Naar het einde van de Amazone

Page 1


Naar het eind van de Amazone



pitou van dijck

Naar het eind van de

amazone


Naar het eind van de Amazone LM Publishers Parallelweg 37 1131 DM Volendam 085-8772397 info@lmpublishers.nl www.lmpublishers.nl © 2020 – LM Publishers, Volendam Redactie Maja Haanskorf en Thecla Berghuis Foto omslag © ANP/Reuters/Ricardo Moraes Boekverzorging Ad van Helmond Kaarten Google Maps, pag. 21 en 22 www.iirsa.org Productie Bariet Ten Brink ISBN 9789460225314 Deze publicatie is mede mogelijk gemaakt door Iucn National Committee of the Netherlands (IUCN NL)


Inhoud

7 Voor vertrek 9 Landing in de jungle 17 Het digitale palet 27 Het idee achter een weg 33 Speculatie 41 De man in La Paz 51 De dodenweg 61 Cristina 71 Een dag in de ‘tank’ 79 Rook en vuur 89 Willekeur en angst 93 Polonoroeste 99 De tijger van de Amazone 105 Theater en noodlot 115 Overval in de lodge 125 Het gecorrumpeerde land 131 Met de moed der wanhoop 137 Zee in de jungle 145 De gedroomde corridor 151 Het vervloekte rubber 157 Spoor door het bos 165 Afscheid 169 Over de savanne 175 Achter de wilde kust 187 ‘Discover the Untouched’ 193 Door de sula’s naar de dam 203 Het mythisch woud 209 Literatuur 211 Dank



Voor vertrek

Nooit is het verhaal over de wildernis van de Amazone verteld door de wegen te volgen die erdoorheen leiden. Vroeger waren dat modderpaden waarover je, met veel geduld en uithoudingsvermogen, langzaam voor­ uit­kwam. Maar de nieuwe wegen zijn breed en verhard en dringen vele honderden kilometers, soms meer dan duizend, het woud in. Dit is geen reisverhaal, ik heb de wegen verkend om te kunnen achterhalen wat daar gaande is. Het is een relaas over de zoektocht naar de drijvende krachten achter de openlegging van de grootste wildernis op aarde. Ik wil ontdekken wat de rol is van overheden, banken en grote bedrijven. Vooral wil ik blootleggen wat wegen doen met het bos en zijn bewoners en welke ontwikkelingen er in gang worden gezet. Is het wel mogelijk om de gevolgen van wegaanleg en alle ontwikkelingen die daardoor worden gestimuleerd van tevoren te doorgronden en te beheersen? Wat zijn de opvattingen en keuzes van de bewoners van het bos of tellen die niet eens mee? En dan zijn er nog de intriges, de corruptie en de goede bedoelingen waarmee grote projecten altijd gepaard gaan. Aan het eind wacht geen simpel antwoord, wel inzicht en vooral de noodzaak van een weloverwogen keuze. De Amazone is door de eeuwen heen onderwerp geweest van ontelbare verhalen die in vele talen en op vele manieren zijn opgetekend. Schoon­ heid, spanning, erotiek, exotisme, geweld en de dood vormen er de ingrediënten van. Verbaasd kijk ik naar de lange rij titels van boeken die over deze wildernis zijn verschenen. Voor mij is de Amazone geen paradijs, groene kathedraal of groene hel, woorden die prijken op de ruggen in mijn boekenkast. De meest intrigerende titel is Heimwee naar de jungle van de Cubaanse schrijver Alejo Carpentier, over de zoektocht naar evenwicht tussen mens en natuur.

7


Nog voor ik ooit in de Amazone was geweest, was me al duidelijk dat wegen daar, zoals overal ter wereld, een hoofdrol vervullen bij veranderingen. Maar in het laatste grote woud op de wereld speelt er meer dan dat. Wat een weg ook aan nieuwe kansen op welvaart mag brengen, het landschap zal onherkenbaar veranderen. Mensen van heinde en verre zullen het bos in blijven trekken, het afbranden, er gewassen aanplanten, een huis neerzetten en kinderen krijgen. Alles zal onontkoombaar anders worden. Of toch niet? En als verandering inderdaad oncontroleerbaar is, wat staat ons dan te doen? In de afgelopen jaren heb ik een groot deel van mijn tijd besteed aan het bestuderen van ontwikkelingen in de Amazone. Een wisselend team van economen en biologen heeft met me meegewerkt. Toen het weten­schap­ pelijk onderzoek was afgerond, wilde ik de literatuur, de databestanden en wiskundige modellen achter me laten en op een andere manier verslag doen van mijn bevindingen. Ik besloot een lange tocht te maken door het gebied. Over de meeste wegen die in dit boek een hoofdrol spelen, heb ik gereisd, dagenlang. De Amazonerivier heb ik bijna in zijn geheel afgevaren, grote stukken meerdere malen. In elke stad of dorp ben ik minstens één keer geweest. Na afloop schreef ik dit verhaal over wat er gaande is in het grootste woud op aarde. Want dat gaat ons allemaal aan.

8


Landing in de jungle

Op ruim drieduizend meter hoogte schuift onze Landcruiser trillend en grom­mend langs de kale bergwanden, langzaam dalend in de richting van het oerwoud. Stapvoets, veel sneller gaat het niet. Door het vuil en de krassen op de voorruit kijk ik naar een beangstigend mooi landschap. Hoog boven ons steken witte toppen af tegen een strakblauwe lucht. De versteende wereld lijkt tijdloos en verlaten. De sneeuwvelden zijn onbetreden. De enige natuurlijke bescherming tegen kou en brandende zon zijn richels van op elkaar gedrukte stenen, bergkloven en ravijnen. Sinds we vanmorgen voor zonsopkomst zijn vertrokken uit Cuzco, hoog in de Peruaanse Andes, zijn we een paar keer gestopt om het koelwater bij te vullen. In de ijle lucht raakt de motor snel oververhit. Witte stoomwolken ontsnappen bij het openen van de motorkap. Passerende bussen en trucks remmen af en komen traag langszij, chauffeurs leunen naar buiten en vragen of we hulp nodig hebben. Onder het rijden zie ik uit mijn ooghoek dat Cristina vanachter haar zonnebril wat gespannen naar de brokkelige rand van het wegdek kijkt. De oude roestbruine Toyota heb ik niet lang geleden in Cuzco op de kop getikt. Hij stond in een garage aan de rand van de stad, niet ver van de populaire wijk San Blas. Ik heb laten vervangen wat niet meer te herstellen was, repareren wat nog mogelijk was en nog het een en ander laten oppoetsen, voor de schijn en voor mijn gevoel. Er zijn nieuwe banden met goed profiel opgezet, de versnellingsplaten zijn vervangen en een lek in de olietank is gedicht. Een extra krik leek me wel handig en de ladder om bij het bagagerek op het dak te komen is opnieuw gelast. Ook was er een nieuw hoedje nodig op de verticale uitlaatpijp van de motor die voor de cabine is geplaatst. Het kostte alles bij elkaar veel tijd en geld. In een boekhandel bij de Plaza de Armas, het grote plein in het historische centrum van de stad, had ik nog snel een Engels-Spaans woordenboek gekocht om te kunnen raadplegen bij het gesprek in de garage. Veel van die technische termen heb ik in het Spaans niet paraat, ik ken ze soms zelfs niet in het Engels. Ik 9


schafte er ook een gedetailleerde wegenkaart van het gebied aan en een schetsblok met een set pennen met punten van oplopende dikte. Foto’s maken heeft me nooit zo kunnen boeien. Videofilms opnemen met mijn handycam is heel wat aardiger, maar het leukste is nog om schetsjes te maken. Alleen komt het er vaak niet van. Uiteindelijk was alles klaar. Dit was dan ons huis voor de komende tijd. Zo’n twee meter breed, vier meter lang en hoog genoeg om gebukt te kunnen staan in de achterbak. Hij moet wel tegen wat spanning bestand zijn, had ik me al bedacht voor de koop werd gesloten. Sinds de eerste rit noem ik hem ‘de tank’. Hij is bijna twintig jaar oud, oogt massief en is puur mechanisch. Elektronica komt er niet aan te pas. Om te wennen aan de tank en ook aan elkaar, hadden Cristina en ik er vooraf in de omgeving van Cuzco wat tochten mee gemaakt. ‘Ja, dat lijkt me een fantastisch idee,’ was zo ongeveer haar antwoord toen ik voorstelde samen naar Manaus te rijden, zo’n kleine 2400 kilometer verderop in het oerwoud. Het is de stad waar ze is geboren en opgegroeid. Toch is ook voor haar het tracé vanaf de voormalige Incahoofdstad Cuzco tot aan de oude havenstad Porto Velho aan de Madeirarivier in het westen van Brazilië onbekend terrein. In het bos dat zich vanaf het Andesgebergte

10


uitstrekt, is ze nog nooit geweest. Het eerste stuk door de bergen is de weg geasfalteerd en goed berijdbaar, daarna is hij deels onverhard. Hoe de conditie is, weten we niet. Het plan is om aan het eind van deze weg door de westelijke Amazone, de Landcruiser in Porto Velho op een schip te zetten dat naar Manaus vaart. Het lijkt me fascinerend met Cristina door dat bos te rijden en daarna nog een tijdje in Manaus te blijven voor ik mijn reis voortzet over de wegen die ik thuis in Amsterdam achter mijn bureau op een internetkaart heb ontdekt. Met brede kleurige penseelstreken waren ze over dit deel van het continent uitgesmeerd. Wegen die voor mij een raadsel waren, bestonden ze echt of waren het alleen maar plannen? En vooral: waarom wegen in dit lege gebied? Om daarachter te komen, ben ik hier. Ik kan niet zeggen dat ik Cristina goed ken. We hebben elkaar nog maar kortgeleden ontmoet in de Boliviaanse hoofdstad La Paz, waar ze betrokken was bij de afronding van een groot project van de InterAmerikaanse Ontwikkelingsbank. De regering van, toen nog, president Morales wil met leningen van de bank een weg aanleggen vanuit La Paz, hoog in de Andes, naar het regenwoud aan de grens van Brazilië. Als biologe was het Cristina’s taak te analyseren wat de mogelijke gevolgen van deze weg kunnen zijn voor bestaande ecosystemen. Ze ‘inventariseert en modelleert de toekomstige schade die wegen aanbrengen aan het bos,’ zoals ze het zelf tijdens ons kennismakingsgesprek sarcastisch verwoordde. Inmiddels ben ik een beetje gewend geraakt aan haar scherpe toon en felle opmerkingen, die ze soms afsluit met een venijnig kort lachje. De Braziliaanse uitspraak van de Engelse woorden doet het allemaal wat zachter klinken dan haar bedoeling is, vermoed ik. Dat ik niks van het leven in het oerwoud weet, was haar meteen bij die eerste ontmoeting al duidelijk geworden. Ze had van een econoom ook niet anders verwacht. Voor mij gaat het op deze reis in de eerste plaats om uit te vinden wat de voortgang is van al die wegenplannen waarover gerept wordt in bankpublikaties en overheidsdocumenten die ik op het internet ben tegengekomen. Ik wil erachter komen waarom er honderden miljoenen dollars worden geïnvesteerd in de aanleg van wegen door goeddeels lege gebieden in het hart van Zuid-Amerika. Wat is de achterliggende agenda en welke belangen worden ermee gediend? Na vele maanden surfen en lezen op het internet ben ik uiteindelijk op het vliegtuig gestapt en hierheen gekomen. Het leek me het beste om mijn zoektocht ter plekke voort te zetten. 11


In de afgelopen jaren ben ik heel wat keren in Zuid-Amerika geweest en inmiddels heb ik de meeste landen van het continent wel bezocht. Veel verder dan de universiteit of overheidsinstellingen in de hoofdstad van een land kwam ik meestal niet. Daar speelde mijn werk zich immers af. Alleen in de weekenden of ter afsluiting van het werk, was er soms tijd voor een uitstapje naar een natuurreservaat in het binnenland of naar een historische locatie. Op mijn onderzoeksinstituut in Amsterdam heb ik eigenlijk niemand horen vertellen dat hij ooit achter het stuur van een fourwheeldrive is gekropen om het grote bos in te rijden. Zelfs de antropologen blijven liever op het dorpsplein om de inheemsen te observeren dan dat ze die ergens diep in het oerwoud opzoeken. Ik realiseer me maar al te goed dat de cocktail van vurig temperament en een tekort aan geduld op de voorbank in de cabine tijdens de lange tocht door het woud tot explosies kan leiden, maar daar maak ik me nu nog geen zorgen over. Al tijdens onze ritten in de omgeving van Cuzco bleek dat er aan gespreksstof geen tekort was. De confrontaties tussen onze twee totaal verschillende denkwerelden leidden tot verrassende twistgesprekken die soms op hoge toon werden gevoerd. Dat de ecologische modellen waarmee zij naar de toekomst van de Amazone kijkt veel variabelen en factoren bevatten die ook in een ruimtelijk economisch model passen, is voor mij geruststellend. Hopelijk helpt het om in de komende weken hinderlijke misverstanden en meningsverschillen te voorkomen. Inmiddels is de wereld vol historie en cultuur, strijd en geweld in de vallei­en bij Cuzco ver van ons verwijderd. Niets in het lege, stenige landschap waar we doorheen trekken doet nog denken aan de onverzettelijke forten van de Inca’s of de praalzuchtige en arrogante kerken en kathedralen van de Spanjaarden. Het enige dat hier in het hooggebergte wijst op menselijke bewoning zijn een paar nauwelijks als huis te herkennen bouwsels van op elkaar gestapelde stenen, die we diep beneden in de vallei al zien liggen. We dalen af. Na al die uren voelt het schakelen voor de bochten zwaar, de vering stug, de voorbank hard. Onderweg begin ik te vermoeden waarom Cristina zich zo tot de jungle voelt aangetrokken. Eerst dacht ik dat er misschien een religieus motief speelde, zoiets als het rentmeesterschap over de schepping of dat ze een spiritule band voelde met de aarde. Dat blijkt niet zo te zijn. Veel wil ze er geloof ik niet over kwijt, maar ze vertelt dat het met haar jeugd heeft te maken. Haar vader, een militair, overleed toen ze nog jong was. Het Braziliaanse leger was destijds betrokken bij acties om het verzet 12


van de inheemse bevolking tegen de aanleg van een weg te breken. Na de middelbare school kon ze een beurs krijgen om te studeren. Ze wilde begrijpen hoe mensen in het bos leven. Eigenlijk wilde ze vooral begrijpen hoe het bos zelf leeft. Wanneer we over de bochtige weg de vallei in rijden, komt er geleidelijk aan weer leven in het landschap. Wild kolkende beekjes stromen van de berg­ hellingen naar beneden. Een groepje lichtbruine lama’s staat kauwend aan de rand van een ommuurd terrein. Daarachter bevinden zich de paar bouw­vallige huisjes. Over een stuk hersteld wegdek komen we bij een oude brug. Ik zet de wagen met draaiende motor aan de kant om op de kaart te kijken waar we zijn aangekomen. De doorgaande weg leidt verder naar het oosten, langs de Río Inambari in de richting van het oerwoud. De afslag naar het zuiden zou ons tussen de bergkammen door naar het Titicacameer en de grens met Bolivia brengen. De zon is inmiddels over zijn hoogtepunt heen en de bergwanden aan de overkant liggen al grotendeels in de schaduw. Het zal niet lang meer duren voor het donker is en verder rijden over deze smalle wegen is dan te gevaarlijk. Er wacht ons nog een lange afdaling voor we een plek bereiken waar we iets kunnen eten en overnachten. Als het tegen zit, zal er niets anders op zitten dan de wagen aan de kant zetten en het ochtendlicht af te wachten. Dan wordt het slapen in de achterbak, met een trui en een jas om ons toe te dekken tegen de nachtelijke vrieskou. Met wat meer geluk halen we nog net voor donker Quince Mil, het eerste gehucht aan de voet van de bergen. Vandaar kunnen we dan door het vlakke, tropische laagland naar Puerto Maldonado rijden, de dichtstbijzijnde hoofdplaats aan deze kant van het gebergte. De duisternis is toch al ingetreden wanneer we moe en met brandende ogen bij het gehucht aankomen. Bij het schijnsel van de koplampen rijden we door de nauwe, ongeplaveide straten langs donkere huizen en blinde muren. Een paar honden slaan aan, een schim duwt zich tegen de wand van een stenen gebouwtje wanneer we voorzichtig passeren. Moeizaam manoeuvreer ik het brede gevaarte door de onverlichte straatjes tot we uiteindelijk een kleine marktplaats oprijden. Naast een somber kerkgebouw vinden we een hostal. De deur is dicht, maar niet afgesloten en binnen brandt licht. Ik zet de wagen zo dicht mogelijk tegen de gevel aan, pal bij de voordeur om inbraak te voorkomen. We pakken de tassen en rugzakken van de achterbank en stappen naar binnen. Achter in het gebouwtje is een kamer vrij die buiten het bereik 13


ligt van het geluid van de televisie in de eetzaal. In die halfdonkere ruimte zit een jonge vrouw gekluisterd aan het scherm, waar luidkeels een dramatische ontknoping plaatsvindt in een telenovela. Zoals altijd gaat het in de dagelijkse soapseries, waar miljoenen aan verslaafd zijn, om onbeantwoorde liefde en vooral om overspel, list en bedrog. Door het gekrakeel van de hoofdrolspelers heen probeer ik bij haar twee gekoelde blikjes bier te bestellen. Met nauwelijks verhulde tegenzin loopt ze naar de koelkast en zet de blikjes voor me neer, haar ogen nog steeds gericht op het scherm. Wanneer ik onze kamer binnenkom, zie ik dat Cristina haar overhemd al heeft losgeknoopt. Even later klettert het water op de vloer van de douche en draait ze zich lachend naar me om. Dat biertje komt dadelijk nog wel. Zodra de dag zich aankondigt, ga ik nog voor het scheren naar buiten en loop over de brug naar de andere kant van de rivier. Bij de halteplaats voor autobussen en vrachtauto’s staan vrouwen met dozen en zakken vol groenten en aardappelen. Kippen wachten met de poten aan elkaar gebonden zacht kakelend hun lot af. De ochtendlucht wordt verpest door de walm van slecht afgestelde motoren van busjes die hun passagiers uitladen en nieuwe ophalen. Ik loop verder langs de weg in de richting van een groot informatiebord dat bestaat uit witgeschilderde planken. Dichterbij gekomen, zie ik dat op de bovenste plank met grote blauwe letters interoceånica is geschilderd en iirsa sur - eje de desarrollo. Daaronder volgt een lijst met namen en aanduidingen van aannemers, uitvoerders en deelnemende banken. iirsa staat voor Infrastructurele Integratie van Zuid-Amerika. Het bord is de aankondiging van de aanleg van de weg die de Atlantische met de Pacifische Oceaan zal verbinden en hier ontwikkeling belooft te brengen. De weg ligt in een van de brede penseelstreken op die magische internetkaart, die in mijn geheugen zit opgeslagen, maar voorlopig nog een raadsel vormt. Boven in het bord zijn drie kogelgaten zichtbaar. Duidelijker kan de confrontatie niet worden aangekondigd. Voor het eerst na maanden van onderzoek is het zo ver. iirsa is niet langer alleen een plan, maar staat hier werkelijk te gebeuren. Ik zoek naar een geschikte plaats om het bord met een stukje van de weg te filmen. Twee vrouwen in traditionele kledij met zwarte bolhoedjes, wollen donkergekleurde truien en wijde rokken tot onder de knie, komen langzaam op me af. Ze kunnen hun nieuwsgierigheid niet bedwingen en kijken op het uitgeklapte schermpje van mijn videocamera. De weg is te zien met daarboven het witte bord. Ik heb geen flauw idee of ze de woorden kunnen lezen. De oudste van de twee zet haar tassen neer en begint in 14


het Spaans tegen me te praten. Ik weet niet zeker of ik het allemaal goed versta, want ze mengt in hoog tempo allerlei onbekende woorden uit een lokale taal door het Spaans. ‘Señor, geloof me, al jaren hebben ze ons deze weg beloofd, elke keer weer wanneer er verkiezingen kwamen. Een tijdje geleden is eindelijk dit bord neergezet. De gemeente is begonnen de kuilen in de weg te dichten. Er zijn een paar geulen gegraven voor de afvoer van het regenwater en verderop is een stuk weg geasfalteerd. Wanneer het werk klaar is, kunnen we in één dag met de bus naar Puerto Maldonado. Daar vinden we alles wat we nodig hebben.’ Ik betrap me erop dat mijn gedachtes steeds meer naar de weg uitgaan en dat ik het landschap om me heen begin te zien als louter de omgeving van de weg. Als in een film trekken beelden van de laatste maanden aan me voorbij; de lange dagen achter mijn computer in Amsterdam, de vlucht naar Washington, de gesprekken op de bank, mijn aankomt in La Paz en de verrassende ontmoeting met Jerome Vargas en natuurlijk met Cristina. Vooral door hen belandde ik in een bus voor een reis over een soort dodenweg in Bolivia, een eerste kennismaking met een gebied waar een nieuwe weg is gepland. En nu sta ik hier, voor dit iirsa-bord en vraag me af wat de komende weken mij zullen brengen.

15



Het digitale palet

Mijn belangstelling voor de betekenis van nieuwe wegen voor de toekomst van de Amazone werd gewekt toen ik aan de universiteit van Suriname een serie gastcolleges verzorgde over economische samenwerking in ZuidAmerika en de gevolgen van globalisering. Tijdens een van die wekenlange collegeperiodes kwam ik bij toeval een Braziliaans wegproject op het spoor met de naam Arco Norte, boog van het noorden. Het ging om een weg door het minst ontsloten deel van de Amazone, van de metropool Manaus aan de Amazonerivier in Brazilië naar de Caribische Zee. Vandaar zou de route na honderden kilometers al bestaande kustwegen uitkomen bij de monding van de Amazonerivier. Voor het eerst zouden Surinamers dan over land naar Brazilië kunnen reizen en Braziliaanse vrachtwagens zouden kunnen opduiken in de straten van Paramaribo. Deze noordelijke boog was tot voor kort op geen enkele kaart in­­ getekend. Nergens waren documenten over het project beschikbaar, niemand had ervan gehoord. Wanneer ik erover begon, werd het idee lachend afgedaan als een van de vele grandioze plannen die zouden sneuvelen door gebrek aan financiering of in een poel van corruptie en politieke intriges een stille dood zouden sterven. Niemand die ook maar de geringste neiging vertoonde om mee te denken over de mogelijke gevolgen van zo’n weg. Al was het maar als een theoretische verkenning of desnoods simpelweg als stof voor conversatie bij een literfles Parbobier, ’s avonds na zonsondergang op het terras. Zou de markt van Paramaribo worden overspoeld met Braziliaanse producten, zoals rijst, suiker, auto’s, televisietoestellen en schotelantennes? Zouden er nog meer Brazilianen naar de stad en het bos komen? Die manifeste onverschilligheid en het openlijk beleden ongeloof brachten mij niet aan het twijfelen. Aan de andere kant van het grote bos dat dichtbij de collegezalen in Paramaribo begint en duizenden kilometers verder naar het zuiden overgaat in grote vlaktes voor vee en soja, is een reus uit zijn lethargische slaap ontwaakt. In hoog tempo is die bezig zijn economisch systeem op orde te brengen, internationale markten binnen 17


te dringen en de hemel te bestormen met zelfgebouwde vliegtuigen en satellieten. Zodra het laatste college in de serie was afgerond, pakte ik wat kleren in een rugzak en vertrok met een minibusje vanuit de stad. Over de kustweg ben je ondanks gaten in het wegdek en opstoppingen bij marktplaatsen binnen een paar uur bij de grens met Frans-Guyana. Daar kun je de pont nemen over de grensrivier om vervolgens aan te sluiten bij de rij voor het douanekantoortje. De bewoners van de regio moeten er hun visum tonen om door de Franse gendarme toegelaten te worden, maar ik kan met mijn eu-paspoort meteen door om de tocht voort te zetten. Heel even waan ik me in een soort tropisch Frankrijk, wanneer ik op een terrasje een café double met croissant bestel. Mijn Frans is in orde, maar ik laat toch maar na te vragen of iemand hier gehoord heeft van de Braziliaanse rondweg door de Guyana’s. Om de monding van de Amazonerivier te bereiken moet ik een paar keer overstappen van het ene minibusje op het andere, met een aantal ponten de snelstromende rivieren oversteken die hier van het oude afgesleten Guyanese schild afdenderen in de richting van de Caribische zee, vragen beantwoorden van de Braziliaanse grenspolitie, een overnachting door­ staan in een smerig hotelletje vlak achter de grenspost, me door Brazili­ aanse militairen laten fouillleren bij een niet aangekondigde inspectie langs de kant van de weg op een verlaten plaats in het bos en dan nog een paar honderd kilometer in overvolle bussen doorrijden over ellendig wegdek. Aan het eind van de jakkerpartij wacht bij de stad Macapá het onwrikbare Portugese fort, dat waakt over de noordelijke oever van de monding van de Amazonerivier. Ik sta pal onder de evenaar. Met carnaval kan ik hier de salsa dansen met mijn linkerbeen op het noordelijk en mijn rechterbeen op het zuidelijk halfrond. De overkant van de rivier ligt onzichtbaar ver weg. De ferry naar het fort van Belém aan de zuidelijke toegang tot de monding doet er meer dan twintig uur over. Vanaf het fort kijk ik uit over een eindeloze watermassa die ergens in de verte met allerlei grijstinten overgaat in een laaghangende nevel met daarboven een wolkenlucht. Vaag herken ik op grote afstand de contouren van vrachtschepen, op weg naar hun bestemming. Vlak voor me passeert met strakke zeilen een catamaran die ik met het oog blijf volgen tot hij uit het zicht is verdwenen. De magie van de ruimte om me heen maakt het moeilijk me te concentreren op 18


de vraag naar de mogelijke strategische betekenis van de rondweg, de Arco Norte. Die weg begint in het westen, meer dan duizend kilometer verderop, aan de Amazonerivier bij de miljoenenstad Manaus. Ergens in de toekomst zal hij eindigen op de plaats waar ik nu sta. Welke droom wordt hier nagejaagd? Liggen er nauwkeurige calculaties over macroeconomische rendementen ten grondslag aan het besluit zo’n corridor aan te leggen? En hoe zit het met de plannen voor de aanleg van al die andere wegen door de Amazone? Tegen de tijd dat ik aan de terugreis begin en de watermassa’s uit het zicht raken, weet ik dat dit het thema wordt waar ik me in vast zal bijten. Net zolang tot mijn vragen zijn beantwoord. Na terugkomst op mijn instituut in Amsterdam begin ik publicaties over die plannen bij elkaar te brengen. Natuurlijk moet het onderzoek passen binnen de bredere thematiek van globalisering en regionale integratie in Zuid-Amerika, waar ik op het instituut verantwoordelijk voor ben, waar­ over ik colleges verzorg en met regelmaat over dien te publiceren. Al snel wordt duidelijk dat over die wegenplannen niet veel te vinden is in onze bibliotheek. Waar te beginnen met zoeken op het internet? ‘Arco Norte’ levert weinig op, maar typ Amazone in en je hebt genoeg voor een paar weken doorklikken tot je ogen branden en je hoofd bonst. Toch weten we van dit gebied minder dan van welk ander deel van onze planeet ook, uitgezonderd de oceanen. Tussen de tekstfragmenten flitsen pornosterren en knipogende nachtclubdanseressen over mijn scherm. Nooit heb ik geweten dat zoveel bars en nachtclubs over de hele wereld zijn vernoemd naar de Amazonen, de krijgshaftige eenborstige vrouwen uit de Griekse mythologie die zonder mannen leefden. Het is aan de zestiende-eeuwse Spaanse veroveraar Francisco de Orellana te danken dat de grootste rivier ter wereld nu de naam Amazone draagt. Toen hij en zijn mannen tijdens hun tocht vanaf de oever werden bestookt door krijgers met gifpijlen, dacht hij dat ze vrouwen waren en in het verslag van zijn reis werden ze Amazonas genoemd. Om in alle rust door te werken zet ik mijn zomerplannen voor een zeiltocht aan de kant en stel een tropenrooster op. Vroeg opstaan om in de open poort van mijn Amsterdamse pakhuisappartement in de morgenzon te lezen. Daar verslind ik verhalen van ontdekkingsreizigers en avonturiers. Ik ploeg me door dorpsstudies, lees verslagen over het leven bij inheemse gemeenschappen, geïsoleerd in het regenwoud, ogenschijnlijk in harmonie met de natuur, maar net zo goed geplaagd door kwalen, rampspoed en onderlinge vetes. Veel van die studies laten me met vraagtekens achter. 19


Is dit het product van de fantasie van een schrijver die niet vond wat hij zocht of die zag wat er niet was? Of zijn dit inzichten waar ik verder op kan bouwen? In minstens vijftig jaar oude officiële rapporten en microstudies vind ik beschrijvingen van kolonistendorpen die destijds zijn gesticht en waar een paar honderd pioniers bij elkaar wonen in eenvoudige houten huisjes in rechte zandstraten. Ze zijn de stad en de ellende ontvlucht met wat schamele huisraad, tassen, koffers en manden. Op open vrachtwagens zijn ze het bos ingetrokken over de paar onverharde wegen die toen net werden aangelegd, om een nieuw leven in het oerwoud uit te hakken. Het notitieblok naast mijn laptop raakt vol met aantekeningen en losse gedachtes. In steeds meer bestanden sla ik bevindingen op die meer statistisch van aard zijn, droog, systematisch en geordend in tabellen en figuren. In de loop van de zomer ontstaat een lijstje met afkortingen en verwar­ rende namen, die voor even zoveel initiatieven staan om wegen en spoor­ banen in de Amazone aan te leggen. Over de meeste ervan is maar weinig documentatie beschikbaar. Waar die wegen precies moeten komen en wat de bedoeling van hun aanleg is, zijn vragen waar ik het antwoord niet gemakkelijk op vind. Soms gaat het om herstel van wegen die al waren aangelegd tijdens de militaire dictatuur in Brazilië in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Zodra de regentijd begint, veranderen die in ontoegankelijke modderpoelen waarin vrachtwagens vast komen te zitten. Reconstructie is in die gevallen een prioriteit. Daarnaast duiken plannen op voor de aanleg van nieuwe trajecten. Transportcorridors naar China en de andere Aziatische tijgereconomieën hebben daarin de hoogste prioriteit. Dat roept meteen de vraag op wie de vele honderden miljoenen dollars beschikbaar stellen om de aanleg te financieren. Na een wekenlange en soms frustrerende zoektocht verschijnt dan onverwacht die bizarre kaart van Zuid-Amerika als een hallucinatie op het grote scherm van mijn laptop. Gebiologeerd staar ik naar het bijna onbegrijpelijke patroon van vlakken, vlekken en slierten. Het lijken net stroken olieverf die met een brede penceel zijn opgebracht over de contouren van het Zuid-Amerikaanse continent. Rode, gele, paarse en blauwe vegen, soms breed en dan weer smal, zijn schijnbaar willekeurig over het werelddeel getrokken, van links naar rechts en van boven naar onder.

20


Escudo Guianês

Andino

Amazonas

Peru-Brasil-Bolivia Interoceânico Central

Wat moet dit voorstellen? Aan de noordrand van het continent onderscheid ik een gekleurde strook langs de Caribische Zee over de Guyana’s, waaronder Suriname. Meer naar beneden zijn corridors geschilderd die het continent van west naar oost doorkruisen en zo de Pacifische Oceaan met de Atlantische Oceaan verbinden. Eén ervan is gedrapeerd om de Amazonerivier. De ander loopt meer naar het zuiden door Brazilië, Peru en Bolivia. Tot mijn verbazing is er een corridor over het Andesgebergte uitgerold, van Colombia tot aan Chili. En dan zijn er nog die stroken vanaf de stad Manaus in het hart van de Amazone naar de Caribische kust van Venezuela en Guyana. De stroken verbinden de landen in de regio met elkaar, met China en de rest van Azië. Het is duidelijk: deze kaart toont niet wat er is, maar wat volgens de kaartenmaker komen gaat. Heb ik eindelijk de sleutel gevonden naar de toekomst van de Amazone? Dit digitale kleurenpalet is de verbeelding van een enorm plan om het gebied te ontsluiten door wegen en spoor­ wegen en door de aanleg van havens. Duizenden kilometers asfalt en enorme hoeveelheden beton en staal, waarover trucks, tankwagens en veetransporten zullen voortdenderen. Dit zijn dus de iirsa-corridors, de toekomstige assen van integratie en ontwikkeling, die het gezamenlijke programma vormen dat door alle regeringsleiders van Zuid-Amerika in samenwerking met de grootste ontwikkelingsbanken van de regio, plechtig werd ondertekend in augustus 2000 in Brasilia. 21


22


Informatie vinden over dit enorme wegenplan blijkt tijdrovend te zijn. Samen met mijn assistente Beatrice ben ik zo’n beetje de enige die deze zomer doorwerkt. Ik maak lange dagen op mijn zolderkamer van het cedla, het Latijns-Amerika-instituut aan de Keizersgracht in Amsterdam. We zoeken op internet, ik lees meters literatuur om me een beeld te vormen van de ontwikkelingen in het immense Amazonegebied en de plannen voor de toekomst. Op de rode vloerbedekking in mijn werkkamer liggen naast mijn bureau inmiddels twee stapels geprinte artikelen, waarvan de meeste van het internet zijn geplukt. De ene stapel bestaat uit stukken die handelen over wegprojecten en wegenplannen, de andere uit studies naar de economische en maatschappelijke effecten van dergelijke projecten en over de methodiek om die in te schatten. Afgezien van een paar historische stukken over de aanleg van Incawegen in het Andesgebergte en nog wat oudere rapporten over de militaire projecten in de jaren zeventig van de vorige eeuw, hebben de meeste publicaties betrekking op recente initiatieven en plannen voor de toekomst. Bovenop de stapel liggen een paar fraai geïllustreerde rapporten met kaarten en tabellen, afkomstig van financiële instellingen die bij het plan betrokken zijn. In de titel van sommige stukken kom ik de afkorting iirsa tegen. Maar doorwrochte analyses zijn niet beschikbaar en waarschijnlijk zijn die ook nog niet gemaakt, daar is het allemaal nog te recent voor. Ik roep Beatrice en wijs naar het scherm. ‘Digital action painting’ is het eerste wat bij haar opkomt wanneer ook zij vol verbazing naar het kleurige palet kijkt. Ook voor haar is dit de eerste maal dat ze een verbeelding ziet van iirsa, het Initiatief voor de Integratie van de Regionale Infrastructuur van Zuid-Amerika. Er is niet veel fantasie voor nodig om in te zien dat het plan megalomaan is en de gevolgen ervan tot in lengte van jaren zullen voortduren. Ik besluit verder uit te zoeken wat er achter de kaart schuilgaat. Wat is er van de plannen al gerealiseerd en wat ligt op de tekentafel? ‘Misschien is het niet meer dan een droom van een stel technocraten en bankiers in hun glazen kantoorpaleizen,’ oppert Beatrice. Ze heeft een punt, besef ik. Ik kijk nog een keer naar de kaart en sluit de computer af. De hitte onder het zinken dak is aan het eind van de middag bijna ondraaglijk. Als het meezit, ben ik binnen een uur met de snelbus in IJmuiden. Een duik in de golven, niets mooiers voor wie aan zee is geboren.

23


Altijd heb ik me onweerstaanbaar aangetrokken gevoeld tot de golven en het strand, waar ter wereld ik ook was. Mijn vader nam me als kind mee op lange wandelingen door de duinen en wees op de schoonheid en bovenal de kracht van de natuur. De westenwind die de bomen op de duintoppen hun verwrongen vorm geeft, de boomwortels die het asfalt van het wandelpad opdrukken en breken. Maar ook de kwetsbaarheid en meedogenloosheid van de natuur drongen tot me door wanneer ik tussen het helmgras een konijn zag dat aan myxomatose was bezweken en prooi was voor de vliegen die om zijn dode ogen rondzwermden. Op de basisschool leerden we in zee zwemmen. Mijn eerste zoenen kreeg ik op het strand en de duinpan achter het prikkeldraad bood beschutting toen ik met mijn vriendinnetje van de middelbare school voorzichtig en zenuwachtig de liefde verkende. Later bouwden we strandvuren in de zomernachten, speelden gitaar tot de glinstering van de sterren verdween en achter de duinen het vage schijnsel van de opkomende zon zichtbaar werd. De afgelopen jaren is het er niet vaak meer van gekomen in zee te zwemmen of lange uren op terrassen aan de duinrand te zonnen tot de rode vuurbal aan de horizon wegzakt. Gelukkig zijn er dan elk jaar die weken waarin ik op een klein zeilschip de oversteek naar Engeland maak of langs de Waddeneilanden verder naar het noorden vaar. Uit teksten en websites van de betrokken banken blijkt dat iirsa meer omvat dan de aanleg van wegen in negen corridors, verspreid over het gehele continent. Er komen ook spoorbanen, rivieren worden beter bevaar­baar gemaakt, telecommunicatiesystemen worden uitgebreid en lucht­havens gemoderniseerd. Dat alles te financieren door de banken die met de overheden van de regio achter dit initiatief staan: de InterAmerikaanse Ontwikkelingsbank, de regionale ontwikkelingsbank voor de Andeslanden, de bank voor ontwikkeling van het gebied rondom de Río de la Plata, die bij Buenos Aires de oceaan in stroomt, en bndes, de nationale ontwikkelingsbank van Brazilië. Daarnaast is het de bedoeling om particuliere banken en instellingen te interesseren in cofinanciering van het programma, dat op wat langere termijn tientallen miljarden dollar aan investeringen zal vergen. Vanaf 2011 wordt de verdere ontwikkeling van grootschalige en grensoverschrijdende infrastuctuur gecoördineerd door cosiplan, de raad voor infrastructuur van de in 2008 opgerichte Unie van Zuid-Amerikaanse Naties, unasur. Pikant detail in dit geheel is dat een van de belangrijkste initiatiefnemers van iirsa, de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank, dan geen rol van betekenis meer lijkt te spelen. Die bank is dan ook geen 24


louter regionale bank, want in het bestuur zitten vertegenwoordigers uit alle werelddelen en niet uitsluitend uit Zuid-Amerika. Het meest raadselachtig vind ik nog dat zo’n ambitieus programma jaren­lang bijna onbekend is gebleven. Afgezien van de kaart met de fel­ gekleurde corridors, enkele officiële rapporten en een paar artikelen van niet-gouvernementele organisaties, wordt er zeker in de beginfase weinig over het plan bericht. Na de vele mislukte pogingen tot regionale samenwerking op het continent zou deze nieuwe aanpak toch op meer belangstelling mogen rekenen, zou ik denken. Goed beschouwd is regionale samenwerking in Zuid-Amerika een prioriteit geweest sinds Simón Bolívar, de bevrijder van het continent die de Spaanse overheerser aan het begin van de negentiende eeuw wist te verjagen. Zijn droom van een verenigd werelddeel blijft inspireren. Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw hebben verschillende groepen buurlanden pogingen ondernomen om meer samen te werken. Dat geldt bijvoorbeeld voor de kleine landen in Centraal-Amerika en het Caribisch gebied, de Andeslanden en meer recent de landen in de zuidpunt van het continent. In de jaren zestig is zelfs een poging gedaan om alle landen van Zuid-Amerika te verenigen in een vrijhandelsassociatie. Destijds hebben die pogingen tot niet veel geleid. Luchtvaartmaatschappijen en hotelketens moeten garen hebben gesponnen bij de eindeloze reeksen bijeenkomsten van handelsdelegaties met hun leger assistenten en in hun kielzog verslaggevers en fotografen. De uitkomsten bleven erg mager totdat bijna alle landen van het continent in de loop van de jaren tachtig in de greep van een mondiale liberaliseringsgolf kwamen en nationale grenzen werden geopend voor handelaren en investeerders. Maar wat heb je aan de verlaging van invoerbelastingen, het afschaffen van invoerverboden en vrijheid van investeringen als je een buurland niet eens kunt bereiken door de slechte staat van de wegen of het compleet ontbreken ervan. Wanneer grensgebieden nauwelijks onder controle zijn van nationale overheden en havens lijden onder achterstallig onderhoud en gebrek aan moderne hulpmiddelen, waardoor wachttijden voor schepen oplopen en transportkosten de pan uitrijzen. Het programma voor infra­structuur is er dan ook op gericht deze barrières op te heffen. Beatrice heeft gelijk, beton en asfalt zijn niet sexy en halen de voor­ pagina’s van kranten alleen in verkiezingstijd of na een rampzalig ongeval. ‘Dit programma is binnenskamers opgezet door een stel technocraten en financiële experts bij ambtelijke instanties en een paar grote banken. 25


Transparantie is niet hun handelsmerk en communicatie behoort niet tot hun expertise,’ weet Beatrice, die ooit bestuurskunde heeft gestudeerd. ‘We moeten juist uit zien te vinden waar het die banken concreet om gaat,’ breng ik te berde. Als overheden en banken voor dit initiatief hebben getekend, kan het niet anders dan dat ze in de toekomst die ingekleurde ruimtes geschikt willen maken voor productie van alles waar op de wereldmarkt geld mee te verdienen is. Vlees, steenkool, palmolie, soja, of wat dan ook. Dat betekent dat die corridors worden verbonden met ketens van supermarkten in China, de Verenigde Staten en de Europese landen. Dat de bossen die er nu staan, worden verbonden met houtzagerijen, meubelfabrieken, de papier- en verpakkingsindustrie, waar ook ter wereld. Dat lijkt me een economische gedachte die hout snijdt.

26


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.