6 minute read

Vermist, maar niet vergeten

Vermist, maar niet vergeten Op zaterdag 1 mei 1943, op de tweede verjaardag van zijn dochter Guusje, werd de boerenknecht Johannes, ‘Hannes’, van Oene uit IJsselmuiden gearresteerd door de Duitse bezetters. Samen met enkele buurtgenoten had hij willen verhinderen dat een melkrijder de bussen van plaatselijke boeren meenam naar de fabriek. Ze wilden daarmee protesteren tegen een maatregel van de bezetter, gericht tegen Nederlandse oud-militairen die in mei 1940 hadden gevochten ter verdediging van hun land. Deze moesten zich namelijk plotseling melden voor krijgsgevangenschap en arbeidsinzet in Duitsland. Er rees protest Zoektocht Wat er sinds 3 mei 1943 om 5.20 uur, toen hij samen en dat leidde in 1943 tot de april-meistakingen die begonnen bij Stork in Hengelo en al snel met de drie mannen uit Nijmegen werd afgevoerd uit overal in den lande navolging vonden. Boeren deden aan deze stakingen mee door geen het politiebureau van Hengelo, is gebeurd met Johannes van Oene, blijft een raadsel. Wel is tot dat melk meer te leveren aan de fabriek. moment nagenoeg alles bekend wat er is gebeurd,

De 37-jarige Van Oene had bij zijn actie onenigheid gekregen met een landwachter, die met de plaatselijke melkwagen meereed. De volgende dag werd hij samen met de anderen uit IJsselmuiden overgebracht naar Hengelo, waar een Politie-standrecht was afgekondigd. Hanns Albin Rauter, de hoogste politieautoriteit in Nederland, had namelijk bevolen dat de staking ten koste van alles zo spoedig mogelijk moest worden beëindigd en dat leidde tot keiharde maatregelen.

Terechtgesteld

Nog diezelfde dag verschenen de mannen en jongens uit Noordwest-Overijssel voor de Duitse rechter Boulanger. Ze kregen allemaal vrijheidsstraffen opgelegd, behalve Van Oene en nog drie andere jongemannen die afkomstig waren uit Nijmegen. Zij hoorden de doodstraf tegen zich uitspreken en bleven ingesloten in het politiebureau van Hengelo. De gratieverzoeken die ze indienden, werden niet gehonoreerd. Sterker nog, Rauter vaardigde het bevel uit dat de plaatsen waar deze mannen zouden worden gefusilleerd geheim moesten blijven. Zo wilde hij nog meer angst en verwarring zaaien onder de massaal in opstand gekomen bevolking. Van Oene kreeg die nacht geestelijke bijstand van dominee J.W. van Kooten uit Hengelo. De katholieke Nijmegenaren werden bijgestaan door hun kapelaan. De volgende morgen, op maandag 3 mei 1943 om 5.20 uur, werden de vier veroordeelden met een vrachtwagen weggevoerd naar een onbekende bestemming. Een kleine drie kwartier later was de auto terug. Om zeven uur diezelfde morgen werd over de radio bekendgemaakt dat de vier waren terechtgesteld, zoals ook bleek uit aanplakbiljetten die verschenen in Hengelo. Moeder Van Oene bleef achter met haar vier kinderen, waarvan Guusje de jongste was.

Johannes van Oene, IJsselmuiden Frits Loep, Hengelo

onder andere door gesprekken met dominee Van Kooten en met medegedetineerden, waarvan er tegenwoordig een in Chicago woont. ‘Alles wat ik van mijn vader weet’, vertelde Guus van Oene nog onlangs over hem, ‘heb ik van horen zeggen. Thuis werd er niet veel over gepraat. Ze konden er ook niet over praten. De tijd was er niet naar.’ Moeder van Oene moest verder met haar vier jonge kinderen. ‘Ondanks het feit dat ik mijn vader eigenlijk niet heb gekend, laat het me allemaal niet los. Ik ben er vrijwel dagelijks mee bezig. Zijn verdwijning en vermissing heb ik nog steeds niet kunnen verwerken. Het roept zoveel verdrietige herinneringen op. Natuurlijk begrijp ik, dat mijn vader anders inmiddels wel zou zijn overleden, maar dan had je op een normale manier afscheid kunnen nemen en dan zou er zeker een graf voor hem zijn.’ Samen met haar man Hans Rook, die als rechercheur werkzaam was bij de politie, is Guus van Oene vele jaren later alsnog begonnen met een intensieve speurtocht naar het graf van haar vader. Het echtpaar wordt ondersteund door de landelijke Werkgroep Vermiste Personen Tweede Wereldoorlog, die in 2007 van start ging. Onder het motto ‘vermist is erger dan dood’ doet deze werkgroep onderzoek naar het lot van bijna 600 mannen en vrouwen die tijdens de oorlog spoorloos zijn verdwenen. Nederlandse en buitenlandse archieven worden doorzocht, er worden vele gesprekken gevoerd en ook wordt er veldonderzoek verricht. In Overijssel lopen momenteel drie onderzoeken naast elkaar naar in totaal negen personen. Zes van hen werden opgepakt in verband met de april-mei stakingen van 1943. Naast Van Oene en de drie Nijmegenaren waren dat ook Frits Loep (36) uit Hengelo en Antonius Hermanus Haselbekke (25) uit Tubbergen, die eveneens werden gefusilleerd en op een onbekende plaats begraven. In dit verband is ook veldonderzoek verricht in de omgeving van Delden, omdat het vermoeden bestond dat daar mensen waren gefusilleerd en begraven. Ook Werner Tölke uit Veessen, een dorpje aan de IJssel, wordt nog steeds vermist. Tot dusverre leverde dit onderzoek nog geen concrete resultaten op, maar begin 2012 rees er nieuwe hoop.

Antonius Haselbekke, Tubbergen Werner Tölke, Veessen

Hoop

Het echtpaar Rook-Van Oene werkt bij de speurtocht nauw samen met Brita Röhl, een kleindochter van ir. Frits Loep die op 4 mei 1943 werd gearresteerd. ‘Als leidend bedrijfsingenieur der firma Stork’ zou hij door de staking bij dit bedrijf door passief verzet ‘bewust en gewild hebben gesteund.’ In werkelijkheid had hij op 1 mei van Stork een vrije dag gekregen, om zijn elfjarige dochter Astrid, Brita’s moeder, te kunnen ophalen van een logeerpartij in Amsterdam. Die vrije dag kostte hem de vrijheid en het leven. Op het politiebureau van Hengelo werd Loep door het Standgericht ter dood veroordeeld. In een open jeep werd hij weggereden. Een kwartier later kwam de jeep terug, zonder Loep. ‘Dan kun je uitrekenen dat hij in de buurt van Hengelo geëxecuteerd en begraven, of zeg maar gedumpt, moet zijn’, aldus Brita Röhl in een interview met Truus de Witte voor de bundel Meerstemmig. Haar moeder, al direct na de verdwijning van haar vader verhuisd naar familie in Amsterdam, bleef speuren naar informatie over haar vader. Ze sprak getuigen, deed onderzoek in archieven, zocht contact met paranormale zieners. Even was er hoop toen ze contact kreeg met een man die als jongen had gehoord over een plaats in de bossen rond Twickel, waar ze er ‘een aantal van Stork gedumpt’ zouden hebben. Er werd gegraven, maar uiteindelijk werd er niets gevonden. Haar moeder overleed in oktober 2006. Brita Röhl beloofde haar moeder met de hand op het hart de zoektocht voort te zetten. ‘Ik heb gezien’, aldus haar verhaal in Meerstemmig, ‘hoeveel impact de vermissing van mijn grootvader op haar leven heeft gehad. Ik heb haar drijfveren tot in mijn ziel gevoeld en begrepen. Ze wilde het vatten en een plek geven, én ze wilde gerechtigheid.’

In februari 2012 ontstond er plotseling weer hoop op een nieuw spoor. Een medewerker van de gemeente Hof van Twente ontdekte dat er in administratieve zin bij de gemeentelijke herindeling van 2001 een stuk grondgebied was overgekomen uit Borne. Daar, aan de rand van het landgoed Twickel, ligt een kleine begraafplaats met negen naamloze graven. Onderzoek toonde aan dat het mogelijk gaat om graven die zijn aangelegd voor slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog. Burgemeester J.H.A. Goudt gaf daarom aan de Bergings- en Identificatiedienst van de Koninklijke Landmacht (BIDKL) opdracht nader onderzoek te doen.

Bij het ter perse gaan van deze aflevering van MijnStadMijnDorp, waren de resultaten van het onderzoek in Delden nog niet bekend.

Het kerkhof in Delden.

This article is from: