5 minute read

Molenaar in de fout

De wallen van een stad waren vroeger een geliefde vestigings plaats voor molens. Op de hooggelegen verdedigingswerken hadden ze een vrije windvang, terwijl een goede aan- en afvoer van graan, meel en andere producten verzekerd was. Als er een belegering dreigde konden de houten bouwwerken snel worden afgebroken. Ook in Zwolle telden de bastions in de zeventiende en achttiende eeuw tal van molens, die voor bezoekers al van veraf de eerste zichtbare tekenen van de stedelijke bedrijvigheid vormden.

Op het bolwerk tussen de Kamperpoort en de Rodetoren verrees in 1620, kort na de aanleg, een korenmolen. Dit bastion, dat deel uitmaakte van een nieuwe stedelijke verdedigingslinie, kreeg in de volksmond al snel een opvallende naam toebedeeld. Het aarden vestingwerk werd in de eerste decennia van zijn bestaan aangeduid als de Kutgies-, Kutties-, Kuthgens- of Kuttenwal. Deze benaming was ontgetwijfeld ontleend aan het gegeven dat de Zwolse prostituees in dit afgelegen en met gras begroeide oord hun klanten bedienden. Dat de in onze oren enigszins scabreus klinkende naam gewoon in officiële documenten werd gebruikt, lijkt aan te geven dat ook de hogere kringen er aanvankelijk geen aanstoot aan namen. Na verloop van tijd werd, wellicht onder invloed van een ‘beschavingsoffensief’ van de calvinistische predikanten, toch anders over de schunnige aanduiding gedacht. Een eerste teken aan de wand is dat het bastion na het midden van de zeventiende eeuw in raadsnotulen en transportakten soms discreet werd vermeld als de ‘K-wal’. Later kwam een geheel nieuwe naam in zwang: de Jufferenof Juffertjeswal. Deze term, die op een meer bedekte wijze aan de lokale straatmadeliefjes refereert, duikt in 1665 voor het eerst in een archiefstuk op. Het gebied staat tegenwoordig bekend als het Maagjesbolwerk. De Jufferenmolen heeft eeuwenlang zijn wieken laten draaien. De oorspronkelijke houten standerdmolen werd omstreeks 1830, nadat het bastion zijn militaire functie had verloren, vervangen door een moderne achtkantige stellingmolen met een stenen onderbouw en een met riet gedekte bovenbouw.

De Molen van Kok

Aan het einde van de negentiende eeuw ging de Jufferenmolen ook wel als de Molen van Kok door het leven. Deze naam verwees naar molenaar Harm Kok, die het gebouw in oktober 1875 voor 6.000 gulden had gekocht. Evenals verschillende van zijn voorgangers stamde de in Almelo geboren Kok uit een echte molenaarsfamilie, met leden die op diverse plaatsen in Overijssel en daarbuiten werkzaam waren. Zijn loopbaan als molenaar kende echter een dramatisch einde. Op 18 maart 1900 werd de 59-jarige Kok door de politie gearresteerd op verdenking van ‘het door beloften opzettelijk uitlokken van diefstal’. De zaak was zo’n drie weken eerder door een anonieme brief aan graanhandelaar Van Assen in gang gezet. De schrijver beweerde dat de koopman door zijn knechten bestolen werd, aangezien zij geleverde zakken graan niet altijd in rekening brachten. Volgens de klikspaan was ‘molenaar K.. hier ter stede’ bij deze fraude betrokken. De geschrokken Van Assen besloot Kok bij zijn volgende bezoek aan zijn graanpakhuis scherp in de gaten te houden. Enkele dagen later kwam de molenaar zoals gebruikelijk met paard en wagen een nieuwe voorraad ophalen. Nadat hij weer met zijn vracht was vertrokken, wachtte de graanhandelaar hem een eindje verder op. Bij de daaropvolgende controle bleek inderdaad dat Kok in plaats van de bestelde en betaalde vijftien zakken rogge er zestien op zijn wagen had liggen. De betrokken pakhuisknechten gaven het bedrog al snel toe. Ze vertelden dat ze door Kok met de belofte van een fooi waren verleid om hem geregeld een extra zak graan mee te geven. Van Assen haalde de politie er niet bij, omdat, zoals hij later verklaarde, ‘indertijd een bediende van mij, die mij bestolen had, en waarvan ik aangifte wilde doen, zich verdronken heeft. De gedachte daaraan maakte mij huiverig om de politie met de zaak in kennis te stellen.’ In plaats daarvan liet hij Kok een contract ondertekenen, waarin de molenaar beloofde de op staande voet ontslagen knechten voortaan uit eigen zak drie gulden per week te betalen. De kwestie leek dus met een sisser af te lopen. Maar al vlot deden allerhande geruchten de ronde in Zwolle en kreeg ook de politie lucht van de zaak. Kok

werd alsnog opgepakt en opgesloten in het Huis van Bewaring. Een verklaring van zijn twee jaar jongere broer Gerrit, die als knecht bij hem in dienst was en die kennelijk nog een appeltje met hem had te schillen, bracht de molenaar verder in de problemen. Gerrit vertelde aan de politie dat het geknoei – ook bij andere graanhandelaren – al jaren speelde. Harm zelf hield zijn onschuld bij hoog en laag vol. Zo zou hij het onderhoudscontract voor de ontslagen knechten, dat werd beschouwd als een schuldbekentenis, alleen hebben getekend ‘uit zenuwachtigheid, omdat zij mij op dat kantoor voor een dief uitmaakten.’ De rechter vond de bewijslast echter overtuigend en veroordeelde Kok op 10 mei 1900 tot een gevangenisstraf van anderhalf jaar. Tijdens zijn verblijf in de cel moest zijn gezin de korenmolen verkopen.

Het einde voor de molen

Na het gedwongen vertrek van Kok waren ook de dagen van de Jufferenmolen geteld. Een windmolen was inmiddels door de komst van nieuwe energiebronnen als de stoommachine en verbrandings- en elektromotoren economisch veel minder rendabel. De Molen van Kok was net als de meeste andere Zwolse molens ten dode opgeschreven. Om niet langer van de wind afhankelijk te zijn, werd tijdens de Eerste Wereldoorlog een elektrische motor in het gebouw geïnstalleerd. Niet lang daarna gingen de bovenbouw en het interieur in vlammen op, nadat een paar jongens bij een kippengat onderin de al van zijn wieken ontdane molen een vuurtje hadden gestookt. De elektrische malerij werd niet meer opgelapt, hoewel de stenen onderbouw wel bleef staan. De lege huls werd voortaan als pakhuis gebruikt. Uiteindelijk ging de molenstomp omstreeks 1999 samen met alle andere gebouwen op het Maagjesbolwerk tegen de vlakte. Op het terrein verrees een groot winkel- en wooncomplex, waarbij onder het motto ‘verbond tussen verleden en toekomst’ de contouren van het voormalige bastion in ere werden hersteld.

Deze plattegrond van Zwolle uit 1649, vervaardigd door Joan Blaeu, geeft een mooi overzicht van de in het begin van de zeventiende eeuw aangelegde verdedigingsgordel rond de stad. Op diverse bastions staan windmolens. Het Jufferen- of Maagjesbolwerk ligt midden onderin.

Het Maagjesbolwerk anno 2011.

This article is from: