16 minute read
In de werkplaats
Overijssels Boek van het Jaar nu ook met Publieksprijs Verzameling kerststukken Evert Dikken in boek en expo
Voor de vijfde keer wordt de verkiezing van het Overijssels Boek van het Jaar gehouden. Het winnende boek zal begin 2013 bekend worden gemaakt. De prijs blijft zich ontwikkelen, niet alleen qua belangstelling van publiek, media en kandidaten. Was er in 2012 voor het eerst, naast de Juryprijs, een Fictieprijs voor romans, poëzie en verhalen die spelen in Overijssel, dit jaar is er ook een Publieksprijs. Iedereen mag daarvoor zijn of haar stem uitbrengen en er zijn ook prijzen te winnen. Begin januari 2013 wordt de website www.overijsselsboekvanhetjaar.nl gelanceerd.
Opnieuw de zon gezien?
In 1997 verscheen Wij hebben de zon gezien, een boek van Dinie Schoorlemmer over haar vader Johan Schoorlemmer (1906-1996). Zij schetst hierin het leven van deze Raalter boer-bestuurder, die een opvallende rol speelde Johan Schoorlemmer. in de ontwikkeling van het platteland in en om zijn geboorteplaats. Op basis van interviews, verhalen, anecdotes en archieven laat de auteur haar vader aan het woord, niet alleen over zijn werk als bestuurder, maar ook over zijn jeugd, zijn huwelijk en gezin tijdens crisis, oorlogsjaren en daarna. Hij blijkt een aanstekelijk verteller. Het boek kreeg een uitstekende pers en was na drie maanden uitverkocht. De auteur overweegt een herziene uitgave, maar zoekt nog fi nanciering. Intekenaars vóór 16 januari 2013 kunnen Wij hebben de zon gezien (richtprijs € 20) te zijner tijd met 20% korting verkrijgen en ook zal in het boek hun naam worden vermeld. Informatie en beeldmateriaal omtrent Johan Schoorlemmer en zijn optreden zijn eveneens van harte welkom. Contact: Dinie Schoorlemmer Saxenrodeweg 116 2116 VE Bentveld. E-mail: meltonia@xs4all.nl Telefoon: 023-5440503. Eind november verscheen het derde, rijk geïllustreerde, deel van Kerstversiering uit de oude doos 1875-1975 van de Zwolse verzamelaar Egbert Dikken. De laatste jaren deed hij onder andere onderzoek naar de ouderdom van de glazen kerstversiering en de geschiedenis van diverse soorten kerstballen en de manier waarop deze worden gemaakt. Vanaf 17 november tot en met 6 januari 2013 exposeert Dikken in het Nationaal Tinnen Figuren Museum in Ommen, waarbij uiteraard ook de tinnen kerstversiering niet ontbreekt. Zijn nieuwe boek kan hierbij worden gebruikt als gids. Dikken is ook op zoek naar een locatie, al dan niet in een bestaand museum, waar hij zijn duizenden objecten tellende collectie kan onderbrengen. Prijs boek: € 22,50 (excl. verzendkosten) Zie ook: www.oudekerstversiering.nl, www.archeologischdagboek.nl en www.tinnenfi gurenmuseum.nl
Afscheid jhr. A.J. Gevers van Historisch Centrum Overijssel
Na een dienstverband van bijna veertig jaar nam jhr. Arnold J. Gevers op vrijdag 2 november 2012 afscheid van het Historisch Centrum Overijssel. Dienstverlening aan het publiek, adelsgeschiedenis en het publiceren van standaardwerken - samen met zijn partner Albert J. Mensema - zoals die over de havezaten van Overijssel vormden al die jaren de rode draad in zijn carrière. Ter gelegenheid van het afscheid organiseerden het HCO en de Stichting Werkgroep Adelsgeschiedenis het drukbezochte symposium ‘Adel en Heraldiek’. Ook werden de boeken Adel en Heraldiek in de Nederlanden en Een perfecte lantcaerte van Overijssel (zie pp. 44-47) en de gerestaureerde kaarten van Nicolaas ten Have gepresenteerd (zie pp 48-49).
Westerborkpad
In januari van dit jaar is het Westerborkpad geopend; een lange afstand-wandelroute langs de deportatielijn van Joden in de Tweede Wereldoorlog. Deze ‘bezinnings’-route loopt vanaf de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam tot aan Kamp Westerbork. Op verschillende plekken langs deze wandelroute zijn audio-items gemaakt, die ter plekke met de mobiele telefoon (of via inbelnummers) zijn te beluisteren. De items zijn gemaakt op basis van verhalen van ooggetuigen van gebeurtenissen ter plaatse, die verband houden met de vervolging van de Joden.Via kleine persoonlijke verhalen proberen de makers van de site het grote verhaal langs de wandelroute voelbaar te maken. Een deel van het luisterpad (het traject Nijkerk-Harderwijk) is al te beluisteren via: www.westerborkpad.nl > ‘westerborkluisterpad’ > ‘de verhalen’. Met behulp van een smartphone zijn de verhalen te vinden op wblp.nl. Op dit moment is de research gaande voor veertig nieuwe verhalen langs het pad. Zo wordt in Zwolle stilgestaan bij de gebeurtenissen rond het (voormalige) Gymnasium Celeanum, waar op 2/3 oktober 1942 121 Joodse gezinnen bijeen werden gebracht om vervolgens te worden gedeporteerd. De makers zijn op zoek naar ooggetuigen langs de gehele route. Contact via Wieky de Boer 020-6720506 of 0626850447. Verdere informatie: www.westerborkpad.nl
Verhalen bij de canon
Bij uitgeverij Ploegsma in Amsterdam verscheen een 600 pagina’s tellend ‘gezinsboek’. Hierin worden de lezers meegenomen op reis naar de vijftig momenten in de geschiedenis uit de Canon van de Nederlandse geschiedenis. Drie verhalen - over de Hanze, koning Willem I en de Tweede Wereldoorlog -spelen zich af in Overijssel of hebben een Overijsselse connectie. Deventer, Kampen, Kuinre en Zwolle komen hier in voor. Agave Kruijssen, Martine Letterie en Janny van der Molen (teksten) Els van Egeraat (illustraties). Over vroeger en nu – Verhalen bij de canon, € 49,95, na 1-2-2013 € 69,95.
Antiquariaat Kruimeltje in Enschede verdwijnt
Antiquariaat Kruimeltje in Enschede sluit voorgoed de deuren. Het aanbod was groot en gevarieerd genoeg, de winkel prachtig ingericht, de koeken bij de koffi e waren heerlijk, maar de omzet liet te wensen over, moest eigenaresse Margriet Kramer constateren. Toen de buren het pand over wilden nemen was de keuze gemaakt. Nog tot voorjaar 2013 kunnen klanten voor boeken over onder andere streek, stad en dorp, volksgebruiken en geschiedenis, maar ook voor LP’s, kaarten en schilderijen in de uitverkoop terecht aan de Zuiderhagen 35. zuiderhagen35@hotmail.com, tel. 053-4308004.
De ‘Man van Marmer’ terug naar Zwolle?
Al enige jaren is er sprake van dat een beeldengroep – die ooit was bedoeld als grafmonument voor de Overijsselse Patriot Joan Derk van der Capellen tot den Pol (1741-1784) – alsnog vanuit Italië naar Zwolle komt. De beelden bleven in 1789, betaald en wel door sympathisanten van Van der Capellen, achter in Rome. Het politiek getij in Nederland was namelijk weer veranderd. Een halve eeuw later verkochten de zonen van beeldhouwer Giuseppe Ceracchi de beelden aan Francesco Borghese, die ze in het park rond zijn villa in Rome liet zetten. Daar bleven ze staan en kwamen ze uiteindelijk onder een afdakje terecht. Een actie in 2010 van dagblad de Stentor leidde tot het plan om de beelden, samen met partners als de Provincie Overijssel, Museum De Fundatie en de Ordre van de Prince, terug te halen. Eenvoudig was en is dit beslist niet, maar nu is daarvoor een belangrijke stap gezet, want Zwolle heeft een offi ciële bruikleenaanvraag gedaan. De verwachting is nu, dat het kunstwerk hier vanaf volgend jaar kan worden tentoongesteld in de Grote Kerk en een belangrijke publiekstrekker gaat worden.
Restauratie Zwarte Silo Deventer Sailing Letters Op de website www.sied.nl zijn regelmatig foto’s Journaal van Theo de Kreek over het restauratieproces van de Zwarte Silo in Deventer te vinden. De silo wordt momenteel gerestaureerd door eigenaar BOEi (www. boei.nl). Het gaat daarbij om cascoherstel, wat nog wel een jaar zal duren. BOEi heeft serieuze gegadigden voor het pand in de sfeer van horeca. Discussie is vooral welke kleur de silo moet krijgen. Daarnaast leeft de gedachte om de letters SILO weer terug te brengen op het gebouw. Carbonia: ‘Allemaal vies spul’ Boek en expositie over Deventer tapijt
Museum de Waag bezit een inktlint-blikje van Carbonia uit 1939. Een van de nieuwe straten op het voormalige terrein van Thomassen & Drijver in Deventer gaat Carboniastraat heten, naar een vroeger Deventer bedrijf. Het werd in 1912 opgericht. In 1966 telde de NV Chemische fabriek Carbonia honderd werknemers. In 1975 waren er 140; het bedrijf moest toen reorganiseren, waardoor twintig mensen verdwenen. Carbonia werd overgenomen door de Britse Lamson Industries. In het begin van de jaren negentig haalde Carbonia nog 30.000 cartridges per jaar op om te vullen, maar in 1993 werd het failliet verklaard. De fi rma Van Klaveren, inzamelaar van lege cartridges en mobiele telefoons, nam de inboedel en vijf personeelsleden over.
Op 16 november werd het boek Geknoopt en geweven – De kleurrijke geschiedenis van de Deventer tapijtindustrie gepresenteerd. De presentatie vond plaats tegelijkertijd met de opening van een tentoonstelling over Deventer tapijten in het Historisch Museum. De expositie werd geopend door de nieuwe wethouder van Economische Zaken en Cultuur, mr. R. Hartogh Heys van de Lier, die van SIEDvoorzitter Eric Giesbers ook het eerste exemplaar van het boek kreeg uitgereikt. Het boek werd geschreven door SIEDvrijwilliger Sam de Visser en door Nina Herweijer, oud-directeur van de Deventer Musea. De publicatie en de tentoonstelling zijn het resultaat van een tweejarig samenwerkingsproject van de Stichting Industrieel Erfgoed Deventer en het Historisch Museum Deventer. Het boek behandelt de opkomst, de ontwikkeling, de neergang en het einde van de vijf tapijtfabrieken die Deventer in de afgelopen twee eeuwen binnen de poorten heeft gehad. Het gaat daarbij om: de Koninklijke Deventer Tapijtfabriek (1797), die in 1919 overging naar de Koninklijke Verenigde Tapijtfabrieken; de Eerste Nederlandsche Cocosfabriek (1860); de Deventer Tapijtfabriek Maurits Prins (1869); de Mechanische Tapijtweverij van H.J. Peters (1907); de Moquette Industrie Deventer (1932).
Ze vormden een bijzondere bedrijfstak die nu tot het verleden behoort. Het boek kost in boekhandel of museumwinkel € 19,95. De prijs voor SIED-donateurs is € 17,95. Bestellingen via rkw.sied@hotmail.nl of telefoon 06-52687172. Bezorging in Deventer en omgeving is gratis; daarbuiten worden verzendkosten in rekening gebracht. Vorig jaar verscheen bij de Walburg Pers in Zutphen deel IV van het Sailing Letters Journaal. Na de eerdere deeltitels ‘De dominee met het stenen hart’, ‘De smeekbede van een oude slavin’ en ‘De voortvarende zeemansvrouw’ zag nu ‘De gekaapte kaper’ het licht. Het gaat bij deze boeken om een selectie uit tienduizenden zakelijke en persoonlijke brieven die Engelsen in de zeventiende en achttiende eeuw buitmaakten op Nederlandse zeevarenden. Pas in 1980 werden ze ontdekt in The National Archives, waar ze uiteindelijk terecht waren gekomen. De brieven tonen in transcripties ‘de gevoelens van bevolkingsgroepen waarvan nauwelijks geschreven materiaal bewaard bleef.’ Op dvd’s worden ook originele documenten meegeleverd, zoals in deel III de brief die Cornelia Buyck uit Kampen op 10 juni 1779 aan haar broer Coenraad liet schrijven, met in het PS de zin: ‘[ik] vinde mijn verpligt aan u ed[ele] kennis te geeven als dat [ik] zedert enige dagen een groot ongemak op een verborgene plaatze gekreegen hebbe, welke veroorzaakt heeft dat mij[n] benen ongelo[ve]l[ij]k opgeswollen sijn.’ Cornelia heeft ‘onleijdlijke peijne’ en vraagt haar broer, ver weg op zee, om raad. Uit andere gepubliceerde brieven komt vervolgens een boeiende familiegeschiedenis naar voren. Het project Sailing Letters – een initiatief van de Koninklijke Bibliotheek, in samenwerking met het Nationaal Archief, de Universiteit Leiden en de Samenwerkende Maritieme Fondsen – wil de bekendheid van de tienduizenden brieven en documenten vergroten en ze toegankelijk maken voor onderzoekers. Prijs per boekdeel € 19,95, inclusief dvd.
Levend erfgoed in Overijssel
Van kroamschudden en boogzetten tot en met de uitvaart. Het leven is omgeven door rituelen. In Oost-Nederland houdt men tal van tradities en gebruiken in ere. Het jaar rond geven feestdagen en folklore kleur aan het leven. Deze rituelen getuigen van vitaliteit en gemeenschapszin. Nederland ratifi ceerde onlangs de UNESCO-conventie voor Immaterieel Erfgoed, die oproept tot zorgvuldige omgang met deze vormen van erfgoed.
De werelderfgoedlijst van de UNESCO is een begrip. Nederland telt negen van dergelijke werelderfgoederen: de Amsterdamse grachtengordel en de molens van Kinderdijk bijvoorbeeld, evenals het voormalige eiland Schokland.
De UNESCO-conventie
Naast dit fysieke erfgoed vraagt de VN-organisatie via de Convention for the Safeguarding of Intangible Cultural Heritage aandacht voor het immaterieel erfgoed. Volgens de conventie heeft immaterieel erfgoed betrekking op sociale praktijken, uitingen, kennis, vaardigheden en representaties, die voor gemeenschappen in kwestie een herkenbaar onderdeel zijn van het cultureel erfgoed. Het gaat daarbij onder meer om rituelen, feestcultuur en traditionele ambachten. Deze vormen van erfgoed worden van generatie op generatie overgedragen en aangepast aan de veranderende omstandigheden. Ze hangen nauw samen met begrippen als identiteit en continuïteit. De erfgoedgemeenschappen staan centraal bij de beleving en continuering van deze tradities en gewoonten.
Nationale inventaris
Eén van de instrumenten die de conventie biedt, is het opstellen van een nationale inventaris van immaterieel erfgoed. Gemeenschappen kunnen hun erfgoed aanmelden voor deze lijst. Een belangrijke voorwaarde is dat men een toekomstplan opstelt voor de betreffende traditie. De aanmelding verloopt via het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en Immaterieel Erfgoed, dat is aangewezen als nationaal kenniscentrum op dit terrein. Vermelding op deze lijst geldt als bijzonder eervol en draagt bij aan de erkenning en het bewustzijn van waardevolle tradities. Het bloemencorso van Zundert , de Boxmeerse Vaart en de Sint Maartensviering in Utrecht zijn inmiddels aangewezen als immaterieel erfgoed van nationaal belang. De nationale lijst zal ook als uitgangspunt dienen bij de voordracht voor de internationale inventaris.
Het ‘vlöggeln’ in Ootmarsum is een kansrijke kandidaat voor opname op de nationale inventaris van immaterieel erfgoed. Sinds jaar en dag maken met Pasen een achttal jongemannen (de ‘poaskearls’) al zingend een rondgang door de stad, gevolgd door talloze belangstellenden, zoals hier in 1955. (Collectie Heemkunde Ootmarsum) Kinderen gaan op 11 november met versierde lampions de huizen langs en zingen liedjes ter ere van Sint Maarten. De kinderen houden deze traditie vanwege de traktaties maar al te graag in stand. In 2012 vestigde de Holter buurschap Espelo een nieuw wereldrecord paasvuur bouwen. Paasvuren zijn tegenwoordig aan tal van veiligheidsvoorschriften onderworpen.
Praalwagens trekken door de binnenstad van Oldenzaal. Carnaval is een tamelijk recente, maar zeer levendige traditie in Overijssel. (Collectie Museum Het Palthehuis Oldenzaal)
Project Levend erfgoed in Overijssel
Stichting IJsselacademie heeft samen met het Nederlands Centrum voor Volkscultuur en het Historisch Centrum Overijssel de handen ineen geslagen om de UNESCO-conventie ook in Overijssel handen en voeten te geven. Onder de noemer Levend erfgoed in Overijssel willen genoemde partners het immaterieel erfgoed in de regio op de kaart zetten. De vele dragers van het immaterieel erfgoed moeten worden gewezen op de mogelijkheden die er liggen. De historische verenigingen in de provincie kunnen hierbij een belangrijke rol vervullen. Ook gemeenten hebben veel met erfgoed van doen, in relatie tot veiligheid, vergunningen, subsidies en accommodatiebeleid. Stringente eisen hebben in menige kern het paasvuur de nek omgedraaid.
Startbijeenkomst
relatief weinig bekend is. Welke tradities leven er zoal in Overijssel? Welke belemmeringen ervaren erfgoedgemeenschappen in de praktijk? Op welke manier kunnen overheden een stimulerende rol spelen? Hoe betrek je de jeugd bij deze vormen van erfgoed? Waar liggen mogelijkheden tot samenwerking? Al deze vragen komen in het project Levend erfgoed in Overijssel aan bod. Tijdens de slotmanifestatie van het project canonvanoverijssel.nl op 27 februari 2013 (zie nieuwspagina IJsselacademie) zal er ook aandacht zijn voor dit initiatief. Hopelijk zullen er veel UNESCO-ambassadeurs voor het immaterieel erfgoed in Overijssel opstaan. In het belang van het behoud van de culturele diversiteit in de regio.
De ‘steenen dijk’ bij Hasselt en een oud schriftje
‘Wie water deert, die water keert’ luidt een oud gezegde in de waterschapswereld. Wie vroeger een stuk land bezat dat moest worden beschermd tegen het water, was daarvoor zelf verantwoordelijk. Ook tegenover de buren, die immers hinder zouden ondervinden als iemand zijn plicht verzaakte. Die plicht kon van hogerhand worden afgedwongen. In de Middeleeuwen zelfs door de landsheer, zoals in 1308 toen bisschop Guy van Avesnes het dijkrecht van Salland afkondigde. Met deze ‘Guyen brief’ werd de eerste grondwet voor de waterschappen in Overijssel van kracht. Ook de aloude marken, en daarmee de markegenoten of erfgenamen, waren vaak verantwoordelijk voor de waterkering. Zo bijvoorbeeld in Hasselt langs het Zwarte Water.
De Stenen Dijk in Hasselt, eind november 2012.
Net als elders was het in Hasselt gebruikelijk dat het onderhoud van de dijken in handen was van de achterliggende boerderijen. Het bestuur van de marke wees toe wíe wát moest doen. De marken van Streukel en Hombroek hadden de eeuwigdurende zorg voor de waterkeringen goed geregeld. In oude akten uit het archief van Hasselt valt te lezen hoe boerderijen in de buurschappen Genne en Holten waren bezwaard met het onderhoud van een bepaalde lengte dijk. Die dijkstukken waren met palen aangegeven. De dijk van de Vecht en het Zwarte Water loopt langs Genne en Holten en is daar begroeid met gras. De paaltjes zijn verdwenen, zodat niemand meer weet hoe breed de verschillende vakken waren. Vanaf de Streukelerzijl in de richting van Hasselt is het zandlichaam vervangen door een ‘stenen dijk’. Deze Stenendijk – een rijksmonument - is de oudste stenen waterkering in Nederland en is opgemetseld in duidelijke vakken van verschillende lengte. De lengte bepaalde hoeveel een achterliggende boer verhoudingsgewijs moest besteden aan het onderhoud van de dijk. De dijk is in totaal 1355 meter lang.
Meten is weten
De ruilverkaveling Haerst-Genne maakte in de jaren vijftig een einde aan de eeuwenoude onderhoudsplichten. De binnenkant van de Stenendijk werd toen gevoegd bij de naastgelegen gronden. De aanwonende boeren kregen daarna te maken met het waterschap De Noorder Vechtdijken, tegenwoordig onderdeel van Waterschap Groot Salland, dat ook garant stond voor het onderhoud van de dijk. Een wens van de auteur is dat de bakstenen vakken van de Stenendijk nogmaals worden gemeten, zodat de dan genummerde vakken vergeleken kunnen worden met de vakken uit het opschrijfschriftje De Steenen dijk, dat Albert van den Berg mij jaren geleden ter inzage gaf. In het schriftje is bijgehouden hoe de opbrengst van de verpachting van het maaigras aan de binnenzijde van een ‘steenen dijk’ onder de aanpalende boerderijen werd verdeeld. Alberts vader Hermannes van den Berg had het schriftje tot 1954 bijgehouden, net als vóór hem, vanaf 1928, zijn schoonvader Albert Hollander. De opbrengst van het gras aan de binnenzijde van de dijk werd jaarlijks verpacht aan de hoogst biedende. Soms was dat één persoon, soms waren het er meerdere. Door de bank genomen bracht dat zo’n vijftien tot 25 gulden per jaar op. Daar moest nog wel wat belasting – zo’n vijf gulden - af, maar het resterende bedrag moest worden verdeeld onder de aanwonende boeren. In 1929 waren dat nog 22 boerderijen en in het laatste jaar 1954 nog vijftien. De hoogte van de uitbetaling was tot dan vastgesteld aan de hand van het aantal meters – tot achter de komma – dat een boer moest onderhouden. Boerderij en dijkvak waren hier dus in één document gekoppeld en dat document zou kunnen dienen voor de reconstructie van een oude geschiedenis. Want ook hier geldt: ‘meten is weten!
De klacht van een sjieke mevrouw
Dat het onderhoud van de dijk niet altijd goedkoop was bewijst een brief van 20 juni 1743. Hierin klaagt mevrouw Van Oldenneel-Tengnagel over de hoge lasten. Ze moet als eigenaresse van boerderij de Leeuwerikshof betalen voor wel 113 meter en 42 centimeter! De rekening van het markebestuur van Streukel was juist binnengekomen. Had mama zaliger nu maar wat in het voren betaald… ‘De nieuwe gemesselde dijck tot Strukel sal ongeveer tussen de 170 a 180 gulden an gelt kosten behalven hetgeen de meiers verdient hebben voor haar arbeijd en de kost voor de metselaars, hetwelk lange soo hoge niet loopen zal als het angeslaagen was, het was te wenschen geweest dat mama Zaliger dat voor lange jaren gedaan had, sou ons veel voordeel geweest hebben.’
Brief van Mevrouw Van Oldenneel-Tengnagel. In: G..A. Hutten: Jonker op de Heerenbrink onder Lierderholthuis van 1734-1773, IJsselacademie (Kampen 2000), p. 150.