15 minute read
Waarom WIEISWIE in Overijssel?
Dit artikel vormt de weerslag van een lezing die Ad van Liempt op 26 april 2012 in het Huis voor Cultuur en Bestuur te Nijverdal gaf bij de presentatie van de uitgebreide website wieiswieinoverijssel.nl.
Het anti-orangistische pamflet Aan het volk van Nederland, geschreven door Joan Derk van der Capellen tot den Pol, was volgens een biograaf van deze beroemde Overijsselse politicus ‘het beste stuk proza uit het einde der achttiende eeuw: eenvoudig van voorstelling, streng en logisch van bouw, klaar en doorzichtig als glas, zuiver van taal, een voortbrengsel van waarlijk democratisch idealisme.’ Maar er waren er ook die er anders over dachten voorstanders van de Oranjes spraken van een ‘vuilaartig, infameus, calumnieus of lasterlijk libel.’
De latere historici Jan en Annie Romein noemen het ‘één der merkwaardigste politieke geschriften ooit in Nederland verschenen.’ Dat laatste sloeg ook op de wijze van verspreiding: het geruchtmakende pamflet schijnt in de nacht van 25 op 26 september 1781, vanuit geblindeerde, rijdende koetsen in grote delen van ons land te zijn uitgeleverd. Kijk, over dat soort mensen mag ik graag een biografie, een beschouwing of desnoods een lemma op een website lezen. En ik ben niet de enige, die door dat soort mensen wordt geïntrigeerd. Nadat zij het verzoek had gekregen iets over Joan Derk van der Capellen tot den Pol te schrijven, aan
wie in 1984 in Zwolle een tentoonstelling zou worden gewijd, ging onze grote schrijfster Hella Haasse zich op hem oriënteren. Ze las een 750 bladzijden tellende biografie, die haar belangstelling eerder dempte dan aanwakkerde. Maar uiteindelijk vond ze een paar bronnen die haar informatie bezorgden over Joan Derks jeugd. En omdat Hella Haasse van Marcel Proust had geleerd dat de diepverborgen ervaringen uit de vroege jeugd meer over iemand zeggen dan de activiteiten als volwassene, raakte ze enthousiast. Hellas Haasse drong diep door tot het verleden van Van der Capellen.
Omtrent de regionale biografie
Drijfveren voor latere ambities
Ze ontdekte dat hij een zwakke gezondheid had gehad, als kind al, vooral tengevolge van darmproblemen, en ze ontdekte ook hoe dat kwam, hij had er zelf ooit een uitvoerige brief over geschreven. Een citaat:
‘Die verregaande verzwakking der ingewanden, waartoe wijlen mijn goede oude rector onschuldig de grond heeft gelegd door een als der Perzen en Meden onverbrekelijke wet, waarbij het verboden was dat de leerlingen niet op zekere plaats ter verrichting ener grote besogne mochten gaan. Een kleine was geoorloofd. De eens met geweld ingehouden ontlastingen hebben, terugwerkende, de ingewanden geforceerd en mij sindsdien steeds doen laboreren, ja kwijnen, aan gebrek of overmaat aan stoelgang.’
En dat was niet het enige: Van der Capellen had aan zijn jeugd ook een grondige hekel aan zijn vader overgehouden, die hem altijd als minderwaardig had weggezet. En ook dat kan een belangrijke drijfveer zijn voor latere ambities, zo stelt Hella Haase vast in haar in 2007 verschenen essay ‘De scheidslijnen tussen romancier en biograaf’. Ze schrijft in dit stuk, dat in 2007 verscheen in Bespottelijk maar aangenaam, een bundel over de biografie in Nederland: ‘Het verzet tegen de almachtige vader gaat over in verzet tegen het despotisme, verzet tegen als te eenzijdig en beperkend ervaren normen en regels.’ Kortom, Hella Haasse kreeg steeds meer plezier in die opstandige Joan Derk van der Capellen tot den Pol, en schreef over hem het boek Schaduwbeeld of Het geheim van Appeltern. Hoe kom ik aan deze wijsheid? Allemaal van de website wieiswieinoverijssel.nl. Curieus eigenlijk, want Joan Derk van der Capellen was helemaal geen zoon van Overijssel, hij kwam van Gelderland, werd geboren in Tiel. Maar hij verdient zijn plek op deze website, omdat hij zijn machtsbasis uiteindelijk vestigde in de Staten van Overijssel. Mijn ervaring met deze website: als je eenmaal begint te lezen en als je eenmaal begint door te klikken naar andere bronnen, dan is er geen houden meer aan. Voor je het weet ben je in de ban van deze merkwaardige man met zijn zwakke gestel, en zijn sterke wil om ongelegitimeerde macht te breken ten gunste van het gewone volk. Het schijnt dat hij ook Pim Fortuyn heeft geïnspireerd, die liet ons althans een boek na met de van Joan Derk geleende titel Aan het volk van Nederland. Over Pims darmen is weinig bekend, maar we weten wel dat ook hij veel energie en ambitie putte uit miskenning. Er komt een tweedelige biografie aan over Fortuyn, trouwens.
Het mooie van surfen
Ik ben na mijn eerste kennismaking maar eens ongedwongen gaan rondsurfen op deze prachtige site met honderden lemma’s over mensen die uit Overijssel komen of er enige tijd hebben rondgelopen. Zo kwam ik tot mijn verrassing prinses Armgard zur LippeBiesterfeld von Cramm tegen, de moeder van Prins Bernhard. Ik heb nooit geweten dat ze zeven jaar lang, sinds 1945, heeft geprobeerd in Nederland te komen wonen, bij haar zoon in de buurt. Vergeefse moeite, want dat wilden onze autoriteiten niet. Zij hadden na de oorlog zelfs geprobeerd van de hier wonende Duitsers af te komen; onder andere via de geheime operatie Black Tulip, waarin duizenden Duitsers over de grens zouden moeten worden gezet. Uiteindelijk kreeg Armgard toestemming. Ze kwam terecht in Overijssel, op kasteel Warmelo in Diepenheim. Haar koninklijke kleindochters maakten een duidelijk onderscheid tussen ‘het Warme Loo’ van prinses Armgard en ‘het Koude Loo’ van koningin Wilhelmina. Armgard woonde op dat kasteel met huisgenoot Alexis Pantchoulidzew, die op Wikipedia als levensgezel van Armgard wordt omschreven, maar van wie ik op de site wieiswieinoverijssel.nl leer dat hij niet verder is gekomen dan een vriendschappelijke relatie. ‘Zij hebben bijvoorbeeld elkaar nooit getutoyeerd en bleven het Duitse afstandelijke “Sie” gebruiken’ – net als Wim Sonneveld ooit in de Tearoom Tango de onvergetelijke regel zong: ‘Na een jaar geheime liefde zei ik nog steeds eerbiedig U.’ Overigens ben ik die Pantchoulidzew ook wel eens in verhalen over paardensport tegengekomen, hij deed mee aan dressuurwedstrijden. Sterker nog, hij was de enige Nederlander, in 1949 genaturaliseerd, die deelnam aan de Olympische Spelen van 1956. Dat zat zo: Nederland boycotte de Spelen in Melbourne in verband met de inval van de Sovjet-tanks in Hongarije, maar de paardensport was al eerder afgewerkt, in Stockholm, omdat de paarden niet naar Australië vervoerd konden worden. Pantchoulidzew was daar de enige Nederlandse deelnemer. Hij werd 28e van de 36 deelnemers. De vaderlandse paardenwereld was hoogst verbaasd over deze inschrijving, die niet op selectiewedstrijden was gebaseerd, maar op de goede relatie van de betrokken ruiter met Prins Bernhard. Ach, wat zou het? Van Annejet van der Zijl weten we dat Prins Bernhard destijds wel degelijk uit liefde met prinses Juliana is getrouwd. Uit liefde namelijk voor zijn moeder… Deze Olympische ruiter staat overigens niet zelfstandig op wieiswieinoverijssel.nl. Jammer, want het is een intrigerende figuur, een biografie waard. Als ik me goed herinner, speelt hij ook nog een rolletje in de Lockheed-
Joan Derk van der Capellen tot den Pol (1741-1784).
Prinses Armgard zur Lippe-Biesterfeld von Cramm (1883-1971).
Frederik (Frits) Slomp / Frits de Zwerver / Ouderling Van Zanten (1898-1976).
Leendert Overduin (1900-1976). affaire als hij voor zijn stiefzoon bij een Zwitserse bank in drie termijnen een cheque van 1,1 miljoen dollar van een vliegtuigfabriek komt innen. Dat is het mooie van dat surfen, van het een komt het ander.
Sporthelden
Echte sporthelden zijn ook te vinden op de site: Evert van Benthem bijvoorbeeld. Twee keer was ik erbij op de Bonkevaart te Leeuwarden toen deze pezige zoon van Overijssel, in 1958 geboren in Sint Jansklooster, de Elfstedentocht won. Ik mocht in 1985 en 1986 de verslaggeving over de Tocht der Tochten voor het NOS Journaal coördineren. Tot mijn taak behoorde het, die eerste keer, op 21 februari 1985, onder andere om te regelen dat de winnaar van de tocht precies om half zes voor een camera zou staan, om voor het toen uiterst populaire halfzesjournaal te worden geïnterviewd door Maartje van Weegen. Mooi plan, maar niemand had tevoren een idee van de totale chaos in Leeuwarden. Potige collega’s van Studio Sport zijn er uiteindelijk in geslaagd om Evert van Benthem op het juiste moment op de juiste plek te krijgen, in een opdringende menigte van schaatsfans. Het vraaggesprek met Maartje van Weegen kende enige geluidsproblemen, maar het lukte. Maartje kreeg niet de kans om het programma af te sluiten, want Evert van Benthem werd live in de uitzending weggetrokken en naar de huldiging door Hans Wiegel gesleept. Nederland was een beetje in de war, die dag. Minstens zo heroïsch is natuurlijk Van Benthems voorganger Reinier Paping; een volbloed Overijsselaar, geboren in Dedemsvaart, maar ten tijde van de tocht wonend in Ommen. Op 18 januari 1963 won hij, zwoegend door een poollandschap, de zwaarste Elfstedentocht uit de geschiedenis. Uit de site citeer ik even enige aansprekende, zeer Nederlandse details:
‘Met zijn overwinning won Paping twee jaarkaarten voor de Deventer ijsbaan en een zilveren sigarettendoos. Naast hém was er nóg een winnaar: Brinta. Op tv vertelde Reinier dat hij die dag met Brinta was begonnen. Dat leverde hem namens de Brinta-fabrikant nog eens een sigarettenaansteker en een föhn op.’
Een zilveren sigarettendoos en een aansteker – het waren de dagen van Dr. Dushkind. Vijf jaar geleden mocht ik de eindredactie doen van De Avond van de Elfstedentocht, anderhalf uur live televisie vanuit het schaatsmuseum in Hindeloopen. Daar waren Evert van Benthem en Reinier Paping te gast, met heel veel andere prominenten. We hadden bij de voorbereiding na veel moeite een amateurfilmpje bemachtigd dat in 1963 was gemaakt en dat een onthullend beeld opleverde: Reinier Paping had een stukje meegereden met een onbekende, die hem gangmaakte. ‘Opleggen’ heet dat. Ik mocht Paping voor de uitzending Paping vertellen dat er zo’n filmpje bestond. Een spannend moment. De oude schaatsheld reageerde sportief: laat het maar gerust zien hoor, ik weet het niet precies meer, maar ik kan me wel voorstellen dat ik blij was om het even kalm aan te kunnen doen. Iedereen was het er die avond over eens: Paping won met zoveel overmacht en zo’n grote voorsprong dat zo’n stukje ‘opleggen’ geen beslissende invloed kan hebben gehad. Zand erover. Dan nog een in den lande minder bekende Overijsselse sportheld. Wim Peters uit Zwolle, die overigens in Meppel was geboren, in 1903. Hij voetbalde, maar deed een keer mee aan atletiekwedstrijden en probeerde voor de aardigheid eens een hinkstapsprong. Het resultaat: een afstand die goed was voor een Nederlands record op dat onderdeel, maar dat werd niet erkend. Hij werd spoedig de beste hinkstapspringer van Nederland, hij zou in totaal zestien keer nationaal kampioen worden, en mocht in 1928 meedoen aan de Olympische Spelen in Amsterdam. Daar miste hij de kwalificatie, omdat een Brits jurylid ten onrechte zijn zeer geslaagde eerste sprong afkeurde. Dat was een bittere tegenvaller. In 1932 werd hij in Los Angeles ondanks een knieblessure vijfde op de Olympische Spelen. Omtrent de daaropvolgende Spelen een citaat uit de website:
‘In 1936 werd hij nog steeds als een grote Nederlandse troef beschouwd bij de Olympische Spelen in Berlijn. Maar Wim Peters wilde niet, hij moest niets hebben van Hitler en zijn fascistische beweging. Peters werd daarop uitgesloten voor andere internationale wedstrijden door het bestuur van de KNAU waarin een aantal NSB’ers zaten.’
Hij was ook in de oorlog geen meeloper. Als secretaris van PEC weigerde Peters om twee dochters van een NSB’er tot de club toe te laten. Dat kostte hem een half jaar verblijf in concentratiekamp Vught. Ook aan het eind van de oorlog bevond hij zich in Duitse gevangenschap. In 1948 werd Peters, 45 jaar oud, nog tweede van Nederland op zijn favoriete onderdeel, de hinkstapsprong. Hij was in allerlei opzichten actief en kwam op zijn negentigste nog in het nieuws, toen hij een lintje weigerde – hij vond dat de gemeente Zwolle daar wel erg laat mee kwam. Mooie man, die Wim Peters.
In de oorlog
We zijn in de oorlog beland en dan valt het oog direct op twee Overijsselse dominees. Allereerst natuurlijk Frits Slomp, Frits de Zwerver, een van de oprichters van de LO, de landelijke organisatie voor hulp aan onderduikers. Hij trok het land door als de ouderling Van Zanten. In die hoedanigheid gaf hij leiding aan ‘De Beurs’, de vergadering waarin vraag en aanbod van onderduikplaatsen op elkaar werden afgestemd. Uiteindelijk werd hij gepakt en door het verzet uit de gevangenis van Arnhem bevrijd. Na de oorlog zette hij zich in voor geïnterneerde NSB’ers en in 1948 voor soldaten die aan de strijd in Indonesië deelnamen. Een dwarse man, die dominee Slomp. In tegenstelling tot veel verzetsmensen was hij vóór het huwelijk van prinses Beatrix met Claus von Amsberg en tegen het vasthouden van de Drie van Breda. Dwars was ook dominee Leendert Overduin, uit Leiden, maar beroepen in Enschede. In wieiswie.nl staat zijn grote verdienste kort samengevat:
‘Toen in september 1941 bij wijze van represaille voor een sabotagedaad 105 – voor het merendeel Enschedese – Joden naar het concentratiekamp Mauthausen werden gedeporteerd, was het de Enschedese Joodse Raad duidelijk, dat onderduiken geboden was. Leendert Overduin nam toen de taak op zich om voor onderduikadressen te zorgen ten behoeve van Joden van wie bekend werd dat ze spoedig op transport zouden worden gesteld. Samen met zijn zusters Maartje en Corrie, een buurvrouw, een bakker en een ambtenaar zette hij een onderduikorganisatie op, die meer dan de helft van de joodse Enschedeërs uit de handen van de mensenjagers wist te houden.’
Drie keer werd Overduin gearresteerd. Bij verhoren, en ook voor foute rechters zei hij eerlijk wat hem dreef. Nog een citaat uit de site:
‘Toen hem na zijn eerste arrestatie door de Oostenrijkse officier Horak werd gevraagd voor wie de op hem gevonden persoonsbewijzen waren, antwoordde Overduin: “Moet je dat nog vragen? Voor Joden natuurlijk!” Zijn Duitse rechter vroeg hij een jaar later: “Wat kan ik anders doen dan deze vervolgde mensen bijstaan?”’
Een man van woorden én van daden, Leendert Overduin. (Zie ook het verhaal van Ab Gellekink op de pagina’s 18 en 19)
Uit de wereld van de tv
De laatste categorie waaraan ik bleef haken bij het rondsurfen langs fameuze burgers van Overijssel was die van mensen uit de televisiewereld. Ik kies er drie uit. Allereerst Carel Enkelaar. Hij was, onder veel meer, de eerste hoofdredacteur van het NTS-Journaal. De eerste uitzending onder zijn verantwoordelijkheid was op 5 januari 1956. Er stonden toen 30.000 tv-toestellen in Nederland en er was maar op drie avonden per week een uitzending te zien. Enkelaar was de man van de groei en de vooruitgang – toen hij zes jaar later vertrok stonden er twee miljoen toestellen in de Nederlandse huiskamers en was er elke avond een nieuwsuitzending. Enkelaar was een pionier en een stuntman. Hij ontworstelde zich met enig succes aan de controle van de omroepen en bracht het Journaal tot grote bloei. Dat ging met veel conflicten gepaard en toen hij in 1962 enigszins moegestreden terugtrad brachten de omroepen het Journaal weer snel in het gareel. Pas toen Enkelaar later weer terugkwam bij de NOS, nu als programmadirecteur, zette de opmars naar een onafhankelijk nieuwsmedium zich weer voort. Enkelaar is de man van de anekdotes – zijn twee boeken, Van onze speciale verslaggever en Ooggetuige staan er vol mee. Niet iedereen neemt hem even serieus, maar volgens mij is hij een standbeeld midden in Hilversum waard. Zover is het nooit gekomen, al is er bij het NOS-journaal, eerlijk is eerlijk, wel een vergaderzaal naar hem genoemd. Zo ongeveer het tegenovergestelde qua karakter is Tom Egbers, sportpresentator uit Almelo, met een hart dat klopt voor Heracles. Ik had het genoegen hem in 1986 zijn eerste vaste contract bij Studio Sport te mogen aanbieden. Egbers, eigenlijk een verlegen jongen, bleef als presentator lang in de schaduw staan van Mart Smeets, maar ontwikkelde wel een eigen stijl: mooi taalgebruik, liefde voor de sport, aandacht voor het detail. Zijn superieure talent bewees hij met een prachtig boek over Steve Mokone, een legendarische zwarte Zuid-Afrikaan die in de jaren vijftig bij Heracles belandde en daar in het eerste elftal voetbalde. De Zwarte Meteoor heette het boek. Ik was erbij toen de hoofdfiguur in 1995 na bijna veertig jaar terugkeerde naar Almelo om daar het eerste exemplaar in ontvangst te nemen. Het was in de oude kantine van Heracles aan de Bornsestraat, er heerste een bijna gewijde sfeer van eerbied voor het verleden. Dat hoort bij Tom Egbers, die gelukkig ook vanaf het begin het tv-programma over sportgeschiedenis presenteert, Andere Tijden Sport. Dat past hem als een jas.
Tranen op het draaiboek
En dan tot slot toch nog een vrouw in deze veel te masculien uitgevallen surftocht over wieiswieinoverijssel.nl: Ilse de Lange. De Almelose schoenenverkoopster met een snik in de stem. Ik was al een fan, maar op een avond in april 1999 is er een band voor het leven ontstaan. De gezamenlijke omroepen organiseerden een avondvullende uitzending voor de slachtoffers van de oorlog in Kosovo. De wereld was geschokt door de beelden van vluchtelingen, opeengepakt in kampen, vrouwen, kinderen, bejaarden. Ilse Delange wilde graag belangeloos optreden, ze kwam met haar band halsoverkop uit Londen terug om mee te doen. Ze was diep onder de indruk geraakt van wat er op de Balkan gebeurde, ze wilde heel graag het liedje All the answers zingen. Dat deed ze. Tijdens de repetitie was haar drummer al volgeschoten, tijdens de live-uitzending hield Ilse zelf het niet droog. De camera ving haar vallende traan. Ik zat in de regiekamer. Regisseur Pim Marks zei aan het eind van het liedje: ‘Dit heb ik nog nooit meegemaakt, ik kan mijn draaiboek niet meer lezen, er zijn tranen op gevallen.’
De regionale biografie
Heerlijk, zo'n surftocht, ik kan iedereen aanbevelen er eens een regenachtige middag aan te besteden. De vraag is natuurlijk wat je eraan hebt. Ik ben daar nogal positief over. Op de eerste plaats is de biografie, of de biografische schets de ideale manier om dichterbij iemand te komen, en daardoor ook dichterbij de tijd en de omstandigheden waarin hij of zij leefde. Als het dan gaat om mensen die in je eigen regio woonden, komt daar nog een extra fascinatie bij: de fascinatie voor de bekende plek, of dat nu een stadion is of een stuk schuldig landschap, een markant gebouw of een vervallen huisje. Het kan er zomaar toe leiden dat je op de fiets stapt en even stil staat voor het huis waar een meesterwerk werd geschapen. Of een huis waar een joods gezin werd weggehaald.
Carel Enkelaar (1920-1996).
Reinier Paping (rechts, 1931).
Tom Egbers (1957).
Evert van Benthem (1958).