PA D D E N S TO E L E N W E R KG R O E P
KLEINE WITJES IN DE GAVERS Tijdens de herfst kijken we uit naar vliegenzwammen, elfenbankjes en andere mooi gekleurde paddenstoelen. Je vindt ze in diverse vormen en maten. Er bestaan zoveel soorten paddenstoelen dat we ze onmogelijk allemaal kunnen kennen en zelfs herkennen. In dit artikel wil ik het hebben over een vijftal zeer kleine, witte paddenstoelen. Ze vallen niet op en leven eerder verborgen.
LUCRÈSE VANNIEUWERBURGH
© Lucrèse Vannieuwerburgh
24
•
Jaren geleden kreeg ik, tijdens een excursie met de OVMW (Oost-Vlaamse Mycologische Werkgroep), een suikermycena (Mycena adscendens) (fig. 1) toegestopt. Het paddenstoeltje was klein, helemaal wit en had een hoedje van amper een halve cm breed. Op dat hoedje waren fijne, poederige korreltjes te zien die aan suikerbolletjes deden denken, vandaar de naam suikermycena. Het was prachtig! De korreltjes zijn als mooie, wrattige celletjes te zien onder de microscoop, mits een tikje kleurstof (fig. 2). Na die mooie waarneming vroeg ik me af of de soort ook op De Gavers zou te vinden zijn. Mijn zoektocht had resultaat. Suikermycena was blijkbaar vrij algemeen en te vinden op allerlei afgevallen takjes van loof- en naaldhout, bemoste boomstammen, oude eikels, hazelnoten en kastanjes. Wellicht bestonden er ook nog andere kleine witjes. Ik ging struinen tussen natte takken, afgevallen bladeren, plantenresten, boomstammen, wat uiteindelijk resulteerde in een mooi herbarium. Ik ontdekte druppelmycena’s (Hemimycena mauretanica) (fig. 3) op natte takken in een wilgenstruweeltje. Op hun hoedjes en steeltjes stonden zeer fijne haren met daartussen talrijke druppeltjes. Hoe vochtiger de omstandigheden waren hoe overvloediger ze zijn. Onder een loep lijken ze ware juweeltjes! Je gelooft je ogen niet.
Druppelmycena’s zijn erg klein. De breedte van de hoedjes bedraagt 0,5 tot ongeveer 3 mm. Soms hebben ze lamelletjes, soms niet. Kurkentrekkermycena (Hemimycena tortuosa) (fig. 4) heeft eveneens haartjes op hoed en steel. Ik vond ze op een doorweekte eikentak in de modder. Ook bij deze soort kan je soms druppeltjes zien. De grootte van de hoeden varieert tussen 1 en 10 mm. Sommige steeltjes zijn amper 1 mm lang en staan vaak excentrisch. Dan lijkt het wel alsof de hoedjes opzij geklapt worden. Onder de microscoop zien we dat de haartjes lijken op de spiralen van een kurkentrekker met bolvormige uiteinden (fig. 5). In de late herfst zijn natte afgevallen bladeren echt het onderzoeken waard. Witte eikenbladmycena’s (Mycena polyadelpha) (fig. 6) op bladresten van eik zijn lang geen zeldzaamheid. Zelfs tijdens de winter zijn ze te vinden op voorwaarde dat het niet al te hard vriest. Meestal schuilen ze onder het bladerdek en staan gewoonlijk met meerdere exemplaren samen op blad, bladrest en/ of nerven. Hun hoedjes zijn amper 2 mm breed en de steeltjes lijken op draadjes. Soms hebben ze niet eens lamellen. De tere vruchtlichaampjes verdrogen gauw aan de buitenlucht wat het fotograferen niet gemakkelijk maakt.