4 minute read

De bewoners van Huize De Kolk: de familie Wijtenhorst

DOOR SUSANNE DE JONG

Als redactielid van MijnStadMijnDorp zou ik voor het winternummer de rubriek Overijsselaars van Toen schrijven. Toen ik op een zonnige najaarsmiddag met mijn hond een wandeling maakte door buitengoed De Kolk in Deventer en nadacht over mijn rubriek, werd mijn aandacht getrokken naar een houten bankje. Hoewel ik het bewuste bankje al verschillende keren voorbij was gelopen, viel mijn oog op het opschrift dat in het bankje was gekerfd: ‘Wie de geschiedenis van zijn omgeving niet kent, weet niet waar hij woont’. Ik moest toegeven dat ook ik geen weet had van de plek waar ik al zo vaak met mijn hond had gewandeld. Toen ik thuiskwam en op internet ‘buitengoed De Kolk’ intypte, stuitte ik op de rijke geschiedenis die het landgoed bleek te kennen. Dat spoorde me aan om een bezoek te brengen aan HCO Stadsarchief Deventer en de geschiedenis van dit buitengoed, dat teruggaat tot de tweede helft van de achttiende eeuw, uit te zoeken.

Buitengoed de Kolk was in de achttiende eeuw in bezit van kolonel der cavalerie Albertus Greven en zijn vrouw Henriëtta Maas. Halverwege deze eeuw werd huize De Kolk gebouwd, een herenhuis dat deel uitmaakte van het landgoed. Door vererving werd het buitengoed, inclusief het herenhuis, omstreeks 1809 eigendom van luitenant-kolonel Jan van der Wijck. Na zijn overlijden verkocht zijn weduwe Eva Alida Pape op 10 februari 1836 het landgoed, met onder meer het herenhuis, koetshuis, de vijvers, de tuin en de theekoepel aan Deventer koopman Jan Jacob Wijtenhorst voor ƒ 12.800,-.

De familie Wijtenhorst was geen onbekende in Deventer: vier generaties lang hebben leden van deze familie in Deventer gewoond en gewerkt. Wilm Wijtenhorst, afkomstig uit het buurschap Harculo bij Zwolle, was de eerste die zich in Deventer vestigde en een eigen zaak runde. Zijn zoon Jan Jacob zette na het overlijden van zijn vader de winkel in ijzerwaren voort. In de jaren die volgden, bracht hij de zaak tot grote bloei en verwierf hij het grootburgerrecht van Deventer. In 1836 werd hij eigenaar van buitengoed De Kolk. Zestien jaar later, in 1852, liet Jan Jacob het herenhuis grondig verbouwen. Het kreeg de bestemming van een zomerverblijf, waar Jan Jacob en zijn gezin de zomermaanden doorbrachten.

Jan Jacob Wijtenhorst woonde met zijn vrouw, Janna Maten, en hun drie zoons en dochter in een huis aan de Polstraat, in de binnenstad van Deventer. Hun oudste zoon Wilm nam de zaak van zijn vader over. De jongere broers van Wilm, Hendrik en Lulof, kozen het ruime sop en verwierven bekendheid als kapiteins ter koopvaardij. Hun zusje, Maria Aleida Wijtenhorst, bleef ongehuwd en woonde nog lange tijd in het ouderlijk huis. Op haar zeventiende hield zij een album amicorum bij. De bijdragen van onder meer een jurist, predikant en dochters van een stadsbestuurder laten zien dat de familie Wijtenhorst in welgestelde kringen van Deventer verkeerde. Wilm Wijtenhorst trouwde in 1855 met Johanna Petronella Raland. Na het overlijden van Wilm in 1907 zette zijn zoon Gerardus Antonius de zaak voort en bewoonde samen met zijn echtgenote Anna Maria Visser Huize De Kolk. Na de dood van Gerardus Antonius kwam daar na vier generaties een einde aan. In 1949 verkochten erfgenamen het buitengoed en het door de oorlog zwaar beschadigde herenhuis voor ƒ 60.000 aan de gemeente Deventer. De gemeente Deventer verhuurde Huize De Kolk vervolgens voor enige tijd aan particulieren, maar heeft het in augustus 1966 af laten breken.

Hoewel het herenhuis en de bijgebouwen die deel uitmaakten van het buitengoed zijn afgebroken, vertoont het landgoed nog steeds sporen van de rijke geschiedenis van het eens florerende buitengoed De Kolk. Op basis van foto’s uit het familiearchief, dat in 1970 door Johanna Petronella Suzanna Hommes-Wijtenhorst aan het HCO Stadsarchief Deventer is geschonken, zijn een paar jaar geleden de toegangspoort en bruggetjes die verschillende gedeelten van het landgoed met elkaar verbinden, in ere hersteld. Het familiearchief, met foto’s, stukken van persoonlijke aard en notariële akten, vormt het tastbare bewijs van de geschiedenis van het buitengoed en zijn bewoners. Het was een plek waar kinderen buiten hebben gespeeld en bewoners van de familie Wijtenhorst genoten hebben van de rust en de omgeving - een plek waar na tientallen jaren menig natuurliefhebber nog steeds geniet van diezelfde rust, flora en fauna.

Wanneer ik nu met mijn hond door de poort loop en voet zet op het voormalig landgoed, zie ik het herenhuis voor mijn geestesoog opdoemen en verbeeld ik me dat kinderen in een bootje op het water varen terwijl de ouders vanaf het terras toekijken. De vijvers, het bospad, de weilanden - wanneer ik dan bij het houten bankje stil blijf staan en om me heen kijk, komt de verborgen geschiedenis van het landgoed tot leven. ●

This article is from: