7 minute read

De horizon voorbij. Henk Lassche verlegt zijn grenzen

De horizon

Boven: Henk Lassche in zijn atelier

voorbij Henk Lassche verlegt zijn grenzen

‘Als het goed is, maak je als schilder een ontwikkeling door, waarvoor je alle tijd nodig hebt. Door er elke dag mee bezig te zijn, kom je stapje voor stapje verder. Ik vergelijk het met een ontdekkingsreis. Heb je een punt bereikt, dan wil je om de volgende hoek kijken. Daarom vind ik de horizon zo belangrijk, dat mysterieuze; er zit wat achter dat je zó nieuwsgierig maakt, dat je steeds verder wilt’, aldus Henk Lassche in een interview uit 1993.

Bronnen

Hans Sizoo, Het verdronken landschap van Henk Lassche, Hengelo 1993. Ed Wingen, Henk Lassche, het eigen landschap, Zwolle 2001. Erik Slagter, Henk Lassche, het wisselende licht, Zwolle 2011. L assche, in 1948 geboren in Zwartsluis, groeide op in de Kop van Overijssel. Het weidse landschap, de wolkenpartijen, het water en de rietkragen fascineerden hem en staan in zijn geheugen gegrift. Hij was geboeid door de landschappen van schilders als Piet Zwiers (1907-1965) en Hendrik Broer (1886-1968), die het gebied waar zij woonden en werkten zo karakteristiek en krachtig in beeld brachten.

Uitgesteld begin

Hoewel hij al vroeg de drang voelde om te schilderen, duurde het enige tijd voor Lassche de definitieve stap maakte naar het kunstenaarschap. In 1970 trad hij in dienst van Rijkswaterstaat en verhuisde naar Hengelo. Tien jaar lang was hij sluiswachter aan het Twentekanaal. Ondertussen probeerde hij een mix te vinden tussen deze baan en het schilderen. Niet tot zijn volle tevredenheid. In 1980 besloot hij zijn passie te volgen door ontslag te nemen en naar de dagopleiding van de kunstacademie te gaan. Eerst ging hij naar Kampen om een ambachtelijke en theoretisch brede basis te leggen, vervolgens naar de AKI in Enschede, waar hij zijn artisticiteit

Ode aan de rietvelden, olieverf op linnen, 100x110 cm, 1999. Gekleurde horizon, olieverf op linnen, 100x110 cm, 2003.

Kerkgang Staphorst, olieverf op doek, 50 x 50 cm, 1980. in vrijheid kon ontwikkelen. In 1984 sloot hij zijn opleiding met succes af en brak voor hem het definitieve moment aan om de, zeker nog niet gebaande, weg van professioneel beeldend kunstenaar in te slaan.

Een stevige positie

In 1987 had Henk Lassche zijn eerste tentoonstelling in de Kunstzaal Hengelo. In een recensie in de Twentsche Courant noemde de kunstkenner en criticus Karel Levisson hem bij die gelegenheid een ‘opkomend schilder, die het waard is om met aandacht te volgen’. Het is Lassche in de volgende kwarteeuw zeker gelukt die aandacht op zich gevestigd te krijgen en zich een eigen plek te verwerven binnen de kunstwereld. Zijn werk is vertegenwoordigd in diverse privé- en openbare collecties en hij heeft een respectabel aantal exposities op zijn naam staan, onder andere in het Rijksmuseum Twenthe te Enschede en Museum de Fundatie, locatie Kasteel Het Nijenhuis te Heino/Wijhe. Zijn bibliografie is indrukwekkend. Niet alleen recensies in diverse kranten, maar ook artikelen in tijdschriften, brochures en – bovenal – drie prachtige monografieën. Hij heeft het zeker niet cadeau gekregen. Stug doorgaan, keihard werken en blijven knokken: dat is zijn motto.

Theo Wolvecamp

Tot één van zijn grote voorbeelden rekent Henk Lassche zijn plaatsgenoot Theo Wolvecamp (19251992). Niet alleen een grote stimulator, maar ook een goede vriend. Wolvecamp behoorde tot een van de toonaangevende en vernieuwende kunstenaars van de tweede helft van de twintigste eeuw. In Amsterdam was hij samen met onder meer Karel Appel, Corneille en Constant in 1948 medeoprichter van de zogeheten Nederlandse Experimentele Groep,

Henk Lassche (links) en Theo Wolvecamp in de Hengelose Kunstzaal in 1987.

die radicaal brak met het verleden en de weg vrij maakte voor de moderne kunst. Ook maakte hij deel uit van COBRA. Na een kort verblijf in Parijs keerde hij in 1954 terug naar Hengelo. Wolvecamp was van oordeel dat, wil je verder komen en je als kunstenaar ontwikkelen, je de nodige kennis van de kunstgeschiedenis moet hebben. Daar liggen naar zijn mening de inspiratiebronnen. Of, zoals hij het zelf verwoordde: ‘Ik moet zeggen dat ik niet direct uitga van de natuur, maar eerder van een associatie met het werk van een andere schilder. Maar het gaat bij mij door een zeef die van mij uit wordt gevoed.’ Schilderen was voor Wolvecamp een eenzaam en moeizaam gevecht met de materie. Hij ging daarin zijn eigen weg. Soortgelijks zag hij ook bij Henk Lassche en daarin stimuleerde hij zijn plaatsgenoot.

Vanuit de traditie

De ontwikkeling van Lassche’s schilderkunst gaat stapsgewijs en is geworteld in een lange traditie. Hij kent zijn ‘klassiekers’, zijn vertrekpunt, en weet – hoewel hij de uitkomst nog niet kent – wat hij wil. Om daartoe te komen heeft hij, zoals hij het zelf verwoordt, in zijn ontwikkeling drie fases moeten doorlopen. De eerste fase bestond uit het schilderen naar de waarneming en vanuit de werkelijkheid. Toen hij die eenmaal voldoende beheerste, brak de volgende fase aan, die van het abstraheren. Voor Lassche was het geen keuze, maar noodzaak. Uiteindelijk bereikte hij de fase waar hij naartoe wilde, die van het improviseren en experimenteren met verf in het atelier. Op het maagdelijke witte doek of vel papier worden tamelijke willekeurig vlekken en vegen opgebracht. Vervolgens vangt een langdurig gevecht aan, een hevige worsteling met het doek, verf, kwast en paletmes. Het is een proces van reageren en reflecteren, van toevoegen en weglaten, van weghalen en overschilderen, van draaien en keren, van wegzetten en weer tevoorschijn halen.

Inspiratiebron

Onmiskenbaar en ontegenzeggelijk vindt het werk van Lassche zijn inspiratie in het landschap. Als een rode draad loopt het merengebied van NoordwestOverijssel, waarmee hij in zijn jeugd zo vergroeid raakte, er doorheen. Het bleef zijn toevluchtsoord. ‘Mijn paradijs’, noemt hij het. Wanneer de spanning van het schilderen hem te veel wordt, zoekt hij er op zijn zeepunter rust en verpozing. Lassche is geen landschapschilder in de klassieke zin van het woord. Geen en plein air schilder, die met zijn schildersezel eropuit trekt en als een impressionist met de juiste toets het licht wil vangen. Veeleer is hij een expressionist die zijn opgeslagen herinneringen aan de Kop van Overijssel heftig en in associatieve vormen op het doek zet. Daarna is het aan de toeschouwer om de suggestieve en associatieve beelden te interpreteren en tot een eigen subjectieve realiteit en een eigen drama te smeden.

‘Ik heb er een leven aan gewerkt om mijn werk zo eenvoudig mogelijk te krijgen. Ik moet die eenvoud elke keer weer opnieuw op mijzelf veroveren’, zei de Haagse dichter en schilder Willem Hussem (1900-1974). De monografie Henk Lassche het eigen landschap telt een aantal gedichten van Hussem om Lassche’s bewondering voor en verwantschap met hem te duiden.

Belangstelling en betrokkenheid

Vanuit zijn belangstelling voor de kunstgeschiedenis is Lassche in het bijzonder geïnteresseerd in de Overijsselse en, meer specifiek, de Twentse kunst van de twintigste eeuw. In de museale en uitgeverswereld is daar nauwelijks belangstelling voor en dat is hem een doorn in het oog. Het is voor hem onverteerbaar dat kunstenaars als Henk Lamm, Riemko Holtrop, Eef de Weerd, Jan van der Leest, Henk ter Horst en vele andere in de vergetelheid zullen geraken. Onophoudelijk benadrukt hij het belang van deze kunstenaars. Diverse tentoonstellingen en publicaties zijn mede door zijn inzet of tussenkomst tot stand gekomen. Ook voelt hij zich sterk betrokken bij startende en veelbelovende jonge kunstenaars. Het leidde er onder andere toe dat de Hengelose Stichting HeArtpool het zogeheten HeArtfund instelde. Jaarlijks biedt dit fonds een jong afgestudeerde schilder een jaar lang atelierruimte aan, met begeleiding, een vergoeding in materialen, een solotentoonstelling en een bijbehorende publicatie. Lassche speelt bij de keuze van de kunstenaars een centrale rol en neemt de begeleiding van hen belangeloos op zich

De grens verlegd

In 2002 ontving Lassche een stipendium dat hem in de gelegenheid stelde samen met zijn vrouw Yvonne enige tijd in Noorwegen door te brengen. Hij woonde en werkte er enkele maanden bij het Trondheimfjord. Ook het Noorse landschap met de eindeloze verte, de kustlijn, de wolkenpartijen intrigeert hem. Hij deed er nieuwe indrukken op en vooral de ervaring van het andere licht: feller en intensiever. Ongewild dringt zich de vergelijking op met een vrijere, minder dogmatische Piet Mondriaan. In 2007 ging hij nogmaals naar Noorwegen. Nu naar de kust bij Alesund met een atelier in Vanylven. Ook zijn verblijf in Turkije in Ankara en in Bodrum tussen 2008 tot 2010 openden voor hem nieuwe horizonten. In het landschap overheersen de warme aardkleuren als okers, gelen en witten onder een helblauwe hemel. Ook de ontelbare archeologische monumenten intrigeren hem. Vanaf eind april 2012 zijn de resultaten van onder andere zijn Turkse werkperiodes te zien in Museum voor Moderne Kunst in Ankara. Aanleiding voor deze expositie vormde onder meer de herdenking van 400 jaar diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Turkije. Lassche heeft letterlijk en figuurlijk zijn grenzen verlegd en is voorbij zijn horizon gegaan. ■

This article is from: