage van de kosten van deze auto’s is in principe gelijk aan het resultaat van de zogenaamde ‘gramformule’. Het aftrekpercentage is daarbij gelijk aan: 120% – (0,5 x brandstofcoëfficiënt x gram CO2/km), waarbij de brandstofcoëfficiënt 1 bedraagt voor dieselvoertuigen, 0,95 voor benzine- of lpg-wagens en 0,90 voor auto’s op cng met minder dan 12 pk8 . Hierbij passen nog de volgende preciseringen: • Voor auto’s met een CO2-uitstoot van 200 g/km of meer geldt de gramformule niet en zijn de kosten forfaitair aftrekbaar voor 40%. • Voor auto’s met een CO2-uitstoot van minder dan 200 g/km zijn de kosten voor ten minste 50% aftrekbaar (75% in de personenbelasting

voor auto’s aangeschaft vóór 1 januari 2018) en voor maximaal 100%. • Voor zogenaamde fake hybrides9 die sinds 1 januari 2018 gekocht, geleased of gehuurd werden of worden, moet er rekening worden gehouden met de CO2-uitstoot van het overeenstemmende voertuig dat voorzien is van een motor die uitsluitend gebruik maakt van dezelfde fossiele brandstof, of als er geen overeenstemmend voertuig bestaat, moet de uitstootwaarde vermenigvuldigd worden met 2,5. De enige wijziging is dat bij plug-inhybrides – fake of niet – die worden aangeschaft of gehuurd vanaf 1 januari 2023, de benzine- of dieselkosten, toepasselijk vanaf aanslagjaar 2024 voor de boekjaren die ten vroegste op 1 januari 2023 beginnen, maar voor 50% aftrekbaar zullen zijn10 .

Auto’s aangekocht, geleased of gehuurd van 1 juli 2023 tot met 31 december 2025 Voor personenauto’s die CO2 uitstoten – zowel diegene die enkel een verbrandingsmotor hebben, als hybrides – die aangekocht, geleased of gehuurd worden van 1 juli 2023 tot en met 31 december 2025, wordt de aftrekbaarheid van de kosten geleidelijk verminderd. Die vermindering gaat wel pas in voor de kosten die gemaakt worden vanaf 1 januari 2025 en vanaf aanslagjaar 2026, voor de boekjaren die ten vroegste op 1 januari 2025 beginnen. Voor de kosten gemaakt van 1 juli 2023 tot en met 31 december 2024 (voor vennootschappen met een boekjaar dat gelijk is aan het kalenderjaar11)

7 8 9

verandert er dus voorlopig niets en wordt het aftrekbaar percentage van de kosten nog berekend zoals bij de auto’s die vóór 1 juli 2023 werden aangekocht, geleased of gehuurd. Voor de kosten gemaakt vanaf 1 januari 2025 en aanslagjaar 2026, voor de boekjaren die ten vroegste op 1 januari 2025 beginnen, wordt het aftrekbaar percentage wel nog enkele jaren volgens de gramformule berekend, maar wordt het resultaat van die formule begrensd. Voor aanslagjaar 2026 (boekjaar 2025 of 2025-2026) is maximaal 75% van de kosten aftrekbaar. Voor aanslagjaar 2027 (boekjaar 2026 of 2026-2027) is dat 50% en voor aanslagjaar 2028 (boekjaar 2027 of 2027-2028) is dat 25% 12 . Bovendien wordt het minimale aftrekpercentage van 40% afgeschaft. Vanaf 1 januari 2028 en aanslagjaar 2029, voor de boekjaren vanaf ten vroegste 1 januari 2028, zijn de kosten van de tussen 1 juli 2023 en 31 december 2025 aangeschafte of gehuurde auto’s die CO2 uitstoten, helemaal niet meer aftrekbaar13 De kosten van elektrische en andere CO2-vrije auto’s die worden aangekocht, geleased of gehuurd tot en met 31 december 2025, blijven voor 100% aftrekbaar, en dat voor de volledige levensduur van de auto.

Auto’s aangekocht, geleased of gehuurd vanaf 1 januari 2026 Voor auto’s met CO2-uitstoot die aangekocht, geleased of gehuurd worden vanaf 1 januari 2026 zijn er géén kosten meer aftrekbaar.

Circ. 2021/C/115, nr. 1.6. Art. 66 §1, 1-2 WIB 1992. Dat zijn oplaadbare hybrides met een elektrische batterij die een energiecapaciteit heeft van minder dan 0,5 kWh per 100 kilogram van het wagengewicht of die een uitstoot hebben van meer dan 50 g CO2/km. 10 Art. 66, §1, nieuw lid 4 WIB 1992. 11 Voor vennootschappen met een gebroken boekjaar geldt dit tot en met de balansdatum, in 2015, van het boekjaar 2014-2015. 12 Art. 66 §1, 3 WIB 1992 voor het aanslagjaar 2026 en nieuw art. 555 WIB 1992 vanaf aanslagjaar 2027. 13 Art. 66 §1 en nieuw art. 550 WIB 1992, zoals van toepassing vanaf aanslagjaar 2029.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2022


5

iStockphoto.com/RS-Studios.

Voor auto’s die geen CO2 uitstoten en die aangekocht, geleased of gehuurd worden in 2026, blijven de kosten voor de hele levensduur volledig aftrekbaar. Voor CO2-vrije auto’s die vanaf 1 januari 2027 worden aangekocht, geleased of gehuurd, zal de aftrek wel stapsgewijs worden verminderd. Het aftrekpercentage bedraagt respectievelijk 95%, 90%, 82,5%, 75% en 67,5% (voor de volledige levensduur van de auto) wanneer de auto’s worden aangekocht, geleased of gehuurd in 2027, 2028, 2029, 2030 en vanaf 1 januari 2031.

Aftrekbeperking en voordeel van alle aard Wanneer een onderneming een auto waarvan de kosten onder de aftrekbeperking voor privégebruik vallen, ter beschikking stelt aan een

werknemer, een bedrijfsleider of een andere derde, mogen de te beperken kosten eerst verminderd worden met het belastbaar voordeel van alle aard dat eruit voortvloeit op naam van deze derde en/of de eigen bijdrage in het voordeel van die derde 14 . Merk op dat deze wijziging, die al van toepassing is vanaf aanslagjaar 2022, dus al voor het voorbije boekjaar 2021, zowel in het voordeel, als in het nadeel van de belastingplichtige is. In het voordeel van de belastingplichtige is dat de fiscus nu niet langer kan betwisten dat de te beperken autokosten ook met de eigen bijdrage voor het voordeel van alle aard mogen worden verminderd15 . In het nadeel van de belastingplichtige is dat de te beperken autokosten niet langer mogen worden verminderd met de werkelijke kosten die betrekking hebben op het privégebruik, zoals de fiscus tot nu

toe aanvaardde 16 , en dat was, vooral bij een groot privégebruik, meestal interessanter dan een vermindering met het bedrag van het voordeel van alle aard.

Forfaitaire beroepskost voor woon-werkverkeer Belastingplichtigen in de personenbelasting die hun werkelijke beroepskosten bewijzen, kunnen de kosten voor hun woon-werkverplaatsingen in aftrek brengen voor een forfaitair bedrag van 0,15 euro per kilometer. Vanaf 1 januari 2026 en van toepassing vanaf aanslagjaar 2027, voor de boekjaren die ten vroegste op 1 januari 2026 beginnen, blijft deze forfaitaire aftrek enkel behouden voor: • de auto’s zonder CO2-uitstoot;

14 Gewijzigd art. 66 §3, 3° WIB 1992. 15 De wet werd dus aangepast aan de Cassatierechtspraak (Cass., 25 juni 2020 en 8 januari 2021). 16 Circ. AAFisc nr. 30/2014 (nr. Ci.RH.243/633.725), 15 juli 2014.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2022


6 • de auto’s met CO2-uitstoot die vóór 1 juli 2023 werden of worden aangekocht, geleased of gehuurd; en • de auto’s met CO2-uitstoot die van 1 juli 2023 tot en met 31 december 2025 worden aangekocht, geleased of gehuurd – maar enkel zolang de kosten aftrekbaar zijn, dus tot en met aanslagjaar 202817.

Aftrek van kosten van laadstations De kosten van elektrische laadstations worden niet langer als autokosten beschouwd. De kosten van laadstations die aangekocht, geleased of gehuurd worden tot en met 31 december 2029 zijn volledig aftrekbaar, ongeacht het aftrekpercentage voor de auto’s die ervan gebruikmaken en ongeacht het type voertuig: elektrisch of hybride. De aftrek wordt wel beperkt tot 75% voor de laadstations die aangekocht, geleased of gehuurd worden vanaf 1 januari 2030, om in overeenstemming te zijn met de vanaf dat jaar geldende aftrekbeperking voor de kosten van elektrische auto’s18 .

Fiscale stimuli voor laadstations en CO2-emissievrije vrachtwagens

(vennootschappen en zelfstandigen) in zogenaamde intelligente elektrische laadstations, die publiek toegankelijk zijn en die in nieuwe staat zijn verkregen of tot stand gebracht19 . Een laadstation is ‘intelligent’ als de laadtijd en het laadvermogen gestuurd worden door een energiebeheerssysteem. Een laadstation wordt als ‘publiek toegankelijk’ beschouwd als het ten minste gedurende de gangbare openingstijden, dan wel de sluitingstijden van de onderneming, vrij toegankelijk is voor elke derde én het laadstation binnen de door de Koning vastgestelde termijn aangemeld werd bij de FOD Financiën. De bijkomende kosten, die mee geactiveerd kunnen worden, zijn volgens de fiscus: de vervoerkosten, de installatiekosten (bv. de kosten van plaatsing, montage, aansluiting op de energiebronnen, de bekabelingswerken, …), de kosten van studies en expertise, en de kosten van de aanschaf en installatie van één of meer elektriciteitscabines die nodig zijn voor de werking van de laadstations. De kosten die verband houden met de aanschaf en plaatsing van een huisbatterij, worden hier volgens de fiscus niet bedoeld 20 .

Verhoogde afschrijvingen voor intelligente publieke laadstations

Deze maatregel is overigens tijdelijk. De afschrijvingen van de in aanmerking komende laadstations zijn voor 200% aftrekbaar als de investeringen worden gedaan in de periode van 1 september 2021 tot en met 31 december 2022. Ze zijn voor 150% aftrekbaar als de investeringen gebeuren in de periode van 1 januari 2023 tot en met 31 augustus 2024.

Er geldt een verhoogde kostenaftrek voor de afschrijvingen van investeringen – inclusief sommige bijkomende kosten – door ondernemingen

Verder zijn er nog deze aandachtspunten: • De maatregel geldt slechts voor laadstations die lineair worden afgeschreven over ten minste vijf

17 18 19 20 21

Art. 66, gewijzigde §4 WIB 1992. Art. 66, nieuwe §6 WIB 1992. Nieuw art. 64quater WIB 1992. Circ. 2021/C/115, nr. 2.3. Circ. 2021/C/115, nr. 2.4.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2022

jaar. De fiscus merkt op dat dit een minimumtermijn is en dat in het algemeen een termijn van tien jaar kan worden aanvaard als de normale gebruiksduur voor een laadpaal 21 . • De verhoogde aftrek is ten vroegste van toepassing vanaf het aanslagjaar verbonden aan het boekjaar in de loop waarvan het laadstation operationeel en publiek toegankelijk wordt, en voor de aanslagjaren daarna slechts als het laadstation het hele boekjaar publiek toegankelijk blijft – situaties van ontoegankelijkheid buiten de wil van de onderneming om worden buiten beschouwing gelaten. Wanneer een onderneming beslist om het laadstation niet meer open te stellen voor het publiek, kan zij geen aanspraak meer maken op de verhoogde aftrek voor het betrokken boekjaar. Wordt het laadstation in een later boekjaar opnieuw publiek toegankelijk gemaakt, dan kan de onderneming terug aanspraak maken op de verhoogde aftrek als het laadstation gedurende dat hele boekjaar publiek toegankelijk was. • De afschrijvingen die aanvaard worden bovenop de aanschaffings- of beleggingswaarde van de laad­ stations, komen niet in aanmerking voor het bepalen van de latere meer- of minderwaarden op die laadstations. De fiscale nettowaarde van het laadstation is dus de aanschaffingswaarde, verminderd met de fiscaal aangenomen afschrijvingen, berekend tegen 100%, en niet tegen 200% of 150%. • Als een intelligent publiek laadstation deel uitmaakt van een netwerk van laadstations die niet aan de voorwaarden voor de verhoogde aftrek voldoen, dan kan volgens de fiscus de verhoogde aftrek toch toegepast worden op het intelligente laadstation als de gemeenschappelijke kosten worden uitgesplitst


7 over de verschillende betrokken laadstations22 . • De verhoogde aftrek kan worden gecombineerd met subsidies, maar niet met de investeringsaftrek voor elektrische laadinfrastructuur.

Investeringsaftrek voor koolstofemissievrije vrachtwagens en tank- en laadinfrastructuur voor die vrachtwagens De ‘vergroeningswet’ voert een investeringsaftrek in voor koolstof­ emissievrije vrachtwagens en de tank- en laadinfrastructuur voor die koolstof­emissievrije vrachtwagens23 . Drie soorten investeringen komen voor deze aftrek in aanmerking: koolstofemissievrije vrachtwagens,

22 23 24 25

tankinfrastructuur voor blauwe, groene en turquoise waterstof voor koolstofemissievrije vrachtwagens en elektrische laadinfrastructuur voor koolstofemissievrije vrachtwagens. De investeringsaftrek geldt voor ondernemingen – vennootschappen en zelfstandigen – behalve, zoals bij alle investeringsaftrekken 24 , voor de zelfstandigen van wie de winsten of baten bepaald worden volgens forfaitaire grondslagen van aanslag waarin de afschrijvingen forfaitair zijn opgenomen. Wanneer de afschrijvingen gedeeltelijk forfaitair in die grondslagen zijn opgenomen en ze gedeeltelijk individueel worden vastgesteld, is de investeringsaftrek wel van toepassing op de vaste activa waarvan de afschrijvingen individueel aftrekbaar zijn 25 .

Verder wordt de aftrek maar toegestaan als: • de belastingplichtige geen achterstallige schulden heeft bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid; • hij op de laatste dag van het boekjaar waarin de vaste activa zijn verkregen of tot stand gebracht, niet kon worden aangemerkt als een onderneming in moeilijkheden; • hij geen bevel tot terugvordering heeft uitstaan ingevolge een besluit van de Europese Commissie dat een door België verleende steun ‘als onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt’ verklaarde; • hij voor de vaste activa geen gewestelijke steun heeft gevraagd, tenzij de gewestelijke steunregeling waarborgt dat de cumulatie van federale en gewestelijke steun niet tot gevolg heeft dat de door de Europese

Circ. 2021/C/115, nr. 2.7. Art. 69, §1, 1, 2° nieuwe e) WIB 1992. Art. 74 WIB 1992. Circ. 2021/C/115, nr. 3.2.

iStockphoto.com/Scharfsinn86.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2022


8 Commissie toegelaten maximale steunintensiteit overschreden wordt. Wat de activa betreft, gelden de gewone voorwaarden voor de investeringsaftrek. De activa moeten dus in nieuwe staat zijn verkregen of tot stand gebracht; ze moeten in België voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt; enz. Het tarief van de aftrek, toegepast op de aanschaffings- of beleggingswaarde van de investeringen, bestaat uit een basispercentage en een aanvullend percentage. Het basispercentage is afhankelijk van de evolutie van de index van de consumptieprijzen en kan fluctueren tussen 3,5% en 10,5%. Dat basispercentage wordt vervolgens verhoogd met 10 percentpunten, en daarna nogmaals met: • 21,5 percentpunten, voor de vaste activa die zijn verkregen of tot stand gebracht in 2022 of 2023; • 16 percentpunten, voor de vaste activa die zijn verkregen of tot stand gebracht in 2024; • 10,5 percentpunten, voor de vaste activa die zijn verkregen of tot stand gebracht in 2025; • 5 percentpunten, voor de vaste activa die zijn verkregen of tot stand gebracht in 2026; en • 0 percentpunten, voor de vaste activa die zijn verkregen of tot stand gebracht vanaf 2027. De aftrek is beperkt tot 60 miljoen euro.

Belastingvermindering voor laadstations in of nabij de woning De ‘vergroeningswet’ bevat ook een belastingvermindering in de personenbelasting die particulieren moet aanmoedigen om thuis een laadstation voor elektrische auto’s te installeren 26 .

Die belastingvermindering geldt voor de door de belastingplichtige werkelijk betaalde uitgaven (inclusief de btw) voor de aankoop in nieuwe staat en plaatsing van een laadstation, voor de keuring van de installatie, en – op voorwaarde dat er effectief geïnvesteerd wordt in de aankoop van een laadstation – voor de verzwaring van de elektriciteitsinstallatie van één naar drie fasen 27. Een door de belastingplichtige zelf geplaatst laadstation komt dus niet in aanmerking. Uitgaven die als werkelijke beroepskosten in aanmerking zijn genomen 28 , die recht geven op de investeringsaftrek of die door de werkgever van de belastingplichtige of de rechtspersoon waarvan de belastingplichtige bedrijfsleider is, als kosten eigen aan de werkgever of vennootschap worden terugbetaald, zijn uitgesloten van de belastingvermindering. Het laadstation moet worden geplaatst in, of in de onmiddellijke nabijheid van de woning waar de belastingplichtige zijn fiscale woonplaats heeft op 1 januari van het aanslagjaar waarvoor de belastingvermindering wordt gevraagd. De beoordeling gebeurt dus niet op het tijdstip van de plaatsing van het laadstation of de betaling. Het is bovendien niet vereist dat de belastingplichtige eigenaar of vruchtgebruiker is van de woning waarin of waarbij het laadstation wordt geplaatst; huurders kunnen dus ook aanspraak maken op de belastingvermindering. Wanneer de uitgaven gemeenschappelijk worden gedaan door de mede-eigenaars, moeten ze wel verdeeld worden volgens ieders eigendomsaandeel29 . Het laadstation moet aan de volgende voorwaarden voldoen: • Het moet een intelligent laadstation zijn; de laadtijd en het laadvermogen

moeten dus gestuurd worden door een energiebeheerssysteem. • Het laadstation mag enkel groene stroom gebruiken. • De installatie moet goedgekeurd zijn door een erkend keuringsorganisme. De belastingvermindering geldt voor de uitgaven die betaald werden of worden vanaf 1 september 2021 tot en met 31 augustus 2024, en kan slechts voor één belastbaar tijdperk worden toegepast. Het bedrag waarvoor de vermindering wordt verleend, kan niet meer bedragen dan 1.500 euro per laadstation en per belastingplichtige. Dat bedrag wordt niet geïndexeerd. Het tarief van de belastingvermindering bedraagt 45% voor de betalingen vanaf 1 september 2021 tot en met 31 december 2022, 30% voor de uitgaven in 2023 en 15% voor de uitgaven vanaf 1 januari 2024 tot en met 31 augustus 2024. In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt de vermindering evenredig omgedeeld in functie van het aandeel van elk van beide echtgenoten in het totaal van de belaste inkomsten. De belastingplichtige moet de volgende bewijsstukken ter beschikking houden van de fiscus: • de facturen van de bedoelde uitgaven (mét vermelding van het adres waarop het laadstation is geplaatst); • het bewijs van betaling van de uitgaven; • de bewijsstukken die toelaten vast te stellen dat het laadstation een intelligent laadstation is en het laadstation alleen groene stroom gebruikt; en • het keuringsattest. Felix Vanden Heede Fiscaal jurist

26 Nieuw art. 14550 WIB 1992. 27 Circ. 2021/C/115, nr. 4.2. 28 Wanneer de belastingvermindering voor een bepaald jaar werd verleend en het laadstation later beroepsmatig wordt gebruikt, moet de vermindering niet teruggenomen worden; die blijft dus verworven. 29 Circulaire 2021/C/115, nr. 4.12.4 bevat enkele cijfervoorbeelden.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2022


9

Btw: wat is er nieuw in 2022? 1 januari brengt telkens een lading nieuwe en gewijzigde regels met zich mee. De btw vormt daarop geen uitzondering. Dit jaar vestigen wij de aandacht op de volgende nieuwe maatregelen: (1) de afschaffing van het attest van de afnemer voor de toepassing van het verlaagd tarief voor bepaalde werken in onroerende staat, (2) de afschaffing van de btw-vrijstelling bij vervoer dat verband houdt met de uitvoer van goederen buiten de Europese Unie en (3) de belastingheffing op, en de vrijstelling van btw voor bepaalde medische en paramedische prestaties.

1. Verlaagd tarief voor bepaalde werken in onroerende staat aan privéwoningen: afschaffing van het attest van de afnemer 1.1. Vóór 1 januari 2022 Om het verlaagd tarief te kunnen genieten voor bepaalde werken in onroerende staat, was een attest van de afnemer nodig waarin deze verklaarde dat een aantal voorwaarden voor de toepassing van het verlaagd tarief vervuld waren. Dat attest was van cruciaal belang. Door het attest werd de dienstverlenende onderneming ontheven van haar aansprakelijkheid voor de juiste toepassing van het btw-tarief. Van alle voorwaarden voor de toepassing van het verlaagd tarief konden sommige elementen immers alleen door de afnemer zelf geattesteerd worden, zoals: de leeftijd van het gebouw, de beslissing om het gebouw na de uitvoering van de werken te gebruiken als privéwoning, of de hoedanigheid van de eindgebruiker. Als – bovenop de voorwaarden die geattesteerd werden door de afnemer – niet aan alle voorwaarden voor de toepassing van het verlaagd tarief voldaan was (bijv. op het vlak van de aard van de werken – zwembad, sauna, schoonmaak, enz.), bleef de aannemer aansprakelijk. De verantwoordelijkheid voor de juiste toepassing van het btw-tarief werd dus gedeeld tussen de aannemer en zijn klant. Er bestond echter geen gestandaardiseerd attest en het administratief beheer ervan was soms bijzonder omslachtig:

1

soms was er geen attest of ontbrak er informatie, de papieren formulieren moesten bewaard worden, enz.

1.2. Vanaf 1 januari 2022 Vermelding op de factuur Met ingang van 1 januari 2022 voorziet de wetgeving in de vervanging van de attesten van de afnemers door een uitdrukkelijke vermelding op de facturen van de aannemers1 . De vervanging van de attesten van de afnemers door een passende verklaring op de facturen heeft met name betrekking op de volgende situaties van tabel A van het koninklijk besluit nr. 20: • rubriek XXXI: Werk in onroerende staat met betrekking tot privéwoningen • rubriek XXXII: Privéwoningen voor gehandicapten • rubriek XXXIII: Instellingen voor gehandicapten, en • rubriek XXXVIII: Renovatie en herstel van privéwoningen (Omvorming, renovatie, rehabilitatie, verbetering, herstelling of onderhoud, met uitsluiting van reiniging, van het geheel of een deel van een woning). Bijgevolg moeten de uitdrukkelijke vermeldingen op de facturen van de ondernemingen voldoen aan verschillende eisen, naargelang de situatie. De facturen moeten dus aangepast worden, onder meer wat de vermelding van de leeftijd van de woning betreft, de bestemming ervan, de specifieke voorwaarden, enz. Als voorbeeld citeren wij hierna de formulering die in het kader van rubriek XXXI (‘Werk in onroerende staat met betrekking tot privéwoningen’) op de facturen moet worden gebruikt ter vervanging van het attest van de afnemer:

Wet van 27 december 2021 houdende diverse bepalingen inzake belasting over de toegevoegde waarde, B.S. 31 december 2021 (hoofdstuk 12); Err. B.S. 10 februari 2022; en koninklijk besluit van 27 december 2021 tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 2, 4, 6, 10, 19 en 22 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde, B.S. 31 december 2021; en Err. B.S. 10 februari 2022.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2022


10 Btw-tarief: Bij gebrek aan schriftelijke betwisting binnen een termijn van één maand vanaf de ontvangst van de factuur, wordt de klant geacht te erkennen dat (1) de werken worden verricht aan een woning waarvan de eerste ingebruikneming heeft plaatsgevonden in een kalenderjaar dat ten minste vijftien jaar voorafgaat aan de datum van de eerste factuur met betrekking tot die werken, (2) de woning, na uitvoering van die werken, uitsluitend of hoofdzakelijk als privéwoning wordt gebruikt en (3) de werken worden verstrekt en gefactureerd aan een eindverbruiker. Wanneer minstens één van die voorwaarden niet is vervuld, zal het normale btw-tarief van 21% van toepassing zijn en is de afnemer ten aanzien van die voorwaarden aansprakelijk voor de betaling van de verschuldigde belasting, interesten en geldboeten. De uitdrukkelijke vermeldingen, aangepast aan de specifieke situaties van de toepasselijke rubrieken van tabel A van het koninklijk besluit nr. 20, moeten systematisch opgenomen worden op de facturen die aan de klanten worden uitgereikt. Ongeacht of die facturen betrekking hebben op eenzelfde werf, dan wel op verschillende werven. Met dien verstande dat de voorwaarden voor de toepassing van het verlaagd tarief per werf vervuld moeten worden.

Ontheffing van aansprakelijkheid Bovendien verduidelijkt de wet: Behoudens samenspanning tussen de partijen, is de dienstverrichter ontslagen van de aansprakelijkheid ten aanzien van de in ... (n.v.d.r. wettelijke bepalingen) bedoelde voorwaarden betreffende de vaststelling van het tarief, wanneer de afnemer de factuur niet schriftelijk betwist overeenkomstig ... (n.v.d.r. de wettelijke bepalingen) 2 .

Overgangstermijn De wetteksten voorzien in een overgangsperiode van zes maanden, waarin men nog gebruik kan maken van de vroegere attesten van de afnemers. Die termijn is bedoeld om de aannemers tot 30 juni 2022 de gelegenheid te geven om hun interne procedures aan te passen, onder meer op het vlak van facturering.

2 3 4 5 6 7

2. Afschaffing van de btw-vrijstelling voor vervoer dat rechtstreeks verband houdt met uitvoer 2.1. Belgische wetgeving Artikel 41, §1, 3° van het Btw-Wetboek 3 bepaalt dat van btw zijn vrijgesteld: diensten die rechtstreeks verband houden met de uitvoer van goederen vanuit België of vanuit een andere lidstaat buiten de Gemeenschap. Deze bepaling is gebaseerd op artikel 146, 1, e) van de Europese Facturatierichtlijn (richtlijn 2006/112/EG) 4 .

2.2. Europees Hof van Justitie In zijn arrest C-288/16 5 oordeelde het Hof van Justitie dat de vrijstelling die van toepassing is op een vervoer van goederen dat rechtstreeks verband houdt met uitvoer, alleen kan worden toegepast in de rechtstreekse relaties tussen (enerzijds) de vervoerder en (anderzijds) de afzender of ontvanger van de uit te voeren goederen. België past de vrijstelling echter ook toe op de vervoerdiensten die door onderaannemers worden verricht.

2.3. Standpunt van de administratie Door een combinatie van Circulaire 2021/C/96 6 en Circulaire 2021/C/1017 verduidelijkt de administratie nu dat ze zich voegt naar bovengenoemd arrest van het Europees Hof, maar dat ze uitstel verleent voor de restrictieve toepassing ervan. Terwijl in Circulaire 2021/C/96 de beperkte reikwijdte van de vrijstelling wordt beschreven en er wordt bepaald dat het nieuwe regime in werking treedt op 1 januari 2022, wordt de toepassing ervan in de latere Circulaire 2021/C/101 uitgesteld tot 1 april 2022, om de betrokken belastingplichtigen de mogelijkheid te bieden zich in regel te stellen.

2.4. Voor welke afzenders of ontvangers? Voortaan is de vrijstelling van vervoerdiensten die rechtstreeks verband houden met de uitvoer van goederen uitsluitend van toepassing op de relaties tussen de vervoerder

Rubriek XXXI, §1, tweede lid, rubriek XXXII, §1, tweede lid, rubriek XXXIII, tweede lid en rubriek XXXVIII, §1, tweede lid van tabel A van Btw-KB nr. 20. Art. 41, §1, 3° WBTW. Richtlijn 2006/112/EG van 28 november 2006 van de Raad betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, Pb. L347, 11 december 2006. HvJ 29 juni 2017, nr. C-288/16, „L.Č.” IK tegen Valsts ieņēmumu dienests. Circ. 2021/C/96 betreffende de btw-vrijstelling voor vervoerdiensten die rechtstreeks verband houden met een uitvoer van goederen, 27 oktober 2021. Circ. 2021/C/101 betreffende de btw-vrijstelling voor vervoerdiensten die rechtstreeks verband houden met een uitvoer van goederen. Addendum bij Circulaire 2021/C/96, 22 november 2021.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2022


11

iStockphoto.com/Smederevac.

enerzijds, en de afzender of de ontvanger van de goederen anderzijds. Concreet kan de afzender of ontvanger hier zijn: • de verkoper of de koper van de uit te voeren goederen • de eigenaar, de huurder of de ontlener van de uit te voeren goederen • de maakloonwerker die goederen uitvoert om ze een herstelling, bewerking, verwerking of aanpassing te laten ondergaan • de persoon die goederen uitvoert die hij op zicht, op proef of in consignatie had ontvangen, of • de persoon die goederen wederuitvoert nadat ze door hem zijn hersteld, bewerkt, verwerkt of aangepast. Als een dienstverrichter het vervoer na 31 maart 2022 uitbesteedt, kan de factuur dus niet meer vrijgesteld worden van btw op grond van artikel 41, §1, 3°, van het Btw-Wetboek.

3. Belastingheffing op en vrijstelling voor (para)medische diensten 3.1. Vanaf 1 januari 2022 3.1.1. Beroepsbeoefenaars volgens artikel 44 van het Btw-Wetboek De vrijstelling van artikel 44, §1 van het Btw-Wetboek8 voor personen die, in het kader van hun beroep of praktijk,

medische verzorging verrichten 9 , luidt vanaf 1 januari 2022 zoals hierna wordt beschreven. De titels ‘Eerste categorie’ en ‘Tweede categorie’, die hier worden gebruikt, komen als zodanig niet voor in de wet, maar wij gebruiken ze om de twee groepen beroepsbeoefenaars beter van elkaar te kunnen onderscheiden, aangezien de toepassing van de vrijstelling voor beide groepen op andere criteria berust.

3.1.2. Eerste categorie van beroepsbeoefenaars § 1: Van de belasting zijn vrijgesteld, de medische verzorging verricht door de volgende personen in het kader van hun beroep of praktijk: 1° de beoefenaars van één van de beroepen bedoeld in de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen en de beoefenaars van de praktijken bedoeld in artikel 2, §1, 2°, tweede lid, van de wet van 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen10; (...) De vrijstelling bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op de diensten die betrekking hebben op ingrepen en behandelingen zonder therapeutisch doel’11 .

8 9

Art. 44, §1, WBTW. Wet van 11 juli 2021 tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde wat de vrijstelling van de belasting inzake medische verzorging betreft, B.S. 20 juli 2021; en koninklijk besluit van 27 december 2021 tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 2, 4, 6, 10, 19 en 22 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde, B.S. 31 december 2021. 10 Art. 44, §1, 1°, eerste lid WBTW. 11 Art. 44, §1, 1°, derde lid WBTW.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2022


12 3.1.3. Tweede categorie van beroepsbeoefenaars § 1: Van de belasting zijn vrijgesteld, de medische verzorging verricht door de volgende personen in het kader van hun beroep of praktijk: 2° de beoefenaars van andere beroepen of praktijken dan bedoeld in de bepaling onder 1° wanneer de volgende voorwaarden vervuld zijn: a) ze zijn houder van een certificaat afgeleverd door een instelling erkend door een bevoegde overheid van het land waar die instelling gevestigd is; b) ze beschikken op basis van dit certificaat over de noodzakelijke kwalificaties om medische verzorging te verlenen waarvan het kwaliteitsniveau voldoende hoog is om soortgelijk te zijn aan die aangeboden door de beroepsbeoefenaars bedoeld in de bepaling onder 1°. De beoefenaars van de in het eerste lid, 2°, bedoelde beroepen of praktijken doen een aan de toepassing van die vrijstelling voorafgaande kennisgeving aan de administratie belast met de belasting over de toegevoegde waarde. De Koning bepaalt de praktische modaliteiten van die verplichting met betrekking tot de indiening van die kennisgeving en de vermeldingen die ze bevat. De vrijstelling bedoeld in het eerste lid is niet van toepassing op de diensten die betrekking hebben op ingrepen en behandelingen zonder therapeutisch doel’12 .

3.1.4. Inrichtingen voor gezondheidszorg – Ziekenhuisverpleging In de versie die van toepassing is vanaf 1 januari 2022 luidt artikel 44, §2 van het Btw-Wetboek als volgt voor wat de vrijstelling van btw betreft in inrichtingen die medische verzorging verstrekken: Van de belasting zijn eveneens vrijgesteld [de medische verzorging verricht door de volgende personen in het kader van hun beroep of praktijk]: (...) de ziekenhuisverpleging en de medische verzorging alsmede de diensten en de leveringen van goederen die daarmee nauw samenhangen, verricht door ziekenhuizen, psychiatrische inrichtingen, klinieken en dispensaria. Deze vrijstelling is niet van toepassing op de diensten die betrekking hebben op ingrepen en behandelingen zonder therapeutisch doel.

De diensten en leveringen van goederen zijn uitgesloten van de in het eerste lid bedoelde vrijstelling in de volgende gevallen: a) wanneer zij niet onontbeerlijk zijn voor het verrichten van de vrijgestelde handelingen; b) wanneer zij in hoofdzaak ertoe strekken aan de instelling extra opbrengsten te verschaffen door de uitvoering van handelingen die worden verricht in rechtstreekse mededinging met aan de belasting onderworpen handelingen van commerciële ondernemingen13 .

3.2. Commentaar 3.2.1. Circulaire 2021/C/114 De omvangrijke Circulaire 2021/C/114 14 is gewijd aan de vrijstelling van de (para)medische diensten vanaf 1 januari 2022. Naast de wetgevende motiveringen worden in deze circulaire iets minder dan veertig (para)medische handelingen die al dan niet voor de vrijstelling in aanmerking komen, ontleed en worden een veertigtal activiteiten onder de loep genomen. We komen erop terug in onze rubriek ‘Gerichte toepassingen’ op het einde van dit artikel.

3.2.2. Twee basisvoorwaarden voor vrijstelling Het gewijzigde vrijstellingsregime voor de (para)medische sector is bedoeld om onze wetgeving in overeensteming te brengen met het arrest nr. 194/201915 van het Grondwettelijk Hof van 5 december 2010 en met de vaste rechtspraak van het Europees Hof van Justitie. Om deze vrijstellingen te kunnen toepassen vanaf 1 januari 2022, moeten de twee basisvoorwaarden inzake het toepassingsgebied worden onderzocht: • het materiële toepassingsgebied, dus de aard van de verstrekte diensten; en • het personele toepassingsgebied, wat slaat op de hoedanigheid van de dienstverstrekkers.

3.2.3. Aard van de verstrekte diensten Wat het materiële toepassingsgebied betreft, geldt de btw-vrijstelling voor de diensten van medische verzorging alleen nog voor de diensten met een therapeutisch doel. Dit geldt zonder onderscheid, zowel bij medische verzorging verstrekt binnen, als buiten het kader van een ziekenhuisopname.

12 Art. 44, §1, 2° WBTW. 13 Art. 44, §2, 1°, a) WBTW. 14 Circ. 2021/C/114 betreffende de vrijstelling van de belasting inzake medische verzorging verricht door bepaalde personen en inzake ziekenhuisverpleging, 20 december 2021. 15 GwH 5 december 2010, nr. 194/2019.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2022


13 Op dit punt beperkt de wetgever het vroegere regime, waar er enkel geen vrijstelling was voor ingrepen en behandelingen van esthetische aard. De onderwerping aan de btw was bovendien niet in alle gevallen van toepassing. Wat het materiële toepassingsgebied van artikel 44, §1, 1°, eerste lid van het Btw-Wetboek betreft, waren onder de vorige wet de dienstverrichtingen van artsen, tandartsen en kinesitherapeuten meestal vrijgesteld van btw. De vrijstelling was niet van toepassing op de diensten van esthetische aard en daaronder verstond de wetgever de ingrepen en behandelingen die: • niet waren opgenomen op de lijst van nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, of • wel in de nomenclatuur waren opgenomen, maar niet beantwoordden aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor terugbetaling. Vanaf 1 januari 2022 krijgen álle ingrepen en behandelingen die louter esthetisch van aard zijn het karakter van belastbare handeling, wat ook de omstandigheden zijn waarin die prestaties worden verricht. Het doet er niet toe wat de hoedanigheid is van de dienstverrichter – arts of niet –, of de prestaties al dan niet zijn opgenomen op de lijst van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, of dat de prestaties al dan niet in aanmerking komen voor terugbetaling. De ‘medische verzorging’ moet een therapeutisch doel hebben, zonder dat het therapeutische doel bijzonder strikt moet worden opgevat. Ingrepen van esthetische chirurgie en behandelingen die esthetisch van aard zijn, vallen slechts onder het begrip ‘medische verzorging’ wanneer die diensten tot doel hebben een diagnose te stellen van ziektes of gezondheidsproblemen, die te behandelen of te genezen, dan wel de gezondheid van de mens te beschermen, te behouden of te herstellen.

Deze regels vormen voortaan de grondslag van de btw-vrijstelling in de hele Europese Unie. Alle andere criteria die door de nationale wetgevers werden ingevoerd en die de toepassing van de vrijstelling zouden beperken of uitbreiden, zijn niet toelaatbaar. In België is het dus formeel verboden om nog te verwijzen naar de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering.

iStockphoto.com/YakobchukOlena.

De louter esthetische ingrepen die alleen tot doel hebben het fysieke voorkomen te verfraaien of te verbeteren, komen niet in aanmerking voor de vrijstelling. In dat verband is de louter subjectieve opvatting van de persoon die de ingreep ondergaat, over het al dan niet esthetische karakter van de ingreep, niet bepalend voor de beoordeling van het therapeutische doel. Dat een dergelijke ingreep wordt verricht door een gekwalificeerd medisch deskundige of dat het doel ervan door een beroepsbeoefenaar wordt bepaald, zijn wel relevant voor de notie ‘medische verzorging’.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2022


14 Het materiële toepassingsgebied geldt ongeacht de plaats waar de diensten worden verstrekt, binnen of buiten een ziekenhuis.

3.2.4. Hoedanigheid van de dienstverstrekkers De wet breidt de eerder bestaande vrijstelling uit, in de mate dat die vrijstelling voortaan niet meer exclusief wordt voorbehouden aan de gereglementeerde (para)medische beroepen. Ook de beroepsbeoefenaars die door een adequate opleiding geacht kunnen worden een equivalent kwaliteitsniveau te bereiken, komen in aanmerking voor de vrijstelling. Vanaf 1 januari 2022 is de vrijstelling namelijk van toepassing op de volgende twee categorieën van beoefenaars van (para)medische beroepen: • beoefenaars van gereglementeerde (para)medische beroepen (‘Eerste categorie’); en • beoefenaars van andere dan gereglementeerde (para-) medische beroepen (‘Eerste categorie’) met inachtneming van de vereiste kwalificaties (hierna ‘Tweede categorie’).

– – – – – – – – – – –

audiologie bandage orthese en prothese diëtetiek ergotherapie medische laboratoriumtechnologie logopedie oogzorg podologie medische beeldvorming vervoer van patiënten (met uitsluiting van het dringend personenvervoer na een oproep via het eenvormig oproepstelsel), en – mond- en tandzorg. Alleen de praktijken en technieken die ook voldoen aan de voorwaarde van materiële toepassing van de vrijstelling, kunnen worden vrijgesteld.

Wat het personele toepassingsgebied van de btw-vrijstelling betreft, bevat de wet vanaf 1 januari 2022 geen wijzigingen op het vlak van medische verzorging in het kader van een ziekenhuisverpleging.

Voor al deze beroepsbeoefenaars bestaat er, op grond van de strikte reglementaire omkadering, een wettelijk vermoeden dat die personen geacht worden over de noodzakelijke kwalificaties te beschikken om medische verzorging te verlenen waarvan het kwaliteitsniveau voldoende hoog is om de bescherming van de gezondheid van de patiënten te kunnen garanderen.

3.2.5. Eerste categorie – Beroepen gereglementeerd door de wet van 10 mei 2015

3.2.6. Eerste categorie – Beroepen gereglementeerd door de wet-Colla

Wat de eerste categorie betreft, geldt de vrijstelling in de eerste plaats voor de beoefenaars van één van de beroepen bedoeld in de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen16 . De in die wet bedoelde beroepen maken het voorwerp uit van een bijzondere beroepstitel of een bijzondere beroepsbekwaamheid, en hun beroepsbeoefenaars moeten erkend worden door de minister voor Volksgezondheid of door een door hem gemachtigd ambtenaar. Die erkenning is onderworpen aan strikte criteria.

Nog steeds binnen de eerste categorie, omvat de vrijstelling ook de beroepen die specifiek gereglementeerd werden door de wet-Colla van 29 april 1999 18 . Die wet heeft tot doel een veilige toegang te garanderen tot kwalitatief hoogstaande, niet-conventionele medische verzorging. De wet definieert de niet-conventionele praktijken als: het gewoonlijk verrichten van handelingen die tot doel hebben de gezondheidstoestand van een menselijk wezen te bevorderen en/of te bewaken.

De wet van 10 mei 2015 is van toepassing op de volgende gereglementeerde beroepen: • artsen, tandartsen en apothekers • kinesisten • verpleegkundigen • vroedvrouwen • hulpverlener-ambulanciers • klinische psychologen en orthopedagogen, en • beoefenaars van de paramedische beroepen bedoeld in het koninklijk besluit van 2 juli 200917, met name de volgende praktijken en technieken: – apothekersassistentie

De wet is op dit ogenblik van toepassing op de homeopathie, chiropraxie, osteopathie en acupunctuur. Uitbreiding naar andere activiteiten is mogelijk. De uitoefening van deze praktijken moet bovendien het voorwerp uitmaken van een registratie.

Homeopaten In de huidige stand van de wetgeving is slechts één van de vier bovengenoemde beroepen afdoende gereglementeerd: de homeopathie. Alle beoefenaars van de homeopathie die

16 Wet betreffende de uitoefening van de gezondheidsberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, B.S. 18 juni 2015. 17 Koninklijk besluit van 2 juli 2009 tot vaststelling van de lijst van de paramedische beroepen, B.S. 17 augustus 2009. 18 Wet van 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen, B.S. 24 juni 1999.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2022


15 toelating hebben om in België hun praktijk uit te oefenen, genieten dus vrijstelling van btw. Zij worden geacht over de noodzakelijke kwalificaties te beschikken om een medische verzorging te verlenen waarvan het kwaliteitsniveau voldoende hoog is.

Chiropractors, osteopaten en acupuncturisten Voor deze beoefenaars, van wie het beroep nog niet het voorwerp heeft uitgemaakt van uitvoeringsmaatregelen, is het aan de administratie om de vrijstellingsvoorwaarden te bepalen. Die formuleerde de volgende criteria: Eerste criterium: lidmaatschap van een erkende beroepsorganisatie: • Chiropractors, osteopaten en acupuncturisten die zijn aangesloten bij een door de Raad van State erkende beroepsorganisatie, worden geacht over de noodzakelijke kwalificaties te beschikken om btw-vrijstelling te genieten. De erkende beroepsorganisaties worden opgesomd onder puntje 4.2.1.2. van Circulaire 2021/C/114. Tweede criterium: geen lidmaatschap van een erkende beroepsorganisatie: • Chiropractors-, osteopaten- en acupuncturisten-beoefenaars die niet bij een beroepsorganisatie zijn aangesloten, kunnen de vrijstelling genieten indien ze voldoen aan de specifieke criteria die worden vermeld in hetzelfde puntje 4.2.1.2 van de circulaire. Voor een chiropractor: opleiding geaccrediteerd door de ECCE (European Council on Chiropractic Education) of CCEI (Councils on Chiropractic Education International). Voor een osteopaat: diploma CEN-standaard NBN 16686. Voor een acupuncturist-arts: opleiding van minimaal van 192 uur. Voor een acupuncturist die geen arts is: diploma verpleegkunde, kinesitherapie, tandarts of vroedvrouw, plus een passende opleiding van minimaal 1.500 uren, plus stage, plus scriptie, enz. Voor wie aan geen van de bovenvermelde criteria voldoet: • Osteopaten, chiropractors en acupuncturisten die niet aan de hiervoor vermelde criteria voldoen, kunnen een verzoek tot vrijstelling indienen bij de centrale diensten van de btw.

3.2.7. Tweede categorie – Nietgereglementeerde beroepen De tweede categorie die vanaf 1 januari 2022 vrijstelling van btw geniet, bestaat uit de beoefenaars van de andere medische en paramedische beroepen die niet als zodanig gereglementeerd zijn. D.w.z. de beroepen waarvoor er geen wettelijk of reglementair kader bestaat.

De btw-vrijstelling wordt hier toegekend voor zover de beroepsbeoefenaars over de vereiste kwalificaties beschikken en bepaalde voorwaarden vervuld zijn. De wet legt vanaf 1 januari 2022 de volgende cumulatieve voorwaarden op: • De betrokkene is houder van een certificaat dat werd afgeleverd door een instelling die erkend is door de bevoegde overheid van het land waar de instelling is gevestigd. • En de Algemene Administratie van de Fiscaliteit erkent op basis van dat certificaat dat hij over de noodzakelijke kwalificaties beschikt om medische verzorging te verlenen. Het gaat met name om personen die in het bezit zijn van een diploma, certificaat of ander attest dat werd afgegeven door een universiteit, een hogeschool of enige andere Belgische of buitenlandse onderwijsinstelling die is erkend door de bevoegde autoriteiten en waaruit blijkt dat de betrokkene over de nodige kwalificaties beschikt. Hoewel bovengenoemd arrest van het Grondwettelijk Hof19 werd gewezen op basis van verzoeken tot nietigverklaring die werden ingesteld door de beroepsorganisaties van chiropractors en osteopaten, moet er niettemin worden vanuit gegaan dat dit arrest een ruimere draagwijdte heeft dan alleen deze beroepen, en het ook andere therapeutische praktijken met de vereiste kwalificaties beoogt.

In België behaalde certificaten Voor de in België behaalde certificaten worden de volgende graden in aanmerking genomen – ongeacht of ze overeenkomen met een titel die werd afgeleverd door het voltijds hoger onderwijs of specifiek zijn voor het hoger secundair onderwijs voor sociale promotie: • Hoger onderwijs: – getuigschrift van hoger onderwijs, – bachelor of bachelor-na-bachelor, en – master of master-na-master. • Secundair onderwijs: – diploma. De deelcertificaten die in het onderwijs voor sociale promotie worden afgeleverd naar aanleiding van het slagen voor een leermodule, worden niet als vereiste certificaten beschouwd. Voor andere, niet hierboven genoemde types van certificaten kan een verzoek worden ingediend bij de centrale diensten van de btw. Rekening houdende met de hiervoor vermelde voorwaarden, blijkt dat in ons land momenteel drie beroepen onder de tweede categorie vallen: • psychomotorisch therapeut;

19 GwH 5 december 2019, nr. 194/2019.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2022


16

iStockphoto.com/Vasyl Dolmatov.

• medische of gespecialiseerde voetzorg; • psychologisch consulent.

onrechtstreeks, ook voor de kwaliteit van de verrichte prestaties.

Indien andere beroepen aan de voormelde voorwaarden voldoen, kunnen hun beroepsbeoefenaars een update van deze lijst voorstellen aan de centrale diensten van de btw.

Enkel de buitenlandse certificaten die als gelijkwaardig worden beschouwd met de overeenstemmende Belgische certificaten bieden een voldoende garantie voor de kwaliteit van de prestatie.

Beroepsbeoefenaars die hun certificaat binnen een erkende Belgische instelling hebben behaald, worden behoudens tegenbewijs vermoed over de vereiste kwalificaties te beschikken.

Buitenlandse certificaten Buitenlandse certificaten moeten worden afgeleverd door een instelling die erkend is door een bevoegde overheid van het land waar die instelling is gevestigd. Ze moeten betrekking hebben op het beroep van psychomotorisch therapeut, medische voetzorg, psychologisch consulent of enig ander beroep dat volgens de eerder vermelde procedure aan die lijst zou worden toegevoegd. Het certificaat is een garantie voor de kwaliteit van de opleiding en dus,

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2022

Voorafgaande kennisgeving De beoefenaars van de beroepen of praktijken van deze tweede categorie moeten, voorafgaand aan de ­toe­passing van de vrijstelling, een verklaring bezorgen aan de administratie. Dat stelt de administratie in staat om een overzicht bij te houden van de verschillende ­opleidingen en certificaten op basis waarvan die ­beoefenaars over de noodzakelijke kwalificaties beschikken. De ­verklaring wordt per mail bezorgd, op volgend adres: VAT.medcare.exemption@minfin.fed.be. Ze bevat de volgende vermeldingen: 1. de naam of de maatschappelijke benaming van de beoefenaar


17 2. het adres van de administratieve of maatschappelijke zetel 3. een elektronisch adres, met inbegrip van de websites, en een telefoonnummer 4. in voorkomend geval, het btw-identificatienummer 5. de officiële of gebruikelijke benaming van het beroep of de praktijk, en een nauwkeurige beschrijving ervan 6. de benaming van het certificaat bedoeld in puntje 5°, het jaar waarin het certificaat werd uitgereikt en de volledige identificatiegegevens van de instelling die het certificaat heeft uitgereikt; 7. een samenvatting van het academisch programma van het in puntje 6° bedoelde certificaat, met inbegrip van de lijst van de gevolgde vakken en het aantal gevolgde lesuren 8. elk bijkomend element waaruit de beroepservaring blijkt of de voltooiing van een opleiding die nuttig is voor de uitoefening van het beroep of de praktijk als bedoeld in puntje 5°.

De uitzonderingen zijn bovendien niet cumulatief. Voldoen aan één van beide excepties volstaat al om de vrijstelling te verliezen.

In voorkomend geval wordt een kopie bijgevoegd van een vertaling in één van de landstalen of in het Engels. De vertaling moet gemaakt zijn door een beëdigd vertaler.

Puntje 4.4.1. van Circulaire 2021/C/114 gaat uitvoerig in op de medische beroepen. Ook veel medische handelingen worden onderzocht om uit te maken of er vrijstelling of belastingheffing is.

Beoefenaars van (para)medische beroepen of praktijken die onder een wettelijk of reglementair kader vallen (eerste categorie), moeten deze verklaring niet indienen.

3.2.8. Inrichtingen voor gezondheidszorg – Ziekenhuisverpleging Wat het personele toepassingsgebied betreft van de btw-vrijstelling voor medische verzorging die in het kader van een ziekenhuisverpleging wordt verstrekt, bevat de wet geen wijzigingen. De leveringen van goederen en diensten zijn wel uitgesloten van de vrijstelling inzake ziekenhuisverpleging en medische verzorging. Net als de handelingen die nauw samenhangen met de ziekenhuisverpleging en de medische verzorging en die verricht worden door publiekrechtelijke lichamen of die – onder vergelijkbare sociale voorwaarden – verricht worden door ziekenhuizen, centra voor medische verzorging of diagnostische centra, alsmede door andere, naar behoren erkende inrichtingen van dezelfde aard, als die nauw samenhangende handelingen: • niet onontbeerlijk zijn voor het verrichten van de vrijgestelde handelingen; • in hoofdzaak ertoe strekken extra opbrengsten te verschaffen aan de instelling door de uitvoering van handelingen die verricht worden in rechtstreekse mededinging met aan de btw onderworpen handelingen van commerciële ondernemingen. Beide uitzonderingen op de vrijstellingsregeling waren niet opgenomen in de vorige versie van de wet.

3.3. Gerichte toepassingen 3.3.1. Niet-limitatieve lijst van handelingen met of zonder therapeutisch doel In puntje 3.3 onderzoekt Circulaire 2021/C/114 iets minder dan veertig handelingen om te bepalen of ze al dan niet een therapeutisch doel hebben. Achttien daarvan voldoen aan deze voorwaarde, die mee bepalend is voor de vrijstelling. Negentien ervan wijken af, waardoor die handelingen onderworpen zijn aan de btw.

3.3.2. Medische beroepen

De circulaire heeft het met name over de volgende negen medische beroepen: • arts • tandarts (alle beroepstitels, met inbegrip van orthodontisten en parodontologen) • kinesist • klinisch pyscholoog en orthopedagoog • verpleegkundige • zorgkundige • vroedkundige • hulpverlener-ambulancier, en • apotheker.

3.3.3. Paramedische beroepen De twaalf paramedische beroepen, waarvan de chronologische lijst hieronder is weergegeven, worden in detail besproken onder puntje 4.4.2. van de circulaire: • ambulancier niet dringend patiëntenvervoer • audioloog en audicien • bandagist, orthesist en prothesist • diëtist • ergotherapeut • farmaceutisch-technisch assistent • logopedist • medisch laboratoriumtechnoloog • mondhygiënist • orthoptist • podoloog, en • technoloog medische beeldvorming.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2022


18 3.3.4. Andere beroepen of praktijken In puntje 4.4.3. van Circulaire 2021/C/114 worden acht ‘andere beroepen en praktijken’ onder de loep genomen: • tabakoloog • osteopaat • chiropractor • homeopaat • acupuncturist • psychomotorisch therapeut • gespecialiseerd voetverzorger, en • psychologie-assistent.

3.3.5. Andere activiteiten In puntje 4.4.4. van de circulaire komen nog de volgende ‘andere activiteiten’ aan bod: • het geven van voordrachten en schrijven van publicaties • de vergoeding voor stand-by of wachtvergoeding, en • de no show fee (d.i. een vergoeding van de patiënt voor het niet-tijdig annuleren van de afspraak).

• de terbeschikkingstelling tegen betaling van een parkeerplaats aan patiënten, bezoekers of werknemers van het ziekenhuis • kappers- of manicurediensten die tegen betaling verricht worden voor patiënten tijdens hun verblijf in het ziekenhuis, behoudens onco-esthetiek • het verstrekken van maaltijden en kamers aan de begeleiders van patiënten, behoudens wanneer die prestaties onontbeerlijk zijn voor het bereiken van de therapeutische doelstellingen van de ziekenhuisverpleging en de medische verzorging (dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn wanneer de in het ziekenhuis opgenomen persoon een minderjarige is), en • het uitbaten van een drank- of eetgelegenheid (ook wanneer patiënten hiervan gebruikmaken). Yvon Colson Onafhankelijke ITAA-auteur

3.3.6. Inrichtingen voor gezondheidszorg – Ziekenhuisverpleging Puntje 5.4.3. van de circulaire bevat de hiernavolgende voorbeelden voor de toepassing van de vrijstelling of belastingheffing in geval van een hospitalisatie.

Vrijgestelde handelingen De volgende handelingen worden aangemerkt als nauw samenhangend met de ziekenhuisverpleging en medische verzorging, en kunnen dus onder de vrijstelling vallen: • het verstrekken van spijzen en dranken aan ziekenhuispatiënten (inclusief daghospitalisatie) • het verstrekken van genees- en verbandmiddelen aan ziekenhuispatiënten (inclusief daghospitalisatie) • het ter beschikking stellen van kamers en met de huisvesting verband houdende diensten aan ziekenhuis­ patiënten (inclusief daghospitalisatie), en • de monsterneming en de overdracht van het monster naar een gespecialiseerd laboratorium als het stellen van de diagnose een therapeutisch doel dient (deze handelingen worden namelijk beschouwd als handelingen die nauw samenhangen met de analyse).

Belastbare handelingen De volgende zes handelingen in het kader van ziekenhuisverpleging blijven onderworpen aan de btw: • de terbeschikkingstelling tegen betaling van internet, een televisie of telefoon in de kamer van een patiënt • de verkoop van andere dranken dan die welke in de opnamekamer en voor eigen gebruik van de patiënt worden verstrekt;

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2022

Administratie verduidelijkt btw-regeling medische beroepen aan ITAA Op vraag van uw beroepsintituut heeft de minister van Financiën op 4 februari nog enkele elementen uit de nieuwe btw-­ regeling nader toegelicht: • Nieuwe btw-regelgeving (para-)medische beroepen: bericht fiscale administratie, en • (Para-)Medische beroepen: verduidelijkingen over de btw-identificatie. Klik op de bijgevoegde linken voor meer informatie of surf naar onze ITAA-website: www.blogitaa.be.


“Is één aanspreekpunt nu echt té veel gevraagd?” Absoluut niet! De Partena Accountant Desk is er voor al je vragen. Van aanpassingen in klantendossiers tot de zoveelste juridische vraag, de Accountant Desk is je vaste contactpunt, waar al je vragen binnen 48 uur beantwoord worden. Spendeer meer tijd aan je klanten door je bij te laten staan door de Accountant Desk. Onze experts spreken jouw taal en denken proactief met je mee. Accountants, wij zijn er voor jullie! Elke werkdag bereikbaar op 078 78 78 21 of accountantdesk@partena.be

partena-professional.be


20

Accountants, partners in business? Externe accountants vervullen een sleutelrol in het Europese en Belgische kmo-landschap. Net als artsen in een medische context volgen externe accountants de financiële gezondheid van de onderneming en verlenen ze op basis daarvan deskundig advies. Ondanks hun knowhow, expertise en specifieke kennis van het kmo-bedrijf in kwestie, worden externe accountants echter niet altijd gecontacteerd voor het verlenen van aanvullend advies. Tijdens haar doctoraatsstudie onderzocht Stefanie De Bruyckere (HOGENT) 1 hoe externe accountants de samenwerking met hun kmo-klanten kunnen optimaliseren en versterken. Haar onderzoeksresultaten worden verder toegelicht tijdens een netwerkevenement, dat op 31 maart 2022 georganiseerd wordt door UGent en HOGENT 2 . Eén van de sprekers op dat evenement is Bart Van Coile, voorzitter van het ITAA.

1. Determinanten Uitgebreid literatuuronderzoek leert ons dat bepaalde determinanten een rol spelen bij de beslissing van kmo-klanten om al dan niet een beroep te doen op hun accountant voor het inwinnen van bedrijfsadvies. Die determinanten hebben te maken met de relatie tussen de externe accountant en de kmo-zaakvoerder, de externe accountant zelf, de kmo als onderneming en de zaakvoerder van de kmo als persoon. Op het niveau van de relatie tussen de externe accountant en de kmo-zaakvoerder is vertrouwen uiterst belangrijk. Vertrouwen vormt de basis voor een succesvolle samenwerking. Voor de externe accountant zelf is het belangrijk om empathisch te handelen en om oprecht belangstelling te tonen voor de visie, de doelstellingen en de belangen van de kmo-zaakvoerder. De kmo-zaakvoerder moet de cijfers, de boekhoudkundige rapportage en de toelichting van de accountant begrijpen. Externe accountants

1 2

bieden in eerste instantie ondersteuning bij het voldoen aan de wettelijke boekhoudkundige en fiscale verplichtingen; daarnaast verlenen ze aanvullend bedrijfsadvies, op basis waarvan hun kmo-klanten weloverwogen beslissingen kunnen nemen. Accountants analyseren en interpreteren cijfers en rapporten/ jaarrekeningen, en vertalen deze vervolgens in een helder en op maat gemaakt waardevol bedrijfsadvies. Deze waardevolle informatie stelt de ondernemer in staat om gefundeerde beslissingen te nemen. Vandaar de belangrijke educatieve rol van de externe accountant.

2. Tijdens de opstartfase

Ook bedrijfsspecifieke kenmerken kunnen bepalend zijn voor de beslissing van kmo-klanten om al dan niet een beroep te doen op hun accountant voor het inwinnen van additioneel bedrijfsadvies.

Toch is niet iedereen ervan overtuigd dat het opmaken van een businessplan een (meer)waarde biedt. De vraag is dan ook of een businessplan startende ondernemers écht ondersteunt om hun onderneming effectief te sturen en te beheren.

Het is belangrijk dat externe accountants anticiperen op (onverwachte) gebeurtenissen en ze hun kmo-klanten nauwgezet begeleiden bij elke mijlpaal in de levenscyclus van de onderneming.

Een eerste belangrijke mijlpaal voor een onderneming is haar opstart. Starters worden sterk aangemoedigd om een businessplan op te maken waarin ze de economische, organisatorische en financiële haalbaarheid van hun project inschatten. Uitgangspunt daarbij is dat het businessplan de ondernemers helpt bij het identificeren van de uitdagingen en opportuniteiten, vooraleer ze hun eigen zaak doordacht en voorbereid opstarten.

2.1. Belang van het businessplan Onderzoeksresultaten gebaseerd op 283 online-enquêtes bij Vlaamse starters tonen aan dat startende

Doctoraatsonderzoek van dr. Stefanie De Bruyckere, gefinancierd door het HOGENT Onderzoeksfonds PWO. Promotoren Prof. dr. Patricia Everaert (UGent) en Carine Coppens, Opleidingshoofd Financieel Management (HOGENT). https://shop.stamhoofd.be/event-accountants-31-maart/

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2022


21 ondernemers die een kwaliteitsvol businessplan opmaken, beter in staat zijn om het eerste jaar na de opstart enkele cruciale sleutelindicatoren op te volgen. Ondernemers die vooraf heel grondig nadenken over hun businessplan, zijn beter in staat om (1) financiële noden op te volgen, (2) het ontstaan van eigen loon te begrijpen en op te volgen, (3) omzet­ cijfers op te volgen, (4) liquiditeits­ tekorten te voorkomen en (5) beslissingen te nemen die de levensvatbaarheid van de onderneming waarborgen. De kwaliteit van een businessplan werd gemeten als de mate waarin het voor de startende ondernemer belangrijk was om vooraf grondig te reflecteren over 22 relevante aspecten die traditioneel in zo’n plan vervat zitten (waaronder sectoranalyse, markt- en doelgroep-analyse, omzet, break-even, enz.).

2.2. Motivatie van de ondernemer De motivatie van de ondernemer om een businessplan op te maken, heeft een belangrijke invloed op de kwaliteit ervan. Op basis van de zelfdeterminatietheorie werden verschillende motivatieprofielen in de start-up-context onderscheiden. Ondernemers die een businessplan opmaken omdat ze een goedkeuring of een erkenning van anderen wensen (introjectie) en ondernemers die een businessplan opmaken omdat ze inzicht willen krijgen in de levensvatbaarheid van hun project (identificatie), stellen een kwaliteitsvol businessplan op. Dat betekent dat ze heel grondig nadenken over diverse topics uit hun businessplan, wat hen in staat stelt om de onderneming na de opstart ook effectief te monitoren. Extern gemotiveerde ondernemers maken een businessplan op ‘omdat het moet’, omwille van een wettelijke verplichting of omwille van de verwachtingen van een externe partij, 3

Het is belangrijk dat externe accountants anticiperen op (onverwachte) gebeurtenissen en ze hun kmo-klanten nauwgezet begeleiden bij elke mijlpaal in de levenscyclus van de onderneming. zoals een investeerder. Deze ondernemers zijn niet geneigd om een kwaliteitsvol businessplan uit te werken, wat hen net belemmert om enkele cruciale parameters te monitoren tijdens het eerste jaar na de opstart van de onderneming. Zij zijn wél het meest geneigd om een beroep te doen op de expertise van een externe accountant voor de opmaak van hun businessplan. Hieruit blijkt dat de externe accountant voornamelijk geraadpleegd wordt om te voldoen aan de wettelijke verplichtingen of de verwachtingen van externe partijen. De dienstverlening van de externe accountant wordt daarom niet steeds ten volle benut.

2.3. Rol van de externe accountant De onderzoeksresultaten tonen aan dat de externe accountant net een belangrijke rol kan vervullen bij het opmaken van een businessplan. Advies verleend door de externe accountant helpt de ondernemers om vooraf grondig te reflecteren over de relevante aspecten van hun business­ project. De accountant biedt ondersteuning en identificeert leemtes, kan kritische bedenkingen formuleren om het businessplan verder te verfijnen. Zo overstijgt de accountant zijn traditionele rol, waarin voornamelijk

gefocust wordt op de wettelijke verplichtingen. Het verleende advies helpt de ondernemers op een betekenisvolle manier om het businessplan te verbeteren en dus alle relevante aspecten grondig te analyseren. Om de (potentiële) waarde van een businessplan ten volle te benutten, is het belangrijk dat de ondernemer intens betrokken wordt bij de opmaak ervan en hij een constructieve dialoog voert met de accountant. Een kwaliteitsvol businessplan opmaken biedt de ondernemer én de accountant de mogelijkheid om het project verder te optimaliseren, de dynamiek ervan te begrijpen, het op te volgen én te anticiperen op ‘het onverwachte’.

2.4. Enkel zinvol, indien kwalitatief De wetgever besloot recent om het belang van het financieel plan, als onderdeel van het businessplan, sterker te verankeren in het wettelijk kader3 . De onderzoeksresultaten tonen echter aan dat extern gemotiveerde ondernemers (concreet: ondernemers die enkel een businessplan opmaken om te voldoen aan deze wettelijke verplichting) niet noodzakelijk een kwaliteitsvol businessplan opmaken. De meerwaarde van het businessplan wordt pas duidelijk wanneer ondernemers de wettelijke verplichting ter harte nemen en ze grondig nadenken over hun voorgenomen bedrijfsactiviteit. Een kwaliteitsvol businessplan blijkt wel degelijk een belangrijk managementinstrument te zijn voor ondernemers, om te anticiperen op onverwachte factoren en om het voortbestaan van de onderneming te waarborgen. Een externe accountant kan ondernemers hierbij betekenisvol ondersteunen, met dienstverlening op maat. Accountants staan dus voor een belangrijke uitdaging, aangezien hun bedrijfsadvies ondernemers

Art. 5:4 en art. 6:5 WVV.

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2022


22 ondersteunt bij het anticiperen op ‘het onverwachte’, wat de accountants vervolgens in staat stelt om de onderneming op een effectieve manier te monitoren.

3. Na de opstartfase Wanneer aan de wettelijke verplichtingen voldaan is en de jaarrekening is opgemaakt, wordt vaak – verkeerdelijk – gedacht dat de taak van de accountant is afgerond. Niets is minder waar. Om de toegevoegde waarde van de gemaakte analyses en het opgemaakte rapport écht te verkrijgen, moeten die gegevens geïnterpreteerd worden, een ondernemer moet ze kunnen lezen en begrijpen. De accountant ondersteunt de ondernemers hierbij, licht de – vaak vertrouwelijke en complexe – materie op een toegankelijke manier toe, zodat de klant-ondernemer met kennis van zaken correcte, toekomstgerichte beslissingen kan nemen. Het advies van de externe accountant kan de financiële gezondheid van de onderneming dan ook beïnvloeden, want het vormt de basis voor de besluitvorming van de ondernemer. Tijdens hun samenwerking streven zowel de accountant als de ondernemer een gemeenschappelijk doel na: het waarborgen van de continuïteit en een goede financiële gezondheid van de onderneming. iStockphoto.com/shironosov.

Om dit gemeenschappelijke doel te bereiken, is mutual understanding (een goede wederzijdse verstandhouding) essentieel. Dat houdt in dat de externe accountant en de ondernemer (1) elkaar begrijpen en (2) weten wat zij van elkaar kunnen verwachten.

3.1 Belang van mutual understanding Uit interviews blijkt dat ondernemers niet altijd goed op de hoogte zijn van het dienstenpakket dat hun accountant hen kan aanbieden. Ook de toelichting van de accountant over de cijfers, de uitleg over de financiële situatie van de onderneming,

begrijpen ondernemers niet altijd ten volle. Dat is nochtans essentieel om weloverwogen, gefundeerde beslissingen te nemen als ondernemer. De interpretatie en vertaling van de complexe bedrijfsinformatie in een helder, op maat gemaakt advies dat

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2022

waarde toevoegt aan de onderneming, wint aan belang en illustreert de educatieve rol van de accountant. Bovendien moeten de ondernemers zich ook begrepen voelen: hun strategische visie, missie,


23 ondernemersdoelen spelen een cruciale rol in de samenwerking met hun accountant. Dit betekent dat je als accountant écht moet luisteren naar je klant, zodat zijn noden proactief geïdentificeerd kunnen worden. Voorts vinden ondernemers het ook niet evident om hun concrete verwachtingen tegenover hun accountant te expliciteren. Tot slot blijken er ook vaak misverstanden te ontstaan over de prijs en de facturatievoorwaarden. Tabel 1 weerspiegelt de items die van belang zijn om de mutual understanding tussen de externe accountant en de klant-ondernemer in kaart te brengen. Tabel 1: Meetschaal voor Mutual Understanding In welke mate… Bent u op de hoogte van het dienstenpakket dat uw accountant aanbiedt? Expliciteert/verduidelijkt u wat u verwacht van uw accountant? Begrijpt u de toelichting van de cijfers door uw accountant? Hebt u de indruk dat uw accountant u begrijpt? Hebt u de indruk dat uw accountant naar u luistert? Bent u op de hoogte van de prijs die uw accountant u aanrekent? Bent u op de hoogte van de manier waarop uw accountant factureert?

3.2. Financiële gezondheid waarborgen De resultaten van dit onderzoek, gebaseerd op 310 online-enquêtes bij Belgische kmo-zaakvoerders, tonen aan dat de zaakvoerders die een goede wederzijdse verstandhouding ervaren, meer geneigd zijn om een beroep te doen op hun externe accountant voor het inwinnen van bijkomend bedrijfsadvies. Als zaakvoerders hun accountant begrijpen

en zij zich begrepen voelen, werken ze intenser samen met hun externe accountant. Die intense samenwerking is positief gerelateerd aan de financiële gezondheid van de onderneming. Dat impliceert dat advies, verleend door de externe accountant, ondernemers ondersteunt bij het nemen van gefundeerde beslissingen, wat een positief effect heeft op de financiële gezondheid van de onderneming. Samengevat: een goede wederzijdse verstandhouding leidt tot een meer intense samenwerking met de externe accountant, wat op zijn beurt resulteert in een betere financiële gezondheid van de kmo.

3.3. Kenmerken van een ‘goede verstandhouding’? Zaakvoerders die een goede wederzijdse verstandhouding ervaren beschouwen hun accountant als een strategische partner die proactief handelt. Zij vinden informeel contact belangrijk en hebben frequent formele besprekingen met hun accountant. Bovendien is het boekhoudkundige en fiscale kennisniveau van deze kmo-klanten, het aantal indicatoren dat zij zelf opvolgen, en de mate van transparantie ten opzichte van hun accountant, positief gerelateerd aan die goede wederzijdse verstandhouding. Het louter gebruiken van rapporteringsinstrumenten of tools om de interpretatie van de cijfers toegankelijk te maken voor de ondernemers, leidt niet noodzakelijk tot het realiseren van mutual understanding. De klant-ondernemer moet de analyse van de cijfers écht begrijpen. Het is dan ook de toelichting van de accountant, mogelijks met de ondersteuning van een rapporteringsinstrument, die het verschil maakt en die de ondernemers dus ultiem ondersteunt bij het nemen van gefundeerde beslissingen. De mate waarin de ondernemer en de accountant een vriendschappelijke band hebben, is irrelevant om mutual understanding te bewerkstelligen.

Daarnaast zal mutual understanding ook niet vanzelf ontstaan, naarmate de duur van de samenwerking vordert. De duur van de samenwerking is namelijk niet significant verschillend voor de groep van ondernemers met een hoge, versus een lage mutual understanding.

Conclusie Net als de artsen in een medische context houden de accountants de vinger aan de pols, monitoren ze de hartslag en de volledige financiële gezondheid van de onderneming. Om de waarde van hun samenwerking te maximali­ seren, moeten zowel de accountant, als de ondernemer het potentieel ervan erkennen en omarmen. Effectieve communicatie en elkaar begrijpen op alle niveaus van de samenwerking worden belangrijker dan ooit. Meer info: U kan de reportage ‘The role of external accountants as service providers for SMEs’ van Stefanie De Bruyckere bekijken en volgende publicaties raadplegen: • De Bruyckere, S., Verplancke, F., Everaert, P., Sarens, G. and Coppens, C. 2017, The Role of External Accountants as Service Providers for SMEs: A Literature Review, Accountancy & Bedrijfskunde, p.49-62; • De Bruyckere, S., Verplancke, F., Everaert, P., Sarens, G. and Coppens, C. 2020, The Importance of Mutual Understanding between External Accountants and OwnerManagers of SMEs, Australian Accounting Review, 30(1): 4–2; en • De Bruyckere, S. and Everaert, P. 2021, The Role of the External Accountant in Business Planning for Starters: Perspective of the SelfDetermination Theory, Sustainability, 13(6), 3014. Dr. Stefanie De Bruyckere Lector en onderzoeker HOGENT Promotoren: Prof. dr. Patricia Everaert (UGent) en Carine Coppens (HOGENT)

Maandelijks tijdschrift van het ITAA | Nr. 1 | Februari 2022


Taxville Online 2022 Alles komt terug, ook Taxville! Op 10 maart is het zover.

Schrijf nu in

Net als vorig jaar hebben we weer een interessante mix van gasten en specialisten uitgenodigd uit de financiële, fiscale en/of accountancywereld. Klaar voor uw jaarlijkse boostershot innovatie en inspiratie?

Ontdek het volledige programma op onze website nl.taxville.be 10u00

Wolters Kluwer Tax & Accounting anno 2022: een Europese visie op maat van Belgische accountants Ronny De Goedt (Wolters Kluwer), Claire Carter (Wolters Kluwer), Peter Joos (Wolters Kluwer)

11u00

Kunstmatige intelligentie: wat is het, wat kan het en hoe passen we het toe in een accountantskantoor? Francis Wyffels (UGent), Tim Belmans (Wolters Kluwer)

13u00

De jaarrekening 2022: een nieuwe taxonomie Daniel Desie (Nationale Bank van België)

13u30

Demo Adsolut Jaarrekening: de opvolger van Accon Frauke Neels (Wolters Kluwer)

14u00

Fusies en overnames: van begeleiding tot financiering Guido Seghers (Overnamemarkt.be), Marijke Van de Sompele (The Harbour)

15u00

Het afsluitingsproces: belangrijke aandachtspunten voor de accountant Alain Chaerels (PVMD)

16u00

Fiscale actualiteit: diverse bepalingen 2022 Yves Verdingh (BNP Paribas)

Schrijf in op nl.taxville.be


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.