7 minute read
Rubrieken
Rock ’n Pop zonder grenzen?
Het Rock ‘n Pop Museum in Gronau, net over de grens bij Enschede, is gevestigd in een vroegere turbinehal die ooit werd gebouwd door de Enschedese textielfamilie Van Heek. Het is het enige popmuseum op het Europese continent; ook Sheffield had er een, maar dat ging al snel failliet, wel
kent Londen inmiddels het British Music Experience. Thomas Mania, curator Rock’n Pop Museum
Het museum heeft drie onderdelen: een expositieruimte, een uit de kluiten gewassen podium en een entreeruimte met museumwinkel. De kern van de expositie is educatief van aard; via zes thema’s - maatschappij, psychedelica, ritme, erotiek, identificatie, beweging - maakt de bezoeker kennis met de achtergronden van en de ontwikkelingen in de popmuziek. Het museum wil ook Nederland, en zeker het Overijsselse achterland, bedienen, want de liefde voor muziek houdt nu eenmaal niet op bij een grenspaal. Er is meer dat de grensstreken bindt dan scheidt, was dan ook de gedachte, toen het Rock ‘n Pop Museum op 21 juli 2004 werd geopend. Zoals directeur Andreas Bomhauer het destijds zei: ‘Over de grens met Nederland heen zijn muzikale bruggen te slaan. Het museum wil initiator zijn voor grensoverschrijdende projecten.’ Maar daarvan is het nog niet echt gekomen. Bijna was het zover; in 2006, toen het museum samen met Kunst & Cultuur Overijssel (KCO) en het Historisch Centrum Overijssel (HCO) een expositie op zou zetten over popartiest Herman Brood. Zwolle zou vooral ‘De jonge Herman’ presenteren, langs het spoor van Gronau naar Zwolle moesten reproducties van schilderijen van Brood worden geplaatst, bibliotheken in Overijsselse steden zouden exposities gaan wijden aan de opkomst van de Overijsselse rock ’n roll en de rol daarin van Herman Brood, in het Popmuseum zou zijn muziek worden gedraaid en ontleed. Waarom dat niet door ging? ‘Eigenlijk vanwege het drugsverleden van meneer Brood’, zegt Thomas Mania, curator van het Rock’n Pop Museum. ‘Het bestuur van de Euregio schrok daarvan terug.’ Hij heeft nog niet overwogen om het rond het tiende sterfjaar - op 11 juli 2001 sprong Brood van het Hilton Hotel in Amsterdam - andermaal te proberen. ‘Ik zal het in het bestuur voorstellen, maar ik vrees dat de bezwaren nog dezelfde zijn.’ Mania geeft toe dat er minder internationale bruggen zijn geslagen dan bij de stichting van zijn museum nog werd gedacht.‘Dat mag wel wat harder lopen. Slechts zeven procent van onze bezoekers komt uit Nederland.’ Recente grensoverschrijdende projecten waren workshops waarin de poppodia van Enschede (Atak) en Hengelo (Metropool) vertegenwoordigd waren, maar iets in de orde van grootte van het afgeblazen Broodproject zit er nog niet aan te komen. Misschien toch in 2011? Het standbeeld van Herman Brood in Zwolle stuitte per slot van rekening ook lang op bezwaren, vooral vanwege zijn buitensporige drugsconsumptie, maar de buste is er toch gekomen. ■
Herman Brood met zijn zusje Elly en de tweeling Riske en Beppie, omstreeks 1952.
De jeugd van Herman Brood
De spruitjesgeur bleef er langer hangen dan in randstedelijke gewesten, maar ook in Overijssel brak in de jaren zestig een nieuwe tijd aan. Met muziek als bindende factor en Herman Brood uit Zwolle als een jongeling die gretig alles opsnoof. Hoe zag de omgeving waaraan ‘Erreman’ zich zo bruusk ontworstelde er eigenlijk uit?
Herman kwam in 1946 ter wereld op nummer 34 in de Fuchsiastraat, een onopvallend straatje in de Zwolse arbeiderswijk De Pierik. De geur van wasgoed en bloemkool is verdreven door die van auto’s en scooters, de Bonte Dinsdagavondtrein is opgevolgd door The X-factor, maar aan het straatbeeld is weinig veranderd. Herman werd zich langzamerhand bewust van de wereld in de kabbelende jaren vijftig. Zijn vader was een machinebankwerker, zijn moeder verstelde kleren. ‘Ik heb een hekel aan het woord naaien in dit verband’, zei Brood veel later tegen zijn biograaf Bart Chabot, ‘maar mijn moeder naaide alles wat los en vast zat in de buurt.’ Toentertijd zal hij het niet in zijn hoofd gehaald hebben om dat zo te zeggen, maar ach – ‘Erreman’, zoals zijn naam luidt in het Zwolse dialect, kon zich wat permitteren. Zijn twee zussen, zijn broer en zijn ouders waren wel iets gewend. Al zullen ze raar hebben opgekeken, toen hij als jochie van acht een brief mee kreeg naar huis: ‘Herman kust de meisjes op het schoolplein.’ Onschuldig geflikflooi, zei hij tegen Chabot. ‘Ik kwam
van achteren op de meisjes af, en kuste ze of greep ze in het kruis. Onschuldige dingetjes.’ Zijn ouders keken daar anders tegenaan, maar hij kreeg geen pak voor zijn billen. ‘Ik heb nooit één klap van mijn ouders gehad. Nooit.’ Of toch: eenmaal gaf zijn moeder hem een klein tikje. ‘Heeft ze de hele avond gehuild. Ze durfde het niet aan mijn vader te erkennen.’
Scheel en in de broek gepoept
Dat Herman later vaker van vrouw zou wisselen dan van onderbroek kon niemand in de jaren vijftig vermoeden. Hij droeg een bril, was verlegen en had een zachtmoedig karakter. Toch deed de aantrekkingskracht van de andere sekse zich al op jonge leeftijd gevoelen. Hij was vier jaar toen hij bevriend raakte met het zoontje van de directeur van de Buiten sociëteit, waar hij ontdekte dat een sleutelgat uitstekend zicht bood op de dameskleedkamer. ‘Oh, ik heb zoveel tijd voor dat gat versleten. Zo mocht ik Connie Vandenbos bespieden.’ Bij het benaderen van meisjes beperkte Herman zich niet tot De Pierik. Zijn werkgebied strekte zich uit tot in de Kamperpoort, waar die concurrentie niet op prijs werd gesteld. ‘Ik herinner me Tonnie van de Wetering. Hij bedreigde me altijd, omdat ik af en toe met meisjes uit zijn gebied involved was. Zijn vader had een bijnaam: de Leeuw van de Kamperpoort. Een type waar vier politieagenten aan te pas moesten komen als ze hem moesten arresteren.’ Zijn eerste grote liefde heeft een trauma achtergelaten, bekende Herman aan zijn biograaf. ‘Mijn eerste verliefdheid, Willy van der Klok. Ik was pas acht jaar. Ik werd ‘s middags altijd afgehaald door een huisvriend van mijn moeder, ik zat achterop. Eén keer nam hij een wending met zijn fiets en reed achter dat meisje aan. Hij riep iets van: “Herman vindt jou zo leuk.” Ze keek om op haar fiets en schreeuwde: “Wat, die schele? Hahaha! Zo’n schele, die moet ik niet.” Het heeft een stuk van mijn leven verpest. Dat soort drama’s doet je de das om, hè. Daarom verschijn ik nu nog niet op mijn eigen tentoonstellingen.’ Een andere pijnlijke situatie wist de kleine Herman ten goede te draaien. Op de kleuterschool in De Pierik had hij eens duidelijk ruikbaar in zijn broek gepoept. De juf vroeg wie dat had gedaan; Herman zweeg, maar de bruine drab die uit zijn broekspijpjes rimpelde, verried hem. Hij werd naar huis gestuurd, wat hij allerminst als een straf beschouwde; later zou hij geregeld opzettelijk in zijn broek poepen, als school hem weer eens hartgrondig tegenstond. werd niets gedaan aan geloof; er werd nooit over God gesproken, de twee zonen en twee dochters mochten zelf bepalen hoe ze het leven verklaarden. Dichtbij huis stond een School met den Bijbel: ‘Dat zag je als een geheimzinnig, aan een gevangenis grenzend klooster. Je had er medelijden mee, met alles wat religieus was. In onze kringen werd dat als een dwaalspoor beschouwd.’ In het Openluchtzwembad aan de Ceintuurbaan werd destijds nog gescheiden gezwommen, dankzij een schot in het nu monumentale buitenbad, maar nu en dan werden de teugels gevierd. ‘Eén keer per dag ging het schot open, dan was het feest. Het duurde maar een half uur. Er was ook een houten vlot in het midden, als je daar onderdoor zwom, kon je een meisje in het kruis grijpen, zo lang mogelijk en dan weer terug, onder het vlot door, zodat het onmogelijk was te bewijzen wie het gedaan had.’ De losbandige omgang met de seksen die Herman veel later ontwikkelde moet ook in de hand zijn gewerkt door de thuissituatie. Vader hield er een vriendin op na. Toen dat uitkwam moest hij het huis verlaten, maar pa Brood ging niet ver weg; hij legde een matras neer in het kantoor van de ijzerfabriek naast het huis waar zijn gezin woonde. ‘Een halfjaar zag hij, vooral op zondagmiddag als hij niet hoefde te werken, vanaf het balkon zijn eigen kinderen spelen, onbereikbaar.’
Eigen wereld
Al of niet vanwege de schrijnende thuissituatie trok Herman zich vaak terug in zijn eigen wereldje. Uren zat hij te tekenen, later ontdekte hij ook de piano. De Kunstacademie moest hij vanwege een 2 voor het vak Kunstgeschiedenis verlaten en het notenschrift zou hij nooit leren, maar de rebel uit de Fuchsiastraat in Zwolle werd een hele grote. Kunstschilder, muzikant, dichter en knuffeljunk. Hij werd 54, maar als tropenjaren al dubbel tellen, tellen de jaren van Herman Brood driedubbel en is hij dus 162 geworden. ■